Volgens te Amsterdam ontvangen particuliere berichten uit Antwerpen, zou een van de leiders der diamantbewerkersorganisatie aldaar, de heer Romeo, verzekerd hebben, dat de algemeene werkstaking voor Amsterdam Maandag a. s. zal uitbreken. Dit is echter niet juist. Het bestuur van den Alg. Ned. Diamantbewerkersbond heeft in deze nl. geen blanco mandaat verlangd. Zoodat er voor 15 Februari a s., eene bondsvergadering zal moeten worden belegd, waarop dus de leden beslissen, welke de houding hunner organisatie zal zijn tegenover de weigering der juweliers om op hunne tegenvoorstellen in te gaan. („N. R. Ct.") — Amsterdam, 10 Febr. Tegen Luye van der Laan, beschuldigd van moord op zijn schoonzuster in de Celebesstraat op 25 Juli jl., is door het O. M. levenslange gevangenisstraf geëischt. De uitspraak is bepaald op 24 dezer. — 's-Gravenhage, 10 Febr. Bij de teraardebestelling van het stoffelijk overschot van het Tweede-Kamerlid S. M. van Wyck werd de rouwstoet voorafgegaan door boden der beiden Kamers der Staten-Generaal. Op de R. K begraafplaats werd de stoet opgewacht door de Ministers van Justitie, Financiën, Oorlog en Waterstaat, den voorzitter en talrijke leden der Tweede Kamer, eenige Eerste Kamerleden, industrieelen en burgerlijke autoriteiten uit Gelderland. De lijkbaar was door talrijke bloemstukken gedekt. De pastoor-deken mgr. van Erven Dorens verrichtte de beaarding. — Aan de Hochschule te Karlsruhe slaagde no. 1 voor het examen als ingenieur de heer A. A. Bikkers, geboren te Rotterdam* — Volgens het „U. D. heeft de assuradeur en commissionair in effecten J. H. v. K. te Utrecht na zijn veroordeeling door het Arnhemsche gerechtshof tot drie jaar gevangenisstraf met aftrek van de preventieve hechtenis, bij den Hoogen Raak cassatie aangeteekend. — Tusschen de gemeente Zuidbroek en den onderwijzer S. bestaat een verschil van meening over de uitbetaling van salaris gedurende den tijd dat S. onder de wapenen werd geroepen. Indertijd heeft hij bij zijn benoeming verklaard, dat hij over den tijd van zijn militiedienst geen salaris JOU vorderen, maar nu hij gedurende de
spoorwegstaking eenige weken extra is opgeroepen voor militaire diensten, meende S. dat dit buiten de overeenkomst ging en mistdien vroeg hij salaris. De Gemeenteraad heeft daarop afwijzend beschikt. Naar aanleiding dezer zaak is bij den raad een missive ingekomen van Ged. Staten, die kennis geven, dat de Minister van Binnenlandsche Zaken het volle bedrag van het salaris over 19O3 wenscht uitbetaald te zien. De Raad besloot echter andermaal, met èèn stem tegen, uitbetaling te weigeren. — Ter vervanging van den heer Jos. de la Court is tot lid van de Gedep. Staten in NoordBrabant gekozen mr. Alph. van Rijckevorsel te 's-Hertogenbosch.
"BINNENLANDSCH NIEUWS.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/02/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095730:mpeg21:p002
"Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/02/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095730:mpeg21:p002
Naar aanleiding van een ingezonden stuk van onzen stadgenoot den heer A. C. van Altena, kapitein der artillerie, over de jonge school in het leger, openbaar gemaakt in de „Nieuwe Courant" van Vrijdag 11., ontvangen wij van een geacht officier buiten deze stad het v olgende ter plaatsing dat wij, wat de strekking a angaat, met groote instemming opnemen. De schoone slaapster in het Bosch. (over legerhervorming.) Elke vergelijking gaat mank, zoo ook deze. En bij voorbaat ontsla ik den geachten lezer van de verplichting om punten van overeenkomst of verschil na te speuren tusschen de schoone prinses en den heer van Altena 1); dan wel tusschen het voorlaatste nummer van „de Militaire Gids" — de vergelijking hinkt hier echter minder — en den prins, die den weg moeizaam volgend tusschen hoog opgeschoten onkruid en woekerplanten en het vunzig vuil van jaar-opjaar, heendringend door dichte rijen van levende lijken eindelijk zijne rustig sluimerende schoone beroert De heer van Altena is gewekt en slaakt met nog onuitgewreven oogen enkele volzinnen. Dat nu en dan in die zinnen begin en eind moeilijk te ontwarren zijn — ik wijs bijv. op het beeld van den geïsoleerden plas en het schrijven van blinden — het zij verre van mij om dat den nauw-ontwaakte euvel te duiden; dat komt meer voor. Ik verheug me slechts over het hernieuwde leven.... Hoe — is de eerste uitroep — is de „Militaire Gids" nog niet dood? Verleden jaar, toen ik insliep.... In al dien tijd heb ik er niets van gehoord. Welk een vaste, gezonde slaap! 't Is waar, in een leger kan veel, heel veel geschieden, kan heel veel leed getorst worden zonder dat de buitenoppervlakte de flauwste rimpeling toont — zoo zacht en gniepig dat de rustig sluimerenden niet in hun schuldeloos gedroom worden gestoord. Doch, ook buiten het leger werd — en in niet gesmoorde stemmen — sympathie betoond met het streven der jongeren. Alle belangrijke pers-organen, schier zonder uitzondering, vulden gansche kolommen ter bespreking van wat ook zij meenden aan de weerbaarmaking van het land bevorderlijk te zijn. Nog kortelings wijdde het „Algemeen Handelsblad" een drietal hoofdartikelen aan de nieuwe school, de „Hollandsche Revue" besprak het orgaan voor Weermacht en Natie als „boek van de maand".... ja zelfs de militaire medewerker van de soliede „Nieuwe Courant" verklaarde in het nummer van 30 September j.1. in een hoofdartikel, dat er in de „Mil. Gids" 1903 „soms dingen gezegd werden, die zeer juist en zeer raak waren. Wij troffen er sommige zeer goede, enkele uitstekende artikelen in aan"... Zelfs had dat blad een pennestrijd te voeren over de krijgstucht met de medewerkers van „het Vaderland", waarin de „Nieuwe Courant" het schromelijk aflegde en welke strijd zelfs den officier — wiens studie zich tot het lezen van genoemd degelijk dagblad bepaalt — tot het inzicht moet gebracht hebben, dat de „Militaire Gids" niet dood was.... integendeel! Hoe het ook zij, thans leeft de heer van Altena weer en heeft hij zich gelaafd aan het Januari-nummer ; de bespreking van het zooveel opgang makende „Jena oder Sedan" was hem daarbij te machtig. De heer van Altena ver foeit dergelijke producten ,Z e k e r — zoo luidt zijn conclusie — er is nog'veel te verbeteren in ons leger".... Maar „zoolang de hervorming nog niet is afgeloopen en zelfs nog niet begonnen van boven af zooals het behoort (het is de heer van Altena die dezen zin in relief brengt), zullen de jongeren zicji nog wel willen voegen naar wat de verblinden en verstokten hun voorschrijven".... Terloops merk ik op dat die jongeren zich als regel volkomen onderwerpen aan de vooischriften van hun blinde en verstokte superieuren (men vergeve mij deze contradictio in terminis ), doch dat door hen de stelling evenzeer gehuldigd wordt: „Quand ona le sabre ct la main on ne doit connaitre qu'une loi: le reglement. Au contraire quand on tient une plume on peut chercher le mieux la oh on (roit le voir." Dat de hervorming van boven af moet plaats hebben is te duidelijk om te bespreken: wie de noodzakelijkheid van evolutie erkent is toch nog geen revolutionair I Maar dat onze chefs aan de legerhervorming nog zelfs geen begin van uitvoering gegeven hebben, tart ik den heer van Altena waar te maken, 't Is de vraag, of die uitdrukking hem geen rouw zal brengen; ik voor mij duid 't hem geenszins euvel: de slaap was wèl vast! Mocht schrijver ook met het Februarinummer nog wakker zijn geweest, dan zal hem uit het motto zijn gebleken, welke hervorming 1) Zie diens ingezonden stuk in de „N. C." van 5 Februari.
van boven-af in de tucht-opvatting heeft plaats gegrepen. En wanneer hij dan gelooven wil, dat met den ingang van 1903 de „Militaire Gids" in dien zin gepleit heeft en dat deswegen... doch, waartoe verder te spreken, allicht heeft een der wakende broederen daarvan wel vernomen. Intusschen, ook hier heeft een evolutie zich baan gebroken en — zooals het welhaast steeds gaat — de resultante dier meeningen deed zich kennen in dehervormin g-v a n-b oven-af. Juist zooals het ging met ,.Jena oder Sedan". Den I9en September nog schreef een der woordvoerders van de oude school, generaal Buys in „de Avondpost" aangaande het Duitsche leger: „Daar heerscht op het oogenblik zulk een rijkdom en overvloed van Mannszucht, van tucht, plichtgevoel en zelfvertrouwen, alle eigenschappen die de moreele krachten van een leger verhoogen, dat het daarop mogelijk 25 jaren zou kunnen teren alvorens die kracht verbruikt te hebben." Welk een schoone schijn, niet waar? Plots doemt daar een Beyerlein op en een Bilse, en al jde glans verdoft. Be pers uit zich in verontwaardiging ; in de parlementen worden motiën gesteld en van alle zijden verluiden processen nopens soldatenmishandelingen, hier van 693 gevallen, ginds van 1500, en in menigten de „onbeteekenende" van xoo tot 300 toe (zie „N. R. Ct." van 13 November en 18 December). Den 20sten November schreef de correspondent van de „N. R. Ct." uit Berlijn: „Ook de toenemende wrok over de onthullingen in de tallooze militaire processen wegens soldatenmishandelir.gen helpt vervormingen voorbereiden, als de hemel de regeerende klassen van ons volk niet geheel en al met blindheid slaat... En den 5den Januari reeds liet hij er op volgen: „Thans verzekeren verschillende Berlijnsche kranten, dat de Keizer (bij de Nieuwjaarsreceptie) het officierscorps aanspoorde, om de goede overlevering van het leger door een waardigen levenswandel voort te zetten, hun ondergeschikten en de bevolking met een goed voorbeeld voor te gaan en ernstig toe te zien dat de soldatenmishandelingen ophouden." Van vele zijden worden ons ingrijpende maatregelen gemeld : men gevoelt de noodzakelijkheid om bevrediging te schenken, men heeft het groote gevaar vooi een gezag, dat rust op zóó voozen grondslag. Bij het tegengaan van misstanden, kan het werkelijk gezag toch niet dan baat vinden. En wie wezen die misstanden aan; dat waren toch niet de mannen an allerhöchsten Stellen, dat waren een Bilse, een Beyerlein, een .... Thöny! Heeft de heer van Altena wel eens gehoord van den Pruisischen generaal, die lang voor 1806 een critiek geleverd had op legertoestanden en een catastrophe voorspelde, en in een vesting gevangen werd gezet, waaruit hij later bevrijd werd door .... vijandelijke troepen ? En biacht niet Generaal Booms bij zijn feestrede in „Krijgswetenschap" de woorden in herinnering, die in den jare '80 in „het Vaandel" voorkwamen: „ook de heer Blanken (M. v. O.) gelieve te begrijpen, dat wanneer hij de wijze uiting der gedachte tracht te smoren, de verantwoordelijkheid van alle toekomstige tegenspoeden op hem rust met des te meer kracht" .... Indien de heer v. Altena inderdaad de overtuiging koestert dat ten onzent hervormingen nog zelfs geen begin van uitvoering kregen, dan doordringe hij zich toch eindelijk van het besef, dat het dan geen tijd is tot het zingen van wiegeliedjes .... voor de ouderen niet, 't is waar, maar nog veel, veel minder voor de jongeren. En, of er nu onder de „Militaire Gids"arbeiders zoovelen zijn, die,, met de aangeboren gave van het woord en met de pen willen aanvullen wat aan militaire ondervinding mankeert".... dit blijve voor rekening van den schrijver. Natuurlijk zijn thans vele medewerkers verplicht hun namen te verzwijgen — schreven zij in de lijn van van den heer v. Altena, 't ware in zekeren zin minder noodig — doch letten we alléén op hen, die zich openlijk toonden, dan treffen wij de drie Hollandsche officieren aan, die den ZuidAfrikaanschen oorlog medemaakten, en — ik meen — een vijftal wier borst gesierd is met het kruis voor Moed, Beleid en Trouw. Wat noemt de heer van Altena dan militaire ondervinding ? Moet ik heusch weer denken aan aan die schoone slaapster in het bosch!
"MILITAIRE ZAKEN.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/02/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095730:mpeg21:p002
Sinds gistermiddag zijn er nog geen berichten van bijzondere beteekenis ontvangen. Het telegram aan de „Figaro" (zie hierachter) verdient bevestiging, alvorens er waarde aan te hechten. Dat Japan de vrije handelshaven Masampo in 't Zuiden van Korea bezet heeft en er mee wil gaan handelen als Rusland met Port-Arthur en Engeland met Wei-Haï-Wei, klinkt minder onwaarschijnlijk. Masampo is voor de Japanners zeker een stategisch punt van ongewone beteekenis. Het is voor de landing van troepen zeer goed gelegen, omdat het binnen zeer korten tijd te bereiken is van Hagi, het eindpunt der spoorlijn op Nippon, het grootste der Japansche eilanden; terwijl van Masampo de Japansche troepen naar Seoul kunnen oprukken en overigens het geheele Zuidelijke deel van Korea voor hen openligt. Als Rusland nu de Jaloe-rivier overtrekt en het Noorden van Korea bezet, zooals reeds eenige dagen geleden gemeld werd, is de ver-, deeling van dit land al een aardig eind gevorderd. Gistermiddag bracht de Czaar, gekleed in admiraalsuniform, een bezoek aan het korps kadetten der marine en sprak hen in dezer voege toe: „Het is u bekend, dat ons den oorlog is verklaard,
dat een verraderlijke vijand in het nachtelijk duister, zonder eenige uitdaging van onze zijde onze sterkte, onze vloot heeft overvallen. Nu is het oogenblik gekomen, dat Rusland zijn vloot en zijn leger noodig heeft. Daarom ben ik heden u komen bezoeken om u aan te zeggen, dat ik u tot officieren bevorder. Drie-en-een-halve maand vóór den termijn bevorder ik u tot officieren, in de overtuiging, dat gij alle krachten zult inspannen om uw kennis te verrijken, dat gij zult dienen, gelijk uw voorvaderen, gelijk de admiraals Tsjitsjagoff, Lasareff, Nachinoff, Kormiloff, Istomin hebben gediend, tot heil en roem van ons dierbaar vaderland. Ik ben overtuigd, dat gij al uw krachten zult wijden aan onze vloot, waarop de vlag met het Andreas-kruis waait. Hoera!" De eerste tegenspoed der Russische ,vloot heeft in het vaderland natuurlijk een ernstige stemming teweeggebracht. De „Nowoje Wremja" wijst er op, dat de geleden verliezen niets beslissen, omdat de eigenlijke strijd te land moet worden uitgestreden. Door hun overmacht in Korea zullen de Japanners de Russen wel dwingen zich in den eersten tijd te houden aan hun verdedigingsliniën; niet voordat de Russische strijdkrachten zijn samengetrokken in Korea, en in het Zuiden van Mantsjoerije kan de beslissende kamp aanvangen. „Dan zullen de Japanners zwaar moeten boeren voor hun verraderlijken overval, waarin zich hun Aziatische aard niet verloochent." Van Japansche zijde wordt de vernietiging van de Russische kanonneerboot „Korietz" en van den kruiser „Varyag" te Tsjemulpo de volgende lezing gegeven: Admiraal Oerioe noodigde de Russische oorlogsschepen uit, Tsjemulpo te verlaten, daar hij hen anders in de haven' zou aanvallen. De twee Russische oorlogsschepen verlieten daarop de haven en een gevecht ontstond, ongeveer een uur durende, waarna de Russen hun heil zochten tusschen de eilanden. Tegen den avond zonk de „Varyag" en tegen vier uur hedenochtend werd gemeld, dat men de „Korietz" in zinkenden toestand in de lucht had laten vliegen. Vermoedelijk is de bemanning grootendeels erin geslaagd, de kust te bereiken, waar zij krijgsgevangen is gemaakt. De slag door de Japanners aan de Russische vloot toegebracht is des te bedenkelijker, omdat de versterkingen üit Europa onderweg met groote vertraging hebben te kampen. Aan het „Berl. Tagebl." wordt hierover uit Parijs geseind : De marine-attaché Epoutskine verklaarde, dat het uit veertien schepen bestaande Russische eskader tengevolge van averijen bij Biserta en Port-Said wordt opgehouden. Bovendien behoort tot dit eskader de twintig jaar oude „Dimitri Don6koi" die slechts i4knoopen in het uur aflegt en de andere schepen dwingt langzamer te varen. De attaché meende dat het noodig zou zijn, dat schip terug te zenden. Te Masampo, dicht bij de Zuid-Oostelijke punt van Korea, zijn Japansche troepen ontscheept. ï Uit Tokio wordt aan de Londensche avondbladen gemeld, dat twee transportschepen van de Russische vrijwillige vloot met tweeduizend man aan boord zijn buitgemaakt — een bericht, dat nog niet bevestigd is. Beweerd wordt, dat de Engelschen, om de Russische vloot den doortocht door het Suezkanaal te bemoeilijken, „bij ongeluk" een schip in het kanaal hebben laten zinken. De Russen klagen er ook over, dat de Engelschen te Wei-Haï-Wei de Japansche vloot geholpen hebben bij haar nachtelijken overval. Openlijk wordt Engeland door hen beschuldigd, de neutraliteit te hebben geschonden. — Intusschen was die neutraliteit toen nog niet afgekondigd. — De Russische Minister van Spoorwegen heeft last gegeven den dienst der twee exprestreinen met restauratiewagens tusschen Irkoetsk en Mantsjoerije voorloopig te staken. De laatste trein van Mantsjoerije zal den I7en loopen, die van Irkoetsk den 21 en dezer. — Grootvorst Alexander, die van Cannes, waar hij vertoefde, op het punt stond naar Parijs te gaan om daar eenigen tijd door te brengen, is rechtstreeks naar Petersburg vertrokken. Grootvorst Nikolaas Michaïlowitz volgt hem heden. De Fransche Kamer van Afgevaardigden heeft het wetsontwerp tot regeling van de positie der vrederechters goedgekeurd. Met 407 tegen 160 stemmen werd een amendemënt verworpen om te bepalen, dat de vrederechters onafzetbaar zullen zijn. — De president van het burgerlijk gerechtshof der Seine heeft in kort geding last gegeven om de paters Capucijners, van Blois, ,.uit hun gesticht te doen zetten. — Te Dijon hebben 40 artilleristen, weigerachtig om het hen voorgezette eten, dat zij slecht noemden, te gebruiken, zich ziek gemeld. Zij werden toen gestraft. Achteraf bleek echter dat het eten inderdaad slecht was en nu zijn de straffen opgeheven. — De „Figaro" interviewde omtrent de Russische schuldbrieven een zeer aanzienlijk Parijsch bankier. „Stel, vroeg de correspondent, dat een houder van Russische waarden, welke gij in zoo'n aantal in Frankrijk plaatste, tot u kwam om advies. Welken raad zoudt gij hem geven ? Om te verkoopen of te bewaren ?" „Ik zou hem raden, antwoordde de bankier, kalm te blijven, zijn stukken te bewaren en het eind der paniek af te wachten. Verkoopen beteekervt groote verliezen lijden. De Russische fondsen zullen, wat ook gebeure, toch hun coupons betalen. Derhalve zou het dwaas zijn van de houders, aan de speculatie mee te doen en tegen een lagen prijs waarden te verkoopen, die heden even soliede zijn als gisteren en over een jaar zeker weer even goed zullen zijn, als zes maanden geleden."
In de commissie voor Buitenlandsche Zaken uit de Hongaarsche Delegatie verklaarde graaf Goluchoffski in antwoord op verschillende vragen, dat Oostenrij k-H o n g a r ij e, evenals de andere Mogendheden, besloten is een strikte onzijdigheid Li acht te nemen in het Verre Oosten. De Minister geloofde niet, dat de oorlog Rusland dermate zal verlammen, dat zijn belangstelling voor den toestand op het Balkanschiereiland zal verminderen. Het is dus niet te voorzien, dat, ten gevolge van den oorlog in het Verre Oosten, een andere overeenkomst noodzakelijk zal worden. — Het Weener blad „Reichswehr" vraagt zich af, of de Russisch-Oostenrijksche entente inzake Macedonië voor Oostenrijk nog wel dezelfde waarde zal behouden, nu Rusland het in Azië zoo volhandig heeft. Het pangermanistische „Deutsche Tagebl." vreest, dat, nu de gebeurtenissen in Azië op de loop van zaken in den Balkan invloed kunnen oefenen, Oostenrijk in de noodzakelijkheid zal komen, in den Balkan met de wapenen tusschenbeide te komen. De Zweedsche Regeering heeft den Rijksdag een wetsontwerp aangeboden over uitbreiding van het kiesrecht voor de Tweede Kamer. Volgens dit wetsontwerp zal ieder Zweed die min< stens 25 jaar oud is, in deafgeloopen driejaren •r Rijks-'en gemeentèbelastingen betaald heeft, en zijn dienstplicht vervuld heeft, het kiesrecht mogen uitoefenen. Tevens zou het stelsel der evenredige vertegenwoordiging ingevoerd worden. De „Frankf. Zeit." bespreekt de rol, die Engeland speelt, in verband met het algemeen verbreide gevoelen, dat de Engelschen tot den oorlog hebbeu opgehitst, of de Japanners erin het geheim toe hebben aangezet. De „Times" heeft onmiddellijk, toen de stand van zaken kritiek werd, verklaard, dat de zaak van Japan rechtvaardig was en dat Japan opkwam vooi de rechten van alle Mogendheden. De sympathie van heel Engeland is aan Japan's kant. Voorloopig zijn de Engelschen nog niet onmiddellijk bij de zaak betrokken. Het tractaat, dat zij den 30en Januari 1902 met Japan hebben gesloten, bepaalt, dat Fngeland pas tot het ondersteunen van Japan verplicht zal zijn, wanneer zich een derde Mogendheid in den strijd zou mengen. Dat wil in het gegeven geval zeggen : Eerst indien Frankrijk de Russen tegen de Japanners zou helpen, moet Engeland zijnerzijds Japan te hulp komen. Een dergelijke bepaling moet in het Fransch-Russische alliantieverdrag voorkomen : Frankrijk zal slechts dan tot het steunen van Rusland gehouden zijn, wanneer dat Rijk door twee Mogendheden wordt aangevallen en in het nauw gebracht. Intusschen maakt Engeland reeds aanstalten, zich den oorlog ten nutte te maken. Het is zeer zeker geen toeval, dat gisteren het blauwboek over de Engelsche expeditie naar Tibet gepubliceerd werd. Daarin wordt een taal gevoerd, die zeker niet gepubliceerd zou zijn, wanneer Rusland niet aan het begin van een grooten oorlog stond. Men mag dus verwachten dat Engeland de goede gelegenheid zal aangrijpen, om zijn eigen belangen uitstekend te behartigen, hetzij in Tibet, in Perzië, hetzij in het Nabije Oosten. Dat zulks zal geschieden ten koste van Rusland, spreekt vanzelf. En dat is dus de dank, die den Czaar gebracht wordt voor het feit, dat • deze tijdens den Boeren-oorlog zijn woord gaf, geen gebruik te zullen maken van de moeilijklijkheden waarin Engeland destijds verkeerde, en voor het feitelijk beletten van de vorming eener coalitie tegen Engeland en ten gunste der Boeren. In het Engelsche Lagerhuis deelde de Minister Akers Douglas gisteren mede, dat de noodige bevelen onmiddellijk zullen worden uitgevaardigd aan de bevelhebbers in alle Engelsche havens wat betreft hun gezag ten opzichte der tot de oorlogvoerende partijen behoorende oorlogsschepen. Deze instructies zijn dezelfde als die werden uitgevaardigd bij vorige gelegenheden. Heden zal de Ministerraad de onzijdigverklaring goedkeuren. — Het huwelijk van Prinses Alice met Prins Alexander van Teek is voltrokken in de St.Georgekapel van het kasteel Windsor.
"BUITENLAND. De oorlog in Azië.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/02/11 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095730:mpeg21:p002