De vergadering van den Gemeenteraad werd in den aanvang bijgewoond door 27 leden. Afwezig met kennisgeving de heeren : Evekink Busgers, Caderius van Veen en Elias. Afwezig zonder kennisgeving de heer Wieringa. Voorzitter de Burgemeester. De ingekomen stukken worden voorgelezen en voor kennisgeving aangenomen. Aan de orde is: 1. Wijziging der verordening tot heffing van schoolgeld. B. en W. stellen voor aan Ged. Staten te antwoorden,, dat de Raad geen termen vindt de ' inwerkingtreding der verordening uit te stellen. (Zie ons blad van Donderdag j.1.) De heer Middelkoop is tegen het praeadvies. Spr. heeft de bijgebrachte motieven aandachtig nagelezen, maar vindt ze niet juist. Ged. Staten meenen dat eene verordening niet in werking kan treden voor .daaraan goedkeuring verleend is. Spr. acht dat standpunt juist. Het geldt hier eene verordening met terugwerkende kracht en die kunnen wel goedgekeurd worden, maar niet wanneer ze zijn ten nadeele van de belanghebbendenzijn,wat hier met verschillende ouders van kinderen het geval is. Spr. gelooft dat B. en W. dit niet voldoende in het oog hebben gehouden, wat spr. voornamelijk afleidt uit het laatste motief van B. en W. Aan de daarin genoemde verordening (salarisregeling onderwijzers) is terugwerkende kracht verleend, maar die was in het belang der onderwijzers. Spr. stelt voor de verordening in werking te doen treden i Maart of i April. De wethouder van Nispen is het niet eens met het standpunt van den heer Middelkoop. Hij meent dat deze de zaak geheel verkeerd inziet. Men heeft dit voorstel gedaan om de ouders, die i Februari jl. hunne kinderen naar school 15 gestuurd hebben, ter wille te zijn. Want wordt deze verandering, zooals B. en W. thans voorstellen, niet aangenomen, dan zullen verschillende ouders gedurende minstens één kwartaal meer schoolgeld moeten betalen; dat wilden B. en W. voorkomen. Hij geeft den Raad in overweging het praeadvies van B. en W, aan te nemen — het is in het belang der ouders. De heer Middelkoop zegt dat de motiveering van den wethouder bij het praeadvies en nu met elkaar in strijd is. De wethouder van Nispen zet nogmaals uiteen dat het in 't belang der ouders is. Het praeadvies van B. en W. wordt z. h. s. aangenomen.
2. Werktijd van de werklieden der gemeente. B. en W. stellen voor art. 9 van het werklieden-reglement niet te wijzigen. De Voorzitter zegt dat B. en W. Donderdag, Vrijdag en heden verschillende voorstellen ontvangen hebben. Enkele daarvan zijn gedrukt — andere niet. Ook zijn verschillende voorstellen van werkliedenvereenigingen en patroonsvereenigingen ingekomen. Voorlezing woidt gedaan van de volgende voorstellen : De heer Ozinga stelt voor art. 9 laatste alinea te lezen dat „de werktijd in de maanden April—Sept. 11 uur per etmaal zal zijn en gedurende de andere maanden verminderd worden tot een minimum van 8y 3 uur." De heer Wisboom stelt de volgende motie voor: „De Raad spreekt de wenschelijkheid uit dat door B. en W. een zoodanige regeling wordt getroffen dat de werklieden bij gemeentewerken, met behoud van het thans door hen verdiend loon, niet dan bij uitzondering bij kunstlicht zullen behoeven te werken.' De heer Portheine stelt voor art. 9 te lezen: „De werklieden in dienst der gemeente, werken per week 60 uur." De heeren Treffers, Borgardijn en Zoestbergen stellen voor: „de werktijd van werklieden in gemeentedienst bedraagt niet meer dan 60 uur per week, zooveel mogelijk gelijk verdeeld over alle werkdagen." De heer Wolff stelt voor: „de werktijd duurt per week 63 uur en eindigt niet na zonsondergang-" De heer de Wilde stelt voor: „de werktijd duurt op zijn hoogst 11 uren per etmaal, na 31 December 1904 niet meer dan 10 uur." Ingekomen is eene motie aangenomen door de
vergadering, uitgeschreven door den Bestuurdersbond (zie ons blad van gisteren.) De Voorzitter zegt dat waar geloofd mag worden dat er veel belangstelling is voor deze zaak spr, het betreurt dat deze voorstellen op het laatste oogenblikzijn ingediend, terwijl het praeadvies nu bijna 4 weken bekend is. IJ)it laatste slaat vooral op het voorstel-Ozinga, dat een geheel nieuw stelsel aan de hand geeft, een stelsel dat spr. steeds heeft voorgestaan. Daar wordt tenminste rekening gehoudenjmet den grooten factor bij het regelen van de werktijden: de zon. In zoover zou dus het voorstel-Ozinga aanbeveling verdienen. Maar de heer Ozinga meent dat zijn voorstel geen grooten invloed zal hebben bij de gemeentereinigings-dienst. De directeur toont dat aan in zijn rapport, al heeft hij dan ook over dit voorstel niet direct zijn opinie kunnen zeggen. Er is in deze materie meermalen gezegd, dat het werken bij kunstlicht van wein ig beteekenis is ; spr. heeft dat nooit vernomen van den directeur van gemeentewerken. Met het oog op een en ander stellen B. en W. voor de stukken aan hen te renvoyeeren en de zaak nader voor te brengen, nadat de directeuren der gemeentebedrijven daarvan in kennis gesteld zullen zijn. De heer Ozinga meent ook dat de gedane voorstellen in handen van B. en W. om praeadvies gesteld moeten worden. Spr. verzekert dat niet met opzet zijn voorstel zoo laat is ingekomen — hij heeft lang over de zaak nagedacht en heeft, zij 't dan ook wat laat, zijn voorstel gedaan omdat hij het in 't belang der gemeente gelooft. De heer Eland wil vragen of het onmogelijk is splitsing te maken in de verschillende diensttakken ? Moet voor alle werklieden hetzelfde bepaald worden ? De Voorzitter zegt dat bij de behandeling van het Werklieden-reglement twee stroomingen in den Raad waren : de eene die door den Raad alle détails wilde zien vastgelegd, de andere, die het Werkliedenreglement als een gewoon schema wilde beschouwen. De laatste strooming heeft toen de meerderheid gekregen en verschillende amendementen zijn toen ingetrokken. Van het loon is toen het minimum vastgesteld — nu willen B. en W. van den werktijd het maximum alleen vaststellen, zonder verder in details dat te regelen. Wanneer de Raad den werktijd wilde bepalen, dan zou met het soort van arbeid rekening moeten worden gehouden in den geest van de Arbeidswet. Spr. acht het verkeerd de vraag te stellen: n • of 10-urigen werkdag. In deze gemeente bestaat niet een 11 -urige werkdag — dat is alleen het maximum — de cijfers voor verschillende werklieden zijn zeer verschillend. De heer van Verschuer, zonder eenigen twijfel te willen uitspreken omtrent den ijver van B. en W., stelt voor aan het voorstel van B. en W. toe te voegen „met bekwamen spoed." Al is het wellicht niet noodig — het kan zijn goeden invloed wellicht uitoefenen op hen, die in deze B. en W. van raad moeten dienen. De Voorzitter meent dat B. en W. zich daarmee wel kunnen vereenigen, vooral na de restrictie die de voorsteller zelf maakt. De heer Zoestbergen wil voorstellen ook het advies van de arbeidersorganisaties te hooren over de nieuwe voorstellen. De Voorzitter zegt dat in het praeadvies gezegd is, dat men raadpleging met de arbeiders niet noodig oordeelde, omdat dat verleden jaar al geschied was. Nu er echter vele en verschillende voorstellen zijn, voelt spr. wel iets voor dit verzoek. Spr. wil nu ter sprake brengen de kwestie van het minimum-loon en den maximum arbeidsduur. Er wordt altijd geklaagd dat dit voorstel zoo lang hangende is. Spr. wenscht hier nog eens te zeggen, dat dit de schuld van B. en W. niet is. De Raad wilde eerst het Werkliedenreglement afhandelen, heeft echter de afhandeling daarvan eenjaar aangehouden.Daarop moesthet voorstel van minimum-loon wachten. Nu wilden B. en W. daarmee in de volgende vergadering komen, maar men zit nu met de quaestie van maximum-arbeidstijd. Spr. zou er toch voor zijn in de volgende vergadering de zaak van het minimum loon aanhangig te maken. De Raad kan dan uitmaken of zij de consequentie aanvaarden wil om deze zaak weer te laten wachten op die van den arbeidsduur. De heer Z oestbergen zegt eerst wel eenigermate verwonderd geweest te zijn dat het praeadvies over minimum-loon zoo spoedig na dat van den arbeidsdag kwam, maar die verwondering heeft spoedig plaats gemaakt voor een ander gevoel, toen spr. de eenzijdigheid van het praeadvies bemerkte. Spr. verzoekt B. en W. de behandeling van zijn voorstel uit te stellen tot na behandeling van art. 9 van het Werklieden-reglement — de beslissing daarvan kan invloed hebben op spr.'s voorstel. De Voorzitter constateert dat de heer Zoestbergen nu zelf gezegd heeft, dat het niet de schuld van B. en W. is dat zijn voorstel
zoo lang reeds in handen van B. en W. is zonder behandeling. De heer Zoestbergen verzoekt nu zelf de behandeling uit te stellen tot na de beslissing omtrent den werktijd ; dit laatste konden B. en W. niet eerder aanhangig maken nadat de Raad zelf tot een jaar uitstel heeft besloten. Spr. toont aan dat de heer Zoestbergen in zijn voorstel omtrent de bepaling van de werkuren in de bestekken anders denkt dan in het nu door hem en de heeren Treffers en Borgardijn ingediende voorstel. De heer Portheine wil in overweging geven of het niet wenschelijk is voor de gemeentewerklieden vast te stellen een jaarloon, geen uurloon. De Voorzitter zegt dat de bedoeling is de werklieden niet meer te laten werken dan noodig is en hen toch een voldoend loon te doen genieten. De wethouder C o r d e s zegt, dat het voorstel van den heer Portheine stuit op bijna onoverkomelijke bezwaren van de administratie. De loonen worden nu verantwoord op de staten; werd het een jaarloon dan zou het uitbetaald worden op een mandaat. Dan zou de geheele administratie veranderd moeten worden. De heer Goedhart stelt voor in een volgende vergadering dit voorstel en het voorstelZoestbergen in één vergadering te behandelen ter verkorting van de debatten. De Voorzitter kan in deze geen stellige belofte doen. De heer Zoestbergen zegt dat het besluit over den werktijd wijzigingen kunnen mogelijk maken in zijn voorstel. Worden ze beide in een vergadeiing behandeld, dan kunnen in die vergadering voorstellen gedaan worden die noch de Raad noch B. en W. voldoende bestudeerd hebben. De heer Goedhart zegt dat de heer Zoestbergen nu al wel zijn voorstellen kan doen in verband met de gedane voorstellen. Het voorstel van B. en W., o m d e zaak niet te behandelen enuitte stellen, wordt z. h. s. aangenomen. 3. Benoeming van leden in de Commissie tot wering van schoolverzuim in de plaats van de periodiek aftredende leden : J. \V. A. Zoestbergen; B. van den Berg: ouders van op eene lagere school ingeschreven kinderen ; A. Hildesheim; mej. A. mej. W. M. Moll; onderwijzers en onderwijzeressen aan openbare lagere scholen; C. Zijderveld; H. Braam; onderwijzers aan bijzondere lagere scholen: Mr. H. P. de Wilde; mevr. J. Kalker, geb. Franken; inwoners, niet vallende onder eefie der vorige categorien. (Mej. Moll en mr. de Wilde wenschen niet in aanmerking te komen voor eene herbenoeming.) Benoemd worden de heeren J. W. A. Zoestbergen en B. van den Berg; A. Hildesheim en mej. Benjaminse; C. Zijderveld en H. Braam; H. Portheine Jr. en mevr. J. Kalker. (De heer Goedhart door B. en W. voorgedragen, had verzocht niet benoemd te worden.) De voorzitter brengt namens den Raad dank aan mej. Moll en den heer de Wilde voor de in deze bewezen diensten. 4. Dennenaanplanting langs den Schelmschen weg bij den Galgenberg. B. en W. stellen voor: Beschikbaar te stellen een bedrag van f 575 tot het aanbrengen eener dennenbeplanting langs den Schelmschen weg en de schietbanen op den Galgenberg. De heer van T u y 11 kan zich niet met het praeadvies vereenigen. Wanneer het hakhout dat op dit perceel staat, goed behandeld wordt, zal het over eenige jaren een aanmerkelijk grooter bedrag dan nu (f 735) kunnen opbrengen. Spr. toont met cijfers aan dat de dennenaanleg niet financieel in het voordeel der gemeente is. Spr. wijst er echter op dat het hakhout beter behandeld moet worden dan |tot nu toe. Want de wijze waarop hier gehakt is, is meer dan erg. De heer van derSchooren heeft met groote ingenomenheid de woorden van den heer van Tuyll als deskundige gehoord. Spreker merkt verder op dat in Dec. 1902 in deze vergadering is gezegd dat den directeur van gemeentewerken was opgedragen een werkplan te ontwerpen in zake boschcultuur. Dat plan is nog niet verschenen — er wordt nu, zegt spr., gewerkt zonder vast plan en in veel wordt de Raad niet gekend. Nu wordt hier een voorstel gedaan, waaromtrent spr. gaarne de voorlichting van een deskundige commissie had gehad. Spr. vraagt of dat plan zal komen; mocht dat gebeuren, dan zou hij gaarne een deskundige commissie benoemd zien. Den heer Middelkoop verwondert het ook, dat het werkplan nog niet aan den Raad is
overgelegd. Een werkplan is 26 Maart 1903 door den directeur ingediend en nog steeds niet aan den Raad ter inzage verstrekt. De wethouder E v e r t s zegt, dat er een plan was ingediend voor den winter 1902/03. B. en VV. hebben toen een generaal overzicht gevraagd van wat gedaan moest worden om te komen tot een goeden toestand van alle landgoederen. Het ingediende plan sloeg v. n. op den Zuidelijken berm van den Schelmschen weg. Een generaal werkplan is ingediend, maar dat was zeer moeilijk te beoordeelen: het bevatte een verdeeling van werk over 16 jaren, opgaven van kosten en inkomsten. Dat plan heeft in de Commissie van bijstand tot vele en velerlei opmerkingen aanleiding gegeven. Spr. hoopt dat de daarop betrekking hebbende stukken, ook in verband met de financiëele gevolgen spoedig aan den Raad ter inzage kunnen worden gegeven: het is na bij de commissie van bijstand te zijn geweest, bij B. en W. terug. In dit plan zegt de rentmeester dat het hier bedoelde perceel in een toestand verkeert dat er noodzakelijk verandering in moet komen: öf het bestaande akkermaalshout vervangen door dennenbosch öf het vernieuwen. De heer van Tuyll wil nu het akkermaalshout laten staan. De opinies, omtrent de mogelijkheid van dit hout te laten zooals het is, van den heer van Tuyll en den rentmeester, loopen uiteen. Spr. wil daarin liever niet beslissen; hij is er niet tegen de zaak aan te houden en over het plan van den heer van Tuyll de opinie van rentmeester te vragen. De heer van Tuyll zegt dat dit perceel beter behandeld moet worden: eiken hakhout is nooit uitgewerkt, althans dit hout nu nog niet. De wethouder E v e r t s zegt dat de bewerig dat akkersmaalshout nooit is uitgewerkt, zeer stout is. De heer van Verschuer, met alle respect voor gemeente-deskundigen, meent dat deze zaak ressorteert onder den directeur van gemeentewerken. Hij zelf is op dit punt wel geen deskundige, spr. weet dat de wijze waarop de boschcultuur hier uitgevoerd wordt, buiten af niet onaangevochten is. Spr. zou wel willen dat de commissie van bijstand ook over dit punt gehoord wordt. De heer Wisboom meent dat het standpunt van den heer van Tuyll in zake het duren van eiken hakhout, juist is. Akkermaalshout kan zeer lang duren, wanneer het goed behandeld wordt. Het punt werd aangehouden. Verpachting der groote weide op Sons5. beek. De heer Wisboom kan zich met het voorstel van B. en W. niet vereenigen. Hij vindt het een gunstig verschil dat nu al 18 koeien zijn opgegeven voor de weide, waar verleden jaar veel minder waren opgegeven. Spr. meent echter dat er in het betreffende stuk van den directeur een ongegronde bewering staat. Daar wordt wel gezegd dat het besluit slechts 14 koeien in de weide toe te laten, der gemeente f 300 heeft gekost. De zaak of er meer dan 14 koeien zouden worden toegelaten, zou door B. en W. en. den rentmeester worden nagegaan. Maar de Raad heeft daarover nog niets gehoord. Met cijfers toont spr. aan dat de weide in de laatste jaren niet minder heeft opgebracht dan vroeger. De wethouder Everts zegt dat de verpachting van de weide een punt van lang debat heeft uitgemaakt in dezen Raad. Verleden jaar had men maar 14 beesten kunnen krijgen en toen werd voorgesteld het getal tot 18 op te voeren, werd dp.t bestreden. Toen heeft met 14 koeien de weide opgebracht f 700. Spr. heeft dat besluit van 14 koeien zeer betreurd, daar van de zijde der pachters nog nooit bezwaar is gemaakt tegen 18 koeien waardoor de opbrengsten worden f900. Spr. toont aan dat de door den heer Wisboom genoemde cijfers niet geheel juist zijn. De heer Wisboom is 't met den wethouder eens, dat mep zeer goed 18 koeien op de weide kan hebben. Met de door den wethouder genoemde cijfers is spr. het niet eens. De heer Middelkoop meent dat de weide niet goed behandeld wordt. Hij heeft meermalen klachten daarover gehoord. De wethouder Everts heeft de zaak meermalen besproken met den directeur en den rentmeester. Spr. doet mededeeling over andere bestaande plannen, die wij niet konden volgen, waar we geen teekening van het terrein hadden. Het punt wordt aangehouden. 6. Uitvoering van j gemeentewerken bjj aanbesteding of in eigen beheer. B. en W. stellen voor: Aan de verschillende adressanten te kennen te geven dat bij de keuze der wijze, waarop de gemeentewerken zullen worden uitgevoerd, waarbjj uit den aard der zaak het gemeentebelang op den voorgrond moet staan, voor zooverre
dit zulks toelaat, ook met hunne belangen rekening zal worden gehouden. De heer de Haan zegt dat men zeker met belangstelling zal kennis hebben genomen van de over deze zaak gewisselde stukken; voor wie op de hoogte van de zaak is, zal het praeadvies van B. en W. alleszins aannemelijk zijn, maar zal het dat ook zoo zijn voor de adressanten. Spr. had daarom gaarne een meer uitvoerige motiveering gewenscht aan de hand van de opmerkingen van de directeuren. Spr. zou daarom wel willen dat het adres en de stukken hierover in het gedrukte verslag zullen worden opgenomen. De V oorzitter zegt dat B. en W. hiertegen geen bezwaar hebben. De heer van Verschuer zegt dat dit ook gebeurd is met de behandeling van een adres, in 1899 door eenige aannemers aan den Raad gericht in een dergelijke zaak. Conform. 7. Oninvorderbaar verklaren van achterstallige pachten van Klarenbeek en Sonsbeek en van kooppenningen van hout. De heer Kolfschoten heeft zich verheugd dat de opbrengst van de weide op Sonsbeek beter wordt, maar die vreugde vermindert wel wat bij dit punt, waar voor f 476 oninvorderbare pacht moet worden geschrapt. Spr. vindt dat wel wat groot en vraagt of er wel voldoend onderzocht wordt naar de soliditeit van pachter en borgen. De Voorzitter zegt dat deze afschrijving is over 4 jaar, dat bedrag is dus niet zoo verbazend hoog. De heer de Haan betuigt ook zijn verbazing over de groote bedragen, die hier oninvorderbaar zijn. Vooral waar f81 van kooppenningen van gekocht hout oninwonderbaar wordt verklaard. Spr, vraagt of er wel voldoende controle wordt uitgeoefend. Is er geen middel de pachters niet toe te staan de vruchten van het land te halen voor de pacht betaald is. De wethouder C o r d e s zegt dat de data voor de pachtbetaling zoo zijn geregeld dat ze de pacht betalen kunnen met de opbrengst van het land. Het cijfer is wanneer men het als percentage uitrekent, inderdaad niet groot. Spr. geeft de verzekering dat door B. en W. de meest mogelijke zorg besteed wordt aan het verkrijgen van solide pachters en solide borgen, doch dat niet altijd desserties zijn te voorkomen. De heer de Haan geeft in overweging in de pachtvoorwaarden op te nemen andere borgen te stellen, indien de eerste zijn vertrokken. Conform. 8. Vervanging der bestaande Gezondheidscommissie. B. en W. stellen voor: 1. te bepalen dat geen verzoek aan H. M. de Koningin zal worden gericht om de alhier bestaande Gezondheidscommissie na 1 Augustus a.s. te continueeren; 2. hen uit te noodigen om van dit besluit kennis te geven aan den heer Commissaris der Koningin in de provincie Gelderland en aan de Gezondheidscommissie, onder dankbetuiging aan deze voor de diensten, door hare leden tot dusverre reeds bewezen en tot l Aug a s. alsnog te bewijzen. Conform. 9. Geldleening. De heer de Wilde vraagt, waarom de Weth. van Financiën het rentetype op 4 pCt. heeft gesteld. Rotterdam geeft een rentevoet van 3V 3 bij haar jongst uitgeschreven leening, van welke koers spr. de voordeelen aangeeft. — Dan herinnert spr. er aan, dat de gelden, die zijn gekomen van een stuk land, waar thans het nieuwe Huis van Bewaring wordt geplaatst, zouden bestemd zijn voor een museum. Nu die niet daarvoor worden bestemd, vraagt spr. of dit de stichting van een museum tegenhoudt. De weth. Cordes antwoordt, dat de geldmarkt om de 4 pet. loopt en toont aan, dat de leening van Rotterdam met de onze geen practisch verschil aangeeft. Erkennende de juistheid van de bestemming van gelden voor het Huis van Bewaring, zegt spr. geld te hebben bestemd voor scholenbouw. Spr. geeft intusschen de verzekering, dat dit geen invloed heeft op den aanbouw van een museum. 10. Rekening der exploitatie van de Wijkvereeniging van wijk E. B. en W. stellen voor: 1. De rekening goed te keuren; 2. de bij Raadsbesluit d.d. 13 Juli 1901, no. 1332, aan de vereeniging gedurende hoogstens 10 jaar verleende garantie van f750.— per jaar in een eventueel te kort op de exploitatie harer woningen Tallende, te veranderen in een subsidie tot gelijk bedrag en voor denzelfden duur. Conform. 11. Verslag betreffende den toestand van het Gymnasium over 1903. B. en W. stellen voor het verslag voor kennisgeving aan te nemen. Conform. 12. Verslag van de dne Gasthuizen over 1903. B. en W. stellen voor het verslag voor kennisgeving aan te nemen. Conform. 13. Idem van het Burgerweeshuis. B. en \Y. stellen voor het verslag voor kennisgeving aan te neoien. Conform. 14. Ontslag van den 3den keurmeester van vee en vleesch E. van Loo. B. en W. stellen voor deu 3den keurmeester van vee en vleesch E. van Loo, gerekend
van 1 Febr. j.1. af, uit den dienst der gemeente te ontslaan. Conform. 15. Aankoop eener inschrijving op het Grootboek der Nederlandsche Werkelijke Schuld. B. en W. gehoord de Commissie van financiën; Stellen voor: lo. aan te koopen een inschrijving op het Grootboek der N. W. S., nominaal groot f 5000, rentende 3 pCt. en het daartoe benoodigd bedrag van de Gemeentelijke Spaarbank op te vragen; 2o. op dit besluit de goedkeuring te vragen van Ged. Staten. Conform. 16. Aanvulling der gemeentebegrooting voor 1904. B. en W.; verwijzende naar hun voorstel van heden, no. 273, waarop gehoord is de Commissie van financiën; Stellen voor: lo. de gemeente-begrooting voor 1904 aan te vullen met een bedragr van f4900. Conform. 17. Tijdelijke geldleening. Burgemeester en Wethouders; Overwegende, dat op de gemeentebegrooting voor 1904 is uitgetrokken een post van f150,000 voor eene tijdelijke geldleening ter voorziening in kasbehoefte en dat het wenschelijk is zóó tijdig maatregelen te n^men, dat terstond aan eventueele behoefte kan worden voldaan; gehoord de Commissie van financiën; Stellen voor: lo. hen te machtigen gelden op te nemen naarmate van gebleken kasbehoefte en daartoe eene tijdeljjke geldleening aan te gaan van hoogstens f 150,000 tegen eene rente van niet meer dan 5 pCt. in net jaar en met bepaling, dat de betaling der rente en de aflossing van het kapitaal zullen geschieden uit de gewone middelen van het loopende jaar; 2o. op dit besluit de goedkeuring te vragen van Ged. Staten. Wordt door B. en W. teruggenomen. 18. Aanvulling der gemeentebegrooting voor 1904. B. en W.: gehoord de Commissie van financiën; Stellen voor: de gemeentebegrooting voor 1904 aan te vullen met een bedrag van f 20.000. Conform. 19. Af- en overschrijvingen op die begrooting. Conform. 20. Scheikundige samenstelling en lichtkracht van het gas. B. en W. stellen voor den staat voor kennisgeving aan te nemen. Conform. 21. Ontheffingen en restitutiën van plantselijke directe belasting over 1903. Conform. Naar aanleiding van een in een vorige vergadering gedane vraag van den heer Voorbrood over de brood-uitdeeling op Zondag, deelt de Voorzitter mede dat dit een oud gebruik is (sinds 1487), dat vroeger in de kerk geschiedde na den dienst. Het college van B. en W. heeft voor lange tijden een voorstel gedaan deze uitdeeling te, doen plaats hebben niet in de kerk maar in een daartoe van gemeentewege verstrekt lokaal. Sinds 1849 geschiedt die uitdeeling op Zondagmorgen. Men doet het op Zondag, uit eerbied voot de traditie en omdat het op Zondag geschikt was omdat een ieder dan vrij was. De heer van Verschuer heeft wel eerbied voor menige traditie, maar wanneer het volgen van deze traditie aanstoot geeft, zou dan niet van wege B. en W. met hen die het brood uitdeelen, overleg gepleegd kunnen worden, om een minder ongeschikt oogenblik voor die uitdeeling te bepalen. De heer Zoestbergen wil een vraag stellen over de natte cokes, die tegenwoordig geleverd wordt. Er wordt daarover algemeen geklaagd.| Er wordt aan de on- en minvermogenden tegen minderen prijs cokes verstrekt: maar die cokes is zoo nat dat ze in plaats van een voordeel bijna een nadeel bezorgt. Een werkman, die niet wilde dat de menschen daardoor benadeeld zouden worden, gaf wat meer om ze zoodoende toch hun gewicht te geven, en kreeg f 1,50 boete. Nu heden de laatste goedkoope cokes geleverd wordt — zijn de menschen dus nog slechter af. Spr. wilde het daartoe zien te brengen, dat het gewicht van de cokes berekend werd zonder dat het water werd meegewogen. De wethouder Cordes zegt dat deze klacht niet nieuw is. Spr. deelt mede dat het laatste jaar buitengewoon nat is geweest, dat heeft natuurlijk invloed gehad op het watergehalte van cokes, die wordt opgestapeld in de open lucht. Is de cokes nat, dan is dat de schuld noch van directeur, noch van commissie, noch van B. en W. Er is niets aan te doen — cokes kan niet beschut worden tegen het weer. We zullen ons moeten schikken in het onvermijdelijke. Spr. gelooft dat het niet aangaat het watergehalte te bepalen iederen dag en bij verkoop van cokes in rekening te brengen. De heer Cordes teekent protest aan tegen de woorden van den heer Zoestbergen, dat de werkman bovenbedoeld, „eerlijk was tegenover zijn medemenschen." — De heer Zoestbergen constateert dat de wethouder volmondig erkent wat hij heeft gezegd. Spr. meent dat er iets oneerlijks in ligt wanneer men de armen water laat betalen inplaats
van cokes. Spr. zou wel ernstig willen onderzoeken of het niet mogelijk is opslagplaatsen te maken, die beschut zijn. De wethouder Cordes protesteert tegen de woorden van den vorigen spr. over oneerlijkheid. Men koopt de cokes, zooals zij daar ligt en de leverancier is niet verantwoordelijk voor een watergehalte; hij kan daar niets aan doen. De heer Eland wilde weten of cokes niet bij de maat verkocht kan worden. De wethouder Cordes zegt dat hij deze zaak met den directeur bespreken zal. De heer de Wilde zegt dat het verkoopen van natte cokes wel geen oneerlijkheid is, maar hij gelooft dat het publiek het niet weet. Spr. meent dat nu dit alles hier gezegd is, een deels van het publiek de cokes zal gaan betrekken van particuliere leveranciers. De heer T reffers vraagt of er bezwaar tegen is de cokes op te slaan onder een afdak. De wethouder Cordes merkt aan dat deze zaak in de laatste jaren zeer overdreven wordt. Vroeger werd de cokes net zoo behandeld als tegenwoordig — het natte weer van dit jaar is er schuld aan dat deze cokes wat vochtiger is misschien dan eenige jaren geleden. Spreker zet zijn bezwaar tegen een afdak uiteen. De vergadering wordt hierna gesloten. (Het meer uitgebreid verslag wordt later aan de daarop geabonneerden in de stad verzonden.)