INGEZONDEN MEDEDEELINGEN BETREFFENDE HANDELSZAKEN. Gebrek aan Eetlust. De Heer Dr. SELIGMANN inBerlijn, schrijft: „Ik heb met Haematogen „Hommel" bij twee mijner kinderen een proef genomen en kan niet nalaten U mede te deelen, dat het resultaat mij inderdaad verraste. Reeds na de eerste dosis maakte het gebrek aan eetlust plaats voor een ■waren geeuwhonger en na zes dagen kon ik eenè gewichtsvermeerdering van kilo constateeren. Ik zal dit beroemde middel, zooveel in mijn vermogen is, aanbevelen." Wegens de vele vervalschingen verlange men uitdrukkelijk Dr. Hommel's Haematogen. Verkrijgbaar bij alle Apothekers en Drogisten. HAEMATOGEN ( Hommel). Verkrijgbaar bij LINNEWIEL, Janstraat 17. Telefoonnummer 838. Verkrijgbaar bij de firma TIMMER & KROMHOUT, Steenstraat 101. Verkrijgbaar bij R. J. HAGENBEEK, Broerenstraat 16. ***** ïst&t cuvve&qe' etvvandtoitewtaJliv
Arnhemsche courant
- 05-03-1904
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Arnhemsche courant
- Datum
- 05-03-1904
- Editie
- Dag
- Uitgever
- C.A. Thieme
- Plaats van uitgave
- Arnhem
- PPN
- 400337789
- Verschijningsperiode
- 1814-2001
- Periode gedigitaliseerd
- 1851 - 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 5420
- Jaargang
- 91
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
Advertentie
Indische Penkrassen. L.
In den trein zaten een zestigtal militairen, Europeanen en Amboineezen, die terugkwamen van Djambi en nu naar Tjimahi, het gezonde koude Tjimahi, gingen. Er waren toevallig geen oude bekenden van me bij. Ik vond dat wel zoo geschikt, want nu kon ik veel gemakkelijker ongedwongen en kameraadschappelijk meêboomen. De kerels zagen er maar bleekjes en afgewerkt uit! Men kon 't hun zoo aanzien,|dat er heel wat van hun krachten was gevergd geworden en toen ik een betrekkelijk jongen Europeaan vroeg: „Wel makker, blij, dat je weer op Java zit ? !" kwam er een hartgrondig „Nou, of ik 1" over 's mans lippen. „Of 't er dan niet goed en prettig dienen was net als op Atjeh indertijd," waagde ik te vragen. „Hoe 't op Atjeh is weet ik niet," antwoordde de fuselier „daar ben ik nog niet heen geweest, maar Djambi is 'n echt pestland, waar ik nooit meer hoop te komme. Kijk meneer, dat we vechte motte, dat wete we vooruit, daar hé je voor geteekend, niet? maar dat eeuwige heea en weer getippel, dagen lang, zonder iets van die sloebers te zien of dat gehang in de bivaks, dat maakt een mensch sjagreinig. Met de expeditie tegen Korintji heb ik nog 't buitenkansje gehad om een aardig vorrekie mee te pikken. We zijn toen met nog geen veertig bajonette onder de luitenants Gusdorf en Hajenius dwars door het land getrokke, elf dagen lang dat moet je niet uitvlakke ! Die kleine Amboineesche korpraal, daar in de hoek, was er ook bij, een brani hoor! We zijn toen van 27 Juni tot 9 Augustus op ons eige houtje uit geweest en hebben sterke bentings bij Limpoer, Poesako en Lolo genomen en 9 Augustus waren we bij de inname van Poeloe Tengah, samen met 't 9de en 16de Bataljon. Dat waren me kerels, die Korintiërs! kerels met lef in d'r...... en ook de wijven deden mee, daar hèt een soldaat respect voor, maar die misselijke Djambiërs doen niks als verstoppertje spele en late een mensch z'n tong uit z'n lijf loopen!" „En als je dan nog maar je cente kreeg," merkte een ander fuselier op, doch 't gebeurt soms wel, dat je er drie maanden en langer naar fluite kan. Ik heb wel 's in de kranten geleze, dat 't zoo in Turkije ook toegaat, maar 't is en blijft beroerd, want je hèt te velde juist je geld zoo verd... hard noodig." „Ja meneer," zei een korporaal, „de burgers hebben daar zoo geen verstand van, neem me niet kwalik, als da' ik 't zóó maar zeg, doch vind Uwes 't ook geen schande, daar, waar de officiere toch te velde ook meer traktement hebben, dat daar onderofficiere en mindere, behalve d'r stroozakkengeld niks geen u toelage" krijge ?!" „Je stroozakkengeld", bromde de jonge fuselier weer. „Eén cent per nacht, omdat 't Gouvernement je geen stroozak hoeft te geven en je .gemodereerd op de planke of op 't gras slaapt. Eén cent per nacht, daar wint 't nog op !" „Hoe was de voeding ?" vroeg ik. „Nou, daar hadde we geen klage over," antwoordde een der fuseliers. „Je kunt 't te velde natuurlik niet altijd zóó krijge als in 't garnizoen, dat spreekt, maar de officieren deden wat ze konde!"
„Ja de officieren konden er al niet veel aan doen, mijnheer," beweerde een jeugdige sergeant, die tot nog toe maar toegeluisterd had. „De officieren hadden al net zoo hard 't land als de rest, Oók zij moesten niks van Djambi hebben en ik heb wel eens hooren beweren, dat ze steeds overhoop lagen met de ambtenaren van het civiele bestuur. Twee kapiteins op één boot, dat gaat ook niet en de boel op Djambi loopt leelijk in de war." Het gesprek boezemde mij steeds meer en meer belang in, daar het dan toch maar waar bleek, wat ik reeds had hooren fluisteren, n.l. dat de geest onder de militairen in Djambi tegenwoordig veel te wenschen overliet. „Daar hé je nou bevoorbeeld de kleedingkwestie", begon weer een ander. „We hebbe soms weke lang zonder schoene geloope en zage er op 't laatst uit als schooiers want de lappe hinge er bij. Als er dan een proces-verbaal gemaakt werd door de officiere voor nieuw goed, dan duurde 't maande voor 't af kwam van Batavia en als 't goed er dan eindelijk was, dan was je zelf weer den marsch in, ergens anders heen, zonder schoene aan je poote." „Ja," zeide de sergeant, „waarom heeft toch elk permanent bivak geen eigen kleedingmagezijntje in verantwoording?" „Vroeger op Atjeh krege we twee borrels per dag, dat komt een soldaat in den oorlog toe;" meende een oude infanterist ie klasse. „Hoe dikwijls zit je niet tot je nek in de kali of zak je in de rawah weg. Je wordt dan koud en beroerd en van een borrel kikker je op, doch jawel hoor, op Djambi krege we er maar eentje, dat was zoo verordineerd door de hooge meneeren in Holland, zei de luitenant, doch die pakke er stikum op hun soos ook wel eens eentje meer, als 't motregent, wat zegt u?" Ik zei niets, doch dacht aan de woorden indertijd door Minister Cremer op het Binnenhof gesproken, toen Zijne Excellentie mij de eer aandeed een en ander uit mijne Militaire Penkrassen in het „N. v. N." over dit onderwerp aan te halen. „Wij krijgen heelemaal geen oorlam," zei een Amboineesje in het Maleisch. Hij had ons Hollandsch blijkbaar kunnen volgen. „Wij niet en de Javanen niet. Of wij 't al koud hebben, 't komt er niets op aan, we kunnen kaliwater drinken om warm te worden." Algemeen gelach onder de Amboineesche soldaten. „Maar van avond, hé oom, op Tjimahi, dan gaan we pret maken?" besloot onze zoon der Molukken.
„Jullie zitte daar nou te kankere over allerlei kleinighede', meende een oude korporaal, „en daar doe ik niet aan mee. Wat ik echter wel schandalig vind is, dat ze nog steeds niet die machines met de x-strale late komme. Krijg je een kogel in je bast, soedah, daar ben je voor, maar dat ze dan in het Hospitaal aan 't kerve en snije gaan om 'm te zoeke, terwijl ze tegenswoordig er machines op nahouwe om je van binneil te bekijke, dat vind ik erg treurig." En ik vond 't met hem, lezers! „Daar hè je nou bevoorbeeld de onderluitenant Bolle, die ligt nou al tien maande ia 't Hospitaal met een kogel in de hartstreek en nog is ie niet gevonde. Die machines koste maar een paarhonderd gulden en die moste in alle hospitalen present zijn, daar waar het gouvernement toch heel goed weet, wat het aan z'n militaire heeft te danke." „Ik wou dat onze Koningin het maar eens wist" riepen een paar anderen, „die zou er wel gauw een eind aan make !" „Laat het in de krant zette!" raadde een ander, „dan leest de Koningin het van zelf!" Hij wist niet, dat zijn verzoek zoo spoedig zou worden verhoord, dat over eenige weken een groot deel der natie het lezen kan, dat er hier niet voor gezorgd wordt, om door toepassing van dej reeds zoo lang bekende Röntgenstralen, zoo mogelijk kostbare menschenlevens van den dood te;redden. „Weet je wat ze ook in de krant motte zette, als dat 't te velde, waar alles toch zoo duur ie hard is voor 'n soldaat om postzegels te motte koope voor een brief naar huis. Brieve van 'n expeditie moeste gratis worde bezorgd, dan zouwe we veel meer schrijve aan onze ouwe mensche in Holland!" En zoo kankerden ze voort en ik vergeleek alles met wat ik reeds van officieren over die Djambi-expeditie gehoord had en besloot, zoo getrouw mogelijk alles neêr te schrijven, zoodra we 't station Soekaboemi weer bereikt hadden *. . * * Ziezoo, die Penkras of liever „potloodkras" zit al weer in elkaar. Nu eens even lekker gaan rijsttafelen in het Victoriahotel en dan met den middagtrein verder. Zoo ineens van Depok naar Tjiandjoer was een te groote rek, zelfs met die babbelende militairen, bovendien krijgen we nu een nieuw redeelte van den weg, dat we nog niet zagen, en dus was een pauze op 't warmste van den dag zeker wel aan te raden. Lt. Clockener Brousson b. d. Station Soekaboemi.
MILITAIRE ZAKEN. (Ingezonden.) Militie-Luitenants bij de Infanterie.
Nadat de plaatsvervanging werd afgeschaft en de geheele Nederlandsche jongelingschap haar aandeel moet geven aan de Militie, moet in die Militie nu ook de jongeling worden aangetroffen, die het verder weet te brengen dan tot miliciensergeant. Het is voor dien jongeling, zoo ook voor zijn ouders of voogden, dat ik het verzoek deed aan de redactie van dit blad, om het onderstaande een plaats te geven. De loteling, die den lust gevoelt zich tot militieluitenant op te werken, kan zich verbinden als adspirant-militie-officier ie vóór zijn indiensttreden, 2e wanneer hij reeds milicien-korporaal of milicien-sergeant is, in het tijdperk van zijn eerste-oefeningstijd, 3e warn eer hij milicien-sergeant is en hij zijn eerste-oefeningstijd in een vorig jaar volbracht. Ten einde te kunnen worden opgeleid moet hij echter a. aan een examen hebben voldaan, gelijk aan dat tot toelating tot het reservekader bij het wapen, of wel zoodanig ontwikkeld zijn dat hij zonder examen tot dat reserve-kader zou zijn toegelaten. b. reeds milicien-korporaal of sergeant zijnde, ook nog in andere opzichten van den noodigen aanleg of geschiktheid hebben doen blijken. De loteling, die zich vóór zijn indiensttreden verbindt, moet onder de wapenen komen tusschen 1 en 5 Maart, en dan, gerekend van 1 Maart, twaalf maanden achtereen onder de wapenen blijven. D i t jaar (1904) kan hij zich gedurende de geheele maand Maart verbinden, en rekenen de twaalf maanden van af 15 Maart 1904. De milicien-korporaal of milicien-sergeant, die zich als adspirant-militie-officier verbindt, moet zich verbinden den vaandrigscursus van het reserve-kader te volgen in het wintertijdperk, volgend op zijn vertrek als milicien-sergeant met groot verlóf voor de eerste maal, dan wel volgend op het tijdstip waarop hij zich verbond, of — als die cursus niet gegeven wordt in of nabij de gemeente waar hij, met groot verlof zijnde, verblijf houdt — in het bovengenoemde tijdperk onder de wapenen te komen voor hoogstens twee maanden, aanvangende pl.m. 22 October bij het 5e Regiment Inf. te Amersfoort. In den zomer, volgende op dat wintertijdperk, moet hij eveneens onder de wapenen komen van half Juni tot uiterlijk 31 Augustus in het garnizoen, waar de staf van het regiment is, waartoe hij behoort. In de twee wintermaanden wordt hij aldus theoretisch ontwikkeld en voorbereid tot de practische oefening van twee en een halve maand in den volgenden zomer. Er zijn dus twee methoden van opleiding : ie. eene opleiding van twaalf achtereenvolgende maanden voor hen die zich vóór hun eerste indiensttreden verbinden; 2e. eene opleiding gesplitst in een winter- en een zomerperiode voor hen, die reeds milicienkorporaal of milicien-sergeant zijn, wanneer zij adspirant-militie-officier worden. De adspirant-militie-officier verbindt zich om na zijne benoeming tot militie-officier tijdens zijn militietijd onder de wapenen te komen : ie. in het jaar der benoeming of in het daaropvolgende
jaar gedurende acht weken, tusschen 1 Juli en 31 October; 2e. daarna om het andere jaar gedurende vier weken, tusschen 1 Juli en 30 September. Is hij (met zijne lichting) als officier overgegaan bij den landweer, zoo moet hij gedurende veertien achtereenvolgende dagen dienst doen bij een infanterie-korps, binnen 30 dagen vóór het tijdstip waarop de landweerplichtigen, van de afdeeling waartoe hij behoort, moeten opkomen. Dagen, waarop hij door ziekte als anderszins aan den dienst wordt onttrokken, moet hij inhalen tenzij de Minister van Oorlog op verzoek van den belanghebbende anders beslist. De adspirant-militie-officier is gedurende den tijd der opleiding vrij van de verplichting tot bijwoning van het jaarlijksch onderzoek, en töt opkomst voor herhalings-oefeningen. Moet de adspirant wegens onvoldoenden ijver of wegens het niet nakomen zijner verplichtingen of wel wegens verkeerde gedragingen in-of buiten dienst van de opleiding worden ontslagen, dan blijft zijn verbintenis echter van kracht en moet hij alle daaruit voorkomende verplichtingen dus nakomen. Is echter lichaamszwakte of intellectueele achterlijkheid de oorzaak, dan wordt de verbintenis verbroken en wordt de adspirant-militieofficier weder gewoon loteling. Is de adspirant-militie-officier niet geslaagd voor zijn examen om den rang van militie-officier te verkrijgen, dan kan de Minister van Oorlog hem toestaan dit examen geheel of gedeeltelijk andermaal af te leggen. Slaagt hij dan niet, of wenschte hij het examen niet andermaal geheel of gedeeltelijk af te leggen, zoo wordt de verbintenis verbroken en wordt de adspirant dus weder gewoon loteling. Om tot militie-officier te worden benoemd moet de adspirant: 1. bewijs hebben overgelegd van te zijn Nederlander (art. 13, i°—30 der Militiewet 1901); 2. voldaan hebben aan het examen; 3. zich gunstig onderscheiden door beschavi ng, practische geschiktheid, gedrag, ijver e^i andere hoedanigheden, voor den officiersrang vereischt. Bij de benoeming ontvangt de militie-officier f150 als tegemoetkoming in de eerste uitrusting^ Aangezien de opleiding voor militie-officier plaats heeft bij den staf van het regiment en de adspirant-militie-officier, zooveel de dienst toestaat, wordt ingedeeld in het garnizoen zijner keuze, kan hij dus uit de navolgende garnizoenen zijne standplaats uitzoeken, 's-Hage, Assen, 's Hertogenbosch, Bergen op Zoom, Leiden, Amersfoort, Breda, Amsterdam, Arnhem of Leeuwarden. Hij is vrij van corveeën, logeert afzonderlijk met zijne collega's, kan in de onderofficiers-menage opgenomen worden, ja zelfs kan hem worden toegestaan buiten de kazerne het middageten te gebruiken en te logeeren. Alle deze voordeelen, waaronder er zijn, die in de practijk werkelijk zeer groot zullen blijken te zijn, mogen beschouwd worden als kleine aansporingen voor hen die willen trachten militie-officier te worden, doch de ware aandrift moet liggen in de wilskracht van den loteling zeiven, die eenmaal aangewezen om zijn militieplicht jegens het Rijk te vervullen, dien plicht wil vervullen, zoo goed en zoo ten volle als zijne lichamelijke en geesteseigenschappen het hem toestaan', zij het ten koste van opofferingen, door hem den lande te brengen. S.
Advertentie
ADVERTENTIËN. STADS-SCHOUWBURG - ARNHEM. Zaterdag 5 Maart, 's avonds 8 uur, en Zondag ö Maart, 's avonds 77a uur > Rotterdamsch Toonee[gezelschap Directeur: P. D. V A N E IJ S D E N. AMOR (Der blinde Passagier) Blijspel in drie bedrijven van OSCAR BLUMENTHAL en GUSTAV KADELBURG. Vertaald door H. A. v. E. Tooneelschikking van LOUIS MOOR. Geheel nieuwe Decoratiën van J. J. POUTSMA. Nieuwe Costumes van J. N. MULDER. Successtuk van vele Duitsche Schouwburgen. Prijzen der Plaatsen op Zaterdag 5 Maarte ie Rang f2.—. Front-Loges f 1.50. 2e Rang f 1.10. 3e Rang f0.50. 4e Rang f0.30 Prijzen der Plaatsen op Zondag 6 Maart: , ie Rang f 1.50. Front-Loges fi.20. 2e Rang f0.90. 3e Rang f0.40. 4e Rang fo.25. Wat blieft U Mevrouw I Haal eens even een Bredasche Koek, maar geen andere dan van van Jaarle-van feit. Overal verkrijgbaar. Ontbijtkoek verpakt 25 Ct« Sucade en Gemberkoek in Cartou 30 Ct|