Vrijdag" 18 Maart 1904. Waarnemingen van des morgens 8 uur.) Barometerc u bo stand. bO .9 1 3 Toestand 3 O *■» der lucht. <8 Ph Gisteren Heden O 'S .9 £ Ö £ M V CU a u H 1 Gevallen mM. mM. Gron. 764 761 OZO I 37 licht bew. 0 Helder. . 76.3 762 N I 39 zw. bew. 0 De Bilt. . 762 762 Stil -—. 37 nevel 0 Vliss. 760 763 w I 41 mist O Maastr. 761 764 ZW 2 41 zw. bew. 0 Overzicht van den weerstoestand iu Europa. Eene ondiepe depressie ligt langs de Noorsche kust (Bodö, 755 mM.) en eene andere boven Zuidelijk Frankrijk (Nizza, 758 mM.). Een gebied van hooge drukking bevindt zich boven het Zuidelijk gedeelte der Oostzee (Memel, 772 mM.). In Nederland steeg de temperatuur. Verwachting : Weinig wind ; veranderlijke bewolking; nu en dan regen; zachter weei. Sibru.
Arnhemsche courant
- 18-03-1904
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Arnhemsche courant
- Datum
- 18-03-1904
- Editie
- Dag
- Uitgever
- C.A. Thieme
- Plaats van uitgave
- Arnhem
- PPN
- 400337789
- Verschijningsperiode
- 1814-2001
- Periode gedigitaliseerd
- 1851 - 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 5431
- Jaargang
- 91
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
ARNHEMSCHE COURANT van Vrijdag 18 Maart 1904. TWEEDE (laatste) BLAD. METEOROLOGISCHE WAARNEMINGEN.
Arnhem, 18 Maart.
Thermometer (8 u. 40 0 12 u. 49 0 F.) Fortin's Barometer, B. Holsboer, (12 u.) 762.3 Rijzing 2.7 mM. Nog rijzende. Windstreek ZW. Windkracht 1. Hoogte van den waterspiegel aan de peilschalen te Arnhem bij de brug: f .63 M -f AP. = Amst. Nulp. > y , M 2.66 M bov. of -f Amh. Nulp. \ Val '5 ciyj - Te Keulen 2.87. Val 20 cM. MAAN: V. M. 2 Maart. L. K. 9 Maart. N. M. 17 Maart. E. K. 24 Maart. V. M. 31 Maart.
BEKENDMAKING.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Arnhem ; Gelet op art. 65 der Kieswet ; Brengen ter openbare kennis, dat ter gebruikelijke plaatse alhier is aangeplakt eene op 5 dezer door den Gemeenteraad vastgestelde verordening, als bedoeld bij bovengenoemd wetsartikel, aanwijzende een stemlokaal voor elk stemdistrict in de gemeente. Arnhem, 17 Maart 1904. Burgemeester en Wethouders voornoemd Sweerts. De Secretaris, A. J. Kronenberg.
Kamer van Koophandel en Fabrieken te Arnhem.
Vergadering van Donderdag 17 Maart 1904, des namiddags te 2 uur, in het Gemeentehuis. Aanwezig de heeren Wurfbain (voorzitter), Wentink, van derSchooren, (waarnemend Secretaris), de Jongh, Haentjens, Kolfschoten, en later de Secretaris mr. H. P. de Wilde. Afwezig met kennisgeving de heeren Cohen, Siemens en Frowein. De notulen van de vorige vergadering worden na lezing goedgekeurd.
Rekening der Kamer over 1903. De rekening is goedgekeurd door de commissie, belast met het nazien daarvan. Vaststelling jaarverslag. Het verslag van de afdeelingen is ingekomen en wordt vastgesteld. Wijziging hav en- en kadeverordening. De Voorzitter deelt mede, dat de commissie benoemd te dezer zake, nog in onderhandeling is. De commissie wordt diligent verklaard. Ingekomen stukken. De Voorzitter deelt mede, dat een nader schrijven is ingekomen van den heer van Duim in zake de verbindingsmiddelen van Arnhem met het Noorden en Zuiden van ons land. Het adres, waarvan in de vorige vergadering sprake is geweest, is niet verzonden, omdat men meent dat een verblijf van 4 a 5 uur in plaatsen als Groningen, Leeuwarden en Maastricht, terwijl men op één dag heen en weer kan, meer dan voldoende is. De Voorzitter meent niet dat er eenige kans van slagen is. De heer W en tink wijst op de moeilijkheid die andere (kleinere) plaatsen zouden hebben wanneer alle treinen van uit Arnhem sneltreinen zouden zijn. De heer Kolfschoten meent dat wanneer Arnhem een eindstation was, de zaak anders zou worden. Besloten wordt gfW' adtes te zenden. Ingekomen is een adres van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Winterswijk aan de directie van de Hollandsche Spoorwegmaatschappij naar aanleiding van den toestand van het stationsgebouw van de Geldersch-Overijsselsche Stoomtrammaatschappij en de overbrugging van het emplacement van den NedWestfaalschen Spoorweg. Adhaesie voor dit adres wordt gevraagd. Dit adres wordt, als van zuiver localen aard, voor- kennisgeving aangenomen. Ingekomen is een schrijven van den inspecteur van de Rijnvaart, waarbij inlichtingen worden gevraagd betreffende de oorzaken der schommelingen in de cijfers van het havenverkeer te dezer stede. Uit dat schrijven blijkt dat in 1902 ingeklaard is 14493 ton, in 1903 19816 ton; aan uitgeklaarde goederen waren deze cijfers 728 en 910 ton. De heer de Jongh meent dat deze schommelingen te wijten zijn aan den toestand van de rivier, in 't afgeloopen jaar zijn et meer groote schepen geweest. De heer v. d. Schooren wijst er op dat in 1902 meer Engelsche kolen gebruikt zijn, nu weer meer Duitsche en dat dit uit den aard der zaak invloed zal uitoefenen op deze cijfers. De heer Haentjes meent niet dat de verbetering van de rivier van dien aard geweest is, dat daaraan dit groote verschil in cijfers geweten mag worden. In den geest van de gemaakte opmerkingen zal de Secretaris inlichtingen geven. De heer W e n t i n k deelt mede, dat het aangeboden huis voor een- hulppostkantoor in Klarendal de commissie zeer ongeschikt is voorgekomen. Zij heeft zich met een architect-aannemer in verbinding gesteld, die een huis, geheel gebouwd naar de eischen van den directeurgeneraal geprojecteerd heeft en een teekening met zijn condities omtrent huursom en aantal jaren heeft overgelegd. De Secretaris heeft dit alles aan den directeur-generaal gezonden met het verzoek van den aannemer vóór 1 April antwoord te mogen ontvangen. De Voorzitter brengt de leden der commissie dank voor hunne bemoeiingen. De heer Wentink wijst op het ongerief dat het vaak lang open zijn van de schipbrug heeft voor de passage. Hij vraagt of 't niet goed zou zijn bij het gemeentebestuur stappen te doen teneinde een stoomlier te krijgen, zoodat de brug vlugger open en dicht kan gaan. De Secretaris meent, dat er op 't oogenblik plannen in onderzoek zijn. De heer H a e n t j e n s gelooft niet, dat 't veel zal geven; 't zal toch wel kloppen aan een doovemansdeur zijn. De Secretaris is bang dat men niet veel
kosten zal maken, zoolang de vaste brug er niet is en dat het Gemeentebestuur daarop zal willen wachten. De zaak wordt aangehouden. De vergadering gaat over in eene met gesloten deuren.
RECHTSZAKEN. Voor het Hof.
Gisteren diende o. a. de zaak tegen G. S., administrateur der Apeldoornsehe BegrafenisVereeniging te Apeldoorn. Appèl van een vonnis der rechtbank te Zutphen dd. 20 Januari jl., waarbij hij wegens valschheid in geschrifte en het opzettelijk gebruik maken daarvan, was veroordeeld tot 1 maand gevangenisstraf. In den zomer van 1902 was bekl. met een aantal stalhouders te Apeldoorn overeengekomen, dat zij bij begrafenissen zouden rijden voor f 6.50 ie klasse en voor f4.50 2e klasse. Dit tarief werd vastgesteld voor den tijd van twee achtereenvolgende jaren. Doch bij het betalen der rekeningen had bekl. slechts tegen f6 en f4 uitbetaald en gezegd dat aldus was overeengekomen, er op wijzend dat het tarief gelijke bedragen aanwees. De stalhouders hadden er zich toen maar het eerste jaar bij neergelegd — dus beweerden zij — omdat zij, bang voor de concurrentie, en de anderen uit een oogpunt van „jaloerschheid" het zeker voor dat bedrag dan wel zouden hebben willen doen. Maar zeker waren ze er van, dat het tarief 50 cènten meer had vermeld dan later bij de uitbetaling. Het bleek dat in dat tarief was geradeerd en wel zoo, dat achter de cijfers 6 en 4 de komma's nog stonden, maar voor de rest de andere cijfers waren weggemaakt. Bekl. beweerde, dat er kladden op dat stuk waren geweest, en daar hij het zijn chef had moeten toonen, het eerst wat behoorlijk in orde had willen maken en daardoor die kladden, waarvan er juist twee achter genoemde cijfers waren geweest, had weggeradeerd. Verder vertoonde bekl. een folio uit zijn grootboek, waarop het tarief van f6 en f 4 ook voorkwam. Een der getuigen vertelde dat hij bekl. over het radeeren in dat tarief had gesproken, waarop deze had gezegd, dat men dat te Baarn — waar destijds zijn chef vertoefde — wel zou gedaan hebben. Bekl's chef verklaarde dat hij met bekl. dien staat van f6 en f 4 had opgemaakt, met dien verstande, dat bekl. volmacht had gekregen naar omstandigheden te handelen. De ambtenaar van het O. M. constateerde dat er minder was uitbetaald dan was overeengekomen en dat er voorts valschheid in geschrifte was gepleegd, waarom hij requireerde dat het vonnis van den eersten rechter in alles mocht worden bevestigd. Pleiter voor bekl., mr. L. W. van Gigch uit Amsterdam, vond de zaak niet zoo eenvoudig. Dat de cijfers 6 en 4 dikker zouden zijn dan de andere is niet waar. Het rechtsgeldig bewijs is niet geleverd dat de cijfers 50 zijn weggeradeerd door bekl. Daarom is de feitelijke grondslag voor deze actie niet geleverd, doordat dit nooit is aangetoond kunnen worden. Maar ook al had bekl. het gedaan, dan nog is het geen strafbaar geval. Wel omschrijft de dagvaarding het geschrift als een contract van aanneming, maar hoe is dat aan te nemen ? Daar is immers geen medecontractant ! Het is zuiver een eenzijdige overeenkomst. De stalhouders moesten niet rijden voor dat tarief en de begrafenisvereeniging was evenmin gebonden zich van hen te bedienen. Men kon er mede ophouden wanneer men maar wilde. De stalhouders waren de menschen die met de vereeniging meewerkten. Die handteekeningen van de stalhoude/s onder dat tarief waren geen verbintenis, want dan hadden zij geen jaar het voor minder geld behoeven te doen, maar hadden slechts op hun contract te wijzen en hadden zelfs niet behoeven te rijden voor f6.49 1 /, en f 4.4972 maar voor de volle som van f 6.50 en f 4.50. Dat zij het zouden gedaan hebben om de concurrentie, gaat geheel niet op. Er bestond voor de stalhouders geen verplichting. Nog een vraag is: Was er nadeel in concreto
mogelijk ? Doch dan moet er dadelijk op gewezen, dat zij een vol jaar voor minderen, prijs hebben gereden. Zij hebben dat vrijwillig gedaan. Hadden ze een vast contract gehad, zij zouden het n.et gedaan hebben. Zelf was men er van overtuigd dat het geen contract was. En wat de dagvaarding aangaat, waarin te lezen is dat er gebruik is gemaakt van het valsche stuk, het O. M. is niet in staat ergens het gebruik aan te wijzen, dus dit te bewijzen. Er ' moet dus volgen ontslag van rechtsvervolging. Voorts ging spr. na de ongrondwettige wijze waarop het stuk bij beklaagde was in beslag genomen. Spr. qualificeerde dit als onrechtmatig en in strijd met de waardigheid der justitie. Op grond hiervan vreest spr. geen oogenblik, dat het vonnis der rechtbank te Zutphen bevestigd zou kunnen worden. Uitspraak over 8 dagen.
KUNSTEN, LETTEREN, WETENSCHAPPEN.
Niet de zorgen van heden, maar die van morgen drukken iemand neer. Voor de behoeften van heden hebben wij de noodige kracht ontvangen. Zaterdag 19 Maart. Place Royale, Schaakv. 8u Dagelijks: Wereld-Panorama, Groote Markt 16. Naar de Middellandsche Zee (Malta, Turkije, Griekenland, Egypte en Smyrna). In „De macht van het verleden," dat Zondagavond door het Ned. Tooneel in den Schouwburg gegeven wordt, treden in de hoofdrollen op de dames Mann-Bouwmeester en Anna Klaassen en de heeren Royaards, Kreeft en Tourniaire. — Gaarne vestigen we nog eens de aandacht op den lieder- en sonate-avond, Maandag a.s. den foyer van Musis te geven. Anna Kappel zingt liederen van Wagner, Strauss, Brahms, Schubert en Schumann, mej. van Zeijl en Runeman spelen een sonate van Mozart en een van Brahms en verder staat op het programma Le trille du diable van Tartini. Een programma,, dat zeker belang stelling ver dient. — De schrijver van het dezer dagen te Amsterdam door publiek en critiek niet ongunstig ontvangen spel „Vergulde leugens", die zich verschool achter het pseudeniem „de Visu", is naar „het Volk" verneemt Inte Onsma, redacteur van het blad van den Barbiersbond. — Gisteren is te Utrecht door den Gemeenteraad behandeld de aanvraag van het Utrechtsch Stedelijk Orkest om de subsidie van f 10,000 te verhoogen met f 4000 voor dit en het volgende jaar. Zooals te verwachten was, lokte het voorstel van B. en W. om gunstig op het verzoek te beschikken, verzet uit van anti-revolutionaire zijde, terwijl van de andere zijde het warm verdedigd werd. De heer Oudegeest (soc.-dem.) meende dat kunst wel degelijk regeeringzaak is, en steunde de voordracht warm. Ten slotte werd de verhoogde subsidie toegestaan met 27 tegen 8 stemmen. We herhalen wat we de vorige week na de soiree van Catharina van Rennes schreven: „Gelukkig Utrecht, waar men zoo de kunst wil steunen." — Het tweedaagsch muziekfeest, te geven door de zangvereeniging „Tot Oefening en Uitspanning" te Middelburg, ter herdenking van het 70-jarig bestaan der vereeniging en het 25jarig jubilee van den directeur, den heer J. C. Cleuver, als zoodanig, is bepaald op 3 en 4 Juni a. s. — Gluck's „Orpheus" is te Antwerpen voor het eerst in 't Fransch opgevoerd. — Te Parijs had in de Opéra Comique de première plaats van La Jille de Roland, tekst naar het drama van Henri de Bornier, muziek van Rubaud. Het werk was buitengewoon gemonteerd, de uitvoering was zwak. Van de muziek wordt meer de technische vaardigheid dan de artistieke waarde geroemd.
•— Te Berlijn zal weldra een nieuw tijdschrift verschijnen Das Theater. Het zal monografieën bevatten van auteurs, directeurs, acteurs enz. — Van Willem de Haan's nieuwe compositie Von Werden undVergehen, welke dezer dagen te Keulen voor het eerst is uitgevoerd, wordt veel goeds gezegd. — Toen de Boheemsche viool-virtioos Jan Kubelik dezer dagen te Linz een concert zou geven, drong een anti-Czechische menigte kort na den aanvang de zaal binnen en vernielde spiegelruiten en alles wat breekbaar was. Het concert kon niet doorgaan en Kubelik vertrok onder het hoerageroep der manifestanten, die hem voor zijn hotel nog een serenade met ketelmuziek brachten. — De Zweedsche Rijksdag heeft met 142 tegen 63 stemmen besloten tot aansluiting van Zweden bij de Bemer-Conventie ter bescherming van den letterkundigen en artistieken eigendom. — Uitgekomen is bij F. van Rossen te Amsterdam no. 2 van de Bevolkingsleer en Gezinsbeperking door dr. J. Hooijkaas.
DE JAGER. 1) Naar het Duitsch.
München-Schwabing, vier hoog, ruim atelier, uitzicht op uitgestrekte weiden en op het park van prins Leopold! Half stad — half land! Voor het huis brandde electrisch licht en liep de tram, en toch kon Hans Isensee, de gelukkige ontdekker van het atelier, een vriend op de verwonderde vraag of hij thans, in Juli, niet naar buiten ging, eerlijk antwoorden: „Naar buiten ? Maar nu vraag ik je, ben ik niet altijd buiten ? Ozonrijkere lucht en schooner weidegroen kan mij je „buiten" niet geven, dan mijn geopend atelierraam." En trots dat, was hij gaarne naar buiten gegaan, naar zijn Thüringsch vaderland, naar zijn tante en zijn nicht Hertha. Maar dat ging niet, omdat hij nu geen dertig mark voor 't rondreisbiljet bij elkaar kon krijgen. Maar met den herfst — ja, met den herfst zéker. Hertha toch had hij in geen eeuw gezien, in zes lange maanden niet. En in den herfst zijn de Thüringsche wouden in hun kleurenpracht veel mooier dan 's zomers met dat domme groen. Thans dreunden hamerslagen door het atelier, De jonge kunstenaar was in zijn kunstenaarsijver bezig, een kist dicht te spijkeren. Deze bevatte zijn nieuwste schilderstuk „de jager' en zou de collectie vermeerderen, die zich sinds jaar en dag op reis bevond van de eene kunstvereeniging naar de andere tentoonstelling en omgekeerd. Op dit oogenblik was zij m ^ eimar, en daarheen zou ook „de Jager" ^22? V Hans Isensee wilde de lui in Weimar
overbluffen, wilde hen imponeeren, want hij had eenige semesters achtereen de kunstschool daar met zijn tegenwoordigheid vereerd. Het stuk stelde een uitgestrekte, met bloemen bedekte weide voor, waarop in het midden stammige woudreuzen. Over de weide schreed een ongekleed jongeling voort, slechts pijl en boog in de hand dragend, met het hoofd naar voren — speurend het wild. En door de breede kruinen der boomen braken de heete stralen der Augustuszon, die over de weide beefden en op het naakte lichaam van den man braken. „Zeldzaam raak geschilderd, dat vleesch," meende Hans. „Wanneer daar die lieve lui uit Weimar het hoofd niet voor buigen, nou, dan weet ik het niet." De laatste spijker was er ingeslagen en Hans schreef het adres — natuurlijk „ijlgoed," de permanente tentoonstelling te Weimar betaalde het toch. Het adres legde hij op tafel. Eerst moest het schrift drogen, dan zou het er worden opgeplakt. Toen bracht de keukenfee Petrucia, Petertje genaamd, de morgenmelk met de gesmeerde broodjes. „Goedenmorgen, Petertje," riep Hans, „vandaag alweer twintig minuten te laat." „Ja, da's me zoo'n zaak! vandaag bent u al op, gisteren lag u nog in de kooi", verdedigde zich Petertje. „Nou, 't is al goed, kom altijd maar precies acht ^ uur. Maar daar valt mij wat in. Kom eens hier." Hij vatte haar bij den arm en bracht haar naar een etagère, waarop kruiken en schalen stonden. Dwars er over heen was in dik stof geschreven: 23 Juni 1898. „Vandaag hebben wij den 23 Juli, dus je hebt in vier weken geen
stof afgenomen. Petertje, ben je nóu een smeerdot of niet ?" „God, wat gaat de tijd toch gauw voorbij," riep ze verwonderd uit en wilde met de schort de lijst afvegen. „Nu niet," zei Hans, „vooral nu niet. Ga eens gauw naar den expediteur, hij moet prestissimo een kist afhalen." Nauwelijks was Petertje — zonder stof te hebben afgenomen —- weg, of daar ging de bel aan zijn corridordeur. De brievenbesteller bracht een brief. „O, van Hertha," zei Hans toen hij aan het raam ging zitten en las : „Innig geliefde Hans! Eigenlijk moest ik boos op je zijn. Waarom heb je in acht dagen niet geschreven?" „„Da's ook een vraag! Omdat ik natuurlijk „de Jager" klaar moest maken."" „Je zult toch mama's vijftigsten verjaardag niet vergeten en haar iets sturen ? Mama spreekt thans zeer goed over je, zij noemt je niet meer lichtzinnig. Ik geloof, als we nu van haar gunstige stemming partij trekken, dat zij onze verloving goedkeurt. Je weet toch dat haar jaardag den 25n Juli is en zeer feestelijk zal gevierd werden, ten eerste omdat ieder mensch maar ééns vijftig jaar oud wordt en ten tweede omdat mama op dezen dag vijf-en-twintig jaar presidente is geweest der vereeniging „Tot verheffing der zedelijkheid". Als je haar misschien eens een mooi schilderstuk zond ?" „Dat ontbreekt er nog aan," bromde Hans, „voor Gollstedt schijnen mijn schilderstukken toch goed genoeg." De jubilaresse was ja zijn tante, zelfs de moeder van het meisje, met wie hij in stilte verloofd was. Sedert den dood zijner moeder was zij de eenige, die zich om hem bekommerde
en hem ondersteunde — en dat was zeer noodzakelijk, want de rente van zijn bescheiden vermogen was niet toereikend. Hm, en wanneer het nu eens was zooals Hertha schreef, wanneer zij eens de verloving goed vond ? Hij wou toch nog eens nazien of hij nog niet ergens een oude croüte voor tante had. Er hing en stond genoeg rommel, dat maar ruimte wegnam en misschien geen doel had. Bijvoorbeeld, die vrouwekop ... Een Italiaansche van zijn reis naar Venetië. Is eigenlijk nog te goed voor Gollstedt, heeft minstens een waarde van tachtig mark, en dat was hem zijn tante niet waard. Maar wel, als zij de verloving goed vond. Hm, dat zou een lastige schoonmoeder worden. Nou, misschien sterft ze wel dadelijk na de bruiloft. Dus vooruit maar met de vrouwekop. Hier met de kist, erin er mee... wat donder daar gaat de bel alweer." Toen hij de deur open deed, zag hij een elegant gekleed heer van bij de dertig jaar voor zich staan. „Een kunsthandelaar," dacht hij eerst. Maar neen, de kunsthandelaars zijn als de lieve zon. Die komt ook niet wanneer men haar noodig heeft en gaarne ziet. Een kunstkenner, een Mecaenas, die iets koopen wil ? Maar neen, Mecaenassen zijn er niet meer; wanneer ze er soms mochten zijn geweest, zijn het fabeldieren. In ieder geval verzocht hij den eleganten heer het atelier binnen te treden. Daar stelde zich deze als koopman zonder betrekking voor en vroeg of mijnheer Isensee hem niet gebruiken kon als model. (Wordt verztlgd.)