Generaal Koeropatkin heeft den Czaar gemeld, dat de Japanners op n Mei hun opmarsch uit Feng-wang-tsjeng naar het Noorden zijn begonnen. Zij rukten op langs den grooten straatweg naar Liao-jang. Te Seloedjan lag een afdeeling kozakken in hinderlaag en verder op stonden nog twee sotniën kozakken. De Japanners trokken echter om den rechtervleugel der Russen heen, zoodat deze terug moesten trekken. Een afdeeling Japanners, sterk ongeveer 10.000 man met 50 a 80 kanonnen rukte in den ochtend van 10 Mei in de richting van Sioejen op. Takoesjan is door de Japanners bezet. Bij Nioetsjwang is alles rustig, doch Japansche verkenners zijn gezien te Kaitsjou, ten zuiden van Nioetsjwang. De Japanners hebben ook Port-Adams weer bezet, zoodat Port-Arthur geheel is ingesloten. Laatst hebben wij reeds gemeld, dat de Russen zelf de havenwerken van Dalny in de lucht hebben laten springen. Van dit bericht is nog geen bevestiging gekomen, doch men acht het te Petersburg zeer goed mogelijk. Men zou het dan gedaan hebben, om te verhinderen, dat de Japanners Dalny gebruiken als operatiebasis tegen Port-Arthur. Van den kozakkenaanval op Andzjoe lezen we nog, dat de Russen 700 man sterk waren. Ook moeten er nog een 700 te Kai-tsjang, 32 K.M. ten N.O. van Andzjoe staan. De aangevallen Japanners kregen spoedig versterking uit Pingjang en de Russen werden teruggeslagen. Deze aanval bewijst echter, dat de Japanners, zoodra zij verder oprukken, steeds een sterke bedekking voor hun verbindingslijn zullen moeten achterlaten, want de kozakken-ruiterij is zeer bewegelijk en ondernemend. Uit Tokio komt het bericht, dat eindelijk het eerste Japansche oorlogschip vergaan is. Het is de torpedoboot n°. 48, die bij de opruiming van mijnen en andere hindernissen in de baai van Talienwan, de Kerrbaai en de Deepbaai door een mijn in de lucht vloog. 7 man werd gedood en 7 gewond. Bij deze opruiming heeft er ook nog een gevecht plaats gehad met de Russen aan den wal, echter van weinig beteekenis. In een vorig overzicht maakten wij melding van vermeende ontploffingen te Port-Arthur en zeiden, dat die ontploffingen werden toegeschreven aan het vernielen der Russische vloot door de Russen zelf. Later schreef men ze echter toe aan het opruimen der Japansche wrakken in den uitgang van den haven van Port-Arthur. Als men echter leest, wat een vakman in de„NeueFreie Presse" over zulk opruimingswerk schrijft, lijkt het niet zeer waarschijnlijk, dat de Russen er aan zullen beginnen. Dit opruimingswerk, zegt de vakman, is niet alleen de moeielijkste taak die men een vloot kan opleggen, maar is ook almee de zwaarste arbeid dien men onder water te verrichten kan hebben. Eerst moet door nauwkeurige loodingen de ligging van de verschillende schepen bepaald en door bakens aangegeven worden; dan moeten duikers onderzoeken, of er ontplofbare stoffen aan boord zijn, wat natuurlijk een buitengewoon moeilijk en, wanneer dergelijke stoffen voor den dag komen, ook een uiterst gevaarlijk werk is. Vervolgens moet men uitmaken, of, gegeven de ligging, grootte en lading, iets te bereiken valt met het in de lucht laten vliegen van de schepen, dan wel of het uiteenwerpen van den steenen ballast de zaak nog niet erger dreigt te maken. (De tien gezonken stoomschepen waren te zamen met 17,000 M 3 . steenen geladen.) Zijn de steenen niet met cement tot groote blokken vereenigd en vast verbonden met de scheepswanden, dan zal het lichten, d. w. z. het opvisschen en aan de oppervlakte brengen van de steenblokken, wel tijdroovend zijn, maar biedt het kans op succes. Het lichten van zoo zwaargeladen schepen in hun geheel is eenvoudig onmogelijk, en ook met kunstmatige ontploffingen is alleen te bereiken dat de ballast, als hij niet meer bekneld zit tusschen de scheepswanden, een hoop vormt die niet zoo hoog, maar in elk geval breeder is en dientengevolge het vaarwater nog verder zal versperren. Uit dit alles komt de vakman tot de slotsom dat de toestand van de vloot te Port-Arthur wanhopig is. Het geval van de opsluiting van een geheele vloot in een haven is eenig in de geschiedenis van de zeeoorlogen. Al kan men verwachten dat de Russen,op het laatste oogenblik hun schepen zelf zullen laten zinken en vernielen, opdat de vijand geen rechtstreeksch voordeel zal hebben van het kostbare materieel, zoo zou dit feit op zichzelf toch een gevoelig zedelijk en stoffelijk verlies beteekenen, daar dan niet een roemrijk beslissend gevecht ter zee, maar de muizenval van hun eigen oorlogshaven de vloot van de Russen ten ondergang zou doemen. Den 4en Mei is het tweede Japansche leger, sterk 70,000 man op 83 transportschepen te Tsjenampo ingescheept. De mannen zaten als haringen op elkaar. Op één schip b.v. waren er 3800. Een divisie landde op Lid-toeng, de rest te Takoesian. Zoodra deze tweede macht ook slagvaardig is, zullen waarschijnlijk de Japanners zich wel sterk genoeg gevoelen,om den grooten slag te wagen, ten minste, als de Russen stand houden. Tot zoolang moeten we nog geduld oefenen. — De „Temps" verneemt dat de Japanners in Mantsjoerije weldra 100.000 man sterk zullen zijn, terwijl Koerapatkm daar tegenover 50 a 75.000 man te stellen heeft. De Petersburger correspondent van de „Koln. Zeit." berekent echter, dat het Russische veldleger in Mantsjoerije thans beschikt over 98 bataljons tellende 85.000 man, 48 escadrons met 7000 man en 268 kanonnen. Bovendien is voor de bescherming van den spoorweg nog de grenswacht van ongeveer 27.000 man en zes baterijen beschikbaar en verder zijn er nog kozakkenbataljons,
5 bataljons van de ie Siberische infanterie divisie en vrijwilligers-korpsen. Volgens de „Daily Chronicle" zijn bij Liaujang 50.000 Russen saamgetrokken. Tweehonderd man infanterie, 20 kanonnen en 300 caveleristen zijn naar Karbin en Kirin gezonden. — Volgens een - gerucht zou een tunnel in den spoorweg om het Baikal-meer vernield of zwaar beschadigd zijn. De Belgische Senaat heeft deHaagsche tractaten van 12 Juni 1902 (over huwelijk, echtscheiding en voogdij) goedgekeurd. Zij zijn nu door de meerderheid der contracteerende Staten bekrachtigd en zullen dus weldra in werking kunrten treden. — Dadelijk al na de sluiting der speelbanken in België liep het gerucht, dat er zouden worden opgericht op het Grieksche eiland Corfu. Thans worden die geruchten bevestigd, een Belgische maatschappij zou van de Grieksche regeering voor een groote som het recht hebben gekocht om speelbanken op te richten. De Fransche Ministerraad heeft het ontslag van kolonel Marchand goedgekeurd. — De quaestie van de tunnel onder het Kanaal, waarvan in langen tijd niets meer was vernomen, komt, nu Frankrijk en Engeland op zoo goeden voet verkeeren, wederom op het tapijt. De Fransche Kamer van Koophandel te Londen heeft het plan opgerakeld en nu beantwoordt haar Engelsche collega haar initiatief door haar te verzoeken de redenen op te geven, welke volgens haar ten gunste van zulk een tunnel pleiten. De voorzitter der Fransche Kamer van Koophandel antwoordde door drie hoofdmotieven aan te voeren. Ten eerste zouden de reizigers, te Londen in den wagen gestegen, dien niet vóór Parijs behoeven te verlaten, zoodat zij al de onaangenaamheden aan de zeereis verbonden, benevens het gedwongen oponthoud te Calais of Dover zouden vermijden. Ten tweede zou de grootere comfort der reizigers de ontwikkeling der sociale betrekkingen tusschen Londen en Parijs ten zeerste ten goede komen. Ten derde zou het voordeel op handelsgebied reusachtig zijn, omdat het overladen der koopwaren zou kunnen worden vermeden en de Engelsche treinen over alle Fransche lijnen zouden kunnen rijden en omgekeerd. De Duitsche Keizer heeft te Straatsburg een onderhoud gehad met den luit.-generaal von Trotha, die naar Duitsch Zuidwest-Afrika gaat. Tot chef van zijn staf is kolonel Dermling van het 112e reg. inf. te Mühhausen benoemd. De commissie voor Grondwetsherziening uit de Zweedsche Tweede Kamer, stelt voor om het stemrecht voor de Tweede Kamer uit te breiden tot alle 25-jarigen die Staats-of gemeentebelasting betalen. De steden zullen 60 leden naar de Kamer zenden, het platteland 170, onder toepassing van evenredige vertegenwoordiging. o o Het Engelsche Lagerhuis heeft een voorstel, om aan zijn leden een vergoeding uit te keeren, met 221 tegen 155 stemmen verworpen. De nieuwe drankwet is met 353 tegen 196 stemmen in tweede lezing aangenomen. Den ign gaat het Huis tot den 3osten dezer met Pinksterverlof. Het schijnt vast te staan, dat de candidaat der vrijzinnigen 'voor den zetel van Harcourt in het Lagerhuis, zal worden de heer Richards, een arbeiders-leider. — Chamberlain Sr. heeft te Birmingham een rede gehouden, waarin hij een terugblik gaf op zijn veldtocht tot wijziging van het tarief. Hij meende dat de gevolgen ervan reeds in het buitenland zijn waar te nemen. Op zijn buitenlandsche reis had hij menschen gesproken die vrijmoedig de waarde van de nieuwe politiek erkenden. Sommigen hadden zelfs toegegeven dat zij, in geval Chamberlain's programma tot uitvoering kwam, hunne fabrieken naar Engeland zouden moeten verplaatsen. Hij kon de bewering dat het bij de aanstaande verkiezingen om de fiskale leus zou gaan, niet logenstraffen. Het was mogelijk dat de regeering bij het volk tijdelijk had afgedaan en de unionisten bij de verkiezingen klop zouden krijgen. Maar de unionisten zouden er niets bij verliezen, als er een verandering in het decor en de tooneelspelers en een stuk ten tooneele kwam dat men spoedig weer van het repertoire zou moeten afvoeren. De in het schandaalproces-Nasi sterk betrokken „commendatore" Conseglio, indertijd afdeelings-chef bij het Italiaansche Ministerie van Openbare Werken, is gearresteerd.
Brieven uit Berlijn. ( Van onzen Correspondent.) Bakkers en bakkersgezellen. Berlijn, ix Mei 1904. Weinig heeft het gescheeld of de broodbuidels' die hier gehangen worden aan de deurknoppen der afsluitingsdeuren van de etage-woningen, waren van morgen leeg gebleven. Aan het zakje is een stukje karton bevestigd met vermelding van het aantal bestelde „ Schrippen" en „Knuppel", (de smakelijk knappende pistoletjes). Doch het stukje karton is feitelijk onnoodig, daar de familie meestal „geabonneerd" is op een vaste hoeveelheid. 's Morgens heel in de vroegte, wanneer de straatdeur weer geopend is, komt de bakkersjongen het linnen zakje vullen, of wel hij brengt de gevulde zak mee uit de bakkerij en hangt haar aan den deurknop, waarbij hij gewoonlijk
zijn collega van het melkbedrijf, den blauwgekielden Bolle-jongen, ontmoet, die den „geabonneerden" de ochtendmelk komt brengen, zonder dat de vrouw des huizes of de dienstbode hem daarvoor behoeft open te doen. Zij zetten 's avonds eenvoudig de blikken melkbus vóór de deur onder den leegen broodbuidel en vinden ze 's morgens gevuld. Van de bewoners die 's nachts thuis komen, wordt aangenomen, dat zij geen broodbuidels of blikken kannen zullen „moeren" of, in dartele brooddronkenheid, de broodbuidels der verschillende familiën omwisselen. Van dergelijke gebbetjes hoort men hier zelden, en voor ontvreemden door langvingers van professie behoeft men niet bevreesd te zijn, want de groote straatdeur beneden is op het nachtslot. Er is nog iets aartsvaderlijks in deze manier van afleveren der dagelijksche eerste-levensbehoeften, wat me herinnert aan de eenvoudige manier van vele families in Nederlandsche doripen, die 's morgens een bestelling hebben voor den „bode" of hem iets hebben mee te geven voor de stad, en hem hiervan in kennis stellen door een opgevouwen nummer van het plaatselijk blad over een horretje' te hangen of het rechtop tegen de ruiten te plaatsen. Op zijn tocht naar de stad, voorbij het villatje komende, ziet de bode het teeken, opent het hekje, en neemt de bestelling in ontvangst. Van morgen • bengelden de volle broodbuidels nog aan de deurknoppen, maar het zwaard van Damocles hangt ons boven het hoofd. Morgen zullen we het misschien zonder ontbijt moeten stellen, daar het gros der bakkersgezellen niet meer onder de oude voorwaarden wil werken. In den afgeloopen nacht werd de werkstaking geproclameerd door ongeveer 3000 gezellen — het ,_Berliner Tageblatt" spreekt zelfs van plm. 4000 stakers. De eischen der georganiseerde bakkersgezellen luiden aldus: „Ehren- wörtliche Verpflichtung". De ondergeteekende is bereid, van Dinsdag 10 Mei af in zijn bakkerij de volgende arbeidsen loonsbepalingen in te voeren: ie. Kost en inwoning worden den gezellen door mij niet meer verleend. In plaats daarvan wordt het tot dusver genoten weekloon met 12 Mk. (f7.20) verhoogd. 2 e. Als minimumloon wordt den gezellen betaald M 21.— (f 12.60) wanneer in mijn bakkerij een of twee gezellen werken; M 23.— (f13.80), wanneer er 3 tot 7 gezellen werken, en M 25.— (f 15.—), wanneer er 8 en meer gezellen arbeiden. 3e. De tot dusver betaalde hoogere loonen worden niet bekort. 4e. Ingredienten van welken aard ook worden, wanneer ik ze aan mijn gezellen uitdeel, niet berekend noch van hun loon afgetrokken. 5e. Wettelijk geoorloofde „Überstunden" (overwerk) worden met 60 Pf. (36 cents) per uur vergoed. Op de drie hooge feesten: Paschen, Pinksteren en Kerstmis wordt eiken gezel telkens een vrije nacht toegestaan. 6e. Bij behoefte aan verdere arbeidskrachten zal ik deze steeds van den voor beide partijen kosteloozen „ Arbeitsnachweis" (arbeidsbeurs) der Berlijnsche afdeeling van de Duitsche Bakkersvereeniging (Bureau: Berlijn C. Rosenthalerstr. 11/12) betrekken." Daar slechts een zeer gering aantal werkgevers op bovenstaande eischen reageerden, werd in de nachtvergadering tot staking besloten. Van de 2317 aanwezige georganiseerde gezellen stemden slechts 67 tegen, van de ongeorganiseerde 597 vóór en 35 tegen, zoodat zich al dadelijk 3847 gezellen bereid verklaarden het werk neer te leggen. Een der voornaamste grieven is het inwonen bij den bakker; de gezellen willen vrij zijn en voortaan op eigen gelegenheid wonen. Hiertegen verzetten zich de kleinere bakkers met hand en tand. Daar de stakers niet meer naar hun werk, ergo ook niet meer naar hun woning, d. w. z. de woning hunner werkgevers, konden terugkeeren, zouden zij plotseling op straat hebben gestaan, doch het stakingscomité had voor alle eventualiteiten zijn maatregelen genomen. Men had vooraf voor logies gezorgd. Om te verhinderen, dat de eene of andere afvallige naar de woning van zijn werkgever zou kunnen terugkeeren, sloot de vergadering eerst zeer laat in den nacht, waarna de stakers in gesloten gelederen door de leiders naar hun nieuw logies werden gebracht. Sommigen zijn bij gehuwde collegas ingekwartierd, anderen in gehuurde localiteiten. Tweemaal daags zullen de stakers zich in bepaalde lokalen moeten aanmelden, 's morgens tusschen 8—9 uur, en 's nachts tusschen 11 en 12 uur, een controle-maatregel met het oog op de uitbetaling van het stakingsloon. Men kan niet zeggen, dat de eischen der gezellen overdreven zijn, het is maar de vraag of de bazen ze zullen kunnen inwilligen. Voorloopig gaat het hard tegen hard. De werkgevers hebben hunne buiten de stad dienende zonen gerequireerd en staan nu zelf aan den trog. Welke partij zal het 't langst kunnen volhouden ? Dat de bakkersknechts het zwaar te verantwoorden hebben, kan men hun meestal wel aanzien. Bleeke gezichten, holle wangen en zwakke lichamen zijn onder hen lang geen zeldzaamheid* Van de slaap- en kostgelegenheden der Berlijnsche bakkersgezellen hangt de „ Vorwdrts" een treurig tafereel op : „De slaapkamers — wanneer de holen, welke men veelal aantreft, al den naam van kamer verdienen — zijn gewoonlijk vuil, het beddegoed wordt dikwijls zelfs niet vernieuwd, als nieuwe gezellen in dienst treden en het gevolg daarvan is het groote gevaar van besmetting bij ziekte, vooral bij geslachts-, huid- en andere infectie-ziekten. Tengevolge van de hoogere arbeidseischen , welke aan den gezel worden gesteld, en de onhygiënische arbeids- en levenswijze wordt in groote steden het gemiddelde ziektecijfer door de bakkers aanmerkelijk overschreden. „Hoe jammerlijk de slaapgelegenheden zijn, men kan er zich moeilijk een voorstelling van maken. Het is absoluut niets buitengewoons, dat twee personen in één bed slapen. Dikwijls wordt hetzelfde bed overdag door den bakkersgezel en 's nachts door den banketbakkersgezel
gebruikt. Ja, het is zelfs voorgekomen dat overdag de gezel en 's nachts het dienstmeisje in hetzelfde kamertje sliep. Dikwijls staan twee en drie bedden boven elkaar. In een Berlijnsche bakkerij, welke wij met naam kunnen noemen, slapen in een ruimte van 35 kubieke meter niet minder dan 7 personen, zoodat elk nog over minder lucht beschikt dan in een gevangeniscel. Meestal worden deze „woonvertrekken", die gewoonlijk niet afsluiibaar zijn, zoodat voor dieven de gelegenheid gunstig is om de gezellen van hun weinigje te berooven, in den kelder of op zolder aangetroffen; hier en daar dient zelfs een dompige, vensterlooze en stoffige hoek, slecht door een primitief planken beschot van den meelzolder gescheiden, tot slaapgelegenheid voor den gezel. Afgezien van enkele weinige anstandige werkgevers, is de kost slecht, dikwijls zelfs niet te genieten. Schaftpauzen kent de gezel niet. Het is gebruik, dat hij van 's avonds 10 tot 's morgens 7 of 8 uur, dus juist in den drukken werktijd, niets eet. Geen wonder, dat bij zulk een ongeregelde levenswijze maagziekten bijna tot de beroepsziekten der bakkersgezellen behooren." Naast de afschaffing van de kost- en logiesmisbruiken verlangen de gezellen een minimum loon van 21 mk. in kleine, 23 m. in middel groote, en 25 mk. in groote bakkerijen. Heden zijn er nog weekloonen van 6 mk. (f 3.60), ja, in één geval zelfs van mk. 5.35 (f3.11) met halve kost. Nemen wij aan, dat een flink werkende bakker voor zijn kost nog bovendien 4 mk. noodig heeft, dan blijft er voor een werktijd van 7 nachten een loon van 1.35 mk., dus nog niet 20 pf. (12 ets.) per nacht. * * * 12 Mei, 's morgens. Ook vandaag blijft de staking betrekkelijk beperkt, zoodat de Berlijnsche bevolking weinig hinder ondervindt. Ook nu ontbrak aan het ontbijt het gewone rantsoen aan Knuppelt n Schrippen niet. Het aantal stakers wordt door het comité op 2000 geschat, terwijl reeds aan 800 gezellen door hunne werkgevers de eischen werden ingewilligd. Over de kansen in den strijd laat het bestuur der beide groote bakkersgilden zich aldus uit: tot Vrijdagmorgen uiterlijk zullen alle open plaatsen weer bezet zijn. Dit is reeds nu het geval bij de Innung „Concordia," welke dientengevolge een aantal gezellen, die zich hadden aangemeld, naar de Innung „Germania" heeft gezonden. Op 't oogenblik zijn nog slechts 75—100 plaatsen onbezet. In den afgeloopen nacht werden echter nog bakkersgezellen uit Dresden, Leipzig, Posen verwacht. Uit verschillende plaatsen der provincie Brandenburg en uit Stettin waren alleen reeds 400 gezellen gezonden. De bakkerspatroons meenen, dat zij de eischen der stakende gezellen niet kunnen en niet mogen inwilligen. Een leek kan hierover niet oordeelen, maar wel is niet te ontkennen, dat toestanden, als in de „ Vorwdrts" geschetst, hemeltergend zijn. Zeer te bejammeren is het daarom, dat eenige bakkerspatroons de toezending der bekende eischen met spot en vuile woorden beantwoord hebben. Ja, sommigen deden dat zelfs op een wijze, welke men onmogelijk kan weérgeven. De anonieme antwoorden van 9 bakkers, wier namen en adressen de „ Vorwdrts" heeft weten uit te visschen, wedijveren met elkaar in de meest ordinaire en vuile straattermen.