Wanneer men niet wist, dat de Statenverkiezingen in zicht zijn, dan had men dit kunneti afleiden uit de vriendschappelijke gezindheid jegens de linkerzijde in 't algemeen en den Hoogen Raad in 't bijzonder, door de Kamermeerderheid in deze zitting aan den dag gelegd bij het opmaken der nominatie voor den Hoogen Raad (vacature-jhr. mr. B. C. de Jonge). Bij eerste stemming werd met overgroote meerderheid (52 Van de 72 stemmen) gekozen mr. W. J. Karsten, raadsheer in het gerechtshof te 's-Gravenhage, liberaal, eerstvoorgedragene op de aanbevelingslijst van den Hoogen Raad. En als tweede en derde candidaat werden no. 2 en no. 3 van de aanbevelingslijst, mr. S. Gratama, rechter te Rotterdam, en mr. J. H van Goor, raadsheer in het hof te Amsterdam, op de voordracht geplaatst. Een opgewekt, soms interressant debat over verschillende onderdeelen van het berucht art. 3, de twintig gevallen waarvan B. en W. de vergunning moeten weigeren, volgde. Allereerst over het amendement-Rink om het verbod van vergunning voor drankverkoop op stations te doen vervallen. Wat de Minister voor de handhaving dezer draconische bepaling inbracht, sneed weinig hout. Het gedwongen samenzijn der reizigers — alsof personen, die aanstoot nemen aan het drinken hunner medepassagiers, recht zouden kunnen doen gelden om te eischen dat nu de drankverkoop geheel verboden wordt! Gaat men dien weg op, dan kunnen morgen de vegetariërs met hetzelfde recht vorderen dat de vleeschhouwers hun winkels sluiten, daar zij, over den openbaren weg Ioopende, gedwongen zijn die uitstallingen te zien die hun zooveel afkeer inboezemen. Terecht noemde de heer Rink dit een bedenkelijke inbreuk op de persoonlijke vrijheid. En de holle phrasen, waarmede de heer Melchers dien aanslag op de vrijheid trachtte goed te praten, waren weinig geschikt het betoog van den Minister te versterken. Bovendien wees de heer Rink er terecht op dat niemand de passagiers dwingt, in de wachtkamers waar drank verkocht wordt te vertoeven. Zij kunnen evenzeer op de perrons wachten. Dat daarmede „aan de eere der reizigers wordt tekort gedaan," gelijk dr. Kvyper meende, mocht toch waarlijk geen serieus argument heeten. Nog zonderlinger waren de redeneeringen, door den premier bij de bepalingen betreffende het verbod van gordijntjes en van drankverkoop in niet-gelijkvloersche, of niet aan den openbaren weg gelegen localiteiten ten beste gegeven tegenover hetamendement-Bolsius-Jansen, om deze alinea's te doen vervallen. Die voorschriften strekten — lacht niet! — om het kroegleven op hooger peil te brengen! In die potdicht gesloten inrichtingen — aldus de Minister — tiert de geheime prostitutie welig en „vergaderen de dolle drinkebroers". Laat men licht in die duisternis instralen, dan zullen deze lieden zich fatsoenlijk gedragen! Het is eigenlijk te onnoozel, om er veel woorden aan te verspillen. Dat bracht de heer Troelstra den Minister op de hem eigen scherpe wijze onder het oog. Dacht dr. Kuyper nu heusch, zedelijke euvelen als de door hem genoemde te kunnen bestrijden door aan den buitenkant der dingen te peuteren? Dat was slechts wetgevend dilettantisme. Dr. Kuyper deed er 't zwijgen toe. Intusschen voelt de premier heel goed, dat de Kamer niet mee zal willert doen aan deze nuttelooze, onpractische plagerij, die op het platteland, waar alom op de bovenverdiepingen herbergen zijn, — de heer Lieftinck wees erop in een grappige speech, — eenvoudig niet zal zijn door te voeren. Hij verklaarde dan ook dat, mocht de Kamer de alinea's willen schrappen, hij 7,ich er niet tegên zal verzetten, doch alsdan zal komen met een wat krasset bepaling tegen den claudestienen drankverkoop. Had hij maar terstond die bepaling geschrapt, dan had hij niet noodig gehad zichzelf te ridiculiseeren door beschouwingen ten beste te geven, die alweer — de heer Lieftinck toonde het aan
en werd niet weersproken — lijnrecht in strijd zijn met „Ons Program". Nadat nog van gedachten was gewisseld over andere amendementen (o. a. een zeer billijk voorstel-Rink c s. om ook aan maatschappijen drankverkoOp toe te staan, door den Minister en zijn bondgenoot Talma bestreden met den dooddoener : „gevaar voor den invloed van het drankkapitaal"), ging de Kamer tot stemming over. Merkwaardigerwijze staakten daarbij de stemmen (41 tegen 41) over 't amendement-Fock om den drankverkoop in gebouwen, aan de overheid toebehoorend, toe te staan. Heden wordt dus over dit voorstel opnieuw gestemd en dan eerst komen ook de overige amendementen onder den hamer. Laat ons hopen met goeden uitslag voor hen die wel drankbestrijding wenschen, doch geen noodeloos vexatoire maatregelen die het euvel niet keeren, doch veel overlast aandoen aan tal van ingezetenen en huichelarij en wetsverkrachting kweeken. Die uitslag zou meer waarde hebben dan het gewijzigde ontwerp, dat de Minister in deze zitting in uitzicht heeft gesteld!
"ARNHEM, 27 Mei. Tweede Kamer.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/05/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095819:mpeg21:p001
"Bij deze Courant wordt aan de". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/05/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095819:mpeg21:p001
De algemeene vergadering van het Nederlandsch Landbouwcomité, zooals gisteren gemeld is in den Haag gehouden, heeft o. a. behandeld het voorstel van het Genootschap voor Landbouw en Kruidkunde te Utrecht, om op de agenda te brengen het navolgende voorstel: „dat er door het Dag. Bestuur van het Comité bij de Regeering wordt aangedrongen tot oprichting van een Proefstation van Landbouwwerktuigen, zooveel mogelijk in het centrum van het land." Medegedeeld werd, dat de Directeur-generaal van Landbouw, bij de thans nog bestaande gebrekkige technische organisatie van den landbouw hier te lande, thans de oprichting van een zoodanig proefstation nog niet gewenscht acht, maar allereerst noodzakelijk vindt de opleiding van technici. Besloten werd, dat het dag. bestuur den Directeur-generaal zou antwoorden, dat de vergadering waardeert diens belangstelling in deze zaak, ea met hem van meening is, dat het door hem ontwikkelde denkbeeld kan leiden tot het doel, dat is: de oprichting van een proefstation voor landbouwwerktuigen. Aan de orde was daarna het rapport betreffende de meelvervalsching (veevoeder). Het stelselmatig onderzoek wees uit, dat 50 pCt. van het veevoeder wordt vervalscht, minder door den groothandel, dan wel door den kleinhandel, in schier alle dorpen en gehuchten van Nederland. De commissie stuitte bij het doen van voorstellen aan de Regeering op den eigenaardigen toestand hier te lande, waar een Rijkswet op het toezicht op levensmiddelen nog niet bestaat, laat staan een wet op het toezicht op het voeder voor dieren. Intusschen, de Minister van Justitie heeft in een onderhoud aan spreker verklaard, geen bezwaar te hebben, eventueel zijn medewerking te verleenen aan een partieele regeling, door zijn ambtgenoot van Waterstaat in te dienen, om de vervalsching van veevoeder tegen te gaan. De vergadering vereenigde zich onder applaus met het rapport der commissie en met haar conclusie, dat een speciale wet tegen de vervalsching van veevoeder noodig is. Een te Amsterdam gevormd comité uit verschillende vereehigingen van handels- en kantoorbedienden heeft zich tot den Minister van Binnenlandsche Zaken gewend met de volgende vragen: „Artt. 1 en 2 van het ontwerp-Arbeidswet geven ons grond te vermoeden, dat ook het kantoorbedrijf in zijn ganschen omvang onder deze wet valt, temeer daar in art. 4 de in dat bedrijf verrichte werkzaamheden niet van het begrip arbeid zijn uitgesloten. Echter verwonderde het ons, dat in de latere artikelen van deze wet geenerlei bepalingen ten aanzien van dit bedrijf zijn opgenomen. Vandaar dat wij gaarne inlichtingen wenschten over deze vraag : „Is het kantoorbedrijf in zijn geheelen omvang (effecten- en bankierskantoren, administratiekantoren, enz.,) onder de wet begrepen ? „Zoo niet: „Vallen er dan wellicht onder de fabriekskantoren, behoorende bij winkels en magazijnen enz., in één woord die kantoren, waar gewerkt wordt, onmiddellijk ten behoeve van eenig
bedrijf, waarop deze wet van toepassing is ? „Mochten beide deze vragen ontkennend worden beantwoord, dan zouden wij Uwe Excellentie willen vragen, hopende hiermede de perken der bescheidenheid niet buiten te gaan, of het in de bedoeling van Uwe Excellentie ligt, mettertijd door speciale wetsbepalingen in de behoefte van de door ons bedoelde categorieën van personen te voorzien. Mocht zulks niet het geval zijn, dan verzoeken wij Uwe Excellentie beleefd deze vraag als niet gedaan te beschouwen." De Minister antwoodde hierop als volgt: „Ik heb geen bezwaar de daarvoor vatbare vragen, die gij voornemens waart mij mondeling te stellen, schriftelijk te beantwoorden. De arbeid, verricht in een „kantoorbedrijf", valt onder artikel 1 van het ontwerp-Arbeidswet, zoodat zij, die bedoelden arbeid verrichten, aangemerkt moeten worden als arbeiders. „Het ontwerp bevat geen bepalingen waarin met even zoovele woorden wordt uitgedrukt, dat zij op kantoorpersoneel van toepassing zijn. Desniettegenstaande kan meer dan een bepaling op dat personeel van toepassing zijn. Alle voorschriften toch, die gelden voor in fabrieken of werkplaatsen werkzame arbeiders, hebben ook betrekking op het in die fabrieken of werkplaatsen werkzame kantoorpeisoneel. Op kantoorpersoneel, hetwelk in een winkel werkzaam is, zijn voorts van toepassing de artikelen 298—302 en de artikelen 343 — 345. Eindelijk zijn van toepassing op alle kantoorpersoneel de voorschriften van de artikelen 63, 66, 70 en 71." , („Maandbl. van Handelsond.") A Door den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid is door tusschenkomst van Gedep. Staten aan de Gemeentebesturen mededeeling verzocht, op welke wijze die besturen, ter voldoening aan het voorschrift van artikel 18 der Hinderwet, het daarbedoelde toezicht uitoefenen of doen uitoefenen.
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Gisteren werd de algemeene vergadering hervat. Aan de orde waren de voorstellen van de departementen. Het voorstel van het departement Sneek — „Het hoofdbestuur wende zich tot de Hooge Regeering met het verzoek, het er heen te willen leiden, dat in de centra der binnenvaart voor een beperkt aantal schipperskinderen schoolklassen worden opgericht en in stand gehouden" — werd na eenige discussie ingetrokken. Voorstel van het departement Brouwershaven. „Ter voorbereiding van de districtsvorming, machtige de algemeene vergadering het hoofdbestuur, om voor twee of meer departementen, die dit wenschen, het bedrag, dat anders aan elk hunner tot het houden eener voordracht wordt toegekend, nu collectief ter beschikking te stellen, opdat voor dat gezamenlijk bedrag een spreker kan worden uitgenoodigd, ter keuze van die departementen". Het hoofdbestuur (mr. Eggers), hoewel waardeerende het voorstel, kan niet tot tot aannemen adviseeren. Het voorstel ziet er erg onschuldig uit, maar is dit in werkelijkheid niet. Eenige departementen kunnen natuurlijk gezamenlijk een spreker doen optreden, maar de gelden, het hoofdbestuur voor voordrachten ter beschikking gesteld, te gebruiken in den zin door Brouwershaven bedoeld, is niet goed te keuren. Bovendien mag langs de?en weg de districtsvorming niet worden bevorderd, dat is de bedoeling van de districtsvorming nooit geweest. Brouwershaven acht de argumenten van het hoofdbestuur onjuist. Dat daarmede de bedoelde post van f 3000 op onjuiste wijze zou worden gebruikt, wordt door spr. bestreden. Het is niet te doen om een amusanten avond, doeh om eens iets te hooren, waar men iets aan heeft. Na nog eenige discussie wordt het voorstel verworpen. Voorstel van het departement Rotterdam. „De algemeene vergadering noodige het hoofdbestuur uit, een onderzoek in te stellen naar de uitkomsten van het onderwijs der correspondentie-scholen in Amerika en bereide de oprichting van een dergelijke school voor, indien uit het ingestelde onderzoek blijkt, dat voor ons land zulk onderwijs gewenscht en mogelijk is.. „Voor de kosten worde een bedrag van fiooo beschikbaar gesteld". Rotterdam wijzigde het voorstel eenigszins door te lezen: „De algem. verg. noodige het hoofdbestuur uit een commissie te benoemen tot het instellen van eeü onderzoek over het nut, de wenschelijkheid en uitvoerbaarheid van het instellen van correspondentie-scholen als in Amerika en als dit gunstig mocht uitvallen tot de oprichting
over te gaan, en voor de kosten bebchikbaar te stellen f 1000". De commissie 41 adviseert het voorstel niet aan te nemen. Zij heeft zich in Amerika niet op de hoogte kunnen stellen, maar het was ook overbodig, omdat in ons land het correspondentieonderwijs reeds gegeven wordt. O. a. is dat het geval geweest bij het onderwijs in de gemeenteadministratie. De resultaten van zulk onderwijs zijn echter bedroevend gebleken, omdat slechts zéér ontwikkelden iets van dit onderwijs kunnen genieten en niets weten in menig opzicht beter is dan gebrekkig weten. Het gevaar zou ook zijn dat in de steden velen het slechtere correspondentie-onderwijs gingen gebruiken in stede de kostbare lessen te nemen. Het hoofdbestuur (dr. Bos) wenschte de zaak nog eens goed onder de oogen te zien : wanneer in Amerika inderdaad dit correspondentie-onderwijs vruchten afwerpt — al moet men natuurlijk den Amerikaanschen humbug er van ter zijde werpen — dan mag men dit zeker ernstiger beschouwen dan de woordvoerder van de commissie 41 dit deed. Het correspondentie-onderwij i is niet zoozeer bedoeld voor de jongeren dan wel voor de ouderen, die op eenig gebied, bv. boekhouden, talen, tuinbouw, enz. hun kennis willen bevredigen. Dat onderwijs moet dan niet zoo zeer gegeven worden uit winstbejag, doch door een degelijke organisatie als deze Maatschappij bijv. is. Een rechter-commissaris verzekerde onlangs nog aan spr. dat tal van faillissementen eenvoudig het gevolg zijn van onkunde; wanneer men door de hand te reiken velen in den zadel helpt, mag men dat niet nalaten. Het correspondentie-onderwijs werpt bijv. op het gebied der zuivelbereiding reeds goede vruchten af en spr. adviseert ten slotte het gewijzigde voorstel Rotterdam aan te nemen. Wolvega komt er tegen op dat het correspondentie-onderwijs voor Gemeente-administratie bedroevende resultaten zou hebben, integendeel de resultaten ervan zijn niet slecht, de afgeworpen vruchten zijn goed te noemen. De commissie 41 houdt haar beweren vol. De spreker dier commissie, zelf Burgemeester, en die zelf examens afneemt, weet als zoodanig mee te deelen dat over het algemeen datgene wat als schriftelijk werk wordt opgegeven, bedroevend is. Spr. herinnert zich als een staaltje dat een candidaat van Staatsschuld alles wist, dat had hij geleerd, maar toen hem gevraagd werd : „wat is vlottende schuld ?" was het antwoord : daar bouwen ze oorlogschepen van". Het hoofdbestuur (dr. Bos) merkt op dat het niet gaat over een opleiding voor examens, doch om het verleenen van kennis aan menschen, die deze op een gegeven moment noodig hebben. Menschen van energie, die vooruit willen, kunnen op deze wijze gebaat worden. Degenen, die van dit onderwijs humbug willen maken, door zich aan te bevelen in de courant, moeten natuurlijk geweerd, maar juist daarom verdient het voorstel aanbeveling. Het voorstel wordt met groote meerderheid aangenomen. Voorstel van het departement Middelharnis : op de begrooting 1904—1905 een bedrag van f 500 uit te trekken, om daaruit steun te verleenen aan de departementen welke in hunne omgeving een woningonderzoek wenschen in te stellen, ten einde zoodoende ih staat te geraken tot verbetering der volkshuisvesting mede te werken". De Commissie 41 adviseert gunstig, temeer omdat in sommige gemeenten nog gelden voor dergelijk onderzoek worden geweigerd. Vredewolde, Jelsum-Cornjum en Sliedrecht bestrijden het voorstel. Het hoofdbestuur (de heer Spakler) brengt hulde aan hetgeen Middelharnis doen wil, omdat inderdaad op het gebied der volkshuisvesting nog zoo veel te doen blijft. Niet overal kunnen de gezondheidscommissies afdoend optreden en als nu f 500 te weinig blijkt, dan kan men zien wat het volgend jaar meer kan gedaan worden. De gelden zullen natuurlijk alleen mogen worden besteed „onder voorwaarden door het hoofdbestuur te stellen". De voorzitter herinnert nog aan het verband tusschen dit voorstel en dat, hetwelk gisteren werd aangenomen, wordt dit voorstel aanvaard, dan zal het hoofdbestuur het volgend jaar komen met een voorstel om beide zaken te combineeren. Het voorstel wordt, na eene twijfelachtige proef met zitten ea opstaan, bij schriftelijke stemming met 342 tegen 307 stemmen verworpen. Lochem dringt bij het hoofdbestuur aan te onderzoeken in hoeverre de kosten van vei-
pleging in de sanatoria voor borstlijders verminderd zouden kunnen worden; het dep. kondigt een voorstel op dit gebied aan voor het volgend jaar. Noorddijk vraagt meer toelichting der punten op den beschrijvingsbrief. De voorzitter meent dat de kracht juist moet zitten in korte, degelijke toelichtingen. De vergadering wordt gesloten, nadat de voorzitter de aftredende hoofdbestuurders dr. Bos en mr, Eggers dank had gebracht voor hun arbeid.
Gisteren is te Amsterdam de algemeene vergadering voortgezet van de „Vereeniging voor Christelijke Onderwijzers en Onderwijzeressen in Nederland en de Overzeesche bezittingen." Mededeeling werd gedaan van het resultaat der bemoeiingen door het hoofdbestuur ingesteld, om van de Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen faciliteiten te verkrijgen voor het vervoer van onderwijzers en onderwijzeressen ten plattelande, die naar de grootere gemeenten moeten gaan om aldaar de cursussen voor de hoofdakte te volgen. De Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen zal voor dergelijke cursusbezoekers retourkaarten, alléén geldig op den dag van afgifte, beschikbaar stellen, voor den halven prijs van een enkele reis, tot een minimum van 25 cent. Maatschappij van Geneeskunst. Het programma van de 55ste algemeene vergadering der „Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst" — welke van 3 tot 6 Juli te Breda zal worden gehouden — geeft de volgende te behandelen punten aan: Maandag 4 Juli, des nam. Sectie Geneeskunde. Prof. M. Straub, „Scrofuloae" ; Dr. H. A. Stheeman, „Over eenige bloedmycosen" ; dr. C. W. Bollaan, „Radiotherapie bij lupus"; dr. Th. Hammes, „De inleiding eener chloroform-narcose". Sectie Gezondheidsleer. Dr. B. P. Plantenga, van 's-Gravenhage, en dr. jhr. E. Teixeira de Mattos, „Zuigelingenvoeding en de Armenpraxis" ; dr. G. Oosterman, „Inleider Schoolhygiène en toezicht op de scholen". Dinsdag 4 Juli, des morgens. Sectie Heelkunde. Dr. D. Max Gillavry, „Distorsi-fracturen, in het bijzonder met gipsverband" ; prof. J. Rotgans, „Demonstraties". Sectie Verloskunde. Prof. H. Treub, „Indicaties tot afbreken der zwangerschap" ; dr. A. Mijnlieff, „Zwangerschap en nierstoornissen" ; prof. B. J. Kouwer, „Pyelo-nephritis gravidarum". 's Middags algemeene vergadering. Tot 1 Mei hadden zich 276 deelnemers opgegeven.
"BINNENLAND. Landbouwcomité.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/05/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095819:mpeg21:p001