Donderdag 30 Juni i9°4(Waarnemingen van des morgens 8 uur.) Barometer stand. to g m h-( 1 3 5 Toestand egen. ( Plaats, Gisteren Heden & Ö £ Windkr. (c <1> CU a a> H der lucht. 1 Gevallen i mM. mM. Gron. Helder. . De Bilt. . Vliss. Maastr. 767 768 768 768 767 764 763 762 7Ó2 76l ozo ozo ONO 0 N i 1 2 3 1 57 57 59 57 59 zw. bew. licht bew. helder bewolkt helder 00000
Overzicht van den weerstoestand in Europa. De ondiepe depressie, die zich gisteren ten Zuidwesten van Ierland bevond, is wat dieper geworden en ligt nu wat Noordelijker (Valentia, 756 mM.). Eene andere ondiepe depressie bevindt zich boven Zuidelijk Frankrijk (Nizza, 759 mM.). Het gebied van hooge drukking is in beteekenis afgenomen; hoogste stand te Bodö, 765 mM. Over het algemeen steeg de temperatuur. Verwachting: Matige Zuidoostelijke tot Zuidwestelijke wind ; veranderlijke bewolking. Sibru.
"ARNHEMSCHE COURANT van Donderdag 30 Juni 1904. TWEEDE (laatste) BLAD. HETEOROLOGISCHE WAARNEMINGEN.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/06/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095848:mpeg21:p005
"Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/06/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095848:mpeg21:p005
Thermometer (8 u. 57° 12 u. 73 0 F.) Fortin's Barometer, B. Holsboer, (12 u.) 761.4 Daling 5.1 mM. Nog dalende. Windstreek O. Windkracht 2. Hoogte van den waterspiegel aan de peilschalen te Arnhem bij de brug: 9.09 M -f AP. = Amst. Nulp. > y j M 2.12 M bov. of-f- Amh. Nulp.» vai ^ cl Rijnwaterwarmte 's Morgens n u. 14 Gr. Te Keulen 2.82. Was 8 cM. MAAN: L. K. 6 Juni. N. M. 13 Juni. E. K. 20 Juni. V. M. 27 Juni.
"Arnhem, 30 Juni.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/06/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095848:mpeg21:p005
Aan de orde was de voortzetting der behandeling van het wetsontwerp tot wijziging van de Krankzinnigenwet (het verleenen van wettelijken grondslag aan de gezinsverpleging). In stemming kwam een amendement Van Styrum om het bestaande Staatstoezicht op de gestichtsverpleging ook van toepassing te verklaren op de gezinsverpleging. Het werd verworpen met 56 tegen 12 stemmen. Het wetsontwerp werd daarna zonder hoofdelijke stemming aangenomen, evenals het wetsontwerp tot verhooging van hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken), voor subsidiën aan gemeenten in de kosten van in 1903 genomen buitengenomen politiemaatregelen. Bij het wetsontwerp tot het geven van bevoegdheid aan de gemeenten Alkmaar, Hoorn en Purmerend om tot 1 Januari 1907 wik- en weegloonen te heffen maakten de heeren Sluis en F e r f eenige opmerkingen, die door den Minister van Binnenlandsche Zaken werden beantwoord, waarna het ontwerp werd aangenomen zonder stemming, evenals het wetsontwerp tot bekrachtiging ecner overeenkomst met de Ned. Handelmaatschappij. Eveneens werden goedgekeurd de inlichtingen op het adres van J. K. J. Chambry, arts te Batavia. Daama was aan de orde de Interpellatie van den heer F o c k betreffende het Zalmcontract en de Zalmvisscherij in het algemeen. De heer Fock constateerde dat de zalmvisscherij is achteruitgegaan en blijft achteruitgaan. Daarom was hij van oordeel dat de tijd geko-
men is om na te gaan of die achteruitgang is toe te schrijven aan het tractaat op de uitvoering daarvan. Spr. wees er op dat men zich in Duitschland niet stoort aan een der artikelen van het tractaat, waarbij de zalmvisscherij op den Rijn gedurende eenige maanden van het jaar is verboden. In dit verband drong spr. aan op het richten van krachtige vertoogen tot de Duitsche Regeering ter verkrijging van richtige naleving van het tractaat, temeer omdat ook niet wordt nageleefd het artikel betrekkelijk de openstelling van de natuurlijke paaiplaatsen. Onze wetenschappelijke adviseur, dr. Hoek, schreef daaraan toe den achteruitgang van onzen zalmstapel. Worden die paaiplaatsen niet behoorlijk opengehouden, dan sterven de jonge zalmen door de verontreiniging van de rivier. Spr. vroeg of de Regeering bereid is op naleving van het zalm-contract bij andere Rijnoeverstaten aan te dringen. Verder vroeg hij of de Regeering bereid is met of zonder overleg met andere Rijnoeverstaten een onderzoek te doen instellen naar de kunstmatige zalmcultuur in Amsterdam en als uitkomst van dat onderzoek zóo mogelijk over te gaan tot toepassing op ruimer schaal van de kunstmatige zalmteelt hier te lande. De mterpellant oordeelde verder dat de gesloten tijd voor de zalmzegenvisscherij te vroeg begint en niet lang genoeg duurt en vroeg of de Regeering bereid is om met andere Rijnoeverstaten in overleg te treden om in dien zin het zalmcontract gewijzigd te krijgen. De Minister van Waterstaat, antwoordende op de interpellatie van den heer Fock, wees er op dat de zalmvangst achteruit is gegaan door gewijzigde riviertoestanden. In verboden tijd der zegenvisscherij wordt in Duitschland wel gevischt met het ploegnet waarmede de zalmvangst gering is. De Regeenng beloofde haar volle aandacht voor de kwestie van zalmtrappen, ter bevordering van de zalmteelt enz. Op stipte naleving der verbodsbepaling omtrent het verhandelen van te kleine zalmen zal bij Duitschland worden aangedrongen. Kunstmatige teelt moet met gematigdheid worden betracht. De Minister verdedigde den sluitingstermijn van 15 Augustus voor de visscherij met den zalmzegen. Voor bestudeering in Amerika van het vraagstuk der kunstmatige teelt bestond volgens hem geen reden. De heer Roëll betuigde adhaesie met 's Ministers standpunt en zou niet gaarne adviseeren tot opheffing van het tractaat. De heer Helsdingen wilde de zalmvisscherij beschermen vooral ook in het belang van behoorlijke levensomstandigheden voor de arbeiders bij dat bedrijf. Na repliek is de interpellatie geëindigd. Bij de regeling der werkzaamheden zijn aan de agenda nog verschillende wetsontwerpen, o.a. nadere bepalingen op het gedistilleerd, toegevoegd. Morgenochtend half elf sectie-onderzoek der wetsontwerpen, betreffende de onteigening voor den spoorwegaanleg Zuidhoek—Delfzijl, een suppletoire waterstaatsbegrooting voor wegverbetering in Utrecht, renteloos voorschot voor den spoorwegaanleg Zwolle—Blokzijl, en een suppletoire binnenlandsche zakenbegrooting voor vermeerdering van het personeel der rijksverzekeringsbank. Op voorstel van den heer Schaper wordt een adres van een Groningsch leverancier verzoekende alsnog betaling van een door hem gedane levering voor het gesticht Avereest, welke betaling niet was geschied omdat de leverancier den tatalen termijn had laten verstrijken, naar de regeering gezonden om inlichtingen en dus niet ter griffie gedeponeerd zooals de commissie had voorgesteld. Heden 11 uur voortzetting. Rijksverzekeringsbank. Ingediend is een wetsontwerp tot veihooging van de begrooting voor binnenlandsche zaken voor 1904 met f 7000, ter verhooging van het aandeel van den Staat in de bezoldiging van de leden van het bestuur der Rijksverzekeringsbank, en van de aan dat bestuur ondergeschikte ambtenaren. Blijkens de toelichting is voor een richtige uitvoering der Ongevallenwet 1901 het aantal thans in functie zijnde controleerende geneeskundigen en agenten der Rijksverzekeringsbank ten eenenmale onvoldoende gebleken. Dringend is het noodig nog een controleerend geneesheer te benoemen en het korps agenten met een twaalftal ambtenaren aaïi te vullen. De eischen, die een behoorlijke administratie stelt, bleken voorts van dien aard, dat zonder eene aanmerkelijke uitbreiding en eene ingrijpende reorganisatie van het administratief personeel der Rijksverzekeringsbank een niet meer bij te werken achtergrond zou ontstaan. In verband hiermede behoort ten spoedigste dit personeel te worden aangevuld met een adjunct-commies en een honderdtal klerken, terwijl tengevolge van de reorganisatie aan enkele ambtenaren een hoogere rang moet worden toegekend. Ten slotte kan eene uitbreiding van het bedienend personeel niet uitblijven. Ter bestrijding van een en ander is het aangevraagde bedrag van f 7000 noodig. Koninkl ij ke Commissaris bij de Nederlandsche Bank. De minister van financiën deelt aan de Kamer mede dat van den Koninklijken commissaris bij de Nederlandsche Bank een schrijven is ontvangen, waarin deze te kennen geeft, dat hij van den Staat geen hooger traktement wenscht te ontvangen dan van f 2000. In verband hiermede wordt de suppletoire begrooting van financiën verlaagd met f 1687.50. In een nota naar aanleiding van het verslag over het wetsontwerp tot verhooging van den post voor decoraticn op de Staatsbegrooting voor 1903, zegt de minister van financiën o.a. dat het bedrag waarop de betrekkelijke begrootings post bij raming is vastgesteld niet het uitsluitend
richtsnoer mag zijn van het Kabinet bij het doen van voordrachten tot het toekennen van onderscheidingen. Uit zuiver financieel oogpunt is het van uiterst geringe beteekenis J of een enkele maal die post met eenige duizenden guldens moet worden verhoogd en de geldelijke zijde der zaak schijnt geen uitvoerige gedachten wisseling te vorderen. De „verschillende omstandigheden" waarop de Minister doelde betreffen vorstelijke bezoeken zoo in het buitenland als aan het Hof en de ontvangst van hoofden van andere staten. Niet iedere onderscheiding brengt dadelijk kosten met zich. De kanselarij der Nederlandsche orden heeft een voorraad gevormd van teruggezonden versierselen van 0 vei ledenen en uit nieuw aangekochte versierselen. Uit dezen voorraad wordt geput, zoodat niet is aan te geven of een bepaalde onderscheiding het doen van uitgaven tengevolge heeft gehad, dan wel slechts leidde tot de wederuitreiking van een terugontvangen kruis. In een bij de nota overgelegden staat is aangegeven welke onderscheidingen in de jaren 1900 1903 toegekend werden aan hier te lande gevestigden en welke aan buitenslands wonende personen. Wie uit het aantal respectievelijk der binnenslands en der buitenslands verstrekte decoratiën mocht willen afleiden, dat in 1903 de eerstbedoelde categorie in gelijke verhouding meer tot de totale kosten had bijgedragen dan de laatstbedoelde, zou tot eene zeer onjuiste slotsom komeni Zoo vereischten de op den staat voorkomende 91 benoemingen van ingezetenen tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw slechts enkele honderden guldens aan reparatiën van voorhanden kruisen. Voor de 186 benoemingen van ingezetenen tot ridder in de orde van OranjeNassau moesten de versierselen, om de reeds in het Voorloopig Verslag aangegeven reden, grootendeels worden aangeschaft, doch, aangezien een ridderkruis in genoemde orde slechts f8 .75 kost, was hiermede geen groot bedrag gemoeid. De bedoelde 91 plus 180 = 277 onderscheidingen van Nederlandsche ingezetenen hebben zeker geen grootere uitgave dan van f 1600 a f1800 gevorderd. Daarentegen hadden de 13 versierselen van ridder groot-kruis, de 10 van groot-officier en de 26 van commandeur in de orde van Oranje-Nassau, alle aan elders wonenden toegekend, eene aanschafwaarde respectievelijk van f1820, f1285 en f2132, of te zamen van f 5 2 37- Deze 49 onderscheidingen aan buitenlanders kostten dus ongeveer driemaal meer dan de 277 onderscheidingen aan ingezetenen. Inlichtingen adres Drenth. De commissie in wier handen is gesteld de brief van den minister van financiën, bevattende de inlichtingen op een adres van A. M. J. Drenth, ontslagen deurwaarder der rijks directe belastingen te Gorinchem, wonende aldaar, houdende verzoek om de bemiddeling der Kamer, opdat dit ontslag hem alsnog eervol worde verleend, acht voor de tusschenkomst der Kamer ten deze geene termen aanwezig en stelt voor den minister van financiën dank te zeggen voor de verstrekte inlichtingen. Adres Rotterdamsche Slagersvereeniging. De commissie in wier handen is gesteld de nota van inlichtingen van den minister van financiën op het adres van de Rotterdamsche Slagersvereeniging te Rotterdam, betreffende de wijze van heffing van den rijksaccijns op het geslacht, in het bijzonder te Rotterdam en in het algemeen over het geheele land, geeft te kennen dat de inlichtingen in het adres vervat haar afdoende voorkomen. Hoe men ook over het stelsel van benadering als middel ter controleering van de juistheid der eigen aangifte oordeele, — dit is nu eenmaal het systeem der wet. En zoolang dit het geval blijft, behoort ook in dit opzicht de wet gehandhaafd te worden. De ambtenaren met dezen tak van dienst belast, hebben eene niet gemakkelijke taak; zij moeten door bezoek der markten als anderszins zich voortdurend op de hoogte houden van de veeprijzen en de winst die zij nu en dan maken, schijnt dikwijls grooter dan zij is, omdat veelal verschillende uitgaven, als: kosten van stalling en voeding van het vee daartegenover staan. Het aantal benaderingen beloopt slechts een luttel percentage (1 a i>/ ? pet.) van het jaarlijksch totaal der ter slachting aangegeven stuks vee zoodat van buitensporigheden op dit gebied over het algemeen geen sprake kan zijn. En dat de belastingadministratie tegenover eene poging tot ontwrichting der wettelijke bepalingen als hier werd ondernomen, een doeltreffend middel te baat neemt, laat zich gereedelijk rechtvaardigen. Ware dit niet geschied, het misbruik van te lage aangifte zou allengs grootere afmetingen aannemen. Vele slagers geven de waarde van het te slachten vee naar behooren aan. Naarmate hun voorbeeld meer algemeen gevolgd wordt, zal, naar vertrouwd mag worden, ook de ontevredenheid, waarvan de adressante gewaagt, haar reden van bestaan verliezen. De commissie stelt voor den minister van financiën dank te zeggen voor de verstrekte inlichtingen.
"STATER-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Zitting van 29 Juni.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/06/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095848:mpeg21:p005
Men doet altijd een beroep op'de oprechtheid, als men iemand iets onaangenaams wil zeggen, om complimenten te zeggen is geen oprechtheid noodig. Donderdag 30 Juni. Musis-Sacrum, Avond-Concert, A. O. V., 8 u. Programma. Marsch, Eilenberg. — Ouverture „Sophonisbe", Klughardt. — Andante iste Sinfonie, Beethoven. — Fantaisie concertante, Kwast. — Ouverture „Athalia", Mendelssohn. — La Corte de Granada, Chapi. — Aria, Bach; Toréadore et Andalouse, Rubinstein. — Un jour a Seville, Waldteuffel. Vrijdag 1 Juli. (Koepel, Velperplein) Openbare muziekuitvoering, A. O. V., des avonds 8—9Va u. Dagelijks: Wereld-Panorama, Groote Markt 160. Belangrijke reis door Engelsch-Indië. Roermondsplein, Groote Circus Corty Althoff.
De heer Ruijgrok gaf gisterenavond met de leerlingen van zijne muziekschool weder de jaarlijksche voordrachts-oefening. Van verschillende zijden werden de resultaten van het onderwijs aan zijne muziekschool zeer geroemd , daar zoowel aan rythmiek als aan het voortbrengen van een mooien toon bijzondere zorg was gewijd. Gaarne vestigen wij dan ook de aandacht op de in dit nummer voorkomende advertentie, overtuigd dat het muzikale onderricht daar in goede handen is. — Men meldt ons uit Amsterdam; Naar wij vernemen, vertrekt Fannie Francisca (mevrouw Co'ïni — Francisca) in gezelschap van haar echtgenoot 13 Augustus a. s. met de „Potsdam" van Rotterdam naar New-York tot het maken van een concert-tournée door de Vereenigde Staten. Half October hoopt de verdienstelijke zangeres het eerste concert te geven in haar geboortestad, San Francisco. Een tournee door Australië ligt ook in het voornemen („N. Ct.") — Op initiatief van de „Schola Cantorum" te Parijs is te Brussel een vereeniging ,, La Camera" gesticht tot beoefening van oude muziek. Het eerste concert, op morgenavond bepaald, is geheel aan Bach gewijd. — Voor de gemeente-bibliotheek te Hamburg is door den Senaat een bedrag van 16500 Mk. aangevraagd, ten einde de zich daar bevindende handschriften door deskundigen te doen catalogiseeren. Noodig is dit wel, daar verschillende stukken reeds gedurende enkele eeuwen ongebruikt hier liggen. De Arabische, Perzische, Syrische en Turksche handschriften zullen door een geleerde te Koningsbergen beschreven worden, terwijl men voor de geschiedkundige afdeeling, die 635 deelen omvat, een geleerde voor 3 jaar naar Hamburg zal beroepen. (N. R. Ct.) — De nieuwe opera „Amica" van Mascagni zal den eersten Maart 1905 voor het eerst te Monte Carlo worden opgevoerd, daarna in de Groote Opera te Parijs en het Constanzi-theater te Rome. Deze opera, die op aansporen van den Parijschen muziekuitgever Choudens is gecomponeerd, heeft maar één acte van drie tafereelen. De tekst is van Paul Birel en de handeling speelt in de bergen van Savoye en heeft een tragischen afloop. — Te Londen is een muziektentoonstelling geopend, georganiseerd door de „ Worshipful Company of Musicians''' bij gelegenheid van haar 300-jarig bestaan. Manuscripten van Bach, Gluck, Mozart, Beethoven, Schubert, Mendelssohn, Schumann, Brahms, Wagner (o.a. brieven en de tekst van Tristan und Isolde), Rossini enz. zijn daar te zien. („Hbld") — Verschenen is bij de Uitgevers-Maatschappij „Elsevier", 64, N.-Z. Voorburgwal te Amsterdam: De vierde aflevering van „Onze huisdieren." Deze aflevering behandelt het paard en de kat. Evenals bij de vorige afleveringen is ook hier de tekst versierd met tal van keurige afbeeldingen. — Bij A. W. SijthofF te Leiden: „Het OudHollandsch Huisgezin der zeventiende eeuw", beschreven door dr. G. D. J. Schotel. Tweede verbeterde en geïllustreerde uitgave, door dr. H. C. Rogge. Op aangename en onderhoudende wijze krijgen wij in dit boekje menige typische gewoonte van onze voorvaderen te hooren. Beurtelings brengt de schrijver ons op straat, in het huisgezin, in de school en overal weet hij iets bijzonders mede te deelen. Verder zijn er in het boekje een groot aantal afbeeldingen, die er het hunne toe bijdragen, dat de lezer zich met zijn gedachten in dien tijd verplaatst.
"KUNSTEN, LETTEREN, WETENSCHAPPEN.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/06/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095848:mpeg21:p005
Nu stond Ester op het toppunt van haar liefdesgeluk. Geen onrust meer, geen zorg. Op den grond, waaraan ze van haar kindsheid afgewend was, want Ester was niet zoo bekrompen om zich slechts aangetrokken te voelen door de provincie waarin 2e geboren was, ontwikkelde zich haar liefde tot de stralende zekerheid van het bezit, de innige overgave, die heel haar ziel scheen te vullen en waarvoor haar teeder lichaam slechts het omhulsel was. Het was, of er een licht in haar brandde en het schijnsel hiervan evenals een zon op haar omgeving viel. In 't begin had ze Breden ten minste één avond in de week naar 't stadje willen sturen. Er moest daar toch wel zooiets als een heerensocieteit zijn in de vergulde druif. Daar kwamen de rector, de dokter, de apotheker. Door dit uithoekje stroomde immers nog een zijstroompje der geleerdheid. Hij was gegaan, maar de berichten, die hij thuis bracht, waren weinig bemoedigend. Natuurlijk hadden die kleine notabelen het hun zeer kwalijk genomen, dat zij geen bezoeken waren komen afleggen. Nu had Breden dit vermeende gebrek aan tact moeten ontgelden. Men was zeer gesloten geweest en had hem zelfs meneer de referendaris genoemd. „Hoe vindt je dat, Ester? Als menschwisten ze klaarblijkelijk niet, wat ze van me denken moesten; wat de dr. jur. hier in dezen uithoek kwam doen, was hen niet duidelijk en zoo probeerden zij het met den jurist, die zijn tweede examen niet gedaan heeft, want zij kunnen zich niets voorstellen dan de ruif, waaraan men zich laat vastbinden." Zij begreep niet, dat hij een beetje gekrenkt scheen. Alsof de beoordeeling van anderen iets
te maken heeft met de achting voor ons zeiven. „Waar spraken ze dan over?" „Ze waien aan 't tinnegieten over staatkunde. Voor mijn pleizier werden ook nog wat steken op Noord-Duitschland afgegeven, ofschoon ze met mijn naam niet goed weg wisten. En dan schijnt er in dit nest een onuitputtelijk onderwerp te zijn: Hunne Hoogheden." Breden sprak den titel met zooveel eerbied uit, dat Ester in een lach schoot. Zij had op de veranda gewacht, tot hij den trap naar hun huisje opkwam. Nu zaten zij daar en keken in den warmen Juninacht. De huizen van het plaatsje, teekenden zich slechts onduidelijk tegen de boomen af, wanneer zij tenminste niet hier en daar van binnen verlicht waren. Maar de kerk en het slot staken scherp tegen den horizon af. Een geur als van bloeiend koren werd op den nachtwind meegedragen en gloeiwormpjes hingen in de klimrozen, die in de plaats van de glycinia gekomen waren. Het was eigenlijk te mooi om van bedompte gelagkamers en de meeningen van bekrompen burgerlui te praten. Maar Ester wist, dat al die dingen tot het leven behooren, dat men niet steeds moet droomen, maar ook acht op hen moet slaan. „Hunne Hoogheden zijn er niet. In het slot huizen de oude rentmeester en de uitgediende kamenier van de gravin. Ik heb je al dikwijls willen zeggen, dat we het eens moesten gaan bezien. „Na de gesprekken, die ik vandaag heb moeten aanhooren, heb ik daar niet heel veel lust in. 's Zomers komen de eigenaars nl. altijd gedurende een paar maanden hier, en dan worden de heeren leeraren „verzocht." Je had maar eens moeten hooren hoe ze het daarover hadden. Ik vroeg hen of ze in gala verschenen, en ze namen mijn vraag voor ernst op en zeiden, neen, de rok en de eventueele ridderorden waren voldoende." Hij spotte daama nog een beetje over de onderlinge twist en tweedracht, en zooals altijd wierp zij er weer een goed woord voor
de aangevallenen tusschen. „Je moet bedenken, dat het een privaat inrichting is en hun verhouding tot het hoofd er van een persoonlijke is. Zij mogen hem werkelijk ook wel dankbaar zijn. De oude graaf moet een goed mensch zijn." „Ja, dat kennen we. Met een glimlachje verrichten zulke menschen wonderen." Zij streek haar zachte hand over zijn voorhoofd. „Toe, verslind nu nog niet zoo'n paar potentaten voor je gaat slapen. Ze zouden je nachtmerrie veroorzaken." „Kind, je praat naar dat je verstand hebt. Laatst ben ik bij den onderwijzer van de gemeenteschool ingeloopen. bij dien afgedankten. Hij woont in 't laatste huis en zit zich steeds in 't zonnetje op een bank te koesteren. Wij spraken zoo over 't een en ander, ook over vroegere tijden. Van die, die voor het volk al bijna sage zijn geworden, toen men den strooper, die ook gevoel had, op een hert vastklonk en dat het woud injoeg, maar ook over tijden, die de oude man zich nog heel goed herinnerde, van tiend en heerendiensten, toen men de zicht in het gras moest laten liggen, en naar het slot moest gaan, — en als men terug kwam, was er een onweer los gebroken en de oogst, die hem toch al maar gedeeltelijk toe behoorde, was vernietigd." „Dorpsschoolonderwijzers zijn altijd ontevreden, Harry, dat weet ik uit Peterswalde." „Ja, ik ben bang, dat je eigenlijk net zoo'n landedelvrouw bent, als je grootmoeder." Zij leunde achterover in haar stoel en lachte. „Ik ? Dat is eigenlijk een beleediging. Maar tegenwoordig zijn de menschen hier in hun uithoek zeer tevreden. Ik sla ze zoo dikwijls gade op mijn wandelingen, kom bij mijn kleine inkoopen ook in hun huizen. Het tegenwoordige is toch hoofdzaak, niet waar?" Hij was verstrooid geworden, terwijl zij sprak. Haar opmerkingen beschouwde hij nooit als ernstig. Toen zij hem echter vroeg of ze in huis wilden gaan, schudde hij 't hoofd. Het
was zoo'n wonderbaar heldere nacht, al een Johannisnacht, ofschoon men pas voor in Juni was. Uit het loof der veranda verzamelde hij een paar glimwormpjes en zette ze in haar haar. Nu kwamen de gevleugelde mannetjes naar binnen en vlogen als vonken om de ongevleugelde wijfjes. Het "haar van Ester scheen groote, schitterende edelgesteenten te dragen, en op haar gezicht, dat hier meer kleur had gekregen en dat voller was geworden, viel een helder schijnsel. „Mijn Psyche," fluisterde hij teeder. „Wat zouden die pummels daar beneden, wel van zoo'n sprookjesachtig geluk afweten ? En waarom zouden we over sociale toestanden spreken als we bij elkander zijn?" Zoo eindigde de mislukte poging om eenigen gezelligen omgang in den uithoek te krijgen. Hij knielde naast haar neer en keek in haar oogen, die door het blauwachtige phosphoresseeren van de glimwormpjes een zacht licht uitstraalden, zooals de groote sterren die met bleeken glans aan den hemel voortgingen. Den volgenden morgen vond Ester het volgende gedicht naast haar ontbijtbord: Stil gaan de groote sterren Door den helderen Juninacht, Van verre houdt de maansikkel Trouw de wacht over de aarde. De aren bloeien Van de klaver stijgt op een heerlijk geur — Kunt gij mij nu een kus weigeren, Als ik u in d'oogen zie? Dan vlamt het van blik tot blik, Dan klopt het van hart tot hart — In lief en leed, Zult gij mij ter zijde staan. Gij zijt mijn trouwe gezelle, Liefste, gij alleen ^Steeds moet gij de bron zijn Van mijn levenstroom. Wordt vervolgd.
"Leemen Voeten. 21) Vrij naar het Duitsch van AGNES HARDER.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/06/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095848:mpeg21:p005
De grootere legeroefeningen zullen dit jaar in de omstreken van Eindhoven plaats hebben. De dagbladen hebben al gemeld, dat het Arnhemsche garnizoen er aan zal deelnemen. Echter niet in zijn geheel. Hoewel het korps rijdende artillerie, wat de grootere oefeningen betreft, tot nu toe beschouwd werd in het verband der 2e divisie te behooren, zal het ditmaal niet aan de oefeningen dezer divisie meedoen. Men wil dat dit als een maatregel van zuinigheid bevolen is. Geen wonder, dat men aan het Ministerie van Oorlog tot het besef komt dat op de kleintjes behoort gelet te worden. Want de uitgaven voor de nieuwe Leger- en Landweerwetten vallen niet mee. Er is verbazend veel geld noodig ook al wil men de nieuwe organisaties zoo eenvoudig mogelijk tot stand brengen. Wanneer men de uitgaven, voor oefeningen voor dit jaar geraamd en toegestaan, wil vergelijken met de sommen daarvoor in vroegere jaren uitgegeven, heeft men geen gemakkelijke taak. De begrooting voor 1904 is op het punt van oefeningen geheel anders ingericht dan haar voorgangsters. In de vroegere begrootingen waren de kosten der oefeningen over een groot aantal artikelen, voor het voornaamste deel aan andere uitgaven gevoegd, verspreid en was het niet mogelijk ook maar bij benadering te weten te komen welke sommen voor de verschillende oefeningen werden uitgegeven. Alle vervoer bijvoorbeeld was ondergebracht op een artikel „scheeps- en wagenvrachten", dat met meer dan een half millioen gulden op de oorlogsbegrootingen prijkte. Het bleek niet, dat ooit iemand zich er om bekommerd heeft hoe dat fameuze artikel berekend werd, en welke scheeve voorstellingen men zich van sommige posten buitenaf wel maken moest, kan blijken uit de mededeeling dat voor legeroefeningen in de vroegere jaren geregeld f47.000 werd uitgetrokken, een post die voor 1904 eensklaps tot f 246.500 is aangegroeid, voornamelijk omdat de kosten van het vervoer ditmaal voor het eerst uit de „scheeps- en wagenvrachten" gelicht en geplaatst zijn, waar zij behooren, onder oefeningen. Wie had kunnen denken dat in een som van f 246.500, voor oefeningen benoodigd, f 120.000 werd opgeslokt door de Spoorwegmaatschappijen? Financieele bekwaamheid is zeer zelden van de opvolgende Oorlogsministers de sterke zijde geweest, en de ambtenaren, die aan Oorlog met de comptabiliteit belast waren, hadden op de ontworpen maatregelen van het Departement nimmer een genoegzamen invloed. Wat is, om maar een enkel voorbeeld te noemen, de legerplaats bij Harskamp uit een financieel oogpunt niet een kolossale misgreep geweest. Het is verklaarbaar dat men buitenaf zich er geen rekenschap van gaf, dat een schietoefening van eenige bataljons uit Groningen, den Haag, Bergen-opZoom 12 a 13000 gulden kostende, daarin 8 a 9000 gulden zitten voor spoorwegvervoer. Wat is nu het ontwerpen van zulke schietoefeningen voor beleid? Had men voor het goede geld, dat sedert de inrichting van het schietkamp bij Harskamp aan spoorwegvervoer is uitgegeven, in de nabijheid van zeer vele garnizoenen niet aan de schietbanen allerlei verbeteringen kunnen brengen. Had men voor dat geld in andere deelen des lands niet verscheidene kleinere schietkampen kunnen inrichten, die de lange dure spoorwegtransporten overbodig zouden hebben gemaakt? Waarlijk, men mag wel eens onder het oog zien, of niet onverwijld gebroken moet worden met die voortdurende troepenverzendingen naar de legerplaats bij Harskamp. Uit de sommen, die op het vervoer zijn uit te sparen, kunnen stellig in enkele jaren in verscheidene provinciën schietkampen worden ingericht. Zooals gezegd, de gewijzigde groepeeringen in de Oorlogsbegrooting hebben over deze zaken licht doen schijnen, al bleek het niet, dat men er voorhands veel oog voor heeft gehad. Het kan niet uitblijven of onze Kamerleden zullen
ter zake studiën gaan maken. Voor een paar dagen berichtten de bladen dat een aantal leden der Eerste-Kamer een bezoek hadden gebracht aan de legerplaats bij Oldebroek. Het schijnt, dat die heeren zeer voldaan zijn geweest over hetgeen zij daar gezien hebben en het moet gezegd worden, dat het kamp te Oldebroek een mooie inrichting is, waarvan men den indruk mee naar huis neemt, dat onze artillerie op de hoogte van zijn tijd blijft. Mochten echter onze Kamerleden in de illusie verkeeren, dat de uitgaven voor dat schietkamp gekweten kunnen worden uit artikel 135 der Oorlogsbegrooting: „Practische oefeningen der artillerie", dan vergissen zij zich deerlijk. Wel deden we laatstelijk een grooten stap vooruit, maar de tijd, dat men uit de Oorlogsbegrooting ten volle wijs kan worden, is nog bij lange na niet aangebroken. Er is in die begrooting nog heel wat boerenslimheid, die het oordeelen van buitenaf onmogelijk maakt. De waarheid is dat uit het algemeen artikel voor oefeningen — het heet „kampeeren en manoeuvres", — (art. 57) jaarlijks wordt aangevuld wat op art. 135 voor de practische oefeningen der artillerie tekort schiet. Men wil er blijkbaar liever niet voor uitkomen wat het schietkamp bij Oldebroek jaarlijks kost, en laat de post van art. 135 maar onveranderd, niettegenstaande zij reeds sedert zeer lang ontoereikend was. Waarom niet iedere post geraamd en omschreven zooals men plan heeft haar te besteden ? Het is waar de techniek houdt dusdoende de vrije hand, maar de tactische oefeningen moeten er onder lijden. Want niettegenstaande de lichtingen der militie veel sterker zijn geworden en de kosten der oefeningen dientengevolge veel grooter zijn dan |vroeger, — men denke aan de hoogere vervoer'osten van de grootere sterkte is de geraamde som voor legeroefeningen niet verhoogd. Een natuurlijk gevolg is dan ook dat het aantal tactische oefeningen sterk verminderen moest. Op den duur gaan we daarmede in een vicieuse richting.
"MILITAIRE ZAKEN.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1904/06/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 20-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000095848:mpeg21:p005