Burgemeester en Wethouders der gemeente Arnhem ; Gelet op de Drankwet; Brengen ter openbare kenni«, dat is ingekomen een verzoekschrift van H. T. Hermsen, om verlof tot veikoop van alcoholhoudenden drank, anderen dan sterken drank, voor gebruik ter plaatse van verkoop, in het perceel aan den Velperweg no. 2. Arnhem, 5 Februari 1906. Bu> gemeester en Wethouders voornoemd, A. Röell. De Secretaris, A. J. Kronenberg.
Arnhemsche courant
- 06-02-1906
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Arnhemsche courant
- Datum
- 06-02-1906
- Editie
- Dag
- Uitgever
- C.A. Thieme
- Plaats van uitgave
- Arnhem
- PPN
- 400337789
- Verschijningsperiode
- 1814-2001
- Periode gedigitaliseerd
- 1851 - 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 6010
- Jaargang
- 93
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
ARNHEMSCHE COURANT. van Dinsdag 6 Februari 1906. TWEEDE BLAD. BEKENDMAKINGEN.
KUNSTEN, LETTEREN, WETENSCHAPPEN.
Iedereen is de zoon zijner eigen werken. . (Cervantes.) Dinsdag 6 Febr. MiisiS 'Sacrum, (foyer) Arnh Dameszangvereen.ging, uitvoering, 8 u. Woensdag 7 Febr. Musis-Sacrum, (kleine Zaal) openbare lezing, spr. Neeltje Lokerse, over het „onderzoek naar het vaderschap", 8 u. De Engelsche predikant te Rotterdam rev. J. Irwin Brown, die elders zeer veel succes had met zijn humoristische lezingen — o. a te Amsterdam, waar hij vertelde van avonturen van den Ier O'Neill, die zijn vacantie wenschte te gebruiken om kennis met Holland te maken en de Hollandsche taal te leeren — zal den 20sten dezer in een der bovenzalen van Musis Sacrum een voordracht houden. — Zonder eenige plechtigheid is giste r en te Amsterdam de gedenksteen onthuld, die in het Telephoongebouw ongeveer de plaats aanwijst van Vondel's steifhuis. Om de teekening van het huis is het volgende randschrift aangebracht: Op den Cingel over de Warmoesgraft is Joost van de Vondel in dit huis overleden 5 Januari d.d. 1679. Onder de teekening staat „afgebroken in 1894" en daaronder: deze gedenksteen is geplaatst 1906. In het randschrift staat nog onder den naam van Joost v. d. Vondel: scripsit aeternitati. — Arnold Spoel is gisteren, nadat zijn besluit bekend was geworden, dat hij de hem aangeboden betrekking te Keulen niet aanneemt, door den directeur van het Conservatorium in den Haag en zijn leerlingen, warm gehuldigd. Zijn kamer in het gebouw was versierd, bij zijn binnentreden werd hij toegezongen, waarna mr. Viotta en een der oud-leerlingen hem toespraken. — Uit Antwerpen wordt aan de „Chronique" geschreven, dat de Tooneelraad van den Nederlandschen Schouwburg zal voorstellen den heer Van Doerselaer, om reden van hoogen ouderdom, niet meer tot bestuurder te benoemen, maar wel twee bestuurders, een voor het kunstgedeelte, den andere voor het beheer. („Vad.") — Het standbeeld voor Alfied de Musset bij de „Comédie Fran9aise" is op het voetstuk geplaatst. De beeldhouwer Antonin Mercier heeft den dichter voorgesteld zittend op een bank, luisterend naar de stem van een vrouw — voorstellend de Nacht — die, gedrapeerd in de plooien van haar gewaad, haar hand op des dichters schouders legt en hem roept. — Massenet's „ Ariane " (tekst van Catulle Mendès) zal in November a. s. voot 't eerst te
Parijs opgevoerd worden. Monte Carlo krijgt de ( première van Xavier Leroux' „drame lyrique", Theodora, waarvan de tekst ontleend is aan Sardou's gelijknamig drama. . — Te Trier is de opvoering van „Monna Vanna" verboden! — Men zegt, dat Bahr, in afwachting dat het contract met München wordt opgezegd, onderhandelt met Reinhardt van het „Deutsche Theater" te Berlijn. Volgens de „Nat. Ztg." is het contract met München reeds ontbonden en kreeg Bahr 75.000 Mk. afkoopgeld. („Vad.") — De nieuwe schouwburg te Weimar, wa?rvoor de Groothertog zoo royaal in den z..k tast — hij geeft, zooals wij meldden, bijna 1.5 millioen mark — moet 1 December I9°7 geheel gereed zijn. Op 1 Januari 1907 zal het magazijn klaar zijn, 1 Maart van dat jaar wordt met den bouw van den schouwburg zelf begonnen, die dus in tien maanden klaar moet wezen. („Hbld.") — Voor den bouw van het Mozart-huis te Salzburg is 150,000 mark bijeen. — In het orthodoxe Denemarken hebben tot nog toe Kerk en Tooneel scherp tegenover elkaar gestaan. De predikanten moesten er niets van hebben, en het tooneel ging zijn eigen weg. En het was een koninklijken weg dien het er ging. De Denen gaan druk naar den schouwburg, vele goede schrijvers weiken er voor en de tooneelspelkunst staat er in hoog aanzien. Onder de tooneelspelers zijn mannen en vrouwen niet alleen van goeden stand, maar ook van groote ontwikkeling. Men vindt er doctoren in de filosofie onder. Een paar maanden geleden werd in Kopenhagen het seizoen geopend met vijf oorspronkelijke Deensche stukken, die er voor 't eerst opgevoerd werden. Zoo'n plaats bekleedt het tooneel in het Deensche leven. In den laatsten tijd waren er nu predikanten, die toenadering tot de tooneelwereld zochten. Misschien vonden zij wel waarheid in het oude adagium, dat kerk en tooneel dezelfde roeping hebben, en in elk geval wilden zij trachten eenigen invloed op het tooneel te krijgen, er den geestelijken dampkring te zuiveren, onzedelijke stukken van de plannen te weren, enz. Zoo werd er een bijeenkomst belegd tusschen eenige predikanten en tooneelspelers. Zondag is zij te Kopenhagen gehouden. Het verslag dat „Politiken" er van geeft voorspelt niet veel van waarde als uitkomst van de vergadering. De onderhandelingen werden in de hoffelijkste bewoordingen frevoerd en de predikanten bleken vrijer van opvatting te zijn en meer van het tooneel te weten, dan de spelers verwacht hadden. Maar toen het tot het wezen van de zaak kwam, bleef men in twee kampen verdeeld. De leuze „de kunst voor de kunst," die dr. Mantzius, de voornaamste woordvoerder der spelers, handhaafde, bleef voor de predikanten onaannemelijk en de spelers konden niet hun verplichting inzien, om opvoedend te werken overeenkomstig de kerkelijke zedeleer; waarbij kwam dat de spelers niet vrij zijn om een rol te weigeren, die hun niet aanstaat. De vergadering leidde tot geen besluit, maar dat zij gehouden is, acht men in Denemarken toch van gewicht. (Tooneel.)
Zwarthout. 25) Naar het Duitsch VAN ERNST VON WILDENBRUCH.
Terwijl Adelgunde de geur van zijn zakdoek opsnoof, kwam zij weer tot zichzelf. Haar gelaat kreeg weer een gewone kleur. „Dank u," zeide zij zacht, „dank u." Zij probeerde haar gezicht van den doek te bevrijden, daar zij er bijna in stikte. Onwillekeurig boog zij daarbij het hoofd wat achterover; zijn oogen waren dicht bij de hare en keken haar aan — en weer dook het verleden met ongekende duidelijkheid voor haar op: juist met zulke oogen had de oude Leibold haar op dien avond aangezien, toen zij tot haar zeide: „Je bent mooi." Zij wist niet meer wat te doen en sloot haar oogen. „Mag ik nu weggaan ?" vroeg zij aarzelend. Ja, ja, ga nu maar weg, Gunde," zeide de oude vrouw, die nader getreden was en haar hielp met opstaan. „Ga nu maar weg en naar huis en maak je maar niet bang. Hoor je — er gebeurt niets met je." Jawel, maar je komt terug," riep Eberhard, toen hij zag dat Adelgunde naar de deur ging. Zijn stem klonk luid, zijn straks zoo hoekige, stijve bewegingen waren bijna week en teer geworden. Hij maakte den indruk van iemand die gelukkig is. „Want het is toch uitgemaakt, dat je met mij naar Berlijn gaat om mijn huishouden te doen, niet waar?" Adelgunde stond met gebogen hoofd. „Ik heb dominee en mevrouw alles gezegd," zeide zij op bijna onverstaanbaren toon. Eberhard keek om. De beide oudjes wenkten htm mot de oogen, dat hij haar nu mocht laten
gaan : later zou hij alles wel hooren „Dat is goed," vervolgde hij, „maar als vergoeding voor wat je straks hebt uitgestaan, moet je dit van mij aannemen, dat geef ik je cadeau." Hij had in zijn zak gegrepen, waarin hij altijd los geld droeg. Plotseling voelde Adelgunde dat haar slap neerhangende hand werd vastgegrepen en een geldstuk daarin bleef. Toen zij er naar keek, zag zij dat het een goudstuk was. Zij schrok. „Eberhard ", zeide op waarschuwenden toon de barones. „Maar mama," antwoordde hij lachend. „U hebt toch gezien hoe bang ze voor mij geweest is. 't Is maar opdat ze zien zal, dat te nog zoo kwaad niet ben. Neen, neen", en opnieuw wendde hij zich tot Adelgunde, „ik ben zoo kwaad nog niet. Dat zul je wel zien. 't Zal heel best gaan." Een zeldzame, bijna ovei dreven uitgelatenheid weerklonk in zijn stem. Zijn onrustige oogen ru;t en nu eens op Adelgunde, dan weer op een der anderen. Op 't oogenblik, dat zij den deurknop in de hand had om weg te gaan, stond hij weer dicht naast haar. 't Was alsof hij een toovermacht op haar uitoefende — haar hand liet den deurknop los. Het scheen dat hij nng wat zeggen wilde, — met een beweging, die geheel onwillekeurig %as, boog zij naar hem toe. En werkelijk zeide hij iets, maar weer in die vreemde taal, die zij niet verstond en hij zeide het zoo langs haar heen, dat zij niet had kunnen zeggen of hij tot haar sprak of niet. „Mona Lisa," zeide hij halfluid, met iets warms en tegelijk iets dieps in zijn stem, alsof deze onder uit de borst kwam, De beangstige vrouw, die naast hem stond, greep opnieuw naar den deurknop, maakte weer evenals bij haar binenkomen een eigenaardige, op een buiging gelijkende beweging naar den kant waar de baron en de barones waren, vervolgens trok zij de deur open en verdween. Van wat er gebeurde in het salon, nadat zij was weggegaan, kon zij natuurlijk later niets weten.
En tfaar binnen begon, toen Adelgunde weg was, Eberhard als iemand, voor wien de wereld te nauw is, heen en weer te loopen met groote stappen, de handen nu eens in de zakken, dan weer er mee in de lucht zwaaiend; heen en weer te loopen, het salon in alle richtingen op en neer. „Dat is merkwaardig" — zijn woorden kwamen er hortend en stootend uit, als bij iemand, die zeer opgewonden is, en hij sprak niet bepaald tot een der aanwezigen, maar deed bijna alsof hij met zichzelf hardop in gesprek was — „dat is meer dan merkwaardig, dat is wonderlijk. Hoe komt die hier. Een dergelijke verschijning, waar komt die vandaan. En hoe komt die hier!" In het laatste woord klonk verachting. „Een verschijning als uit een andere wereld, een anderen tijd. Als uit den vroegtijd der renaissance. Heb jullie dat gezien ? Héb jullie haar wel eens aangekeken? Een „Mona Lisa", zoo waar als God leeft." Midden in de kamer was hij blijven staan. Hij keek om zich heen, als wachtte hij op een antwoord, een bevestiging van zijn gevoelens. Voorloopig zweeg iedereen : men zag elkaar verbaasd aan. Dominee en zijn vrouw vol verbazing, de baron en de barones eveneens,maar tevens met iets van voldoening in hun blik : zoo mooi, zoo inneriiik genot uitend, hadden zij hun lieveling, hun oogappel nog nooit gezien, lengevolge van het heen- en weerloopen was zijn haar in de war geraakt; zijn anders bleek gezicht was door een lichtroode kleur overgoten, uit zijn oogen straalden levenslust en opgewekthei . „Mona Lisa," begon de baron na een oogenblik op verlegen toon, is dat niet het vrouweportret van ... van ... Leonardo da Vinei ? Hij had aarzelend gesproken : Kunstgeschiedenis was niet zijn sterkste zijde. Eberhard gaf geen antwoord ; ongeduldig trok hij de schouders op. .. . ^ Van wien zou het anders zijn ? Dat v.'ist een kind toch. Hij schelde.
„Ga naar mijn. Kamer," gelastte hij den binnentredende bediende, „en breng mij de groote bruine portefeuille. Maar vlug." Totdat de knecht terugkwam, liep hij, evenals straks, de kamer op en neer, maar nu als in gedachten verzonken. Zoodra de man met de portefeuille terug was, nam hij hem die af, legde haar op de ronde tafel, die midden in de kamer stond, en sloeg haar open. „Daar" zeide hij, terwijl hij eene groote photographie met uitgestrekte armen voor zich uithield. Zijn bewegingen waren als een zwijgende uitnoodiging geweest om naderbij te komen. Allen deden zoo en aller oogen waren gevestigd op de photographie, die eene vrouw uit het jaar 1500, in zittende houding vertoonde. Het haar hing los over de beide schouders; de oogen waren amandelvormig; de handen zoo dat de halfgeopende vingers van de rechterhand op de linker rustten. Het werd allen, die de afbeelding zagen, duidelijk dat hij de handen van Adelgunde gelegd had naar het model van die schilderij. Terwijl zij dit zagen, keken zij elkaar achter Eberhard's rug met verstolen blikken aan. Maar niemand zeide wat. Afgezien daarvan, dat het vreemde van de geheele geschiedenis hun spraak verlamde, wist ook niemand eigenlijk wat hij zeggen zou : men zag het den jongen man aan, dat hij geheel opging in de beschouwing van het portret. Zijn verrukking konden zij evenwel niet geheel en al deelen. Een mooi gezicht, dat was het zeker, maar toch zooals men tegenwoordig geen vrouwegezichten meer ziet. Wanneer het eene Madonna van Rafaël geweest was — o ja — de schoonheid daarvan zouden zij ook dadelijk wel gezien hebben. Hingen in het salon niet verscheidene stukkenjnaar Rafaël? Hing in de pastorie boven de sofa t in de kamer van mevrouw niet een photographie vandeSixtijnsche Madonna met het kind op den--arm ? (Wordt vervolgd.)
STOOMSCHEPEN.
De „Ophir" van Rotterdam naar Java, arriveerde 4 dezer te Southampton. Ds „Statendam" van Rotterdam naar NewYork, passeerde hedenochtend Scilly. De „Goentoer", van Rotterdam naar Java, passeerde 4 dezer Point de Galle. De „Madura", van Batavia naar Amsterdam, vertrok 4 dezer van Port-Said. De „Ceram", van Batavia naar Amsterdam, passeerde 4 dezer Periin. De „Koningin Wilhelmina", van Amsterdam naar Batavia, passeerde 4 dezer Perim.
De „Oranje", van Batavia naar Amsterdam, arriveerde 5 dezer te Suez. De „Bali",'van Amsterdam naar Batavia, vertrok 5 dezer van Suez. De „Ixion", van Batavia naar Amsterdam, vertrok 3 dezer van Port-Said. De „Flores" arriveerde 5 dezer van Hamburg te Amsterdam. De „Prins Willem IV" vertrok 31 Jan. van New-York naar West-Indië. De „Ambon", van Java naar Amsterdam, passeerde 5 dezer Point de Galle. De „Prinses Sophie", van Amsterdam naar Batavia, arriveerde 5 dezer te Singapore. De „Storfond", gecharterd door de Holland Amerika Lijn, arriveerde 5 dezer van Newport News te Rotterdam. Norddeutscher Lloyd, Bremen. (Lijn op Oost-Azië). De „Brandenburg" is 3 dezer Lizard gepasseerd. De „Prinz Eitel Friedrich" is 3 dezer van Southampton vertrokken. De „Bochum" is 4 dezer St.-Vincent gepasseerd. De „Hohenzollern" is 4 dezer te Napels aangekomen. De „Neckar" is 3 dezer Lizard gepasseerd. — Blijke\is bij het Dep. van Marine ontvangen bericht is Hr. Ms. pantserdekschip „Holland" 4 dezer te Port-Said aangekomen. De commandant had het voornemen den 6den de reis naar Nederland voort te zeiten.
BENOEMINGEN enz.
Bij Kon. Besluit is aan den heer A. C. J. van Maasdijk, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van consul der Nederlanden te Durban. De tijdelijke waarneming van het consulaat te Durban is opgedragen aan den heer P. Pollitzer aldaar, aan wien in het Nederlandsch kan worden geschreven. Bij Kon. Besluit is benoemd tot lid van het college van regenten over de gevangenissen te Alkmaar, P. J. C. van Toornenburgh, notaris aldaar. Bij Kon. Besluit is, met ingang van 1 April 1906, aan J. W. Bernards, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend, als concierge van het Kon. Kabinet van Schilderijen te 's-Gravenhage. Bij Kon. Besluit is aan de na te noemen personen verlof verleend tot het aannemen der onderscheidingsteekenen achter hunne namen vermeld : J. J. van Leeuwen te Utrecht, hoofdinspecteur van politie, het eerekruis iste klasse, verbonden aan de Huisorde en Orde van Verdienste van Heitog Peter Friedrich Ludwig van Oldenburg; Helena Nolet te Schiedam, presidente van de Vereeniging van de H. Maagd Maria, Hortense Roy van Zuydewijn te Breda, A. Palise te Wageningen, beeldhouwer, leeraar bij het middelbaar onderwijs, en A. Franken te Tilburg, fabrikant, het kruis Pro Ecclesia et Pontifice; J. C. van Kempen te 's-Gravenhage, tweede kok bij de Hofhouding van H. M. de Koningin, de medaille van verdienste, ingesteld door den Groothertog Friedrich Franz II van Mecklenburg. Bij Kon. Besluit zijn, de volgende pensioenen verleend aan ; C. M. van Braam Blussé, weduwe D. J. A. van Kiuyne, directeur van het postkantoor te Delft, f 690; G. Bus, weduwe H. Brouwer, assistent der posterijen, f 302 ; G. C. Hordijk, weduwe W. P. Nagel, inspecteur der posterijen, f 690; M. V. Boddaert, weduwe jhr. mr. J. van Doorn, raadsheer in het gerechtshof te 's-Gravenhage, f 690; K. (C.) Sanders, weduwe C. F. van Guldener, kommies-ontvanger van 's rijks belastingen, f214; M. A. G. H. Meuwissen, dochter uit het huwelijk van wijlen F. T. Meuwissen, laatstelijk kommies 2de klasse bij 's rijks belastingen, met wijlen M. C. S. Indemans, f 72. Bij Kon. Besluit zijn benoemd : bij het wapen der int. : bij het 5de reg., tot luit.-kolonel, de
majoor J. H. van der Burg, van het korps; bij het instructie-bataljon, tot eerste-luit., de tweede-luit. E. C. A. Lazonder, van het korps. Bij Kon. Besl^ is aan den reserve-tweedeluit. der inf. J. W. Speekenbrink, in het XLIste landweerdistrict, op het door hem gedaan verzoek, met ingang van 1 Maart 1906, een eervol ontslag uit den militairen dienst verleend. Bij Kon. Besl., is met ingang van 3 Febr., aan E. Jacobs, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als plaatsv. voorzitter der plaatselijke commissie als bedoeld in art. 86 der Ongevallenwet 1901, welke haren zetel heeft in de gemeente Enschedé, en als zoodanig benoemd mr. A. ter Weele, te Enschedé. — Ter beschikking van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië kunnen worden gesteld eenige onderwijzers en onderwijzeressen om te worden benoemd tot onderwijzer der 3de klasse of hulponderwijzeres bij het openbaar Europeesch lager onderwijs daar te lande, die naar Indië zullen moeten vertrekken in April, Mei, Juni, Juli, Augustus, September, October en November. 1906. De onderwijzers moeten in het bezit zijn van de hoofdacte, dan wel van de hulpacte, met ten minste één bijacte. Voor de onderwijzeressen zijn hoofdakte en akte voor de Eransche taal een vereischte. [Zie Staatsct. n". 3a]
STATEN-GENERAAL. EERSTE KAMER. Zitting van 5 Febr.
Bij de behandeling der Justitiebegrooting dankte de heer H o v y de Regeering, dat zij het ontwerp-Loeff, over onderzoek naar het vaderschap, heeft gehandhaafd. Hij verblijdde zich over 's Ministers medewerking ter bestrijding van den handel in vrouwen en bleek van oordeel, dat in dit opzicht ook maatregelen voor de koloniën moeten woiden genomen. Spreker betieurde de intrekking der Strafwetnovelle en gaf in overweging aan denNieuw-Malthusiaanschen bond de rechtspersoonlijkheid te ontnemen. De heer Merkelbach bepleitte de aanschaffing van een stoomsloep als politievaartuig tusschen Rotterdam en de Moerdijk. De heer van der Does wenschte de politie-commissarissen in het pensioenfonds voor burgerlijke ambtenaren opgenomen. Mr. van Houten protesteerde er tegen, dat de heer Hovy, ondanks hij 't beter kon weten, tusschen de Nieuw-Malthusiaansche beweging en bond en den abortus provocatus verband legt. Spr. achtte 't een eer, eerelid van dien Bond te zijn. Hij beschouwt den abortus als een wanhoopsdaad, die de Bond juist tracht te voorkomen. De heer van der Biesen bestreed zulks, betoogende dat de Nieuw-Malthusiaansche practijken een blaam werpen op het Christendom. De heer Hovy handhaafde zijn meening omtrent den leer van het Nieuw-Malthusianisme. De heer R e n g e r s constateerde dat mr. van Houten bij zijn bespreking over den NieuwMalthusiaanschen Bond niet als woordvoerder der linkerzijde op trad. Mr. van Houten stelde in 't licht, dat hij dit ook niet beweerd had. De Minister van Raalte verdedigde de intrekking der Strafwetnovelle, partieele herzieningen zal hij overwegen, en wees er voorts den heer Merckelbach op, dat hij dadelijk na zijn optreden krachtig is opgetreden tegen de diefstallen van goederen bij transport op de rivieren. Hij hield zich aanbevolen voor een onderhoud met den heer van der Does over de pensioneering van politie-commissarissen. De Justitie-begrooting "werd aangenomen en het debat over Binnenlandsche Zaken aangevangen. De heer van der Feltz gaf verschillende wenken in het belang eener goede Werking der woningwet en ter bestlijding der tuberculose.