De Burgemeester der gemeente Arnhem; Gelet op de artt. 11, 12 en 13 der Kieswet; Noodigt uit: ie. de 'mannelijke inwoners der gemeente om, zoo zij in eene andere gemeente over het laatstverloopen dienstjaar in eene der Rijks directe belastingen zijn aangeslagen, wat de grondbelasting betreft in eene andere gemeente of in meer gemeenten te zamen tot een bedrag van ten minste f 1.—, daarvan door overlegging der overeenkomstig het bepaalde bij art. 1 a voor voldaan geteekende aanslagbiljetten vóór den 15 Februari a s. te doen blijken ter gemeente-secretarie. 2e. de mannelijke inwoners der gemeente, die op grond van het bepaalde bij het 4e lid van art. 2 aanspraak meeneti te Kunnen maken om geplaatst te worden op de kiezerslijst, daarv n vóór den 15 Februari a.s. aangifte te doen ter gemeente-secretarie. 3e. de mannelijke inwoners der gemeente, die krachtens art. 1 b aanspraak meenen te kunnen maken om geplaatst te worden op de kiezerslijst, daarvan voor zooveel noodig vóór den isden Februari a.s. aangifte te doen ter gemeentesecretarie. Breng/ ter kennis van de mannelijke inwoners der gemeente; dat voor hen, die krachtens vroeger gedane aangifte op de loopende kiezerslijst voorkomen, hernieuwde aangifte onnoodig is, indien de plaatsing op die lijst berustte op: ie. bewoning van een huis of gedeelte van een huis of van een vaartuig, mits zij op 31 Januari nog hetzelfde huis of een gedeelte of hetzelfde vaartuig bewonen ; 2e. genot van pensioen of lijfrente; 3e. bezit van eene inschrijving in de Grootboeken der Nationale Schuld of van een inleg in eene Spaarbank; 4e. aflegging van een examen; dat hernieuwde aangifte wel noodig is voor hen, wier plaatsing op de lijst berustte op: xe. bewoning van een huis of gedeelte va'' een huis of van een vaartuig, indien zij niet meer op 31 Januari hetzelfde huis of gedeelte of hetzelfde vaartuig bewonen; of 2e. op genot van inkomen in dienstbetrekking, of als inwonenden zoon, in het bedrijf of beroep der ouders werkzaam, hetzij met of zonder genot van pensioen of lijfrente; De formulieren tot het doen van aangifte zijn ter gemeente-secretarie kosteloos verkrijgbaar De ingevulde formulieren kunnen kosteloos per post aan den Burgemeester worden toegezonden met inachtneming van het volgende voorschri t: dat de omslagen met aangiften en stukken moeten dragen boven aan de voorrijde het opschrift: «Vrij van briefport, ingevolge art. 50 der Kieswet" en in den linkerbenedenhoek de vermelding van den naam en de woonplaats vnn den afzender, gewaarmerkt door ziji e hanriteekeriing. Brengt verder in herinnering : I. de artt. 1 en 2 der kieswet, luidende als volgt: Art. 1. De leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal worden gekozen door de mannelijke ingezetenen des Rijks, tevens Nederlanders, die den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt, voor zoover zij over het laatstverloopen dienstjaar in eene of meer der Rijks directe be lastingen zijn aangeslagen, het te dier zake verschuldigde vóór of op den isten Maart voldaan hebben, en a. over het laatstverloopen dienstjaar zijn aangeslagen in de grondbelasting voor een bedrag van ten minste éin gulden, in de vermogensbelasting, in de belasting op bedrijfs- en andere inkomsten of naar een of meer der vijf eerste grondslagen van de personeele belasting, zooals die is geregeld bij de wet van 16 April 1896 ( Staatsblad no. 72): of
b. indien zij niet overeenkomstig het bepaalde sub. a zijn aangeslagen, voldoen aan eene der volgende voorwaarden : ie. dat zij als hoofden van gezinnen of als alleenwonende personen op den 3isten Januari sedert den istèn Augustus van het vorige jaar hebben bewoond, krachtens huur, een huis of een gedeelte van een huis, waarvoor, met of zonder bijbehoorenden of in huur gebruikten grond of lokalen en bijgebouwen, niet ter bewoning bestemd, de werkelijke huurprijs, per week berekend , ten minste heeft bedragen de som, voor de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar het huis gelegen is, vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel; of wel achtereenvolgens in dezelfde gemeente twee zoodanige huizen of gedeelten van huizen; of, krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur, eenzelfde vaartuig van ten minste 24 kubieken Meter inhoud of 24000 kilogram laadvermogen; 2e. dat zij op den 31 sten Januari sedert den *isten Januari van het laatstverloopen jaar achtereenvolgens bij niet meer dan twee personen, o* dernemingen, openbaie of bijzondere instellingen in dienstbetrekking of als inwonende zoon in het bedrijf of beroep der ouders werkzaam zijn geweest en als zoodanig over dat jaar een inkomen hebben genoten als voor de gemeente of het gedeelte der gemetnte, waar zij wonen, is vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel; of dat zij op den isten Februari in het genot zijn van een door eene onderneming, openbare of bijzondere instelling verleend pensioen of verleende lijfren'e van gelijk bedrag; met dien verstande dat voor hen, die in beide gevallen verkeeren, zoo noodig, ter bereiking van het vereischte bedrag, het inkomen, het pensioen en de lijfrente worden samengeteld; 3e dat zij op den isten Februari sedert een jaar den eigendom met recht van vrije beschikking hebben van ten minste f 100 (nominaal), ingeschreven in de grootboeken der Nationale Schuld of van ten minste f 50, ingelegd in de Rijkspostspaarbank, in eene jiemeentelijke spaarbank of in eene spaarbank beheerd door het bestuur van eene rechtspersoonlijkheid bezittende veree niging, van eene naamlooze vennootschap, van eene coöperatieve vereeniging of van eene stichting; Onder de bijzondere spaarbanken, bedoeld bij het vorige lid van dit artikel, zijn de banken, opgericht na t Mei 1900, alleen begrepen voor zoover en zoolai g als zij blijkens opgave aan het bestuur der gemeente, waar zij gevestigd zijn, een waarborgfonds van f 25000 bij de Nederlandsche bank hebben gedeponeerd. 4e dat zij met goed gevolg hebben afgelegd een examen ingesteld door of krachtens de wet of aangewezen bij algemeenen maatregel van bestuur en in verband staande met de benoembaarheid tot eenig ambt, de vervulling van eenige betrekking of de uitoefening van eenig bedrijf of beroep Art. 2. Onder hen, die den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt, verstaat deze wet hen, die dien leeftijd hebben bereikt vóór of op den 1 sden Mei. De aanslag der vrouw in de Rijks directe belastingen geldt voor haren man; die van minderjarige kinderen wegens goederen, waarvan hun vader het vruchtgenot heeft, voor hunnen vader. Aanslagen in de Rijks directe belastingen, waarvan eerst na 31 December van het laatstverloopen jaar een aanslagbiljet is uitgeieikt, blijven voor de toepassing van het bepaalde bij art. 1 buiten aanmerking. Aanslagen in de grondbelasting wegens onroe-. rende goederen eener onverdeelde nalatenschap gelden ook voor den mede-eigenaar, wiens naam r.iet bij den aanslag in het kohier is vermeld, mits zijn aandeel in dien aanslag ten minste één gulden bedraagt. Door den aanslag in de grondbelasting, in art. 1 vermeld, worden de hoofdsom en de Rijksopcenten verstaan. Aanslag in de vermogens-, bedrijfs- of personeele belasting geeft geen aanspraak op kiesrecht, indien hij hef gevolg is van eene met de waarheid strijdige aangifte.
Bij de berekening van den werkelijken huurprijs, die ook verschuldigd kan zijn in den vorm van contributie aan eene coöperatieve bouwvereeniging, wordt maandhuur tot weekhuur herleid door deeling met 4, jaarhuur door deeling met 50 en vindt geen aftrek plaats van de som, verschuldigd voor gas- of waterleiding, ingeval deze in den huurprijs is begrepen. Bij de berekening van het inkomen, bedoeld in art. 1 b, 2e. eerste lid, worden vrije woning of inwoning en vrije kost en inwoning gerekend op het bedrag, voor de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar zij genoten worden, vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel; enkel vrije kost op het bedrag, vermeld in de laatste kolom, verminderd met dat, vermeld in de voorlaatste kolom dier tabel. Overigens komt alleen geld in aanmerking. Ten aanzien van vrijen kost wordt geene rekening gehouden met den Zondag of algemeen erkende Christelijke feestdagen, of, voor zooveel Israëlieten betreft, met den Sabbath. Indien de aard der werkzaamheden in ee:> bedrijf medebrengt, dat zij in den regel een gedeelte van het jaar niet wordt ui'geoefend, wordt ter betekening van den tijd, ge urende welken iemand volgens het vorig artikel in dienstbetrekking is geweest, de tijd medegeteld, gedurende welken de werkzaamheden, waarvoor hij in dienst is, hebben stil gestaan, ook indien gedurende dien tijd de dienstbetrekking tijdelijk was opgeheven. Indien het inkomen, bedoeld in art. 1 b 2e. als vast week-, veertiendaagsch-, maand- of jaarloon is genoten en dit loon wegens ziekte of verwonding gedurende ten hoogste twee maanden niet of niet ten volle is ontvangen, wordt het geacht tot het normale bedrag te zijn genoten. Indien in de plaats van het inkomen, bedoeld in art. 1 4, 2 0 , eene tijdelijke ongevaden-rente wordt genoten, wordt deze, zoolang zij wordt genoten, in rekening gebracht tot een bedrag, gelijk aan het normale loon. Inkomen, pensioen en lijfrente, bedoeld in art. 1 b, 2 0 ., der vrouw t>eldt voor haren man; dat van de inwonende mihderjarige kinderen voor de helft voor hunnen vad r. Indien, enz. II dat voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden der Provinciale Staten dezelfde regelen gelden, als die welke voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden der Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn gesteld, met dien verstande, dat men bovendien ingezetene der provincie moet zijn. III. Dat voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden van den Gemeenteraad dezelfde regelen gelden, als die, welke voor de bevoegdheid tot het kiezen van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn gesteld, met dien verstande, dat men bovendien ingezetene der gemeente moet zijn, en dat zij, die niet vallen onder 1 a, over het laatstverloopen dienstjaar in de gemeente moeten zijn aa i geslagen in eene plaatselijke directe belasting tot ten minste het bedrag, voor de gemeente of het gedeelte der gemeente, waar zij wonen, vermeld in de tweede kolom der sub art. 1 b, ie bedoelde tabel en hun aanslag in die belasting op den isten Maar moeten hebben voldaan. Uittreksel uit du tabel bedoeld in (ie ari t. 1 eti 2 : Gemeente of Deel der Gemeente O. 0 e . s a - v 3 s O 31 ®. BC.S -X 5 -a: > § ► a.s Ee 5 £ OJ O - 3 bt'ioeld in artikel lil* I 14 2® I 2 | Arnhem (behalve de buiienwijken en Schaarsheden; f 2.f 500 f 100.f 325 Arnhem (buitenwijken) 1.75 450 87.50 300 Arnhem (Schaarsberjfi n) 1.— 300 37.50 200 Arnhem, 1 Februari 1906. De Burgemeester voornoemd, A. Röell
"ARNHEMSCHE COURANT, van Vrijdag 9 Februari 1906. TWEEDE BLAD. Kiezerslijst.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/02/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096038:mpeg21:p005
"Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/02/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096038:mpeg21:p005
Men vaart het hevigst uit tegen anderen, als men niet wil laten merken, dat men aan eigen goed recht twijfelt. Zaterdag 10 Febr. Place Royale, Schaakv. 8 u. Zaterdag 10 Febr. Musis-Sacrum, (nieuwe Concertzaal) Koninkl. Mannenzangv. „Aurora", Concert, 8 1 / 2 u. Zondag 11 Febr. Stads-Schouwburg, tooneelvereeniging „Derk Haspels" „Vergelding"; „In Politiek"; „Een Reisje naar Amsterdam, 7Vs u. Zondag 11 Febr. Mttsis-Sacrum, Middagconcert, A. O. V., 2Vs u. Soliste Mejufvrouw Truce Ubbens, (zang) te Amsterdam. Dagelijks : St.-Elisabeth's-Gesticht (nieuwe Kapel) tentoonstelling van prijzen voor de verloting. Naar wij vernemen zal den 6en Maart in Musis een concert worden gegeven door de „Arnhemsche Orkest-vereeniging" en de „Arnhemsche Dilettantenvereeniging," waarvan de opbrengst zal strekken tot vorming van een fonds voor de orkestleden der A. O. V. ter ondersteuning in geval van [ziekte. We komen ter gelegenheid op dit „monsterconcert" (waarbij het orkest ongeveer 110 personen sterk zal zijn) terug, doch vermelden nu vast den datum, opdat belangstellenden (en dat zullen er zeker velen zijn) dien avond kunner. viijhouóen. Stadsschouwburg. „Ds zoon van Coralie" tooneelspel van Delpit, door het Rotterdamsch T ooneelgezelschap. Kapitein Daniël, de zoon van Coralie, is een man van eer, een officier op wien niets te zeggen valt, die als jongen ijverig geweest is, als man zich als een held gedragen heeft. Op jeugdigen leeftijd reeds kapitein, geridderd, rijk. Hij wordt verliefd op Edith Godefioy, die zijn gevoelens beantwoordt; ook haar vader heeft geen. bezwaar tegen het huwelijk, tot hij verneemt dat Daniël een onecht kind is. Die omstandigheid doet hem aarzelen zijn dochter aan dezen man te geven, toch worden zijn bezwaren overwonnen en het huwelijk zal plaats hebben. Coralie geeft zich uit voor de tante van Daniël, zij verzint een complex van leugens, heeft heel haar leven gelogen om den naam van haar zoon te redden. Wanneer zij in het gezin van Godefroy komt, wordt zij herkend door een paar jongelui, die vroeger haar gekend hebben, weten van haar leven, maar zij doet een bert ep op hun gevoel, op haar liefde voor haar zoon, op haar lijden wanneer zij hem ongelukkig zou weten. En alles gaat goed, tot bij de vaststelling van het huwelijkscontr iet de papieren van Daniël, het testament van zijn moeder, de overlijdensacte van zijn vader getoond moet worden. Dan valt Coralie door de mand, zij moet bekennen dat Daniël haar zoon is. Het huwelijk dat nu onmogelijk zou zijn, maakt zij mogelijk door weg te gaan, ook als haar zoon met haar wi 1 gaan, door afstand te doen van hein voor zijn geluk. Om de hoofdpersonen, Coralie, Edith, Godefroy en Daniël groepeeren zich de personen van het tweede plan: Godefroy's zuster Cesarine, van nature koppelaarster voor haar nichtje, die voor haar een man wil, die bovenal romanesk is; de Montjoie, raisonneur, die Coralie gekend heeft, maar haar niet in het ongeluk stort, al is hij verliefd op Edith; juffrouw Palatin, de traditioneele babbelkous, Bonchamps de notaris, die ook al een mooie rol speelt en Morisseau, een naturalistisch musicus. Met al die personen heeft de schrijver een stuk geschreven, dat ouderwetsch is — goed, maar dat het ook nu nog wel doet, getuige de ?akdoeken die in beweging kwamen, de ontroering die op veler gelaat nog te lezen was, nadat het scherm voor de
laatste maal gezakt was. Men zou veel kwaad van dit stuk kunnen zeggen : het is uit de oude doos, men weet wel dat alles goed zal afloopen, dat het brave jonge meisje den braven man krijgt, de dialoog is van tijd tot tijd vol van aphorismen en scheurkalender-machtspreuken, de menschen komen en gaan precies wanneer men ze noodig heeft. Ongetwijfeld, dit stuk draagt den stempel van zijn leeftijd, maar het is goed geschreven, bevat spannende tooneelen, geeft gelegenheid voor mooi spel en het gegeven moge dan wat zijn van het soort, dat wel eens als „draakje" wordt aangeduid, men kan zich wel indenken in een geval als dit, men kan wel degelijk meevoelen het conflict dat hier ontstaat. Want dat is eene verdienste die den schrijver niet ontzegd kan worden: hij heeft de botsing van meeningen over burgerlijke conventie en geluk goed weten voor te bereiden en in spannende tooneelen tot een hoogtepunt gebracht. Begrijpelijkerwijze valt het vierde bedrijf na de conflicten in het tweede en derde af; maar er moest een slot aan zijn en gedachtig aan het ilfaut juger les oeuvres d'après leur date, mag men wel niet te veel zeggen over het romantische, slappe slotbedrijf. Zooals we zeiden: het stuk biedt gelegenheid voor spel en daarvan is dankbaar gebruik gemaakt. Mevrouw Kerckhoven—Jonckers heeft de rol van Coralie met alle warmte en al het temperament waarover ze beschikt vervuld. Sober was haar uitbeelding van deze smart-figuur, treffend door juiste intonatie, door mooi-plastische bewegingen, door een prachtige beheersching, waardoor zij op de hoogtepunten een grooten indruk teweegbracht. Vervoom speelde Daniël en hij heeft deze moeilijke taak over 't algemeen zeer verdienstelijk ten einde gebracht. Zijn uniform flatteerde hem niet en dat deed in de groote scènes in II en III den indruk wel eens minder zijn, dan hij anders wellicht geweest was, omdat Vervoorn meermalen voortreffelijk intoneerde en met zijn warm geluid wèl indruk wist te maken. Niet altijd was de overgang van stemmingen volkomen scherp, toch wist hij sympathie te wekken voor de figuur. Mej. van Waning Bolt speelde de ingenue-rol sympathiek, vooral in het begin van IV; dat zij van de groote ,holle woorden, die de sqkrijver haar in den mond legt in het gesprek met Coralie, niet veel wist te maken, zal niemand haar ten kwade duiden. Mevr. van Eijsden maakte wat heel liefs van Cesarine, Morriën was uitstekend, zeer correct als Montjoie, Faassen en van Kerckhoven goed in het milieu. Het samenspel en de aankleeding waren verzorgd, mevr. Kerckhoven kreeg mooie bloemen en na ieder bedrijf werd eenige malen gehaald. K r. Het bestuur van de Vereeniging tot oprichting en uitbreiding der Galerij van Portretten van Nederlandsche Tooneelkunstenaars te Amsterdam, heeft het plan opgevat de portretten van Sophie de Vries en F. J. Majofski te doen schilderen. — In Maart zal Daniël De Lange op een concert in den Stadsschouwburg, met het Res.orkest zijn Lioba (tekst van Van Eeden), voor sopraan, tenor, bas, vrouwen koor en orkest, doen uitvoeren. („Vad.") — Aan de leden van het concert-Diligentia' te 's-Gravenhage is een circulaire verzonden over de bekende orkestkwestie; een stembiljet is daarbij gevoegd, waarop de leden hun meening kunnen kenbaar maken, of het bestuur de besprekingen met het Residentie-orkest zal voortzetten of het Amsterdamsche opnieuw engageeren. Het Comité van het Residentie-orkest heeft een circulaire gericht tot de leden van Diligentia, waarin gezegd wordt dat, wanneer het Residentie-orkest de Diligentia-concerten krijgt, in de aanvulling van verdere tekorten is voorzien, maar krijgt het ze niet, het orkest beslist ontbonden wordt. — De Nederlandsche Tooneelvereeniging heeft te 's-Gravenhage gespeeld „Weerzien," een dramatische schets van Top Naeff, gevolgd door een klucht: „Telefoongeheimen." In het „Vaderland" lezen we in het verslag van v. N(ouhuijs): „Een dame achter mij meende in het „Weerzien" reeds het eerste bedrijf der klucht genoten te hebben, en vond dat toch niet zoo aardig als ze gehoord had" ! ! — Voor de eerste voorstelling van de Nederlandsche Opera mogenavond te Rotterdam, is de zaal uitverkocht. Het „Vad." deelt mede dat de belangstelling zoo groot is, dat voor plaatsen van f2.50 tot 110 toe geboden werd. — Marie Kalff heeft te Parijs in een grootere rol succes gehad. Verscheidene bladen spreken met groote waardeering van haar, roemen de juiste opvatting van de rol; haar mooie en tragische gebaren, en hartstochtelijk spel. — Max Grube spreekt tegen dat hij bij de Meinigers komt als artistiek leider. — De Fesispielc in het „Prinz-Regenten Theater" te München, zijn vastgesteld als volgt. Van 2 tot 12 Augustus a. s. Mozartfeesten : „Figaro's Hochzeit", „Don Juan", „Cosi fan tutte". Van 13 Augustus tot 7 September Wagneropvoeringen: „Die Meistersinger", „Tannhauser", „Der Ring des Nibelungen". De volgende kunstenaars zullen hun medewerking verleenen : Thila Plaichinger, Ernestine Schumann-Heink, Bertha Morena, Hermine Bossetti, Charlotte Huhn, Anton van Rooy, Ernst Kraus, Karl Burrian, Otto Briesemeister, Heinrich Knote en Fritz Feinhais. Het orkest zal afwisselend door Felix Mottl en Franz Fischer gedirigeerd worden, en de regie is aan Fuchs toevertrouwd. — Weldra verschijnen zeven sonates voor viool alleen, van Max Keger, (opus 91). Ze zijn opgedragen aan Wendling, Marteau, Heermann, Halir, Henri Petri, W. Meijer, en Schnirlin, als „overtuigde en ijverige bevorderaars van Reger's kunst"'. („Vad.") — Van Reineke die nu 82 jaar is, is dezer dagen een nieuw werk Amor et Fortuna verschenen.
— Bij den heer P. Noordhoff te Groningen, is verschenen: „Gids bij de toepassing der voorschriften ter uitvoering van de Motoren Rijwielwet 1905, speciaal bewerkt voor houders van motorrijteigen en rijwielen door het Bureau voor Staats- en Administratierechtelijke Adviezen te 's-Gravenhage."
"KUNSTEN, LETTEREN, WETENSCHAPPEN.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/02/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096038:mpeg21:p005
Zooals zooeven, sloeg Eberhard ook nu beide armen om zijn moeder. Toen barstte hij in een luiden, goedigen lach uit. En dit lachen werkte als een bevrijding. Allen hadden, terwijl hij zoo aan 't praten was een beklemmenden d r uk gevoeld. Nu waren zij weer gerustgesteld. Het was bij Eberhard geweest wat men zou kunnen noemen : een uiting van zijn phantasie, een uitbarsting van zenuwen, die eerst moet uitwoeden en dan ten slotte een besten, goedhartigen rnensch acheilaat. „Nu gaan we thee drinken," zeide de barones „dan kan je je cigaret rook^n, die je kalmeert." Zij nam zijn arm, zij was weer verliefd op haar jongen, die steeds een raadsel voor haar bleef. In de kamer naast het salon was de tafel gedekt. Allen namen daaraan plaats. „Maar ik weet ni;t," begon dominee „of het je bekend is, lieve Eberhard, dat Adelgunde verloofd is." Uiterst verbaasd en blijkbaar niet aangenaam verrast, wendde Eberhard zich tot den ouden dominee. „Verloofd? En met wien?" „Met den zoon van den ouden Kurschanski, met Franz." „Nu, maar u wilt me toch niet vertellen, dat zij op dien kerel verliefd is?" vroeg Eberhard. „Het schijnt toch zoo. Ze heeft gezegd, dat ze alleen huishoudster bij jou zou kunnen worden, wanneer haar aanstaande het goed zou vinden.'
„Dat is prachtig !" Eberhard lachte geërgerd. „Dus n.oet ik eerst aan dien.... vent toestemming vragen." „Waarom praat je daarover zoo minachtend ?" vroeg de baron. „Naar wat ik hoor, is hij een goed onderofficier. Hij heeft in den afgelóopen herfst de gouden strepen gekregen. „Zijn militaire qualiteiten trek ik niet in twijfel," antwoordde Eberhard, „maar hij behoort nu eenmaal tot die menschen, die mij onsympathiek zijn, van wie ik bijna afkeer heb." „Maar ik begrijp werkelijk niet, wat je tegen hem kunt hebben?" viel de barones hem in de rede; „jij, die altijd eerst kijkt of de menschen er knap of leelijk uitzien, zult toch moeten etkennen, dat hij een knappe man is." Eberhard haalde de schouders op. „Natuurlijk, omdat hij een paar rechte beenen, een gezicht als een goed gedresseerde jachthond met een snor en een fraai gekamden kop met haar heeft. O, ik wilde dat ik het zeggen kon, hoe ik het land heb aan die gedresseerde menschen, die valsche, elegante menschen, die als karikaturen van het waarachtige schoone door de wereld loopen." Hij blies dikke rookwolken uit zijn cigaret. Hij was in bijna booze stemming gekomen. „Hoe is hij daarbij gekomen? Menschen van zijn slag — ik kan me bijna niet begrijpen hoe iemand als hij behagen gevonden kan hebben in een persoon als Adelgunde." „Ja, begrepen heb ik dat eigenlijk ook niet goed", viel de oude dominee hem bij. „Hebt u dat geweten" vroeg Eberhard aan zijn ouders. „Wij hebben het daar straks van dominee gehooid." „Dus u weet nog niet of hij het goed vindt of niet ? „Ik zal hem dadelijk laten roepen", zeide de baron.
Eberhard zeide: „Eigenlijk is het toch mijn zaak; als ik eens met hem sprak." De baron wisselde zonder dat zijn zoon het zien kon, een snellen blik met zijn vrouw. Zij begrepen elkaar. Hem nu Adelgunde, die hij nu eenmaal hebben wilde als huishoudster, weer afnemen — dat was onmogelijk — zij kenden uit ervaring de gevolgen, die een dergelijk dwarsboomen van zijn vvenschen ten gevolge had. Maar wanneer Franz Kurschanski met het meisje ging trouwen, dan was natuurlijk aan haar werkzaamheid bij Eberhard een einde gemaakt. En dat vonden ze niet zoo onaangenaam. Na alles wat ze gehoord hadden, hadden ze een gevoel, dat het goed zou zijn, wanneer de verhouding tusschen hen beiden niet van al te langen duur zou zijn. „Neen, mijn jongen," zeide de baron vriendelijk, „het is beter, wanneer je mij de zaak overlaat." Dergelijke dingen behooren nu eenmaal, om het eens deftig uit te drukken, tot mijn ressort. Ik ben geen belanghebbende, althans maar indirect, en jij bent, hoe grappig het ook klinkt, eenigermate partij." Hij had moeite gedaan een opgewekten toon aan te slaan. Eberhard keek hem aan, zondei te antwoorden : een wolk hing over zijn voorhoofd. „Nu ja," vervolgde de vader, „party ben je in zoover als je nu eenmaal antipathie tegen Franz Kurschanski hebt." , Dat wat hem daarbij op de tong zweefde, dat zijn zoon ook partij was omdat hij nu eenmaal in zijn dienst wilde hebben, hield hij voor zich — hij wist zelf niet waarom, maar het was hem onaangenaam. , , Hij belde en gelastte den binnentredenden bediende Franz Kurschanski te verzoeken een oogenblik binnen te komen: hij had wat met hem te bespreken. Eberhard stond op. . ,Nu ga ik maar weg," zeide hij, „dat ïsdaa
maar beter." Alle anderen waren dezelfde meening toegedaan — niemand antwoordde. „Ik ga zoolang in den tuin." Met die woorden verliet hij de kamer om naar den tuin te gaan. Toen hij de verandatrap was afgedaald, ontmoette hij beneden in den tuin Franz, die zoo juist de boodschap van den baron had gekregen. Hij was in groot tenue : sabel en handschoenen aan. Toen hij den jongen baron zag, bleef hij staan en maakte eene beleefde buiging. Eberhard was ook blijven staan. Op de onderste trap met de hand leunend op den grooten eikenhouten knop van de trapleuning, bleef hij staan en keek den ander aan, wiens beleefde buiging hij met een tamelijk hooghartig knikje van het hoofd beantwoordde. Zijn tegenstander — de gedachte kwam bij hem op alsof werkelijk deze mensch hem in den weg trad. Hoe belachelijk het ook was, hij had den indruk van een tegenstander. Dat maakte hem in zijn trotsch, eigenlijk overdreven gevoel van zelfbewustheid woedend. Zoo'n onderofficier, zoo'n gepomadeerde, opgepoetste kerel! Hij werd rood van ergernis, met dreigende oogen keek hij den ander aan en eigenlijk was ei een drang in hem, wat te zeggen. Maar hij had niet de gave van gemakkelijk spreken, vooral niet tegen menschen, die beneden hem stonden. Dus bleef hij zwijgen en met een nauwelijks merkbaar hoofdknikje ging hij den onderofficier voorbij, de deur uit en sloeg den weg in naar het park. Het geheele tooneeltje had maar eenige seconden geduurd. Franz Kurschanski wiens gezicht beleefd, opmerkzaam rustig gebleven was als steeds, maakte opnieuw een buiging terwijl de jonge man hem voorbijging, toen ging hij langzaam naar boven. Langzaam, want hij moest nog veel overdenken, voordat hij binnentrad. Wat beteekende dit alles? (Wordt vervolgd.)
"Zwarthout. 28) Naar het Duitsch VAN ERNST VON WILDENBRUCH.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/02/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096038:mpeg21:p005