De S. D. A. P. treft het niet. Eerst het standje met Troelstra, den politieken leider, die door zijne niet-benoeming tot redacteur van „het Volk" voor de hellt lamgeslagen is in zijne werkkracht voor de pat tij. In 1903 was gebleken, dat hij als opportunist geen vaste leiding aan „het Volk" gaf. De orthodoxe Marxisten wilden daarom iemand, die steviger in de leer was, aan het hoofd van het blad plaatsen. Het Congres benoemde Tak — een welwillend goedmoedig middenman, die het natuurlijk den orthodoxen Gooilanders evenmin naar den zin maakte. Troelstra zweeg op het laatste Congres om politieke redenen, — de verkiezingen stonden voor de deur, — doch schreef terstond na die verkiezing eene serie artikelen in „het Volk" om zijn opportunistisch nart te luchten over misstanden in de partij , die voornamelijk hem als leider een doorn in het oog waren. De mannen van de „Nieuwe Tijd", de orthodoxe Marxisten moesten het ontgelden. In eene reeKs artikelen in hetzelfde blad nam van der Goes het voor zich en zijne medestanders op. Het ging hard tegen hard en men eindigde met van weerszijden een beroep op het partijbestuur te doen. De zaak zou daar dienen en de buitenwereld zag met belangstelling uit naar dit proces. Niet alleen om de zaak zelf, maar ook om de wijze van procedeeren. Immers van socialistische zijde had men zoo dikwijls afgegeven op onze rechtspraak, dat men nieuwsgierig was, hoe de roode rechters zouden vonnissen. Merkwaardig, maar hier bleek de zoo vaak verkondigde leer glashelder. Herhaaldelijk had men onze rechters en onze procesvoering uitgemaakt voor al wat leelijk is, en nu gingen de voormannen der S. D. A. P. aan hetzelfde euvel mank. Troelstra teekende op de hem eigen heftige wijze protest aan tegen de door hem en zijn wederpartij gekozen rechters en de door dezen bepaalde procesorde. En de rechters? Och arme, zoo weinig begrepen zij van hun rechtersambt, dat zij met de partij gingen debatteeren over de wijze, waarop zij zouden rechtspreken. Alsof zij daardoor hun onpartijdig standpunt niet zouden verliezen ! Vrij wat erger staat het met de kwestie Hugenholtz-Wijnkoop. De directie der „Centrale Arbeiders Verzekering- en Deposito-Bank' — kortweg „Centrale" genoemd — besloot in December 1904 de inspectiën Noordholland en Amsterdam, waar Hugenholtz en Wijnkoop respectievelijk inspecteur waren, op te heffen en te Amsterdam een bijkantoor op te richten met Hugenholtz als directeur en Wijnkoop als adjunct-directeur. Laatstgenoemde was minder geschikt gebleken dan Hugenholtz, die veel meer posten afsloot. De directie der „Centrale deed dit op grond van het belang der „Centrale", maar kende aan Wijnkoop hetzelfde salaris toe, dat hij vroeger genoot. Wijnkoop was niet content met deze reorganisatie en wilde niet onder Hugenholtz staan. De directie meende — hoewel deze reorganisatie zuiver eene zaak der „Centrale was de beide inspecteurs te moeten uitnoodigen om hunne meening over de te maken verandering te verklaren. Wijnkoop had bezwaren, wilde zich niet bij de reorganisatie neerleggen, maar deed een beroep op den Raad van Commissarissen. Op republikeinsche wijze uitte hij dit verlangen en de Raad kwam bijeen. Hij stelde echter Wijnkoop in 't ongelijk, waarmee deze niet tevreden was. Er moest een scheidsgerecht komen.
De directie liet zich daartoe overhalen en een scheidsgerecht van drie leden werd benoemd, één lid door Wijnkoop, één lid door de directie en het derde lid door de beide andere. Ook dit college gaf Wijnkoop ongelijk, doch andermaal wenschte deze voorman der S. D. A. P. zich niet neer te leggen bij de uitspraak van een door hemzelf gekozen rechter. Hoe, indien hij dan wel voor een aangewezen rechter had moeten procedeeren ? Intusschen had Hugenholtz in de meening, dat Wijnkoop zich zoude neerleggen bij de uitspraak van den Raad van Commissarissen, aan de agenten der Centrale op 22 December 1904 eene briefkaart gezonden om op bepaalde dagen in Januari 1905 met hem samen te werken, behoudens goedkeuring van den Raad van Commissarissen, die op 29 December 1904 zouden vergaderen, zoodat het geschil tussehen de directie en Wijnkoop zou zijn opgelost. Hugenholtz werd op grond van het schrijven van die briefkaart uitgenoodigd, op 26 December 1904 in eene vergadering van de Amsterdamsche agenten te verschijnen om zich daar te verdedigen tegen de door Wijnkoop tegen hem uitgebrachte beschuldiging van onderkruiperij. Op die vergadering maakte men het Hugenholtz eci.ter onmogelijk zich te verdedigen, zoodat hij wegliep, terwijl daarop de vergadering hem met bijna algemeene stemmen schuldig verklaarde aan onderkruiperij. Stel u een bourgeoisrechter voor, die een proletariër door herrie te maken zou beletten zich te verdedigen en daarna dien beklaagde, die terecht zou wegloopen, ging veroordeelen ! Maar nog erger. Men deelde dit! vonnis eerst aan Hugenholtz mede op 6 Januari 1906, toen de organisatie der agenten had besloten hem wegens onderkruiperij te posten. Op het oogenblik der executie van het vonnis wordt den beklaagde daarvan voorlezing gedaan ! Een moote rechtspraak! Intusschen was het partijbestuur der S. D. A. P. in de zaak gemoeid. Wijnkoop had als lid van het partijbestuur de kwestie daar aanhangig gemaakt en zich later niet ontzien om, terwijl de procedure plaats vond, in kwaliteit van partijbestuurder de behandeling bij te wonen. Onze S. D. A. P'ers kunnen toch r.og heel wat onpartijdigheid leeren van ons, zij het dan ook wat verouderd en omslachtig procesrecht, waarin dergelijke toestanden niet kunnen voorkomen. Het partijbestuur evenwel, dat in zake Troelstravan der Goes ook heeft getoond niet geschikt te zijn voor rechter, gaf blijken van zwakheid, die tot schade zoowel van de waarheid en het recht, als van het aanzien en prestige van dat bestuur moeten aanleiding geven. Een weifelende, goedhartige kerel,die beide kijvenden te vriend wil houden en vooral zijn familielid niet durft aanpakken, kan geen slechter figuur als rechter maken dan het partijbestuur. Het duldde Wijnkoop kalm in zijn midden, vaardigde een delegatie af naar de Commissarissen om dezen te overreden dien voor zijn werk en zijne maatschappij geheel ongeschikten ambtenaar, wien met 1 Februari 1906 het ontslag was aangezegd, toch nog maar aan te houden en gaf geen beslissing, maar een een soort notarieel verslag van der partijen beweringen, de hoop op verzoening daarbij uitsprekende. Wat wereldhervormers ! Wat scheppers van een nieuwe rechtsorde! Bijna dagelijks schelden de meeste dezer mar.nen op onze rechtspraak. En niet minder vaak op de slappe, halfslachtige houding der burgerlijke partijen, wanneer deze niet terstond aan het verlangen der rooden tegemoetkomen. Verdachtmakingen und kein Ende. .. Nu blijkt, wat zij hebben gezaaid. Eerbied voor de gekozen rechters vindt men niet, respect voor het recht van verdediging, dat den beklaagde toekomt evenmin. Een partijbestuur, dat manifesten vol holle irasen schrijft, wanneer
het de orde bij tegenstanders betreft, maar te slap is om de orde in de eigen partij te handhaven. Zal de S. D. A. P. nog hieruit leeren, dat het gemakkelijker is in het oog van den vreemde een splinter, dan in 't eigen oog een balk te zien ? Zoo ja, dan komt uit het slechte zaad toch nog iets goeds voort. V. D.
"Dit nummer bestaat uit 10 bladz. EERSTE BLAD. ZOO MEN ZAAIT....". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/02/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096042:mpeg21:p001
"Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/02/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096042:mpeg21:p001
Bij Kon. Besl. is benoemd tot directeur van de strafgevangenis te Alkmaar, met ingang van van 1 Maart 1906, J. G. Millaard, thans adjunctdirecteur 2den rang bij de gevangenissen te 's Hertogenbosch. Bij Kon. Besl. is benoemd tot kantonrechter te Deventer, mr. Th. Evekink, thans kantonrechter te Groenlo. Bij Kon. Besl. is benoemd tot kantonrechterplaatsvervanger in het kanton Tiel, met ingang van 25 Febr.ari 1906. mr. J. J. Tilanus, advocaat en procureur te Tiel. Bij Kon. Besl. is, met ingang van 1 Maart 1906, benoemd bij 's Rijks archief in Gelderland, tot commies, dr. J. S. van Veen, thans adjunctcommies bij dat archief. Bij Kon. Besl. is, met ingang van 1 Maart 1006, benoemd tot onder-directeur van het Kon. Munt- en Penningkabinet te 's-Gravenhage, A. O. van Kerkwijk, thans assistent bij dat Kabinet. Bij Kon. Besluit is goedgekeurd dat aan C. Vis, burgemeester der gemeente Venhuizen, met o i.ng van i April 1906, op zijn verzoek, eervol ontslag is verleend als secretaris dier gemeente. Bij Kon. Besl. is aan den eervol ontslagen lichtwachter bij 's Rijks kustverlichting te Westkapelle, A. Post, krachtens de artt. 3b en 7b van de burgerlijke pensioenwet, met ingang van 1 Januari 1906, een pensioen verleend ten bedrage van f412 's jaars. Bij Kon. Besl. zijn bij het Dep. van Marine met ingang van I April a. s. benoemd tot adjunct-commies, de eerste klerken A. C. H. L. Schelfhout. B. C. Kool, T. H. A. Meijer en T. M. Wins. Bij Kon. Besl. is, met ingang van 1 Maart 1906, bij de zeemacht bevorderd tot officier van gez. der iste klasse, de officier van gez. der 2de klasse L. H. F. Breedvelt. Bij Kon. Besl. is aan den luit. ter zee der 2de klasse, E. Broms, op zijn verzoek, met 16 Februari d. a. v.. eervol ontslag uit den zeedienst verleend. Bij Kon. Besl. is, met ingang van 16 Maart 1906, benoemd tot directeur van het post- en telegraafkantoor te Brouwershaven, C. A. Leibbrandt, thans commies der telegraphie van de 2de klasse. Bij Kon. Besl. zijn bij het Dep. van Waterstaat bevorderd : tot administrateur, F. H. de Monté ver Loren, thans referendaris ; tot referendaris, mi. W. A. baron van Ittersum en P. L. Otten, beiden thans hoofdcommies; tot hoofdcommies, F. E. van Hennekeler c.i., thans commies ; tot bode, J. C. Terpstra en F. L.J. Kleyn, beiden thans vaste-knecht. Bij Kon. Besl. is aan mr. O. F. baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als griffier van het Hof van Justitie in de kolonie Suriname, en als zoodanig benoemd mr. J. van Praag, te Paramaribo. — Bij beschikking van den Minister van Binnenlandsche Zaken, is ingetrokken de bij zijne beschikking van 13 Januari 1906, 110. 82>, afdeeling onderwijs, gedane benoeming van mej. M. M. Hanser tot lid van de commissie welke in 1906 zitting zal houden tot het afnemen van het examen ter verkrijging van de akte van bekwaamheid voor huis- en schoolonderwijs in de nuttige handwerken voor msisj es, en zijn in voormelde commissie benoemd : tot lid mej. R. H. M.J. Boerma, thans plaatsvervangend lid, en tot plaatsvervangend lid mej. W. C. rostma, onderwijzeres aan de Rijksnormaallessen te Leeuwarden. - Mejuffrouw A. M. J- Hissink te s-Gravenhage en de heeren D. E. Zuidhof te Sliedrecht, A C. de Veth te Dussen, J. P. Schaffen er te Helder en Th. M. M. de Bij te Hoorn zijn bestemd voor den Indischen dienst om te worden benoemd eerstgenoemde tot hulpondeiwijzeres, de overigen tot onderwijzer der derde klasse bij het openbaar Europeesch lager onderwijs in Nederlandsch-Indië.
— De „St.-Ct." nr. 37 bevat een Kon. Besluit van 4 Febr. 1906, tot vaststelling van bepalingen omtrent de bezoldiging van de bedienden bij de rechtscolleges, kantongerechten en parketten van ambtenaren van het Openbaar Ministerie.
"BENOEMINGEN enz.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/02/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096042:mpeg21:p001
Zitting van 13 Febr. Het nieuwe Kamerlid voor Breda, de heer Boogaardt, heeft zitting genomen. De Voorzitter stelde tegen heden elf uur aan de orde bespreking van den toestand van het spoorwegpersoneel. De heer T a 1 m a wijzende op de verschillende adressen, die in verband met deze zaak zijn ingekomen, gaf in overweging de bespreking 14 dagen uit te stellen, opdat een degelijk debat tussehen Regeering en Kamer mogelijk zal zijn. De heer T roelstra ondersteunde dit denkbeeld. Hij zou het echter betreuren, indien de zaak tot na de ook door spreker betreurde reis van Minister Kraus werd verschoven. De Voorzitter deelde mede, dat de Minister Kraus er grooten prijs op stelt de zaak reeds den volgenden dag te behandelen, 't Is hier geen overhaasting, 't geldt hier slechts behandeling van datgene, wat bij het debat over de Waterstaatsbegrooting is uitgesteld. De Minister Kraus oordeelde dat het bezwaar was te ondervangen door een andere regeling der werkzaamheden en den toestand van het spoorwegpersoneel niet in de eerste, maar in de laatste plaats te bespreken. Besloten is heden te beginnen met de bespreking van den toestand van het personeel der posterijen. Daarna komt de behandeling van het ontwerp-Velserpont en ten slotte den toestand van het spoorwegpersoneel. Het voorstel-Talma, om bespreking van laatstbedoelden toestand te bepalen op Dinsdag 20 Febr., werd vooiaf verworpen met 45 tegen 39 stemmen. De heer Bos vroeg in het belang vatt; het debat in 't najaar over de motie voor staatsexploitatie der spoorwegen overlegging van alle adviezen. De heeren Lohman en Heemskerk waren wel voor overlegging, maar kwamen op tegen het verband leggen tussehen die adviezen en de motie. Daarna zijn de afdeelingen hernieuwd.
"STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/02/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096042:mpeg21:p001
De „Java", van Amsterdam, arriveerde 12 dezer te Hamburg. De „Sioterdijk", van New-Yoik naar Rotterdam, passeerde 13 dezer Lizard. De „Soestdijk", van Newport News naar Amsterdam en Rotterdam, passeerde 13 dezer Prawlepoint. De „Ophir", van Rotterdam naar Java, arriveerde 13 dezer te Marseilie. De „Koningin-Regentes", van Amsterdam naar Batavia, arriveerde 13 dezer te Port-Said. De „Statendam" arriveerde 13 dezer van Rotterdam te New-York. De „Hohenfels", gecharterd door de Holland Amerika Lijn, van New-York naar Rotterdam, passeerde 13 dezer Lizard. Norddeutscher Uoyd, Bremen. (Lijn op Oost-Azië). De „Bonn" is 12 dezer te Oporto (Leixoes) aangekomen. De „Breslau" is 12 dezer Lizzard gepasseerd. De „Grosser Kurfürst" is 12 dezer van Napels vertrokken. De Prinz-Regent Luitpold" is 12 dezer te Genua aangekomen. De „Kaiser Wilhelm der Grosse" is 12 dezer 11 uur n.m. van Cherbourg vertrokken. De „Borkum" is 12 cezer te Lissabon aangekomen. De „Schleswig" is 12 dezer 4 uur n.m. van Napels \ ertrokken. De „Bremen" is 12 dezer van Suez vertrokken. De „Hohenzollern" is 12 dezer 10 uur v.m. te Alexandrië aangekomen. De „Breslau" is 12 dezer Prawle Point gepasseerd. De „Mainz" is 12 dezer Dover gepasseerd. De „Gneisenau" is 12 dezer van Napels vertrokken.
"STOOMSCHEPEN.". "Arnhemsche courant". Arnhem, 1906/02/14 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 21-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB08:000096042:mpeg21:p001