Vergadering van den Raad der gemeente Arnhem ten Raadhuize op Maandag den 2Óen Maart 1906, des Na middags te Bén ure, ter bebehandeling van het navolgende: «j 1. Reclames tegen de plaatselijke directe belasting voor 1905. —*2. Ontheffingen en restitutiën van plaatselijke directe belasting over iq0 r _ 3 . Wijziging der verordening tot regeling der jaarwedden van de onderwijzers en onderwijzeressen bij het openbaar lager onderwijs _ 4. Verhooging der jaarwedde van onderwijzeressen bij het openbaar lager onderwijs. — - Houten werkplaats aan de Schilderstraat. — 6 Leggen van een privaatput in gemeentegrond in de Vo senstraat. — 7. Plaatsen van reclameborden op gemeentegrond. — 8. Rekeningen der Commissiën voor kinderkleeding. — 9. Verslag van de Commissie tot wering van schoolverzuim over 1905. — 10 Idem van de Commissie van bestuur over het ziekenhuis. — 11. Wijziging van het raadsbesluit tot aankoop van grond van de Arnhemsche Bouwgrondmaatschappij. — 12. Benoeming van 'een onderwijzer aan school No. 8. Door Burgemeester en Wethouders worden voorgedragen: a. J. J. H. Bange te Groningen; b. J. W. F. Vrielink te Dirksland; c. G. Golverdirtgen te Gorinchem.— 13. Benoeming van drie raadsleden als leden en drie raadsleden als plaatsvervangende leden in de stembureaus voor de stemming en de eventueel noodige herstemming ter verkiezing van leden der Kamers van arbeid voor de bouwbedrijven en de confectiebedrijven op 27 Maart en 3 April a.s. — 14. Aankoop van grond ten noorden van en langs de Burgemeester Weertsstraat. — 15. Lawntennisbanen bij het hotel-pension Sonsbeek. — 16. Wijziging van de verordening regelende het beheer van de gemeentegasfabriek. — 17. Wijziging der voorwaarden voor het plaatsen, hebben ; en exploiteeren van kiosken voor den verkoop van niet-alcoholische dranken. — 18. Ontslag van J. Bennink als onderwijzer aan school No. 10. — 10. Aanvulling der gemeentebegrooting voor 1905. — 20. Scheikundige samenstelling en lichtkracht van het gas. — 21. Ontheffing van plaatselijke directe belasting over 1905. — 22. Verordeningen tot heffing en op de invordering eener rioolbelasting. Arnhem, De Burgemeester-. 28 Februari 1906. A. Röell. Burgemeester en Wethouders der gemeente Arnhem ; Gelet op art. 8 der Hinderwet; Brengen ter algemeene kennis, dat bij hunne besluiten van 13 Maart 1906 vergunning is verleend aan : 1. G. G. Lion, tot uitbreiding en wijziging van de bestaande verlichtingsfabriek, door het vervangen van een gasmotor van 6 P. K. door een van 12 P. K. en het stellen van slijpmachines, draaibanken en reservoirs aan de Dullertstraat, in het perceel, Kad. Sectie Q, no. 2599 ; 2. J. Minkman, directeur-administrateur der „Nieuwe Arnhemsche Courant", tot definitieve oprichting van eene courantendrukkerij met gasmotor van 15 P. K. en uitbreiding daarvan, door het plaatsen van een dynamo met electrische installatie en van eene zuiggasinstallatie met machinale zetterijen, in het pand aan de Doelenstraat, Kad. Sectie O, no. 6317. Arnhem, 17 Maart 1906. Burgemeester en Wethouders voornoemd, A. Röell. De Secretaris, A. J. Kronenberg.
Arnhemsche courant
- 19-03-1906
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Arnhemsche courant
- Datum
- 19-03-1906
- Editie
- Dag
- Uitgever
- C.A. Thieme
- Plaats van uitgave
- Arnhem
- PPN
- 400337789
- Verschijningsperiode
- 1814-2001
- Periode gedigitaliseerd
- 1851 - 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 6045
- Jaargang
- 93
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
ARNHEMSCHE COURANT van Maandag 19 Maart 1906. TWEEDE BLAD. BEKENDMAKINGEN.
Zwarthout. 60) Naar het Duitsch van ERNST VON WILDENBRUCH.
Toen zij zag, dat Elvira haar aankeek met oogen die toonden dat zij deze laatste woorden niet begrepen had, boog zij zich dieper over haar heen, drukte een kus op haar voorhoofd en haar oogen, en zoo bleef zij bij haar staan als wilde zij haar eigen ziel doen overgaan op de andere, als wilde zij voor haar door het leven gekwelde, door de menschen geplaagde ziel rust vinden bij deze wel eigenaardige, maar haar goedgezinde vrouw. Eindelijk toen zij begon te bemerken dat Elvira het niet meer kon uithouden, zoo zwaar als zij tegen haar aanleunde, liet zij haar los, ging naar de deuren en opende die. „Nu ben je weer vrij," zeide zij, „wanneer je wilt,;kun je gaan. Maar het is al zoo laat. Wanneer' je van nacht op dat bed slapen wilt" — ze wees op Eberhard's bed —— „er zal je geen kwaad geschieden, daar kun je zeker van zijn." Ze lachte terwijl ze die woorden sprak, maar het was een lachen om bang voer te worden. Elvira was werkelijk doodmoe. Zij zeide niet ja of neen, als gebroken zat ze in haar stoel. Plotseling stond Adelgunde vlak voor haar. Onhoorbaar was ze naderbij gekomen. En toen voelde Elvira zich weer opgenomen in de sterke armen, zooals een moeder haar kind zou opnemen. Adelgunde droeg haar naar het bed, legde er haar op neer, wikkelde haar in de dekens, voorzichtig en liefderijk. „WilJe je niet uitkleeden ?"
Neen — ze wilde maar net zoo blijven als ze was. Alleen haar schoenen wilde ze wel uittrekken. Als een dienstmeid knielde Adelgunde voor haar neer en begon haar schoenen uit te trekken. Toen zij dat gedaan had, nam zij den kleinen voet in haar handen en zeide: „Eenmaal heb je mijn voet gekust, nu wil ik het de jouwe doen." Nog eenmaal boog zij zich over het slapende meisje, stopte de dekens nog eens goed in : „Je bent goed voor me geweest," zeide zij met diepe, klankvolle stem „en daar ben ik je dankbaar voor." Elvira, die al bijna sliep, hief nog even het gezicht op, — dat laatste had haar zoo wonderlijk in de ooren geklonken. Ze had gesproken als iemand die weggaat. „Wat bedoel je daarmee," vroeg zij slaapdronken. „Niets wat] je behoeft te verontrusten," antwoordde Adelgunde. „Je moet nu gaan slapen — ik ga hier naast en ook slapen." Vervolgens blies zij de kaarsen uit: het geheele vertrek was nu in duisternis gehuld. Daar s oeg een deur dicht — Adelgunde had de kamer verlaten. Afgemat door alles wat ze beleefd had, sliep Elvira dadelijk in.; Ze hoorde niet hoe midden in den nacht voetstappen op de gang weerklonken en de glazerf deur geopend werd. 't Was Adelgunde die het huis verliet. Ze was niet gaan slapen. In haar kamer was ze aan de tafel gaan zitten en ze was aan een brief begonnen aan Franz Kurchanski. Deze brief luidde: „Anna Klebschmann heeft gezegd, dat jij gezegd zoudt hebben, dat ik je een gruwel ben. Anna Klebschmann heeft gezegd, dat je mij 1 allee* zoudt willen trouwen omdat ik geld heb.
Anna Klebschmann heeft gezegd, dat wanneer er iemand kwam en jou geld boodt als je afstand van me zoudt doen, je mij zoudt verkoopen. Anna Klebschmann is een leugenaarster en een meineedige, daarom is alles wat zij gezegd heeft, niet waar. Maar ik ben zoo angstig omdat ik weet dat jij naar haar bent toegegaan, toen je van mij vandaan kwaamt. Daarom smeek ik je om morgen bij mij te komen of wanneer je dat niet kunt, mij te schrijven of alles wat Anna Klebschmann gezegd heeft waar is. Want wanneer je dat niet doet, dan sterft je je liefhebbende en diepbedroefde Adelgunde." Ze had den brief geschreven achter elkaar, zoo vlug als haar pen maar over het papier wilde gaan. Maar toen zij er een couvert om zou doen, toen kon zij niet meer. Het was haar te moede, als ging het nu om leven of dood. En de vraag, die ze hier gedaan had, zou de beslissing brengen. Want wanneer hij morgen niet kwam en ook niet schreef, dan zou dat beteekenen, dat hij niet zeggen kon: „Het meisje heeft gelogen." Dan was het waarheid wat zij gezegd had, dan hield hij niet van haar, had ook nooit van haar gehouden. Dan zou zij nooit zijn vrouw worden. De toekomst die zij zich aan zijne zijde gedacht had, als zijn trouwe, zorgende liefhebbende vrouw, dat alles was dan ook maar een droom geweest. Het leven dat zij geleid had bij haar goede meesters had zij dan opgegeven voor niets, gexuild voor dat wat nu komen zou — dat een voorname heer haar zou maken tot zijn „meid , omdat zij arm, onervaren en hulpeloos was en hij verlangen koesterde ntiar haar lichaam. Wie zou haar bescheimen, wie haar helpen, nu de eenige bij wien zij hulp had kunnen zoeken, haar verliet. Ze legde haar beide armen op den brief dien zij geschreven had; met haar hoofd rustte zij !
op haar armen en wie het steunen gehoord had dat uit haar borst opsteeg, die zou ongetwijfeld medelijden met haar gekregen hebben. Ze had een mtuitief vermoeden, dat hij niet zou komen en ook niet zou schrijven. In eens waren alle dingen, die gebeurd waren, haar helderder dan vroeger voor den geest gekomen : hoe eigenlijk zij hem altijd gekust had en hij haar nooit, hoe zij altijd tegemoetkomend en hij altijd stuursch en onvriendelijk geweest was, hoe hij voor alles wat zij hem gegeven had, nauwelijks bedankte. Dat alles stond haar nu duidelijk voor oogen, helder en ontdaan van alle illusie door dat eene woord, dat zij hem een gruwel was ! Terwijl zij met lichaam en ziel hem toegedaan was, hem in haar armen drukte — was zij hem een gruwel. En nu moest dan eene beslissing komen. Morgenochtend moest hij den brief ontvangen, opdat hij niet zou kunnen zeggen hem te laat ontvangen te hebben. Daarom moest hij van nacht nog bezorgd worden. En dus vouwde zij den brief, deed er een couvert om en schreef het adres er op. Om geen tijd te verliezen deed zij haar mantel aan over de zijden japon. Snel trok ze haar schoenen aan, want met haar sandalën en zijden kousen aan kon zij toch niet op straat komen. En toen midden in den nacht, liep zij zachtjes door de gang, de trap af en verliet het huis. Dicht bij huis was een brievenbus. Toen zij op het punt stond den brief in de gleuf te werpen, aarzelde zij nog een oogenblik — leven of dood — toen in eens liet zij den brief vallen. Een paar minuten later was zij weer in haar kamer terug. Aan de deur van het zwarte kabinet, waar Elvira sliep — had ze geluisteid — niets had ze gehoord. Haastig kleedde ze zich uit, ging in het bed liggen en wikkelde zich warm in de dekens, want ze had het koud. Wordt vervolgd).
KUNSTEN, LETTEREN, WETENSCHAPPEN.
Welk een geluk als men ontvankelijk is voor kunst; dubbel leeft, die daarmee leeft. (C. Vosmaer.) Maandag 19 Maart. Musis-Sacrum (Nieuwe Concertzaal) St.-Caecilia, zesde en laatste Concert, y ] / 2 u. Dagelijks. Musis-Sacrum, (Groote Zaal). Bioscope-voorstellingen, Albert Frères, 's avonds 8 uur. A. O. V De medewerking van Orelio had een zoo talrijk publiek naar Musis gelokt als we er zelden zagen. Niet alleen dat achter in de zaal den geheelen middag zelfs dames moesten staan, ook de promenoir werd bij improvisatie ingericht als een deel der concertzaal. En men heeft den populairen zanger, behalve door die opkomst, dankbaarheid getuigd door hem na zijn beide voordrachten terug te roepen. Voor de pauze zong hij Wotan's Abschied von Brünhilde uit die Walkure, een fragment dat toch eigenlijk in de concertzaal niet op zijn plaats is. We hebben dat wel eens anders en mooier gehoord van Orelio, zijn voordracht was vooral in het midden gedeelte niet van zekere matheid vrij te pleiten, het geluid droeg daar niet zooals het bij deze, door een vrij zware orkestratie gedekte muziek, noodig is. Het slot, de oproep aan „Loge," was daarentegen heel mooi, zoo ook van het orkest de Feuerzauber en de niet gemakkelijke begeleiding van het geheele fragment. Na de pauze zong Orelio twee liederen van Amory, 't door ons reeds eenige malen met waardeering besproken Angelus, dat bij vaker hooren zeker niet aan waarde verliest en een nieuw lied Lente. Daarmee heeft de componist een zeer gelukkigen greep gedaan, de stemming van het gedicht is in de muziek uitstekend weergegeven, de melodiek is vloeiend en de harmonisatie zeer gelukkig. We zouden dit lied vaker moeten hooren om met beslistheid te zeggen of de instrumentatie, die de componist geschreven heeft voor twee fluiten, twee hobo's, twee clarinetten, twee hoorns, twee fagotten, harp en strijkkwintet, er een sprekend relief aan verleent; zeker is het dat het ook met pianobegeleiding, vooral omdat er inspiratie uit spreekt en omdat er een warme strooming door deze muziek loopt, succes zal hebben. Orelio zong deze beide liederen mooi, door een sprekende voordracht er een fraai relief aan gevend. In de hem gebrachte hulde liet hij de heeren Kwast en Amory deelen. Kr. Stadsschouwburg. ,,'t Ware geluk, dames'" naar het Fransch van Francis de Croisset, door het Rotterdamsch Tooneelgezelschap. Men zal ons wel ten goede willen houden, dat we met geen enkel woord spreken over den inhoud van dit echt Fransche blijspel. We laten dat na niet omdat dit stuk over 't geheel erger is dan wat de Fransche fabriek van kluchtspelen in dit genre gewoonlijk produceert, maar omdat er weinig van te vertellen is. Natuurlijk hangt het van flirten, hofmakerijen, uitstapjes van het pad der deugd aan elkaar; en 't eenige verschil met andere producten van dit genre is dat de vrouwelijke hoofdpersoon nu eens de fatsoenlijke rol speelt, wat voor afwisseling niet onaardig is. De schrijvers die hun gegevens wat breed hebben uitgewerkt, hebben niet over een voldoend aantal geestigheden beschikt, om altijd aardig te zijn, maar meermalen hebben zij tooneelen geschreven die hartelijk doen lachen en vooral in het derde bedrijf is een grappige verwikkeling, met een prachtig tooneel voor de grande coquette, dat ongetwijfeld het hoogtepunt van het stuk is. 't Behoeft wel geen nadere vermelding dat het vroolijk en opgewekt, in een vlug tempo gespeeld werd. Mevr. van Eysden was voortreffelijk in de rol van Paulette;
w de haar gebrachte toejuichingen en bloemenhulde verdiende zij volkomen. De dames Kerckhoven en Tartaud, als Paulette's moeder en als de markiezin die de aanleiding is tot alle verwikkelingen, de heeren Poolman als aftandsche maikies, Tartaud als dé éénmaal ontrouwe echtgenoot, Nico de Jong als halve idioot (prachtige charge was dat), zorgden voor een uitstekend ensemble. De costumes waren weelderig, de aankleeding goed verzorgd. Soms werd er bij open doek geapplaudiseerd; de zeer talrijke aanwezigen hebben verder na ieder bedrijf het scherm een paar maal doen rijzen. Kr. „Het Kind van Staat." Een aardig denkbeeld. In de commissie van voorbereiding voor de opvoering op 24 dezer van Schimmel's „Kind van Staat" hebben, zooals wij indertijd mededeelden, ook dames zitting. Aan deze damesleden werd de zorg opgedragen voor 't uiterlijk van het programma of dusgen. tooneel-affiche. Naar wij thans vernemen, zal 't aan die exquise zorg zijn te danken, dat aan dit schijnbaar onbelangrijke onderdeel een bijzonder artistieke beteekenis is verleend geworden. De affiches zijn door t een ( aantal dames hier ter stede alle van penteekeningen, vele geaquarelleerd, voorzien, die herinneren aan den tijd van den Koning-Stadhouder; ze zullen op den avond der voorstelling in voldoenden getale voorhanden zijn, om belangstellenden de gelegenheid te geven, zich daarvan j,te voorzien ten bate van het doel. Er is voor dit aantrekkelijk souvenir, zooals men denken kan, al een groote navraag uit de kringen der jonge dames, die haar talent ten beste Agaven. Het aardige denkbeeld Jis goed ingeslagen. Door het Nederlandsch Tooneel zal, zooals wij reeds meedeelden, in Aprilt e Amsterdam een voorstelling gegeven worden, waarvan de opbrengst bestemd is voor mevr. Pauwels—van Biene, die om gezondheidsredenen geen afscheHsvoorstelling kan geven bij het verlaten harer carrière. Gekozen is voor die voorstelling „Opstanding" van Tolstoï. — De dames Holtrop-van Gelder en TartaudKlein en de heeren A. van der Horst en L. M. Smith, oud-leerlingen Tooneelschool, hebben zich als commissie geconstitueerd ten einde in Mei aanstaande een waardige herdenking voor te bereiden van het 25-jarig directeurschap dier school van den heer S. J. Bouberg Wilson. —■ Emmy Destinn heeft haar contract met de Opera te Berlijn, dat in 1908 afloopt, niet willen vernieuwen. Zij gaat naar Conried in NewYork.— Bij Bote und Bock te Berlijn is een onbekend werk van Richard Wagner uitgegeven. Het is een vierstemmig koor (mannenkoor a capella), getiteld Weihegruss. Het stuk is, naar het „Berl. Tag." meedeelt, geschreven in 1843 en diende als feestmuziek bij de onthulling van het standbeeld van Frederik August. Het werk doet denken aan Tannhauser en Lohengrin ; het is door dr. Wilhelm Kienzl uitgegeven. — De Opera te München lijdt als zoovele instellingen van dien aard aan geldgebrek. Met het oog daarop en voor het instandhouden van de Festspiele zal nu door de stad eene subsidie van 50,000 Mark gegeven worden. — Ernst von Wolzogen heeft een blijspel geschreven der Kraftmayer, waarin hetzelfde onderwerp behandeld wordt als in de roman van dien naam. — Te Rome is plotseling overleden de Fransche beeldhouwer en medailleur Emile Soldi, een oud „Prix-de-Rome", die o. a. met een „Flora", nu in den tuin der Tuileiiën, met een medaillon van „Gallia", in het Luxembourg geplaatst, veel succes had. Hij schreef ook werken over La Langue Sacrée — hij meende de sporen van de primitieve taal der menschheid te hebben gevonden in teekens op oud aardewerk, Oostersche tapijten enz., over Les arts méconnus enz. Ook behoorde hij tot de stichters van de „ Sociéte' des fouilles archeologiques." (Hbld.)
— Van den voortreffelijken dirigent der Italiaansche Opera van het vorige seizoen Gennaro Abbate is te Padua een opera Matelad met groot succes opgevoerd. — Voor de Nederlandsche opgravingen te Argos, is eene gift van duizend gulden ontvangen, tot dusverre is ingekomen een bedrag van f 2395. In herinnering wordt gebracht, dat in 1903 te Athene gedeponeerd is eene som van 2500 drachmen, ten behoeve van de onteigening der Agora of markt van Argos. Sedert de vorige campagne is nog in kas ongeveer f 100. Van particuliere zijde is aan dr. Vollgraff, leider der opgravingen, tevens opgedragen dezen zomer een voorloopig onderzoek in te stellen naar ruïnes en andere overblijfselen uit de oudheid in Zuid-Thessalië. Reeds vóór drie jaar hebben geleerden als prof, Bethe, prof. Otto Kern e.a. er op gewezen, hoe noodzakelijk nasporingen van historischen en archaeologischen aard zijn in dat land, hetwelk nog veel te weinig binnen den kring der studiën getrokken is, niettegenstaande de groote beteekenis van Thessalië voor de oudste geschiedenis van Griekenland. — Uit de mail: De uitvaart van wijlen Frits Bouwmeester, te Soerabaja op 21 Februari, droeg een plechtig karakter. Brondgeest en twee andere collega's herdachten de verdiensten van den overledene. Er was veel publiek tegenwoordig. Een groot aantal kransen dekten de baar. — De Academie van Wetenschappen te Brussel heeft tot buitenlandsch lid benoemd prof. dr. van der Sande Bakhuyzen te Leiden. („L. D.") — Bij den heer L. J. Veen, te Amsterdam, is weder een deel verschenen van „J o h a n 11 a van Woude's Werken". Onder den verzameltitel „Samen Bergopwaarts" zijn hier bijeengebracht 29 schetsen, waaruit het fijne gevoel, het medelijden met de menschen, het nadenken over wat om ons heen voorvalt, het goede hart der schrijfster treffend tot den lezer spreken. — Afl. 4 is verschenen van de „Geschiedenis der wetgeving op de M i s d a d i g e J e u g d", verzameling van Regeerings-ontwerpen,gewisselde stukken, gevoerde beraadslagingen enz., bijeengebracht door mr. A. D. W. de Vries en mr. F. J. G. van Tricht, eerste deel (de Wet van 12 Febr. 1901). Uitgever is de firma H. D. Tjeenk Willink & Zoon te Haarlem.
STOOMSCHEPEN.
De „Sindoro", van Rotterdam naar Java, passeerde 17 dezer Kaap del Armi. De „Pahud" vertrok 17 dezer van Rotterdam naar Java. De „Ardjoeno", van Java naar Rotterdam, passeerde 16 dezer Kaap del Armi. De „Koning Willem I" arriveerde 17 dezer van Batavia te Amsterdam. De „Oranje", van Amsterdam naar Batavia passeerde 17 dezer Gibialtar. De „Koningin Wilhelmina", van Batavia naar Amsterdam, vertrok 17 dezer van Singapore. De „Rotterdam", van New-York naar Rotterdam, vertrok 17 dezer, nam. 2 uur 45 min. van Boulogne s/M. De „Madura", van Amsterdam naar Batavia, passeerde 16 dezer Kaap St.-Vincent. De „Rijndam" vertrok 17 dezer van Rotterdam naar New-York. De „Prins Frederik Hendrik" vertrok 14 dezer van New-York naar W.-Indië. De „Sloterdijk" arriveerde 17 dezer van Rotterdam té New-York. De „Koning Willem I" ; van Batavia naar Amsterdam, passeerde 17 dezer des nachts 1 uur Dungeness. De „Salak" vertrok 17 dezer van Rotterdam naar Java. Norddeutscher Lloyd, Bremen. (Lijn op Oost-Azië). De „Schleswig" is 16 dezer 12 uur v.m. van Napels vertrokken.
De „Prinzess Irene" is 16 dezer 7 uur v.m. van Napels vertrokken. De „Sachsen" is 16 dezer van Napels vertrokken. De „Bartarossa" is 16 dezer 11 uur v.m. van Genua vertrokken. De „Köln" is 16 dezer Ouessant gepasseerd. De „Scharnhorst" is 17 dezer te Aden aangekomen. De „Hannover" is 16 dezer te Capes Henry aangekomen. De „Prinz Heinrich" is 17 dezer van Rotterdam vertrokken. De „Erlangen" is 17 dezer te Oporto (Leixoes) aangekomen.