4. Verhooging der jaarwedde van onderwijzeressen bij het openbaar lager onderwijs B. en W. deelen te dezer zake mede dat zij het in het algemeen niet wenscheljjk achten om veranderingen te brengen in be palingen van verordeningen, welke vóór betrekkeljjk korten tijd zijn vastgesteld, vooral niet wanneer it is geschied na rijp beraad, zooals het geval is geweest in de raadsvergadering van 4 Januari 1905 ten aanzien van de jaarwedden der onderwijzeressen, bij welke gelegenheid een amendement om de voorgestelde verhooging der jaarwedden met f 50 voor het geven van onderwijs in de nattige handwerken te brengen op f75 werd verworpen (gedrukt raadsverslag, 1905, pag. 15 vlg); dat zich sedert geene enkele omstandigheid heeft voorgedaan, welke aanleiding zou behoeven te geven tot verhooging der toen vastgestelde jaarwedde; dat, toch, wat betreft de door de adressanten hiervoor aangevoerde argumenten: 1. de vermeerdering van het aantal lesuren voor de handwerken tengevolge van de invoering van het nieuwe leerplan slechts bedraagt gedurende negen maanden desjaars een half uur per week aan de scholen no. 2, 3, 4, 5, 6, 12, 13, 14, 1H en 17, terwijl het in de verordening gestelde maximum van drie uren niet wordt overschreden; 2. de vergelijking met de jaarwedde van f125, toegekend aan de assistent onderwijzeressen voor de handwerken niet opgaar, daar het les geven in dit vak op de uren, welke daarvoor door het Gemeentebestuur worden aangewezen, voor deze eene speciale betrekking is, terwijl de gewone onderwijzeressen slechts worden aangesteld, indien zij in het bezit zijn van eene acte van bevoegdheid tot het geven van onderwjjs in dat leervak en dus verplicht zouden zijn het onderwijs ook in de handwerken, dat een gewoon leervak is, te geven, zelfs ook al ware haar hiervoor in het geheel geene hoogere jaarwedde dan aan de onderwijzers toegekend; 3. het beroep op de toelagen, toegekend voor het geven van herhalingsonderwijs, evenmin opgaat, daar dit niet behoort tot het gewoon lager onderwijs en dientengevolge ook wordt gegeven krachtens eene speciale opdraelit, wordende hierbij tevens opgemerkt dat de belooning slechts wordt verstrekt voor de werkelijk gegeven lesuren. B. en W. stellen op grond van het bovenstaande voor: aan de adressanten te kennen te geven dat de Riad geene termen vindt om gunstig op haar verzoek te beschikken. De heer de Wilde kan zich niet vereenigen met het praeadvies. Hat heeft spr. verwonderd dat de z.i. billijke wenschen zoo weinig gehoor hebben gevonden bij de autoriteiten. Spr. vreest dat een toevloed van argumenten de zaak verzwakt heeft; daardoor is uit het oog verloren het hoofdargument. De onderwijzeressen die handwerkles geven, besteden daarvoor extrauren op een voor anderen vrijen middag, 't Moge nu waar zijn dat dat onderwijs deel uitmaakt van het leerplan, maar dat doet aan de salarieering niets af. De billijkheid brengt mee dat dit extra-werk afzonderlijk gesalarieerd wordt. Dit geschiedt ook, maar houdt het bedrag van f 50 rekening met het gepraesteerde werk ? Wanneer men uitrekent wat betaald wordt voor zulk een handwerkuur-les, dan is dat 't 138ste deel van f 50. Bij het minimumsalaris ontvangt een onderwijzeres -,o ets. per les, bij het maximum-salaris 80 ets., bij het handwerkonderwijs slechtst 36 ct. per uur. Spr. begrijpt niet de lagere salarieering voor dat onderwijs. Waarom geeft men ze niet althans de vergoeding van m nstens het minimum voor andere lessen ? Spr. wil gaarne de redenen weten waarom men dit lage salaris wil handhaven. De heer Goedhart ondersteunt het door den heer de Wilde gesprokene. Spr gelooft, de ingewikkelde rekening van den vorigen spr. echter aan de hand der stukken op eenigszins eenvoudiger wijze te kunnen toelichten. Het onderwijs plus het handwerkonderwijs moet als één geheel beschouwd worden, maar wat meer aan handwerkles wordt gegeven, moet dan ook naar dezelfde maatstaf betaald worden als het andere onderwijs. Spr. meent, dat er alleszins reden is het salaris met f 25 te verhoogen. De voorzitter van Nispen verwijst naar de uitvoerige discussie, die in Jan. 1902 over deze zaak is gevoerd. Destijds meende spr., dat het aantal lesuren voor het handwerkonderwijs nimmer meer dan drie zou worden. Het voorstel om het salaris tot f 75 te verhoogen we d toen ter tijd door den Raad verworpen. Wanneer men het bedoelde onderwijs verplicht stelt, is het steeds moeilijk de vergoeding vast te stellen, die daarvoor verleend moet worden. Men heeft daarbij nimmer de berekening van den heet de Wilde gevólgd, doch de onderwijzeressen al.een een zekere som boven het gewone salaris toegestaan. In de commssie van toezicht is men dan ook tot de overtuiging gekomen, dat de regeling van 1902 billijk is
te noemen en de positie der onderwijzeressen in deze gemeente gunstig mag geacht worden. Bij elke vacature blijkt dit opnieuw, door het groot aantal sollicitanten. , Het gaat niet aan, het onderwijs in de nuttige handwerken als iets op zich zelf staande te beschouwen. Bij iedere oproeping wordt dit onderwijs verplicht gesteld en de vergoeding ; .s nu eenmaal bepaald op f 50. Berekent men de vergoeding per uur. dan zou men voor verschillende scholen tot een verschillend bedrag komen, want op sommige scholen wordt maar 2 uur of 2 1 /, uur les gegeven. Waar reeds zooveel van de gemeentefinanciën wordt gevergd, meent spr, dat het aanbeveling verdient niet te spoedig terug te komen op een regeling, die met groote meerderheid door den Raad is aangenomen en in de practijk doeltreffend is gebleken, want gaat men daar zoo spoedig toe over, dan staat men voor de mogelijkheid, dat steeds hoogere eischen gesteld zullen worden. De heer de Wilde vindt niet veel argumenten in wat door den voorzitter gezegd is. Dat men niet moet gaan wijzigen in wat de Raad eenmaal heeft besloten is een phrase. De vraag is of het verzoek billijk is. De voorzitter zegt dat men gaarne in Arnhem als onderwijzeres werkzaam is. Goed, maar is dat een reden om de positie niet te verbeteren wanneer daartoe een billijk verzoek gedaan wordt ? Spr. zegt dat de f50 niet vastgesteld zijn omdat men dat voldoende vond, ma ir dat bedrag is overgebleven uit een oude verordering; oorspronkelijk is dat bedrag niet bestemd voor vergoeding voor handwerkonderwijs. Spr. zou geen berekening per uur maken wanneer de beloonicg voor handwerkonderwijs met veel minder was dan voor elk ander onderwijs. Spr. wil het handwerkonderwijs niet los maken van het andere onderwijs, maar juist daarom mag men ook niet dat onderwijs minder salarieeren; zooals het nu geregeld is, staat het niet op den grondslag van de belooning van het andere onderwijs. Spr. vindt de nu vigeerende regeling onbillijk en zal daarom tegen het praeadvies stemmen. De heer Middelkoop meent, dat de onbillijkheid vooral in 't oog springt, als men in aanmerking neemt, dat de gewone onderwijzeressen f 50, de assistenten f 125 krijgen, voor hetzelfde werk. Spr. kan dan ook niet meegaan met het praeadvies van B. en W. Men kan uitgaan van twee standpunten : de arbeidster is haar loon waardig, of de gemeente heeft tot plicht zooveel mogelijk op het salaris der onderwijzeressen te beknibbelen. Waar men dezen tweeden regel volgt, gaat de eeiste geheel verloren. De Voorzitter weerlegt da meeningen van de vorige sprekers. Er is indertijd geen sprake van geweest dit art. uit de verordening te laten vallen; wel zijn indertijd twee amendementen ingediend, die evenwel een verschillend doel hadden. Spr. zegt dat men van het bedrag van f50 wel degelijk rekenschap heeft gegeven in 1902, toen deze zaak eveneens aan de orde was. En wat de heer de Wilde hieromtrent gezegd heeft, geldt alleen voor de aanvangsklasse; later werd het bedrag gevonden door vermindering van het salaris. De wanverhouding waarvan de heer Middelkoop spreekt tusschen de belooning van onderwijzeiessen en assistenten, bestaat wel in het bedrag maar men kan de werkzaamheden van beide categorieën niet vergelijken. Spr. toont dit uitvoerig aan en wijst er op dat de assistenten vaak ander en evenzoo lucratief werk moeten laten loopen om op de in het leerplan aangegeven uren handwerkonderwijs te geven. Spr. ontkent het ten sterkste dat B. en W. willen beknibbelen op de salarissen ; de belangstelling van het college in de onderwijzeressen is meermalen ten duidelijkste gebleken. De heer H elsdingen zegt dat de bewering dat niet aan alle scholen drie uren les is gegeven, te veel generaliseerend is genoemd. Maar ook vergeet men dat de zgn. assistenten niet behoeven te bestaan van haar loon, althans lang niet alle. Is er geen tegenspraak in het zeggen van den voorzitter dat men de belooning hier niet regelt naar de verhouding van vraag en aanbod en aan den anderen kant dat er voor iedere vacature zooveel sollicitanten zijn. Dat laatste was niet op zijn plaats in d3 redeneering van den voorzitter. De Voorzitter heeft niet gezegd, dat de assistenten moeten bestaan van de f 125, welke zij voor handwerkonderwijs krijgen. Spr. meent dat hij geen inconsequentie gezegd heeft toen hij de twee beweringen, door den heer Helsdingen gewraakt, gezegd heeft. Het Draeadvies van B. en W. wordt aangenomen met 18 tegen 11 stemmen. 5. Houten werkplaats aan de Schilderstraat. B. en W. stellen voor de gevraagde ontheffing tot wederopzeggens toe te verleenen onder voorwaarde dat in het schuurtje geen vuur worde gestookt. Conform. 6 Leggen van een privaatput in gemeentegrond in de Vossenstraat. B. en W. stellen voor de gevraagde vergunning tot wederopzeggens toe te verleenen (recognitie f5.—). Conform. 7 Plaatsen van reclameborden op gemeentegrond. B. en W. stellen voor aan adressant, (de heer van Asch van Steijgerwalt) tot wederopzeggens toe vergunning te verleenen tot het plaatsen der door hem bedoelde reclameborden op gemeentegrond op het punt van samenkomst van den Utrechtschen weg en Onderlangs en aan den Utrechtsehen weg op den hoek van den Klingelbeekschen weg tegen betaling door adressant aan de gemeente eener j «.arlijksche recognitie van f0 25 voor elk bord.
De heer d<. Wilde merkt op dat het praeadvies van B. en W. niet in overeenstemming is met het gevoelen van den directeur van gemeentewerken. Deze toch meent, dat het niet wensche'ijk is op het punt waar Onderlangs en Bovenover samenkomen een reclame bord te plaatsen. Spr. is ook van oordeel, dat een reclamebord dat punt zeer zou ontsieren. De heer van T u ij 11 vraagt of er meer dergelijke reclameborden bestaan, 't Komt spr. voor dat men op een gevaarlijken weg gaat; wanneer veel inrichtingen een dergelijk verzoek doen, dan kan dat aanleiding geven tot conflicten. De wethouder E v e r t s zegt dat er eenige afwijking bestaat tusschen het schrijven van den directeur en het praeadvies. Maar hier is alleen aan de orde het laatste en 't ligt niet op spr.'s weg brieven van den directeur van gemeentewerken nader toe te lichten. Wat doet het er toe waar het bord staat op de door den heer de Wilde bedoelde plek en waarom zou men angst hebben voor uitbreiding waar de vergunning gegeven wordt tot wederopzeggens toe en wanneer het te ver loopt met dergelijke aanvragen, men de toestemming eenvoudig kan weigeren. De heer d c Wilde merkt op, dat de aigumentatie van den wethouder hierop neerkomt: aangezien adressant 't vraagt moeten we 't ook maar doen. De vraag of die borden ook tot ontsiering zullen leiden is heelemaal niet ter sprake gekomen. Bovendien kan dat bord aanleiding geven tot verwarring, want adressant woont absoluut niet in die buurt, integendeel men kan zeggen, dat men, van adressant's woning komende, langs het bord komt. Spr. zou gaarne dit praeadvies gesplitst willen zien, of anders zal hij een amendement indienen. De heer van Verschuer wil vragen of bij verwerping van dit voorstel de gemeente wel vrij uitgaat. Spr. meent dat de gemeente op Sonsbeek den bezoekers den weg naar de Theeschenkerij wijst. Waar de gemeente dit doet, wat is er dan voor bezwaar dat 't op een ander punt evenzoo gebeurt. De heer 't Hooft onderschrijft de bezwaren tegen het praeadvies. Staat men dit toe, dan kan men 't anderen niet weigeren. Wat op Sonsbeek geschied is, weet spt. niet, maar over de hier bedoeldeplek zegt spr. dat het bord een ontsiering zal zijn. Een bord dat er vroeger stond, is verplaatst omdat het zoo leelijk stond. En nu wil men weer op dezelfde plek een bord zetten. De heer E 1 i a s zegt dat het aantal reclameborden in het buitenland hinderlijk is; fpr. vreest dat het hier denzelfden weg opgaat. De wethouder E v e r t s zegt dat in de gemeente en de omgeving een groot aantal dergelijke borden staan. Maar te veel staan er zeker niet. En 'nogmaals wijst spr. er op dat men de vergunning verleent tot wederopzeggens toe. Wanneer de gemeente het verzoek weigert en men krijgt de borden op particulier terrein dan staan ze even leelijk en dan heeft de gemeente er niets meer over te zeggen. De heer de Wilde stelt voor uit het praeadvies de woorden te lichten „op het punt van samenkomst van den Utrechtschen weg en Onderlangs." ^ Het amendement wordt aangenomen met 18 tegen 11 stemmen. Het tweede deel van het praeadvies van B. en W. wordt aangenomen met 22 tegen 7 stemmen. 8. Rekeningen der Commissiën voor kinderkleeding B. en W. stellen voor de rekening voor kennisgeving aan te nemen. Conform. 9. Verslag van de Commissie tot wering van schoolverzuim over 1905. B. en W. stellen voor het verslag voor kennisgeving aan te nemen. Conform. ?0. Idem van de Commissie van bestuur over het ziekenhuis. B. en W. stellen voor het verslag voor kennisgeving aan te nemen. Conform. II Wijziging van het raadsbesluit tot aajikoop van grond van de Arnhemsche Bouwgrondmaatschappij. B. en W. herinneren den Raad dat de bedoelde grond bij raadsbesluit d.d. 17 Juli 1905 door de gemeente werd aangekocht onder opschortende voorwaarde „dat blad 3 van het voorgespélde plan van uitbreiding der gemeente, waarop de aangekochte kadastrale nummers voorkomen, door den Raad worde vastgesteld en door Gedeputeerde Staten worde goedgekeurd." Hoewel dit plan door den Raad vastgesteld, van Gedeputeerde Staten met eenige opmerkingen is terug ontvangen en dus door dit College nog niet is goedgekeurd, meenen B. en W., daar die opmerkingen niet betreffen blad 3, dat er geen bezwaar tegen bestaat om uit het bovenaangehaalde raadsbesluit de aangehaalde opschortende voorwaarde te doen vervallen, te minder, omdat het aangekochte terrein, dat de sleutel vormt voor de daarachter gelegen gronden, noodig is voor de exploitatie der gemeenteterreinen, waarover de weg van den Hommelschen naar den Apeldoornschen weg zal loopen. B en W. stellen voor: 1. uit het raadsbesluit d.d 17 Juli 1905, no 429, goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde braten d.d 25 Juli d. a. v., no. 123. de bovenaangehaalde opschortende voorwaarden te doen vervallen; op dit besluit de goedkeuring te vragen van Gedeputeerde btaten. Öe heer Wisboom vereenigt zich met dit praeidvies, maar vraagt naar aanleiding van de toelichting hoe het staat met het plan van uitbreiding. Spr. meent dat de goedkeuring verkregen
was op het plan zoodat begonnen kan worden met onteigening van den weg, bedoeld in dit blad. De Voorzitter zegt dat de bedoelde goedkeuring nog niet is verkregen, maar dat het praeadvies voor onteigening door B. en W. al is vastgesteld ter behandeling in eene volgende vergadering. De heer de Wilde vraagt of men niet in moeilijkheden kan komen wanneer dat plan nu eens niet werd goedgekeurd. De wethouder E v e r t s zegt dat daar weinig kans op is en dat men de hier bedoelde wegen toch noodig heett. Conform. 12. Benoeming van een onderwijzer aan school no. 8. Door B. en W. worden voorgedragen 1. J. J. H. Bange te Groningen; J. W. F. "V rielink te Dirksland; 3. G. Golverdingen te Gorinchem. Benoemd wordt de heer J. J. H. Bange met 26 stemmen. 13. Benoeming van drie raadsleden als leden en drie raadsleden als plaatsvervangende leden in de stembureau voor de stem-ming en de eventueel noodige herstemming ter verkiezing van leden der Kamers van arbeid voor de bouwbedrijven en de confectiebedrijven op 27 Maart en 1 April a.s. Benoemd worden tot leden de heeren Ozinga, Middelkoop en van Tuijll. tot plaatsvervangende leden : de heeren van Hoogstraten, Brantsma en Elias. 14. Aankoop van grond ten noorden van en langs de Burgemeester Weertsstraat. Op de gronden, aangegeven door den directeur der gemeentewerken en de Commissie van Bijstand, achten B. en W. het wenscheljjk om tot aankoop van den bedoelden grond voor de gemeente over te gaan. B. en W. stellen voor: 1. van de eigenaren J. C. en J. Mulder voor de gemeente aan te koopen een terrein, groot ca. 900 c A., deel uitmakende van het kad. perceel Sectie M, no. 750 (vroeger 419), gelegen tusschen het artilleriepark én de eigendommen van de heeren Mulder ten noorden van en langs de Burgemeester Weertsstraat, op eene overgelegde teekening aangegeven met de letters A. B. C, en zulks voor de som van f2.50 per cA.; 2. op dit besluit de goedkeuring te vragen van Gedeputeerde Staten. Conform. 15. Lawntennisbanen bij het hötel-pension Sonsbeek. B. en W. stellen voor: 1. Beschikbaar te stellen een bedrag van f 1867 -f- ca f400 als kosten van grondwerk en onvoorziene uitgaven, alzoo + f 2262 voor het doen aanleggen von twee lawntennisbanen in het park Sonsbeek, ter plaatse, op eene overgelegde teekening aangegeven: 2. in verband met de sub 1 bedoeld», uitgave de jaarlijksche huur van het hotel-pension Sonsbeek van den dag af, waarop de banen in gebruik zullen kunnen worden genomen, te verhoogen met f150, en alzoo te bepalen op f3225; 3. op het besluit sub 2 de goedkeuring te vragen van Gedeputeerde Staten. Conform. 16. Wijziging van de verordening regelende het beheer van de gemeentegasfabriek. (Zie voor het praeadvies ons blad van Maandag 19 Maart ) De heer Li et hof kan zich niet vereenigen met het voorstel van de commissie in zijn geheel en wel wat de vergoeding van huishuur betreft. De commissie had zich af moeten vragen voor welken piijs is een geschikte woning voor den directeur te krijgen. Spr. stelt voor te lezen, in plaats van f 850: zeshonderd gulden. De heer v. d. Schooren heeft ook veel op het voorstel tegen. In de eerste plaats meent spr., dat het wenschelijk zou zijn, dat de directeur bij de fabriek woonde. Voorts heeft spr. bezwaar tegen de wijze, waarop hier de vergoeding voor huishuur wordt toegepast. Gaat men nu deze vergoeding verhoogen, dan zal men ook anderen ambtenaren, die gelijk in rang zijn met hem, een zelfde vergoeding moeten toestaan. De heer Voorbrood zal eveneens tegen het praeadvies stemmen. Spr. meent dat men neemt men dit voorstel aan, alle ambtenaren die op gelijke lijn staan met den directeur der gasfabriek, eveneens verhooging van vergoeding voor huishuur moet geven. Spr. gelooft dat de directeur, geeft men hem f 850 vergoeding, een aaidig duitje in den zak zal steken. De heer van T u ij 11 vraagt nu de directeur in de stad zal komen te wonen, of vrij gebrutk van gas en cokes een redelijke betaling is en of het niet beter is dat in geld uit te betalen. Spr. meent dat men d3n alle directeuren van bedrijven vrij gebruik moet geven van verschillende artikelen. Spr. vindt dit een gevaarlijken weg in verband met andere ambtenaren. De heer van Verschuer s'uit zich aan bij de woorden van de heeren Liethof en van Tuijll. Spr. begrijpt niet welke gronden hebben voorgezeten bij de bepaling van het bedrag wat eene woning aan den Westervoortschen dijk zou hebben gekost. Men moet nagaan wat de huur is van een fatsoenlijk huis in de nabijheid van de fabriek. Op den Boulevard hebben ambtenaren in dienst der gemeente (directeuren van gemeente-werken) gewoond; ook de directeur der gasfabriek kan daar best wonen. En waarom moet een ambtenaar die in de stad woont, vrij gebruik van gas en cokes hebben ? Ue heer Ozinga zegt dat de commissie van de gasfabriek zich op het standpunt heeft gesteld dat men den directeur niet kan gelijkstellen i*et andere ambtenaren. De commissie
heeft gemeend, dat men den directeur een woning moet geven, die eenigermate gelijkgesteld kan worden met het huis dat nu afgebroken moet worden. Die woning met den grond zou ongeveer f14000 kosten, dat is tegen 6 pCt. f840. Betaalt de gemeente dit dan verliest zij niets. Of de directeur er voordeel bij zou hebben, heeft de commissie niet nagegaan; een ambtenaar als hij heeft in zekeren zin de beurs der gemeente in handen, hij kan de gemeente vele en groote voordeelen bezorgen, wat spr. nader door vooibeelden aantoont. Men vergeet dat men den directeur bij zijn benoeming heeft toegezegd vrij gebruik van vuur en licht. Dat kan men hem nu toch maar weer niet afnemen. De commissie heeft geen bezwaar dat de directeur niet op het terrein der fabriek woont, maar in de nabijheid. De heer Eland meent dat het standpunt van de commissie absoluut verkeerd is. De commissie heeft alleen te vragen: welk loon is die arbeider waardig en daarnaar zijn salaris te regeen. Alle andere dnecteuren kunnen de gemeente voordeelen bezorgen en dat moeten ze allen doen. Wanneer men een ambtenaar hooger loon meent te moeten geven, laat men het dan voorstellen. Woont de directeur niet aan de fabriek, dan moet men hem een salaris geven, overeenkomstig zijn werkzaamheden, hem laten wonen waar hij wil, onder goedkeuring van de commissie qf den Raad en hem verder evenmin vrij gebruik van licht en vuur toestaan. De wethouder Cordes wijst erop, dat toen de directeur naar deze betrekking solliciteerde, hem een woning ter beschikking werd gesteld, terwijl hem tevens kosteloos gas en cokes werd verstrekt. Toen besloten werd den directeur niet meer op het fabrieksterrein te doen wonen, ging het toch niet aan de gemeente voordeel te laten trekken en dit zou geschieden, indien men hem een vergoed ng van f 600 voor huishuur gaf, want spr. is overtuigd, dat in de nabijheid van de fabriek voor dien prijs geen woning te vinden is, die gelijk is aan de thans door hem bewoonde. Evenmin gaat het aan hem thans het kosteloos gebruik van gas en cokes te ortnemen, te meer niet, omdat de directeur thuis voortdurend proeven neemt, waarmede hij zeker zal ophouden, 'ndien men hem gelijk stelt met een gewoon gasverbruiker. Het denkbeeld van den heer Eland schijnt spr. nog het beste toe, maar in ieder geval zou hij er het vrije gebruik van gas en cokes aan verbonden willen zien. De heer Voorbrood kan zich niet vereenigen met de argumentatie van de heeren Ozinga en Cordes. Laat men het salaris van den directeur verhoogen. De heer van Verschuer is alleen opgekomen tegen het systeem bij de berekening gevo'gd. En spr. staat ook na de woorden van den wethouder nog op het standpunt, dat men dezen ambtenaar niet anders moet behandelen dan ardere hoofdambtenaren. Spr. gelooft niet veel van de proeven die de directeur thuis neemt: daarvoor heeft hij 't kantoor aan zijn fabriek. Spr. stelt de volgende motie voor : De Raad van oordeel, dat wanneer vaststaat, dat de directeur der gasfabriek niet meer zal wonen op het terrein der fabiiek, het gewenscht is diens tractement te herzien met dien verstande, dat één som zal worden vastgesteld en vervallen de vrijdom van woning, gas en cokes, renvoyeert de stukken naar B. en W. De heer Ozinga zegt dat het nog niet vaststaat dat de directeur niet aan de fabriek zai wonen. Deze zaak is tot stand gekomen in overleg met den directeur en die heeft recht op de woning aan de fabriek. De regeling moet dus ter stand komen met zijn goedvinden. De Voorzitter zegt dat nader overleg niet is uitgesloten wanneer de motie wordt aangenomen. De wethouder Cordes zegt dat de Raad geen recht heeft wijziging te brengen in het contract met den directeur zonder diens goedvinden. Spr. merkt op dat de jaarwedde van den directeur der gasfabriek al bijzonder laag is, en in vergelijking met andere plaatsen !'et voorgestelde bedrag van f850 ook niet hoog is. De motie-van Verschuer wordt z. h. s. aangenomen, nadat deze door B. en W. is overgenomen. 17. Wijziging der voorwaarden voor het plaatsen, hebben en exploiteeren van kiosken voor den verkoop van niet alcoholische dranken. B. en W. stellen voor: In het Raadsbesluit d.d. 5 April 1902 no. 28, waarbij aan J. G. van Gelder tot wederopzeggens toe vergunning werd verleend tot het plaatsen, heblien en exploiteeren van kiosken voor den verkoop van niet-alcoholhoudende dranken: 1. te doen vervallen: „2. Op den verb ndingsweg tusschen den Eusebiussingel" en „3. Aan de Ernst Casimirlian op den hoek van den Velperweg:" 2 ie en he te vernummeren in 2e en 3e; 3. 6e te lezen als volgt: „4e op of in de nabjjheid van de „Steenen Tafel" eene dubbele kiosk volgens door B. en W. goed te keuren plan"; 4. sub I der voorwaarden voor „sub 4 en 5''te lezen: sub 2 en 3 en voor „sub 6'' sub 4; 5. sub II van de voorwaarden voor sul) „4 en 5" te lezen: sub 2 en 3 en voor „sub 6": sub 4; 5. sub II van de voorwaarden voor „4 en 5" te lezen : 2 en 3, en na de woorden „gebruik wenscht te maken'' in te voegen de volgende woorden : „welke wachtkamers het geheele jaar voor het publiek geopend moeten zijn gedurende de uren, waarop daar langs tramverkeer plaats heeft"; 6. sub IV van de voorwaaiden te le/en : „A.an de gemeente moet worden betaald eene som van f25 jaailijks voor de kiosk op of in de na bijheid der Steenen Tafel"; 7. Aan VII van de voorwaarden toe te voegen het volgende: „De vergunning voor de kiosken aan het
Stationsplein, aan de Oranjestraat en bij de i viaduct over de Steentraat vervalt mede, wanneer ten opzichte dier inrichtingen niet wordt voldaan aan het sub II der voorwaarden ten aanzien van het geopend zijn der wachtkamers bepaalde." De heer Borgardijn merkt op, dat de inwilliging van de wenschen van den heer van Gelder billijk is, maar spreker heeft bezwaar tegen het overbrengen van een der kiosken naar de Steenen Tafel. De tegenwoordige kiosk is gebleken in alle opzichten te voldoen, maar geeft men er de uitbreiding aan, door den heer van Gelder gewenscht, d n zal men de belangen van mej. de Greef op Monnikenhuizen zeer benadeelen, daar een ieder het zitje bij de Steenen Tafel zal prefere.ren. Een gevolg zal zijn, dat de pachtsom voor Monnikenhuizen zal dalen. Spr. stelt daarom voor punt drie te lezen : op of in de nabijheid van de Steenen Tafel een kiosk naar de goedkeuring van B. en W. De heer Ozinga beireurt het dat de Raad indertijd toestemming heeft gegeven tot het plaatsen van' deze kiosken. Spr. heeft er indertijd al op gewezen dat de voorwaarden zeer onvolledig waren. Deze gebouwtjes zijn ontsieringen, veel erger dan de reclameborden, waarover straks zooveel te doen is geweest. Men heeft aan de Viaduct de geheele trottoir ingenomen op een plaats waar de ruimte broodnoodig is; de plaats voor de wachtkamer is absoluut ongeschikt. Bij het station is het precies hetzelfde, 30 M van de plaats waar de tram stilhoudt, 't Gebouwtje is x M breed en 2.70 M lang; wie dat een wachtkamer wil noemen heeft daaivan een ander idee dan spreker. Een ander mag niets op de voetpaden zetten, de Gemeente doet het wel. De lokalen zijn gebouwd naar goedgekeurde teekeningen, maar men gaat ze nu ontsieren door reclameborden enz. 't Zijn wachtkamers van de tram zonder licht: wie zal daar 's avonds ingaan ? In de nieuwe verordening wordt over verlichting ook al niet gesproken. Men heeft indertijd een kiosk op de Steenen Tafel gezet, maar 't lijkt meer op een schilderhuis of een badkoets, maar is zeker niet iets wat in die omgeving past. Spr. wil de uitnoodiging tot B. en W. richten om de vergunning aan den tegenwoordigen exploitant in te trekken. De heer Portheine heeft met groot genoegen den heer Ozinga hooren spreken. Ook spr. betreurt het, dat de Raad vroeger meegewerkt heeft om te komen tot de oprichting van die zgn. kiosken, die in 't geheel geen kiosken zijn. Zij ontsieren de gemeente en hebben niets geen nut. Gaarne wil spr. meewerken tot het verkrijgbaar stellen van alcohol-vrije dranken, maar laat het dan geschieden in andere gebouwtjes. Spr. heeft ook nog nimmer iemand in de zgn. wachtzaaltjes gezien, want iedereen is vies om in die hokken binnen te gaan. De heer E 1 i a s voelt veel voor wat de vorige sprekers gezegd hebben. Men heeft nu vandaag al zooveel gerenvoyeerd, laat de Raad dit nu ook mair naar B. en W. terugzenden. Men kan dan' de zaak eens rustig onder de oogen zien ; gaat men aan het nu voorgestelde tornen, dan komt er toch een onvoldoende regeling. De Voorzitter zegt dat B. en W. er ook voor zijn, de zaak nader te onderzoeken. De heer va n T u ij 11 vraagt of het dan geen overweging zou verdienen, dat de gemeente de kiosken zelf bouwt. De V o o r z i 11 e r zal dit denkbeeld ter sprake brengen. De stukken worden gerenvoyeerd. 18. Ontslag van J Bennink als onderwijzer aan school no. 10. B. en W. stellen voor het gevraagde ontslag eervol te verleenen met ingang van 1 Augustus as., onder dankbetuiging voor de diensten, door adressant gedurende 39 jaren aan de Gemeente bewezen. Conform. 19. Aanvulling der gemeentebegrooting voor 1905. B. en W.; gelet op het raadsbesluit d.d. 19 Feb j 1, waarbij aan hen zijn gerenvoyeerd destukken betreffende hun voorstel tot aanvulling der begrooting voor 1905 met uitnoodiging 011) alsnog de Commissie van Bijstand te dezer zake te hooren ; gelezen het bericht van deze Commissie d.d. 3 Maart j .1, no 17; stellen voor de begrooting voor 1905 aan te vullen met een bedrag vanf24-'35. De heer vanVerschuer herinnert eraan, dat hij in een vorige vergadering getracht heeft iets meer licht te krijgen omtrent het gemis van licht in de nieuwe H. B. S. Spr. wil thans bij interpellatie op deze zaak terug komen. De wethouder E v e r t s merkt op, dat het nimmer in de bedoeling gelegen heeft de nieuwe school te verlichten, daar men er op rekende haar om half vier te kunnen sluiten. De directeur drong er zelf op aan geen verlichting aan te brengen, daar hij wel voorzag, dat er dan tal van aanvragen zouden inkomen om verschillende zalen te gebruiken. Daarom is slechts op enkele plaatsen : laboratorium, kamer-directeur enz. gasverlichting aangebracht. De heer v. Verschuer is ten zeerste verbaasd over deze mededeeling. M>.n gaat een gebouw stichten van f 180.000 en nu 't klaar is komt de Raad tot de ontdekking, dat tr wel een centrale verwarming is, maar geen verlichting, dus staat het gebouw niet ter beschikking om voor 't een of ander doel bij avond gebruikt te worden. Had men dit vroeger geweten, dan zouden zeker velen tegen gestemd hebben. Vroeger had men ook in de andere scholen geen verlichting, doch op raad van de medici is er toen overal verlichting aangebracht. Spi. vraagt zich af hoe men de nieuwe school schoon maakt. Te eeniger tijd zal wel blijken, dat hier een groote misslag begaan is. Hoe moet het gaan met de nieuwe school onder de Linden ? Is daar ook geen verlichting? ;
De wethouder v. N i s p e n antwoordt, dat bij de school onder de Linden wel verlichting aangebracht zal worden. Daar is zij ook meer noodig, omdat de lessen om vier uur eindigen. De heer Eland constateert dat de directeur van de H. B S. het heel onaangenaam schijnt te vinden, wanneer zijn school gebruikt wordt voor andere doeleinden dan waarvoor hij haar wenscht te bestemmen. Spr. acht dat eene redeneering beneden alle critiek: ja, zegt spr. 't zou ook verschrikkelijk zijn wanneer die mooie school gebruikt werd door Volksweerbaarheid of andere gemeene dingen, die de lichamelijke ontwikkeling beoogen. De wethouder E v e r t s begrijpt niet, waarom de heer v. Verschuer verbaasd is. Er zijn immers veel meer gebouwen, die geen verlichting bezitten, omdat zij 's avonds niet gebruikt worden. Het zou spr. zeer spijten, indien de mooie gymnastiekzaal gebruikt werd door Volksweerbaarheid of een andere vereeniging. De heer van Verschuer betreurt in hooge mate de opvatting van den wethoude: omtrent dit gebouw waaraan de gemeente zooveel heeft ten koste gelegd. Spr. hoopt dat het voor den Raad een les moge zijn in de toekomst. De wethouder E v e r t s zegt dat er voldoende gelegenheid bestaat voor hetgeen de heer van Verschuer bedoélt in het gebouw der 3-jarige H. B. S. Spr. zou het nu een onverantwoordelijke geldverspilling vinden. Conform. 20 Scheikundige samenstelling en lichtkracht van het gas. B. en W. stellen voor den staat voor kennisgeving aan te nemen. Conform. 21 Ontheffing van plaatselijke directe belasting over 1905. B. en W. stellen voor aan adressant te kennen te geven, dat het thans door hem aangevoerde den Raad geene aanleiding geeft om terug te komen op zijn besluit d.d. 20 November 1909, te zijnen aanzien genomen. Conform 22. Verordeningen tot heffing en op de invordering eener rioolbelasting. Wordt met het oog op belangrijke amendementen, aangehouden tot een volgende vergadeiing : 23. Adres van mej. J. H. Janning, houdende reclame tegen haren aanslag in de plaatselijke directe belasting voor 1905. B. en W. stellen voor aan adressante mede te deelen dat, daar het aanslagbillet haar is uitgereikt den 23sten October 1905 en hare reclame is ingekomen den 19den Maart j.1., de tijd om te reclameeren was verstreken en • hare bezwaren alzoo niet meer kunnen worden onderzocht. Conform. 24. Missive van den directeur der gemeentewerken betreffende het verpachten van een stuk land Onder de Linden. ►. B. en W. stellen voor: 1. de bedoelde gronden voor het jaar 1906 ondershands te verpachten: Aan G. Gerritsen voor f7.50 en aaan J Dales voor f 15; 2. op dit besluit de goedkeuring te vragen van Gedeputeerde Staten. Conform. 25. Idem betreffende het verhuren van een gedeelte van het bij de gemeente in erfpacht zijnde terrein tusschen den Jansbuitensingel en den spoorwegdijk. B. en W. stellen voor: 1. aan E van der Hart voor den tijd van een jaar tegen betaling eener huur van f 75, bij vooruitbetaling te voldoen, te verhuren het op eeue overgelegde teekening met eene roode arceering aangegeven achter zijn perceel no. 7 aan den Jansbuitensingel gelegen gedeelte van het terrein, bij de gemeente in erfpacht zijnde krachtens raadsbesluit d. d. Augustus 1903 no 50; 2. op dit besluit de goedkeuring te vragen van Gedeputeerde Staten. Conform. De wethouder Cordes deelt mede dat de geldleening aangenomen door den Raad op 5 Maart jl., is goedgekeurd door Ged. Staten. Spr. stelt voor namens B. en W. uit te geven een eerste serie groot f800,000. Z. h. s. goedgekeurd. De heer Goedhart heeft met veel genoegen het verslag der schoolartsen gelezen. Spr. wil evenwel twee vragen doen. ie Wil spr. B. en W in overweging geven eenige exemplaren van dit veisl g te s uren aan besturen van bijzondere scholen, waar de schoolartsen nog niet werkzaam zijn. 2e In veel gevallen is gevolg gegeven aan de wenken der schoolartsen, evenwel niet altijd. Kan dat ook daaraan gelegen zijn dat de ouders der kinderen van een armenkdart gebruik moeten maken. Zoo ja, kan dan niet gemaakt worden dat een kaart vai. de schoolartsen voldoende is voor behandeling aan de polikliniek. De heer de Wilde stemt ten volle in met den lof door den heer Goedhart aan de schoolartsen toegezwaaid. Spr. vestigt de aandacht van den wethouder van onderwijs op de punten, die betrekking hebben op de achteilijke kinderen. De schoolartsen wijzen op de wenschelijkheid een aparte school te stichten voor die kinderen. Spr. hoopt dat bedoelde passages met aandacht door den wethouder gelezen zullen worden. Ten tweede mist spr. in het verslag iets. In de laatste jaren neemt het streven naar vereen voudiging van onderwijs meer en meer toe. D In de derde plaats wijst spr. op de wenschelijkheid, dat de werkkring der schoolartsen zich ook uitstrekke tot de bewaarscholen. De heer Zoestbergen brengt eveneens een woord van hulde aan de schoolartsen. Spr. heeft er indertijd reeds op aangedrongen een statistiek aan te leggen van het aantal achterlijke kinderen. Spr. sluit zich verder aan bij de wenken van den heer de Wilde. De Voorzitter zegt dat B. en W. de schoolartsen zullen behulpzaam zijn om zoo goed mogelijk het doel te bereiken. Aan den wensch van den heer Goedhart zou gaarne worden voldaan, wanneer er maar exemplaren voorhanden waren. De andere hier gemaakte opmerkingen zullen te gelegener tijd gaarne overwogen worden. De heer de Wilde komt terug op wat de heer Wieringa gezegd heeft over het verslag van de gemeentelijke bewaarscholen. De heer Wieringa heeft indertijd geztgd dat de bewering dat besmettelijke ziekten op de bewaarscholen niet waren voorgekomen, te absurd was om over te praten. Spr. heeft de zaak onderzocht en behalve één ge^al van roodvonk zijn er geen besmettelijke ziekten op de scholen geweest. Dit geldt natuurlijk alleen voor zoover de hoofden der scholen de ziekte der kinderen hebben kunnen nagaan. In de tweede plaats wil spr. een enkel woord zeggen over de splitsing van de klassen van de 5 jarige H. B. S. Door ouders van een aantal leerlingen is een request gericht aan den Raad, waarin angst werd uitgesproken dat ook bij den nieuwen cursus de splitsing nog niet zou plaats hebben. Spr. weet niet anders dan dat dit adres niet in den Raad is gebiacht. Bestaan daar redenen voor ? De V oorzitter: geen enkele; wellicht is het vergeten; 't is in handen van de C. v. T. gesteld. De heer de Wilde hoopt dat de Raad dan spoedig er iets meer van zal hooren. In ieder geval moet het adres aan den Raad worden overgelegd en mag het niet op geheimzinnige wijze verdwijnen. De Voorzitter zegt dat dat nog nooit gebeurd is. De C. v. T. had spr. doen weten dat zij voorstellen zou indienen voor de splitsing der klassen aan de H. B. S. Zij heeft het adres ontvangen in verbai.d met die plannen. De vergadering wordt hierna gesloten. (Het meer uitgebreid verslag wordt later aan de daarop geabonneerden in de stad verz nden).