6. Rekening en verslag van de Arnhemsche Orkestvereeniging. B. en W. stellen voor de rekening goed te keuren en het verslag voor kennisgeving aan te nemen. Conform. 7. Wijziging der begrooting van het Ziekenhuis voot 1905. B. en W. stellen voor de voorgestelde wijziging der begrooting goed te keuren. Conform. 8. Verslag omtrent den toestand van het Middelbaar Onderwijs over 1905. B. en "W. stellen voor het verslag voor kennisgeving aan te nemen. Conform. 9. Idem van het Burgerlijk Armbestuur. B. en W. stellen voor het verslag voor kennisgeving aan te nemen. - De heer W i e r i n g a merkt op, dat in de polikliniek ongeveer 1500 recepten voor besmettelijk hoofdzeer zijn klaargemaakt, voor schoolkinderen. Er zijn dus op de bewaarscholen toch wel besmettelijke ziekten voorgekomen, ofschoon de heer de Wilde in de vorige vergadering dit ontkende. Spr. dringt op een verbeterd toezicht aan. De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. reeds hebben toegezegd dit in overweging te zullen nemen. De tijd is echter nog te kort geweest. Conform. 10. Benoeming van onderwijzeressen aan de scholen no. 3, 12 en 17. Door B. en W. worden voorgedragen : Voor school no. 3: mej. M. Jacobsen te Coevorden; 2. mej. C. M. Ileeck te Arnhem ; 3. mej. J. D. Kaan te Arnhem. Voor school no. 12: 1. mej. C. M. Heeck; 2. mej. J. D. Kaan; I. mej Roelofsen te Brummen; 4. A. Bottinga te Sinderen; Voor school no. 17: 1 I. D. Kaan; 2. mej. C. M. Heeck; 3. mej. M. Jacobsen ; 4. mej. I. Roelofsen ; 5. A. Bott.nga. Benoemd wordt aati school no. 3: mej. M. Jacobsen; aan school no. 12 : mej. C. M. Heeck; aan school no. 17: mej. J. D. Kaan. 11. Hoedanigheid van het gas. B. en W. stellen voor een afschrift van het rapport van den directeur der gasfabriek aan adressant (de Arnh. Ver. voor Handel en Nijverheid) te doen toekomen onder verwijzing naar den inhoud. De heer Goedhart wijst erop, dat deze quaestie reeds van 1904 dateert. Er is tijd voor noodig, om de zaak te instrueeren zooals in het rapport gedaan is, maar het onderzoek is wel wat laat begonnen. Spr. herinnert traan, dat de klachten over het gas in deze gemeente legio zijn. Eenige van die klachten gaat spr. na, o. a. het feit, dat in zeer korten tijd voor 2 1 ' s ets. aan muntgas is opgebruikt. Het voornaamste punt, waar het op aankomt, is door den directeur niet behandeld, n.1. het percentage watergas, dat bijgevoegd wordt. Is dit meer dan ï.3 0 0 , dan krijgt me.i minderwaardig gas. Wordt dit peicentage minder, dan houden de klachten op. De heer Voorbrood herinnert er aan, dat de verbruikers van muntgas indertijd een soort handleiding hebben ontvangen betreffende het gebruik van de meters. Dit heeft echter weinig geholpen. Spr. dringt er op aan, dat de muntgasverbiuikers wat beter gecontroleerd zullen worden. Het zou b.v. aanbeveling verdienen, de geldophalers de kousjes na te laten kijken en de klachten te doen opnemen. De wethouder Cordes, wijzende op het groote dossier, ontkent, dat hier tijd verloren is gegaan. De arbeid was zeer omvangrijk. Spr. erkent, dat indertijd zeker over het gas geklaagd is, maar waren die klachten gegrond ? Als bij de burgerij de toestellen niet in orde zijn, werpt zij de schuld maar op de gastabriek. De Arnhemsche gasfabriek is er steeds op uit het beste product te leveren. Tegenwoordig heeft men echter menggas, en dit is niet geschikt voor open licht (ongeveer 10 pCt. der verbruikers). De vooruitgang van de wetenschap moest echter gevolgd worden, ondanks die openlichtbranders. Het verbruik van muntgas is sinds het in gebruik nemen van het menggas niet veranderd, spr. toont dit door cijfers aan. De muntgasverbruikers hebben dus geen ïede.i tot klagen, trouwens aan de fabriek is die klacht ook nimmer ontvangen. Het percentage, dat aan het steenkoolgas wordt toegevoegd, is in den laatsten tijd een constant cijfer .De Raad heeft 20 pet. toegestaan, maar het is nimmer meer dan ió pet. Spr. is het eens met den heer Voorbrood, dat bij vele muntgasverbruikers scherpe controle noodig is, maar hij kan niet de toezegging doen, dat daartoe deskundig personeel aangesteld zal worden. Het plan is een controleur voor de muntgasmeters te benoemen. De klachten der burgerij zullen steeds nauwkeurig worden onderzocht.
De heer v. d. Schooren merkt op, dat het hier geldt een vrij algemeene klacht, zoodat het aanbeveling verdient de fout bij de fabriek te zoeken. Het gebruik van het menggas is de oorzaak niet, maar het is de vraag, of dit gas wel goed samengesteld is. De heer Goedhart waagt zich niet aan een debat met den wethouder over de samenstelling van het gas. Daarmede komt men toch niet klaar. Spr. geeft B. en W. in overweging in de toekomst een geregeld onderzoek te doen instellen naar den toestand van de binnenleidingen. De wethouder Cordes geeft toe, dat 't menggas niet overal op dezelfde wijze wordt toegepast, maar in Amsterdam en Zutphen is de samenstelling evenals hier. Het toezicht door den heer Goedhart gewenscht is een zaak van verreikende strekking, men komt daarmede op het gebied der particuliere gasfitters. Spr. geeft echter toe, dat de fout vaak in de binnenleidingen schuilt, waarom hij de huismoeders in den schoonmaaktijd in overweging geeft ook de gasleidingen schoon te laten maken. (Hilariteit.) 12. Verzekering tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid. B. en W. stellen voor: le. Zich in beginsel bereid te verklaren tot medewerking aan de invoering van een stelsel van verzekering tegen de geldelijke gevolgen van werkloosheid, in den geest van het Gentsche stelsel, doch eene definitieve beslissing omtrent de stichting van een gemeentelijk werkloozenfonds aan te houden, totdat met de noodige kennis van zaken over de inrichting en reglementeering van zoodanig fonds zal kunnen worden geoordeeld; 2e. Aan de Kamers van Arbeid voor de Bouwbedrijven, de -Confectiebedrijven en de Voedings- en Genotmiddelen te Arnhem, en de heeren mr. C. J. baron van Tuijll van Serooskerken, A. G. V. van der Schooien, H. P. de Haan, A. Voorbrood en J. H. van de Paveit a. te verzoeken hunne tot invoering in deze gemeente van het Gentsche stelsel van verzekering tegen werkeloosheid aangevangen pogingen voort te zétten en vóór 1 October 1907 verslag uit te brengen; b. een crediet te verleenen groot f'1000, ten einde daaruit de uit hunne werkzaamheden voortvloeiende kosten te betalen. De heer van T u ij 11 zegt, dat het vraagstuk der werkloosheid al dikwerf het onderwerp eenei bespreking in dezen Raad heeft uitgemaakt, maar niet altijd met de noodige kalmte behandeld is. S' reker merkt op, dat wij thans voor ons hebbe: een voorstel dat 't gevolg is van eene langdurige voorbereiding, en waaraan voorstanders v. a de meest uiteenloopende politieke richtingen 1 ebben meegewerkt. Hij herinnert er aan hoe ba on van Verschuer den 12 Dec. '04 nog gezegd heeft dat de groote vraag waarop eigenlijk niemand een volkomen bevredigend antwoord weet te geven, is, hoe men de werkloozen moet tegemoet komen. Spreker beweert nu wel niet 't sociale serum ontdekt te hebben, waardoor in 't vervolg geen werkloosheid meer zal voorkomen, maar wel een middel aan te bevelen waardoor op den duur eene verbetering in dien toestand mogelijk wordt. B. en W. twijfelen echter in hun praeadvies aan de deugdelijkheid van het middel, zij zeggen, dat de buitengewone maatregelen waartoe voor en na werd overgegaan bijna uitsluitend gestrekt hebben in het belang van de zoodanigen, die bij het bloeiendste stelsel van verzekering in tijden van werkloosheid daarmede toch niet zouden zijn geholpen. Spr. stelt daartegenover dat men nu juist diegenen in de eerste plaats zou helpen, die in geval van werkloosheid niet naar Armenzorg gaan, en die evenmin grond gaan kruien bij wijze van werkverschaffing, d. i. eene categoiie van beter gehalte, dan de zoogenaamd vaste werkloozen., Hij meent ook B. en W. te moeten tegenspreken, waar deze zeggen, dat het Gentsche stelsel hier wordt omgekeerd, daar de gemeente moet voorgaan. Dit is in de meeste Belgische steden eveneens het geval geweest. De adressanten van wie het voorstel is uitgegaan, weten op den duur geen andere oplossing van het vraagstuk. Waar B. en W. meenen.dat adressanten zich niet op een administratief standpunt gesteld hebben, deelt spreker mede, dat het hun beter voorkwam, dat eerst de Raad in deze zaak principieel zou uitspraak doen, en dat daarna de verschillende regelingen zouden getroffen worden. Hij verwijst naar de memorie van toelichting, waarin dit duidelijk is uiteengezet. Spreker meent, dat er geen bezwaar voor de Gemeente kan zijn de geheele zaak aan zich te trekken, maar wil gaarne als blijk van waardeering voor den steun van B. en W. aan hun voorstel zijn stem geven, waar het ten slotte slechts op een verschil van vorm neerkomt. Hij hoopt, dat de vakvereenigingen nu bij hun leden op dit gebied ook een gevoel van solidariteit zullen weten op te wekken, waardoor de gevolgen der werkloosheid op den duur zullen kunnen verminderen. De heer Helsdingen verklaart, dat hij voor het praeadvies van B. en W. zal stemmen, echter met eenig voorbehoud. Spr. acht het Gentsche stelsel geen afdoende remedie, hoogstens zal het eenigszins die werkloosheid temperen, die door de vakvereenigingen wordt bestreden. De werkloosheid buiten het vakverenigingsleven zal echter blijven bestaan voor de ongeorganiseerde werklieden doet het Gentsche stelsel niets. De gemeente is dus met het aannemen van het praeadvies van B. en W. niet van de zaak af. In de tweede plaats twijfelt spr. eraan, of het Gentsche stelsel op den duur het eeruge middel zal blijken, waarmede men de werkloosheid kan aantasten. Indien het vraagstuk eens wat meer onder de oogen gezien wordt, zullen wellicht andere stelsels zich opdoen, die beter zijn.
Spr. zal ook voorstemmen, omdat hij er een bevordering van het vakvereenigingsleven in ziet, ofschoon hij blijft twijfelen of het Gentsche stelsel op Arnhem's bodem zal gedijen. In Gent was de zaak reeds lang door de vakvereenigingen voorbereid, hier moet juist de gemeente de vakvereenigingen tot de quaestie brengen, dus juist het omgekeerde. In Gent kan het stelsel succes hebben, omdat Gent een nijverheidscentrum is, in Arnhem zijn de toestanden echter heel anders. Hier is het vereenigingsleven veel minder ontwikkeld. De meeste vereenigingen üijn nog zeer klein. Dit kan ook moeilijk anders. Arnhem is geen industrieel centrum. De voorwaarden voor de toepassing van het stelsel zijn hier dus niet aanwezig. De pogingen van B. en W. juicht spr. echter toe, ofschoon er veel kans is op mislukking. Deze mislukking moet men echter later niet toeschiijven aan den onwil van de arbeiders; maar aan de omstandigheden waaronder zij leven. Komt de mislukking, dan zal men naar andere middelen moeten omzien. De heer v. Verschuer herinnert aan het adres van Armenzorg betreffende de oprichting van een gemeentelijke arbeidsbeurs. Spr. vraagt of het ook B. en W. gewenscht voorkomt de meening te vragen van die heeren, aan wie de Raad een eventueel mandaat voor het onderzoek der werkloosheid zal verleenen (v. Tuijll c. s.). De heer v. d. Schooren merkt op, dat in de beide laatste vergaderingen van de centrale vereeniging „Samenwerking" deze quaestie ter sprake is gekomen en ten volle de sympathie wegdroeg. De V oorzitter constateert met genoegen dat geen der sprekers zich tegen het praeadvies van B. en W. hebben verzet. Spr. meent dat de heer Helsdingen den spijker op den kop slaat, als hij zegt, dat men er met de aanneming van dit praeadvies nog niet is. Ook spr. gelooft, dat het Gentsche stelsel niet het eenige hulpmiddel is. Op het oogenblik is men nog in het tijdperk der proefnemingen en op dat standpunt hebben B. en W. zich dan ook gesteld. Spr. wijst er met nadruk op, dat het Gentsche stelsel uitgaat van de stelling : eerst tr oeten de arbeiders beginnen, dan zal de gemeente helpen. Hier gaat men juist andersom te werk. Spr. geeft tenslotte de verzekering, dat na deze quaestie een beslissing genomen zal worden inzake een gemeentelijke arbeidsbeurs. De heer v. T u ij 11 geeft toe, dat niet alle werkloozen geholpen zullen worden, maar als er van 10 menschen 2 gered kunnen worden, meent spr. dat men dit doen moet. Langs den weg van werkverschaffing zal men zeker niet slagen, dit is pas weer gebleken in Engeland. Alleen het Gentsche stelsel is deugdzaam gebleken. Ja, men zou de maatschappelijke oorzaken der werkloosheid kunnen veranderen, maar die oorzaken zijn zoo vaag .... (De heer Helsdingen : „De sociaal-democratische heilstaat!") Spr. wijst er nogmaals op, dat het hier niet iets betreft, wat de arbeiders van boven af opgedrongen wordt. Inzake de arbeidsbeurs verzoekt spr. niet met een onderzoek belast te worden; deze zaak kan geheel onafhankelijk geregeld worden. De heer Helsdingen merkt op, dat de heer v. Tuijll toegeeft, dat het Gentsche stelsel niet afdoende is. Spr. geeft echter de' verzetjering, dat ook hij zich met de redding van enkelen tevreden stelt, indien niet allen gered kunnen worden. De heer v. Tuijll zegt ook, dat men met de bestaande maatschappelijke toestanden niet tot een afdoende regeling kan komen. Het spijt spr. dat hij den heer v. Tuijll geïnterrupteerd heeft, want hij was daar zoo mooi socialistisch aan 't redeneeren, en als spr. zijn mond had gehouden, had men wellicht nog verrassende verklaringen te hooren gekregen, waaruit gebleken zou zijn, dat ook de heer v. Tuijll voor de sociaal democratische partij te winnen is. (Hilariteit.) De heer Zoestbergen merkt op, dat in Utrecht ook de gemeente voorgegaan is, evenals hier zal geschieden. Conform. 13. Regeling der jaarwedden van gemeente-ambtenaren. B. en W. stellen voor aan adressante te kennen te geven, dat, hoewel het streven des Raads is om geleidelijk volgens haar verlangen te handelen, het niet mogelijk is om de door hen gewenschte regeling voor alle gemeente-ambtenaren vast te stellen, maar dat bij eventueele herziening van betreffende verordeningen met haar verzoek rekening zal worden gehouden. De heer de Wilde vindt het jammer, dat het verzoek der gemeente-ambtenaren zoo'n ongunstig onthaal gevonden heeft. Dejaarweddenregeling voor die ambtenaren is al zeer vreemd, er is niet 't minste verband tusschen de verschillende bedrijven te vinden. Ook de rechtspositie, de schorsing enz. is niet geregeld, zoodat de toestand verre van gunstig is. De Voorzitter hoort met verbazing dat B. en W. ongunstig denken over het verzoek. Er is reeds een lijst gemaakt, van alle personen, die in dit verzoek zijn begrepen, doch het is onmogelijk het verzoek voor allen toe te staan. Voor sommige takken van dienst is echter reeds een herziening der salarisregeling onder handen wenomen, zoodat ten deele aan het verzoek O ' tegemoet is gekomen. De heer de Wilde heelt den indruk gekregen, dat wanneer er eens een verordening herzien werd, met het verzoek rekening zou worden gehouden. Thans is spr. echter tevreden gesteld. De wethouder Cordes zegt, dat voor de gasfabriek reeds jaren geleden een regeling is getroffen. Alleen voor het technisch personeel gelden andere regelen. In den loop van dit jaar zal ook voor de gasfabriek aan het verzoek van adressanten worden voldaan.
De heer v. Verschuer voegt hieraan toe dat ook de ambtenaren van het Burgerl. Armbestuur gelijk gesteld zijn met de ambtenaren ter secretarie. 14. Plan van uitbreiding der gemeente B. en W. stellen voor een adres te richten aan Gedeputeerde Staten en te verzoeken blad II en III van het plan goed te keuren. Na beraadslaging in geheime vergadering wordt dit punt aangehouden tot een volgende vergadering. 15. Aanvulling der gemeentebegrooting voor 1905. B. en W. stellen voor de begrooting aan te vullen met een bedrag van f920.37. Conform. 16. Idem voor 1906. B. en W. stellen voor de begrooting aan N te vullen met een bedrag van f703. ^ Conform. 17. Aanbrengen eener poortdeur over aan de gemeente toebehoorenden grond in de V elperpoortlangstraat. B. en W. stellen voor de gevraagde vergunning tot wederopzeggens toe te verleenen. Conform. 18. Oninvorderbaarverklaring van pacht van Klarenbeek. B. en W. stellen voor eenige pachten oninvorderbaar te verklaren. De heer de Haan wijst erop, dat de borgen in vele gevallen absoluut geen aanspraak op den naam borg kunnen maken. Spr. zou in 't vervolg graag wat meer voorzichtigheid betracht zien, bij 't aannemen der borgen. De wethouder E v e r t s merkt op, dat de gemeente niet te klagen heeft over het percentage wanbetalers. Conform. 19. Verordeningen tot heffing en op de invordering eener riool belasting. Algemeene beschouwingen. De heer Zoestbergen merkt op, dat het ontwerp een deugdelijken grondslag mist, het houdt geen rekening met de draagkracht. De huur van een huis toch is niet evenredig met het inkomen. Blijkens den aftrek voor winkels voelen B. en W. dit bezwaar ook wel, maar toch wordt de winkelstand bovenmatig belast. Een ander bezwaar is, dat de heffing niet de eigenaars, maar de huurders zal treffen, wat vooral, door het gebrek aan arbeiderswoningen, gevoeld zal worden. De gemeente wil de arbeiderswoningen met f 0.60 per jaar belasten, maar de huiseigenaar zal minstens f 0.05 per week meer huur vragen, of f 2.60 per jaar. Spr. is voor een zwaarderen hoofdelijken omslag, doch hier wil men niet aan, omdat de rijken naar Arnhem gelokt moeten worden. De heer v. d. Schooren merkt op, dat hij in 1904, bij de indiening van een ontwerpverordening tot heffing van een rioolbelasting de verwachting heeft uitgesproken, dat daaraan een goed onthaal te beurt zou vallen, indien de belastingregeling op zoo breede grondslagen werd opgetrokken, dat die niet zou zijn een andere vorm voor opcenten op de grondbelasting van de gebouwde eigendommen. Aan dien wensch is echter geen gevolg gegeven. Heffing van meer opcenten op die grondbelasting lijkt spr. wel rationeel toe, maar dat doel is niet te bereiken door het invoeren van straatof rioolbelastingen, die door de voorwaarden der wet geheele straten-complexen moeten uitzonderen. De billijkheid eischt het belasting-object zoover mogelijk uit te strekken. Waarom belast men wel iemand, die baat vindt bij gemeentelijke riolen en niet iemand, die profiteert van uitmuntend plaveisel ? Met geen enkel woord is toegelicht, waarom juist een rioolbelasting gekozen is, die alleen nog maar in Venlo is ingevoerd. Vast staat, dat hoe goed ook de bedoelingen zijn geweest, hier slechts sprake is van willekeur, die altijd moet vermeden worden en bovenal in belastingzaken. Volgt men B. en W., dan wordt geheel uit het oog verloren, dat de ingezetenen van goede bestrating, rioleeringen en verlichting niet uitsluitend voor hun eigen pand profiteeren, terwijl toch een ieder, ook de bewoners van Velper-, Amsterdamsche- en Utrechtscheweg daardoor gebaat worden. Een ongehoorde inconsequentie is het, nu B. en W. als criterium voor de belastbaarheid vorderen, dat men gebaat zij door het belastingsobject, dat men ook belasting heft van perceelen, die niet aan de riolen zijn aangesloten. Voor sousterrains, die niet aangesloten kunnen worden, is dit al zeer onrechtvaardig. Om dit te rechtvaardigen heeft men een andere argumentatie gebruikt en spreekt men van den afvoer van de huizen, niet uit de huizen. Wat een bron van vrijstelling voor de bewoners van hellende strate.i, die geen gemeentehulp noodig hebben om hun vuil water te doen wegloopen ! De wethouder is hiermede wel op legio hellende vlakken geraakt! Spr. meent te hebben aangetoond, dat het volkomen mislukt is, om de ontworpen belasting aan te sluiten aan de gemeentelijke riolen en dat de naam „rioolbelasting" een juist niet fraaie vlag is, die een hoogst bedenkelijke lading moet dekken. De heer Goedhart, meent, dat het voorstel van B. en W. te weinig rekening houdt met de practijk. Spr. wijst erop, dat naast het z a k e 1 ij k karakter van deze voorgestelde belasting volgens art. 240 lett. i deze vooral een retributief karakter draagt en wel zoodanig dat zij een bijdrage behoort te zijn naar de mate van het genot der diensten in welker kosten zij eene tegemoetkoming; leveren moet.
Nu beantwoordt de grondslag van heffing n.I. de belastbare opbi engst, geenzins aan de gestelde eischen. De belastbare opbrengst is geen goede grondslag om in verband te kunnen slaan met de diensten die de gemeente door rioleering bewijst. Spr. had gehoopt dat B. en W., toen zij in het najaar van het vorig jaar de behandeling opschortten, zij de gelegenheid zouden waarne men om tot grondslag te nemen de oppervlakte an de gebouwde eigendommen. Nu dit niet is geschied, heeft spreker getracht door een amendement de fout te herstellen door B. en W. gemaakt. Dit is door B. en W. gedeeltelijk overgenomen, omdat begrepen wordt dat practisch de winkelstand de dupe zou zijn. Waar nu de wenschen van spr. gedeeltelijk zijn vervuld, wil hij zijnerzijds gevolg geven aan den wenk van B. en W. en zich bij de thans voor' gestelde regeling nedeileggen. Hij blijft zich echter verzetten op de gronden, fa het eerste advies van de commissie van tanden genoemd, tegen den aanslag van panden beneden f 200. De heer de Wilde acht het aanbevelenswaardig ter vermeerdering der inkomsten het bestaande belastingstelsel uit te breiden en niet de heffingspercentages te verhoogen. Dit voorstel bevredigt spr. echter absoluut niet. De grondslag deugt niet, en het belastingsobject is evenmin goed gekozen. Vele huizen van hooge huurwaarde zijn vrijgesteld, b.v. de geheele Velperweg. Dit is voor spr. een onoverkomelijk bezwaar en hij meent dat dit de belasting voor goed onpopulair zal maken, doordien de belasting zooveel drukkender voor andere huiseigenaren wordt. Waarom heeft men niet de gewone straatbelasting genomen, zooals die in Amsterdam is? Die belasting is rechtvaardig, deze niet. Wanneer men zegt, dat de grondslag moei zijn de huurwaarde, dan is hel onbegrijpelijk, dat men boven een zeker bedrag, f 1900, plotseling met de progressie ophoudt. Dit is al even onrechtvaardig. Boven de f 1900 gaat het percentage voortdurend dalen. In de stukken staat, dat men een belasting van f 60 voldoende vindt, maar waarom heeft men dan het percentage voor de mindere huizen niet lager gemaakt ? Ten derde wil men bij deze belasting, die een zakelijke is, een progressie invoeren. Met cijfers toont spr. aan hoe onrechtvaardig deze belasting werkt. Iemand die een huis van f 600 huurwaarde heeft betaalt t 4-3(), iemand die twee huizen van f 3°0 heeft betaalt maar f2.40. Iemand die 15 huizen van f 100 heeft, betaalt het Vis deel van iemand die een huis van f 1500 bewoont. Spr. noemt dit met recht een belasting van de gemeente Kampen! Deze dwaasheden ontstaan alleen door de progressie, die meft bij deze belasting tóe wil passen. De heer Middelkoop ziet met leedwezen, dat B. en W. hun toevlucht hebben genomen tot deze belasting. Met dit ontwerp kan spr. onmogelijk meegaan. Beter is volgens hem een drieledige heffing: voor verliqhting, bestrating en rioleering. Dan zou men ongevesr alle gebouwen treffen. Spr. wil echter twee vragen stellen: Waarom is er geld noodig ? en : hoeveel is er noodig ? Op de begrooting is geen tekort, dus daaruit blijkt het geldgebrek niet, ook in de memorie van toelichting staat niets omtrent het benoodigde bedrag. De wethouder C 0 r d e s heeft zich in de eerste plaats afgevraagd hoe de tegenwoordige toestand der gemeente-financiën is. Het bleek hem toen, dat de uitgaven over dit jaar f 186,749 meer bediagen dan over 't vorig jaar. Hoeveel geld er noodig is, kan spr. niet zeggen, maar ook voor 1907 is versterking der middelen noodig. De vraag deed zich dus voor: in welke richting moeten de financiën versterkt worden ? Bij de voorloopige beraadslagingen toonden de de heeren de Wilde en van der Schooren zich voorstanders van een straat- of riool belasting, thans zijn zij er tegen. Vervolgens het ontwerp toelichtende, merkt spr, op, dat het persoonlijke karakter in dit ontwerp sterker op den voorgrond komt dan het zakelijke. Men vraagt, waarom er geen straatbelasting is ingevoerd* B. en W. zijn echter tot de overtuiging gekomen, dat deze eigenaardige bezwaren zou opleveren, omdat de hoofdtoegangswegen tot de stad door het Rijk onderhouden worden en voor de gemeente geen lasten opleveren. De Velperweg b.v. zou alleen getroffen worden voor de verlichting. Spr. wijst er nog op, dat een deel van den Velpeiweg wel degelijk door de rioolbelasting getroffen wordt, omdat de aanhoorigheden op den Rozendaalschen weg uitkomen. Deze belasting is een vermomde heffing van opcenten op de grondbelasting, zegt de heer v. d. Schooren. Dit is ten deele zoo, maar iedere straat- of rioolbelasting zou dit zijn. Indien na verloop van tijd meer straten in 't bezit van rioleering, bestrating en verlichting zijn, zal deze belasting omgewerkt worden in een straatbelasting. De bezwaren van den heer Zoestbergen beantwoordende wijst spr. er op, dat de gemeente geheel onkundig wordt gehouden van het vermogen der inwoners. Maakt men de inkomstenbelasting hooger, dan zou men wel eens ernstige gevolgen kunnen zien, want in Arnhem betalen 400 personen samen de helft der plaatselijke belasting. De rioolbelasting is een heffing naar genot, het gaat dus niet aan haar te heffen van huizen, die niet aan 't rioolstelsel zijn aangesloten. Het bezwaar van den heer de Wilde, dat het ontwerp niet verder gaat dan f60 opbrengst, is een quaestie van appreciatie. De vergelijkingen, door den heer de'Wilde gemaakt, gaan niet op, want men dient ieder huis op zichzelf te beschouwen. De heer v. d. Schooren zegt een voorstander te zijn van een gecombineerde straat- en rioolbelasting, maar niet van een rioolbelasting alleen. B. en W. hadden bezwaren tegen een straatbelasting omdat zij dan sommige wegen niet konden treffen, maar dat kunnen zij nu nog minder. Dat men den Velperweg alleen voorde ;
verlichting zou kunnen treffen, is niet juist: het voetpad daar is door de gemeente aangelegd, zoodat men de bewoners ook door een straatbelasting kan treffen. De heer de Wilde vindt het nu nog dwazer. De linkerkant van den Velperweg betaalt wel rioolbelasting, de rechter niet! En het allerdwaaste is, dat men een deel van de bewoners laat betalen voor een riool op den Rozendaalschen weg, dat veel hooger ligt dan hun woning waarop deze dus nimmer kan afwateren I De schaal van heffing wordt nogmaals door spr. gehekeld. De heer Zoestbergen heeft met genoegen gehoord, dat de wethouder hem volkomen gelijk heeft gegeven en erkend, dat men om practisch belang het cijfer van den omslag zoo laag mogelijk houdt. Spr. heeft den wethouder echter ook wel eens hooren zeggen, dat men door de toepassing van een ander systeem een betere controle en beter geregelde opbrengst der belasting zou kunnen krijgen. Niet weerlegd door den wethouder is spr's bewering, dat deze belasting drukt op de huurders en niet op de huiseigenaars. De wethouder C o r d e s zegt het nogal ver gezocht te vinden den Velperweg in een straatbelasting te doen betalen, alleen omdat de gemeente daar een voetpad heeft gemaakt. Dat de perceelen aan den Velperweg niet uitloozen op den Rozendaalschen weg, is waar, maar dit gaat de gemeente niet aan, de wet treft de perceelen en niet de uitloozing. Naar aanleiding van de opmerking van den heer Zoestbergen merkt spr. op, dat het gevaar, dat de huiseigenaars de belasiing op de huurders zullen verhalen, vóór kleine woningen al zeer gering is. De algemeene beraadslagingen worden hierna gesloten. Art. 1 in stemming gebracht wordt ver worpen met 18 tegen 12 stemmen. De Voorzitter zegt, dat B. en W. thans het onderwerp in nadere overweging zullen nemen. 20. Adressen, houdende aanvragen om ontheffing of restitutie van plaatseljjke directe belasting over 1905. -B. en W. stellen voor te besluiten over eenkomstig den bij de stukken gevoegden staat. Conform. 21. Adres van H. G. K. van Ommeren, houdende aanvrage om vergunning tot het leggen van een privaatput in gemeentegrond in de Molenstraat, met bericht van den directeur der gemeentewerken. B. en W. stellen voor de gevraagde vergunning tot wederopzeggings toe te verleenen. Conform. 22. Adres van het Uitvoerend Comité der Commissie tot tramaanleg in de Over-Betuwe, houdende verzoek om verhooging van de door den Raad verleende garantie tot uitkeering eener rente van 3y 2 pet. over een kapitaal van f 603500. B. en W. stellen voor de rentegarantie van f2000 te brongen op f2078. Conform. 23. Ontwerp-4e suppletoir kohier der plaatselyke directe belasting voor 1905. Conform. De wethouder v. N i s p e n beantwoordt hierna de vragen, door den heer Zoestbergen in een vorige vergadering gedaan, betreffende het geven van onderwijs door de hoofden der scholen. Spr. gaat de regeling dienaangaande na en wijst erop, dat vroeger het voorschrift gevolgd kon worden, omdat de scholen toen zes, hoogstens acht klassen hadden. Thans, met scholen van twaalf, veertien klassen, gaat dit niet meer. De hoofden der scholen hebben thans voor veel meer dingen te zorgen (schoolverzuim, baden, schoolwandelingen enz.), zoodat zij noodzakelijk meer vrij moeten hebben. Een wijziging der verordening zal dan ook spoedig door B. en W. aan den Raad worden voorgesteld. Wat betreft het naar huis zenden van een klas om half twaalf, verklaart de wethouder, dat aan bedoelde school een onderwijzeres ziek was. Ten slotte, wat betreft de gesloten waterterleiding, heeft het betreffende schoolhoofd geantwoord, dat hij dit deed om bevriezen te voorkomen, terwijl de kinderen 's winters slechts zelden er gebruik van maken. De Raadzaal is nagenoeg geheel leeggeloopen waarom de heer Zoestbergen van een antwoord moet afzien. De vergadering wordt hierna gesloten. (Het meer uitgebreid verslag wordt later aan de daarop geabonneerden in de stad verzonden ]