Burgemeester en Wethouders der gemeente Arnhem, Gelet op de Drankwet; Brengen ter openbare kennis, dat zijn ingekomen een verzoekschriften van : a. W. Ploeg, om vergunning tot verkoop van sterken drank in het klein, voor gebruik ter plaatse van verkoop, in het perceel aan het Jansplein no. 24; b. N. van Buuren, om verlof tot verkoop van uitsluitend alcoholvrijen drank, voor gebruik ter plaatse van verkoop, in het perceel aan den Zijpendaalschen weg no. 34. Arnhem, 19 April 1906. Burgemeester en Wethouders voornoemd, A. Röell. De Secretaris, A. J. Kronenberg.
Arnhemsche courant
- 20-04-1906
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Arnhemsche courant
- Datum
- 20-04-1906
- Editie
- Dag
- Uitgever
- C.A. Thieme
- Plaats van uitgave
- Arnhem
- PPN
- 400337789
- Verschijningsperiode
- 1814-2001
- Periode gedigitaliseerd
- 1851 - 1950
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Koninklijke Bibliotheek
- Nummer
- 6072
- Jaargang
- 93
- Toegevoegd in Delpher
- 13-04-2016
ARNHEMSCHE COURANT. van Vrijdag 20 April 1906. TWEEDE BLAD. BEKENDMAKING.
Kamer van Koophandel en Fabrieken te Arnhem. Vergadering van Donderdag 19 April 1906. des namiddag te 2 uur, in het Gemeentehuis.
Aanwezig de heeren M C. Wurfbain (voorzitter), Haentjens, Frowein, Wentink, de Jongh, van der Schooien, Poederbach, Siemens en de Secretaris mr. H. P. de Wilde. Afwezig met kennisgeving de heer Kolfschoten. De notulen van de vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. Aan de orde komt: Controle op de weeg werktuigen. De naar aanleiding van een voorstel van den heer Poederbach benoemde commissie, om te dienen van advies over de wenschetijkheid van eene controle op de weegwerktuigen, heeft te dezer zake rapport uitgebracht. Het rapport begint met een overzicht van de ter dezer zake dienende bepalingen en een historisch overzicht van de wording der verschillende wetsbepalingen en Koninklijke Besluiten. Op de vraag, of de bestaande toestand wenschelijk is, antwoordt de commissie beslist ontkennend. Immers de van Regeeringswege gegeven voorschriften, waaraan de deugdelijkheid van weegwerktuigen moet worden getoetst, zijn grootendeels van zoozeer technischen aard, dat het voor de gewone ambtenaren, belast met het opsporen en constateeren van overtredingen, veelal niet mogelijk is zonder deskundige leiding uit te maken of de voorschriften al dan niet zijn overtreden. Sedert de ijk voor weegwerktuigen is afgeschaft, verliezen de voorschriften al hun practische beteekenis. Indien derhalve bezwaren bestaan om van Staatswege de weegwerktuigen onder deskundige controle te stellen, op gelijken voet als dit geschiedt met de maten en gewichten, dan stelle men de voorschriften van deskundigen aard liever geheel en al ter zijde. Dat die bezwaren bestaan, meent de commissie niet te moeten aannemen, vooral niet met het oog op de vaak ondeugdelijk gebleken ingevoerde fabrikaten. De commissie acht daarom van Staatswege controle op de weegwerktuigen noodzakelijk en wanneer een wetenschappelijk onderzoek te bezwarend is, dan is in ieder geval een summier onderzoek gewenscht. De Voorzitter brengt den heer Poederbach hulde voor zijn initiatief en de commissie voor het rapport. De Voorzitter vraagt of de leden var. oordeel zijn, dat dit rapport naar den Minister gezonden wordt. De heer Haentjens is daar voor, maar wijst er op dat het moeilijk zal zijn een afdoenden maatregel te nemen tegen het bezwaar. Hij denkt dat het het beste is dat wordt bepaald dat alleen die weegwerktuigen gebruikt mogen worden, die aan de controle onderworpen zijn. De heer Wentink vraagt welke uitzonderingen de heer Haentjens bedoelt.
De heer Haentjens: de veerbascules b. v. De Secretaris zegt dat alle weegwerktuigen onderzocht kunnen worden, maar dat men verschillende eischen zal moeten stellen aan weegwerktuigen voor verschillende doeleinden. De heer F r o w e i n gelooft dat het in de practijk moeilijk zal zijn. Men heeft b.v. groote werktuigen die niet vervoerd kunnen worden en voor welker controle dus de ambtenaren die daar moeten heengaan,waar die werktuigen zijn, veel tijd noodig zullen hebben, 't Gevolg zal zijn eene uitbreiding van belang van het corps ambtenaren. De heer van der Schooren zegt, dat wanneer men het systeem van den vorigen spr. huldigt, men beter doet een stap verder te gaan en den geheelen ijk af te schaffen. De heer Frowein meent dat de nauwkeurigheid van de balansen er minder op aankomt, 't is volgens hem voldoende als de gewichten goed zijn. De heer Poederbach meent dat indienen van het adres wel goede gevolgen zal hebben. Hoofdzaak is toezicht te krijgen, zoo mogelijk ook een ijk der weegwerktuigen. Kan men dat niet krijgen, dan is 't voor 't algemeen beter de bestaande voorschriften af te schaffen. De heer Wentink deelt de angst van den heer Frowein niet. Wanneer er een goede controle bestaat, dan zoigen de handelaren wel dat de werktuigen in orde zijn. De bedoeling is niet in de eerste plaats de invoering van den ijk doch van toezicht. De heer Siemens gelooft ook dat het toezicht beter is dan de ijk, vooral omdat de verschillende kantoren niet even scherp zullen zijn bij het ijken. De heer Haentjens wijst er op dat 't ook moeilijk zal zijn deskundigen te krijgen, die op de hoogte zijn van de verschillende eischen voor de verschillende instrumenten. De heer van der Schooren zegt dat men aan den Minister te kennen kan geven dat de toestand niet goed is. Hoe een nieuwe regeling zal moeten zijn is in de eerste plaats de zaak van de Regeering. De heer Haentjens meent dat men den weg voor verbetering eveneens moet aangeven. Waarschijelijk weet de Minister ook wel dat de toestand niet deugt. De Voorzitter meent dat dit rapport toch wel de uitwerking zal hebben dat de Minister er de aandacht op vestigt en hetzij zelf een weg aangeeft, 't zij de meening der verschillende Kamers vraagt De Secretaris zegt dat er niemand is die nagaat of de technische voorschriften worden opgevolgd; laat men ze dan liever afschaffen. In de tweede plaats komt de vraag wat er voor in de plaats moet komen. Dat onderzoek mogelijk is, bewijzen de bepalingen in Duitschland en België. Besloten wordt het rapport aan den Minister te zenden. 3. Reorganisatie Kamets van Koophandel. De heer van der Schooren deelt mede dat in de Kamer te Amsterdam morgen in behandeling komt het adres van de Kamer te Arnhem inzake de reorganisatie der Kamers. Spr. stelt in verband daarmee voor deze zaak aan te houden. Nog merkt spr. op dat in de alg. verg. van de Mij. van Nijverheid in Juni a.s. deze zaak ter sprake komt; zooveel haast is er ook niet met de zaak. De Secretaris zegt dat het punt alleen op de agenda is gebracht, uit vrees dat anders te veel Kamers reeds een antwoord aan den Minister gezonden zouden hebben en dus niet kunnen deelnemen aan de conferentie. Conform besloten. 4. P 0 s t e r ij e n (cheque- en giroverkeer). Door het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid is aan de Kamer een missive gericht waarin gezegd wordt dat bij het departemens een voorstel aanhangig is tot invoering van een cheque- en girodienst, welke bij de posterijen de gelegenheid zou openen tot storting van gelden op rekening, goedschrijving van rekening met de bedragen van per post ingevorderde
quitanties. De voornaamste bepalingen waaronder de invoering hiervan zou plaats hebben zijn : betalen van een bedrag van f 5.— voor elke te openen rekening; heffing van Vg °/ 0 aan het einde van ieder jaar berekend over de bedragen, waarmede iedere rekening is verminderd; vergoeding van 1 1 / 2 °/ 0 'sjaars voor elke som van f 100 welke gedurende een vollen kalendermaand op eene rekening te goed staat, tot een maximum van f 10,000. Gevraagd wordt de meening der Kamer of er behoefte bestaat om het cheque- en giroverkeer door middel der posterijen te bevorderen. De Voorzitter zegt dat verscheidene Kamers niet voor dit voorstel zijn. Spr. ook niet, mede omdat de voorwaarden niet zeer geschikt zijn voor den kleinen handel. Spr. stelt voor te antwoorden dat men van oordeel is dat dit niet noodig is. De heer de Jongh acht het ook niet noodig, zoo min voor den groot- als kleinhandel. En ook niet voor de posterijen, waar men veel beter doet met verbetering van toestanden op eigen gebied, zoodat het publiek b. v. vlugger geholpen kan worden. De heer Haentjens zegt dat ook een bezwaar is dat het alleen daar zou kunnen gebeuren, waar postkantoren zijn. En op de kleine plaatsen zou het juist noodig zijn. De lieer Wentink zou er nog eens'op willen wijzen dat het bestuur der posterijen beter doet zijn eigen aangelegenheden eens ernstig te verbeteren. Conform het voorstel van den Voorzitter wordt besloten. 5. Openstelling Postkantoor. De inspecteur der posterijen en telegraphie, inspectie Arnhem, heeft aan de Kamer' een missive gericht, waarin gezegd wordt dat het in het voornemen der Regeering ligt de uren van openstelling van de groote postkantoren te herzien. Als norm zou van 7 uur 's morgens tot 9 uur 's avonds kunnen worden aangenomen behoudens eenige afwijkingen. In verband daarmee vraagt de inspecteur of, waar het postkantoor te Arnhem thans is opengesteld van 4—6,30 's morgens en van 7.30 's morgens tot 9.30 's avonds, het bezwaar zou ontmoeten en zoo ja, op welke] gronden, deze uren van openstelling te wijzigen in de hier boven genoemde uren. Door den directeur van het postkantoor wordt in overweging gegeven de uren te beperken van 7.30 's morgens tot 9 uur 's avonds. De heer Haentjens meent dat 7 uur 's morgens niet te vroeg is. De heer van der Schooren zegt dat voor enkelen een latere openstelling wel wenschelijk zou zijn, maar het is de vraag of 't in algemeen belang geacht kan worden te zijn. Da heer de Jongh meent dat 't vroeger sluiten wel gaan zal. Maar 't zou wel wenschelijk zijn het uur van ontvangst en uitbetaling van postwissels wat later te stellen, b.v. tot 4 uur. De Secretaris stelt voor mede te deelen dat de opening van 4—6.30 's morgens wel vervallen kan. En dat er overigens geen bezwaar is tegen het nemen van een proef zooals de directeur voorstelt. De heer Haentjens zegt dat men niet weet waarvoor die vroege opening diende. Hij wil dit eerst onderzoeken en de zaak aanhouden. Conform besloten. 6. Ingekomen stukken. Naar aanleiding van het verhandelde in de zitting der Kamer van 15 Maart betreffende een adres van de vereeniging „Handel en Nijverheid", inhoudende klachten over het ijkwezen, is door den ijker, chef van dienst, een uitvoerig schrijven aan de Kamer gericht, waarin hij de beschuldigingen tegen hem gericht, weerlegt. De V oorzitter meent dat uit dit schrijven wel medewerking en welwillendheid spreekt, zoodat dit eigenlijk veel van de kwestie oplost, temeer waar geen nadere klachten zijn gekomen. De heer van der Schooren erkent dat de ijker wenscht tegemoet te komen aan de geopperde bezwaren, wat zeker appreciatie verdient. De bijzonderheden gaat spr. niet na, dat zou tot te veel details voeren. Spr. wijst er evenwel op dat uit dit rapport toch de overtuiging
spreekt dat de ijker ook wel voelde dat er verandering noodig was. Spr. wijst er op dat „Handel en Nijverheid" de stoot heeft gegeven tot deze zaak en daarom zou spr. gaarne zien dat dit schrijven ter kennis werd gebracht van die Vereeniging. De S ecretaris weet van den ijker dat hij niet veel lust gevoelt een afschrift van dit schrijven aan „Handel en Nijverheid" te zenden, o. m. naar aanleiding van de wijze waarop het bestuur dier Vereeniging hem heeft aangepakt. Het verwijt tegen den ijker, dat hij een firma zou hebben aanbevolen voor de levering van maten en gewichten, wordt door dezen geheel anders uitgelegd, veeleer als een hulp voor het publiek. De heer W e n t i n k zegt dat het voor het bestuur van H. en N. moeilijk was deze zaak te behandelen. Spr. meende dat voor een advies de Kamer van Koophandel 't eerste college was. Hij meent dat het bestuur van H. en N. in ieder geval in kennis gesteld moet worden met dit antwoord van* den ijkér. De Voorzitter zegt dat in de vorige vergadering niet over zaken „Handel en Nijverheid" betreffende, gesproken is, maar over grieven tegen een persoon. Daarom meende spr. dat 't niet in de Kamer thuis behoorde. • De heer H aentjens zegt dat de Kamer de zaak onderzocht heeft; zou het nu niet de aangewezen weg zijn aan H. en N. te antwoorden dat de Kamer na onderzoek meent geen teimen gevonden te hebben aan het verzoek tot steun van het adres te voldoen. De heer van der Schooren meent dat dit geen afdoende verantwoording is. De heer Wentink vraagt wat bezwaar er is dit schrijven te zenden aan het bestuur van H. en N. De Vo'orzitter stelt voor aldus te doen. Conform. De vergadering wordt daarna gesloten.
De Spion tegen wil en dank. 11) Naar het Engelsch van E. PHILLIPS OPPENHEIM.
Spencer overdrijft, dacht Duncombe bij zichzelf. Hij is journalist en hij ziet de dingen tegen een melodramatischen achtergrond. En toch — vier dagen geleden ! Hij werd bleek als hij er aan dacht. „De jongen," zei hij, „kan slechts een toevallig bezoeker geweest zijn. Hij had niet veel geld op zak, had geen geheimen en zelfs kende hij de taal niet. Zeker zou hij een te onbeduidende prooi zijn geweest voor de intriganten, die daar komen!" „Dat zou men zoo zeggen," antwoordde Spencer, in gedachten verdiept. „Je bent er zeker van, dat hij was, zooals je hem voorstelt?" „Hij is nauwelijks een-en-twintig," zei Duncombe, „en hij is nooit tevoren buiter. Engeland geweest." „En het meisje ?" „Zij is twee jaar ouder. Het was ook haar eerste bezoek aan Parijs." Spencer knikte. „De verdwijning van den knaap is natuurlijk het begin van het raadsel," merkte hij op. „Als je dat op kunt lossen, zul je ook spoedig de verblijfplaats van zijn zuster weten. Waarachtig, het is vreemd. Als het alleen de knaap was — wel dan zou men 't kunnen begrijpen. De mooiste vrouwen komen in Café Montmartie. Er wordt er niet een toegelaten, die niet is, wat je noemt — chic ! De bekendste balletdanseressen en tooneelspeelsters krijgen kostbare cadeaux, alleen om zich daar te vertoonen. Soms vindt
je er het schitterendste gezelschap bijeen, dat je ooit in Europa in één zaal tezamen ziet. Daar kan de jongen natuurlijk spoedig genoeg het hoofd kwijt geraakt zijn en zich nu schamen om zijn zuster onder de oogen te komen. Maar nu je me vertelt, dat zij ook verdwenen is, begrijp ik er niets meer van. Ziet zij er goed uit?" „Heel goed!" „Natuurlijk is zij daar heengegaan, om onderzoek te doen naar haar broer," ging Spencer in gedachten voort. „Het domste, wat zij doen kon, maar er is geen twijfel, of het is zoo — kijk eens hier Duncombe, ik zal je zeggen wat ik zal doen. Ik heb mijn eigen twee nieuwtjesjagers bij de hand en vanavond niets bijzonders voor hen te doen. Ik zal hen naar het Café Montmartre sturen." „Ik vind 't heel vriendelijk van je, Spencer, maar ik ben van plan zelf te gaan," antwoordde Duncombe eenigszins aarzelend. „Ezel!" zei zijn vriend glimlachend, maar nadrukkelijk. „Engelsch van je hoofd tot je voeten, en jij wilt daar naar toe gaan, om lieden uit te hooren, die heel hun leven aan samenzweringen hebben meegedaan en die je precies zouden wijs maken, wat ze kwijt wilden zijn. Zij zouden weten, waar je voor kwam, zoodra je maar even je mond open deed. Zeg me nu eens eerlijk, wat denk je, dat je daar zou uitrichten ? Als er werkelijk iets geheimzinnigs achter deze zaak steekt, geloof je dan werkelijk, dat jij dat te weten zoudt komen ?" „Je hebt volkomen gelijk", gaf Duncombe toe, „maar ik kan het niet uithouden niets te doen." „Beter niets doen, dan domheden doen !" verklaarde Spencer. „Kijk jij maar eens rond in de andere cafés en langs de Boulevards, en kom hier morgen om elf uur terug. We zullen samen bij Paillard ontbijten."
VIII. Nogmaals het Café Montmartre. Spencer bestelde den lunch met de uiterste zorgvuldigheid van den man voor wien het eten een plaats onder de schoone kunsten heeft ingenomen en liet aan Duncombe de keus tusschen rooden en witten wijn. Daarna leunde hij achterover in zijn stoel en terwijl hij nadenkend zijn metgezel aankeek, zei hij: „Sir George, je hebt mij in een moeilijke positie gebracht." Duncombe keek op van zijn hors doeuvre „Hoe bedoel je?" „Ik zal 't je uitleggen," ging Spencer voort. „Gisteravond kwam je bij me met een verhaal, waarin ik, naar ik hoop, een voldoende mate van belangstelling getoond heb, ofschoon het mij in den grond der zaak natuurlijk in 't minst niet aanging. Jonge vrouwen en mannen, die zonder geleide voor het eerst van hun leven naar Parijs komen en den weg vinden naar 't Café Montmartre en dergelijke plaatsen, komen gewoonlijk op dezelfde wijze te land. Het zou onbeleefd geweest zijn, indien ik je dat gisteravond in je verdriet had verteld, daarom besloot ik 't daarheen te leiden, dat je dit zelf zoudt ontdekken. Ik zond mijn twee privaat-detectives hedennacht naar bedoeld café en twijfelde niet, of zij zouden mij een bericht brengen, dat volkomen met mijn onderstellingen klopte. Het is echter gebleken, dat ik het bij het verkeerde eind had." Wat hebben zij dan ontdekt?" vroeg Duncombe gretig. „Niets!" Duncombe's gelaat verraadde zijn teleurstelling, maar toch keek hij eenigszins verwonderd. „Niets ? Dat begrijp ik niet. Zij zullen toch
in ieder geval wel gehoord hebben of Guy en zijn zuster daar geweest zijn?" „Zij hebben niets ontdekt. Jij weet niet wat dat zeggen wil. Ik wel! Het beteekent, dat ik mij in één opzicht vergist heb. Hun verdwijning heeft meer te beteekenen, dan ik oorspronkelijk dacht. Er kan hun een ongeluk overkomen zijn, maar zeker geen gewoon ongeluk. Luister ! Je hebt me verteld, dat de politie je tegengevallen was, omdat zij niets ontdekt had, nu vind ik dat zoo vreemd niet meer. De politie, of zij, die daar achter staan, hebben belang bij deze zaak en houden daarom alle bijzonderheden voor zich." „Je spreekt in raadselen voor mij, Spencer," zei Duncombe. „Bedoel je dat de politie in Parijs de gehuurde handlangster is van boosdoeners ?" „Dat nu juist niet," antwoordde Spencer, terwijl hij met een handbeweging bedankte voor een schotel, dien de maitre d'hotel zelf opdiende* „Het behoeven nu juist geen boosdoeners te zijn, maar men moet ook rekeniag houden met andere machten en het is vrij zeker, dat de twee jongelui in een heel ander net verward zijn geraakt, dan ik uit jouw verhaal kon opmaken. Neen, nu geen enkele vraag meer, vóór je die saus hebt geproefd. Absolute stilte asjeblieft voor een minuut of drie, vier." Duncombe gehoorzaamde, zij het ook tegen zijn zin. Hij was in 't minst niet nieuwsgierig naar den smaak van een saus en zijn honger was ook niet bijster groot na de wending, die het gesprek thans genomen had. Hij oefende echter geduld voor den vastgestelden tijd en boog zich daarna weer over de tafel. (Wordt vervolgd.
KUNSTEN, LETTEREN, WETENSCHAPPEN.
Men is nooit zoo gelukkig, noch ook zoo ongelukkig als men wil schijnen. (Henri Lavedan.) Vrijdag 20 April. Centr. Vrijz. Kiesv. voordracht van den heer van Schermbeek over Boschbouw, 8 u. Zaterdag 21 April. Place Royale, Schaakv. 8 u. Zondag 22 April. Musis-Sacrum, (nieuwe concertzaal) Middagconcert, A. O. V., 2 '/j u. Zondag 22 April. Stads-Schouwburg, Meininger Hoftheater Emsemble „Comtesse Guckerl", 8 u. Da gelijks. Centraal-Gebouw. Marokko Karavaan. Marokko in Arnhem. Roermondsplein. Sprekende Bioscope modern electriek. Isadora Duncan. Toen de „priesteres der danskunst" in October van verleden jaar voor de eerste maal hier ter stede optrad, hebben we de bedoeling van haar streven uiteengezet, en onder volle waardeering voor haar enorm plastisch kunnen, voor de magistrale technielcbeheersching van haar kunst, toch eenigen twijfel niet kunnen achterhouden ten opzichte van de waardeVan haar ideaal. Wij hebben toen de vraag gesteld of het mogelijk zou blijken, dat zij werkelijk haar hervorming van den dans zou kunnen doorvoeren, gemeend, dat wanneer anderen hetzelfde zouden doen als zij, dit dansen eenvoudig belachelijk zou worden. Want niet alleen zouden allen, die willen dansen als zij, over haar groote gaven moeten beschikken, zij allen zouden ook — evenals miss Duncan onvoorwaardelijk doet — geen enkel oogenblik, in welke situatie ook, de gedachte moeten opwekken aan iets anders dan aan haar kunst. Die twijfel, zij 't ook in eenigszins anderen vorm, is ons ook bijgebleven na den avond van gisteren. Men begrijpe ons goed: in hoofdzaak houdt dat in een groot compliment voor miss Duncan in de eerste plaats. Immers zij staat werkelijk zoo hoog, haar bedoelen is zoo
zuiver gericht op het waarachtigYschoone, zij weet, welke gewaarwording zij ook moge uit beelden, zoozeer het plastisch-raooie van standen, de schoonheid van lijn op den voorgrond te brengen, dat waarschijnlijk alleen door haar zóó gedanst kan worden, dat zij alleen in het toilet, waarin zij danst, kan optreden voor het publiek. Daarom zal — hoe jammer het misschien ook • is — zij niet zijn de stichtster eener school, slechts zeer enkelen zullen haar in de practijk kunnen volgen in haar geheele bedoeling, slechts weinigen zullen met volkomen terzijdestelling van elke gedachte aan iets zinnelijks (in den min gunstigen zin van het woord) zóó bacchantische vreugde kunnen uitbeelden. Over de toen eveneens geopperde vraag of zij een uiting in een anderen vorm van kunst, minder nauw verwant met dansen dan muziek, zou kunnen verduidelijken — een vraag, die, toen zij schilderijen danste, uiteraard opkwam behoeft nu na dezen avond niet gesproken te worden, waar zij alleen danste op muziek, waar zij slechts de stemming der muziek wilde weergeven, door bewegingen en gelaatsuitdrukking wilde verduidelijken wat in haar omging. En zoo kan dan nu veilig blijven rusten de vraag, welke plaats zij in de geschiedenis der kunst zal innemen, — een vraag, waarvan de beant woording toch aan het nageslacht moet worden overgelaten. Nu slechts hebben we melding te maken van het zeldzame genot, dat zij den velen, die weer gekomen waren om haar te zien, bereid heeft — een genot dat niet alleen zoo treffend was, omdat haar kunst zoo iets geheel aparts is, maar dat voornamelijk te danken is aan de omstandigheid dat zij heeft laten zien: schoonheid van lijn en vorm, harmonie van beweging in zeer volmaakten vorm.
Zij danste — voortreffelijk, hoogst artistiek en volkomen haar bedoeling begrijpend, begeleid door Julius Röntgen, die ook als solist zijn hooggewaardeerde medewerking verleende, over welke voordrachten uiteraard niets meer gezegd behoeft te worden, — zij danste op muziek van Brahms, Schubert en Chopin; walsen, mazurka's en Duitsche dansen. En zij liet zien door de deinende beweging van haar lichaam, door de lijn harer armen, de bewegingen van haar hoofd en ook door de uitdrukking van haar gezicht, wat deze muziek haar zegt, hoe zij zich denkt de stemming daarin neergelegd. Men zou van ieder nummer van haar programma .een omschijning kunnen geven, kunnen zeggen telkens en telkens weer de bewondering voor haar suggestief uitbeelden van iedere gewaarwording. Maar onwillekeurig zou men daarbij in herhalingen moeten vallen, want 't was immers alles ^mooi wat ze deed, geen oogenblik dat haar standen, haar loopen of staan niet in volkomen harmonie was met de muziek, geen moment waarop zij in plastisch of mimisch opzicht niet wat buitengewoons te zien gaf. Haar bewegingen, vooral die met haai armen en handen, geven geen oogenblik een idee van iets gedwongens, zij maakt den indruk alsof zij impulsief komt onder de bekoring van de muziek ; in al haar bewegen is volkomen harmonie, nooit wordt het oog gestoord door iets wat niet in overeenstemming is met het geheel, de lijn
van haar lichaam is van groote schoonheid, de standen zijn klassiek mooi. En haar zielvol gelaat drukt iedere stemming uit. Soms bij een mineur-accoord leest men innige tragiek in haar trekken, dan weer is het een glans en gejubel, die uit heel haar wezen den toeschouwer tegenstraalt. Zoo heeft ze de dansen weergegeven, in strengen rythmiek, zonder stijfheid, in heerlijk soupel bewegen zonder ooit buiten het artistiekmooie te komen, smart en verlangen, angst en vreugde, zaligheid en jubel uitbeeldende. En men heeft haar toegejuicht na ieder nummer, zoodat zij reeds voor de pauze toegiftjes gaf en na de Duitsche dansen — toen zij met Röntgen, die zij in de haar gebrachte hulde liet deelen — eenige keeren teruggeroepen was, heeft zij enkele daarvan nog eens gedanst. En toen nog niet liet men haar gaan — 't was alsof men bedelde om een Strauss-wals. En die heeft ze gegeven — weer danste ze an der schónen blauen Donau op ideale wijze, in heerlijke golving en schoonheid van lijn, meesleepend allen die haar bewonderden in haar bacchantischen jubel. Kr. Zondag zal in de Remonstrantsche kerk alhier het nieuwe orgel worden ingewijd.
Vredespaleis. Het aantal ingezonden ontwerpen voor het Vredespaleis bedraagt ruim 290. Door een aantal vrienden en vereerders van mevr. Pauwels-van Biene, die, zooals men weet, om gezondheidsredenen het tooneel verlaten moet, is een circulaire verspreid, waarin alleen die dankbaar zijn voor het door haar zoo vaak geboden genot, opgewekt worden deel te nemen aan een huldeblijk, haar aan te bieden. Mevr. Pauwels zou, had ze afscheidsvoorstellingen gegeven, zeker van vele zijden huldeblijken ontvangen hebben. En de commissie is nu overtuigd dat allen, die daaraan zouden hebben deelgenomen, nu wel willen meewerken aan haar plan. Bijdragen worden ingewacht bij de heeren dr. M. B. Mendes da Costa, Prinsengracht 724 of mr. H. A. van Nierop, Sarphatistraat 1, beiden te Amsterdam. XXIXe Ned. Taal en Letterkundig Congres. „Neerlandia," het orgaan vafn het „Alg. Ned. Verbond," bevat het voorloopig programma van het „XXIXe Ned. Taal- en Letterkundig Congres," dit jaar van 26 t/m. 30 Aug. te Brussel te houden. Eere-voorzitters zijn de heeren J. de Trooz, Minister van Binnenl. Zaken en Onderwijs in België en mr. E. de Mot, Burgemeester van Brussel; voorzitters van het hoofdcomité der Regelingscommissie zijn de heeren mr. Juliaan
van der Linden, lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en mr. li. de Hoon, adv. gen. aan het Hof van Beroep te Brussel; algemeen secretaris is de heer Th. Coopman, lid der Kon. Vlaamsche Academie. Het Congres te houden in het Paleis der Koninklijk Academie zal vijf afdeelingen omvatten, t. w.: Nederlandsche taal- en letterkunde Nederlandsche geschiedenis, oudheidkunde en folklore; Nederlandsche boekhandel, tooneel, enz.; onderwijs en opvoeding; Nederlandsche stambelangen. In de Monnaie te Brussel is Tolstoï's „Opstanding" als lyrisch drama opgevoerd. De muziek van Alfano wordt op verschillende plaat sen meesterlijk genoemd, soms ook bleek de componist niet opgewassen tegen de moeilijkheden, die de realistische stof bood. Het werk had succes. — Men zegt, dat Henri Albers, thans te te Brussel, het volgend seizoen naar Frankfort zal gaan. — Te Parijs zal een Hoogeschool voor chemie opgericht worden. De kosten — geschat op drie millioen — worden half door den Staat, half door de stad gedragen. — Te Parijs is in den ouderdom van 87 jaar overleden de lexicograaf Gustave Vapereau, voornamelijk bekend door zijn Dictionnaire Ufiiversei des Contemporaitis. Vapereau, die eerst onderwijzer is geweest, toen advocaat, later prefect en inspecteur van het onderwijs, begon in 1858 de uitgave van zijn Dictionnaire , dien hij steeds bijhield. — In het Parijsche Renaissancetheater is gisteravond voor de eerste maal vertoond: „La Griffe" in vier bedrijven van Henry Bernstein. Hetzelfde stuk is onder den titel „ Les Ytux bleus" aangeboden aan het Gymnase en als „la Patronne " aan het Odéon. Maar beide theaters aarzelden zoolang het te spelen, dat Bernstein het terugnam en het eerst in Italië liet opvoeren, waar 't succes matig was. Ook hier was de bijval twijfelachtig. Het is een curieus en origineel tooneelwerk, dat alleen in het derde bedrijf waarlijk succes verwierf. („R. N.") — De correspondent te Parijs van de „N. R. C." meldt:
De „Temps" bevat onder „laatste berichten": Een man is in de Rue Dauphine vanmiddag door een rijtuig omver geworpen; een zware kar verbrijzelde en doodde hem. Men vond op hem kaartjes ten name van Curie. Het is inderdaad de beroemde geleerde Curie, ontdekker van het radium, die het slachtoffer van dit ellendig ongeluk is. Hij bereikte den leeftijd van 47 jaar. Hij ontdekte in 1883 (te zamen met I. Curie) de piëzoelectriciteit der kristallen; en in vereeniging met zijn echtgenoote Marie Sklodofska, de radio-actieve elementen radium en polonium. In 1903 werd aan het echtpaar te*zamen met Henri Becquerel, de Nobelprijs voor scheikunde verleend. — Leopold Schmidt noemt'in het „Berl. Tblt." onze landgenoote Anna Kappel, „misschien reeds thans de beste der levende oratoriumzangeressen". — Volgens de „Münchener N. Nachr." zou de bekende altzangeres Charlotte Huhn, zich aan het vervullen van sopraanpartijen gaan wijden. — Verleden jaar stierf op betrekkelijk nog jeugdigen leeftijd te Munchen de componist Felis vom Rath. De heer Emil vom Rath te Keulen heeft nu een kapitaal van honderd duizend Mark geschonken voor een „Felix vom Rath-Stiftung" te München, i tot ondersteuning van musici. — Volgens de N. R. Ct. schijnt het vast te staan dat Nedball zich naar Amerika begeven heeft. Zijn plaats in het Boheemsche strijkkwartet is ingenomen door Herold, den ien violist van het Prager Strijkkwartet. — Conried zal in den komenden winter doen opvoeren Salomé en Feuersnot, benevens die Feeën van Richard Wagner. (Toonkunst). — Te New-York zal een nieuwe schouwburg gebouwd worden, die in pracht alles zal overtreffen wat op dat gebied bestaat. Het tooneel zal maar even 28 M. diep en 34 M. breed worden. — Een zeer belangrijke verzameling etsen van Whistier is uit Engeland aan een Amerikaanschen kunstkooper verkocht, door tusschenkomst van de kunstkoopers Agnew uit Londen. Het moeten 150 etsen zijn van de series die op de eeretentoonstelling na Whistler's dood vertoond werden en die aan koning F.dward toebehoorden. Werkelijk schijnt de „Edwards Collectie", zoo heette de verzameling, aan den Koning van Engeland te hebben behoord. De prijs schijnt te worden aangegeven door een getal van vijf cijfers ; dat zijn ponden, dus het beteekent minstens f 1 20,000. De Amerikanen hebben nu langzamerhand wel de voornaamste werken van Whistier naar hun land gehaald. In zeer bedekte termen geven de Engelschen bladen wel te kennen dat zij dezen verkoop van de etsen des Konings betreuren. („Hbld.")