(Staatsblad no. 97.) WET van den 10den April 1897, houdende naturalisatie van Albert Henrik Friele Vedeler.
In naam van Hare Majesteit WILHELMINA, bij de geatib Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz. , enz. Wij EMMA, Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk , Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten: Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat Albert Henrik Friele Vedeler aan Ons een verzoek om naturalisatie heeft ingediend, met overlegging van de bewijsstukken, bedoeld in art. 3 der wet van 12 December 1892 ( Staatsblad n°. 268) op het Nederlanderschap en het ingezetenschap; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: Eenig artikel. De hoedanigheid van Nederlander wordt bij deze verleend aan Albert Henrik Friele Vedeler , agent der scheepsagentuur voorheen J. Daendels en C'. , geboren te Christiania (Noorwegen) den 12den Januari 1859, wonende te Soerabaja (Nederlandsch-Indië). Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst , en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden. Gegeven te 's Gravenhage, den lOden April 1897. EMMA. De Minister van Justitie, van der kaay. Uitgegeven den vier en twintigsten April 1897. De Minister van Justitie, van der kaay.