In zijn meesterlijk werk over Nederland en den Oorlog, waaruit wij reeds eerder een belangrijk hoofdstuk overnamen, heeft de oudMinister Treub het ook over een tweetal gevaarlijke bakerpraatjes — het onnoozele, bakerachtige karakter hebben zij dus verloren — welke aan onze regeering in de zoo bij uitstek moeitevolle Crisis-dagen heel wat last, onaangenaamheden en zorg hebben berokkend. Hier volgt het eerste: • Toen het Duitsche leger — aldus mr. Treub — om snel in Noord-Frankrijk te komen, de neutraliteit van Belgie schond en zich een weg baande door het land van onze Zuidelijke naburen, dook al heel spoedig het gerucht op, dat Nederland zou hebben toegelaten, dat bij dien opmarsch Duitsche troepen ook over Nederlandsch grondgebied trokken." De schrijver wijst er op, dat vooral in Frankrijk dit verhaal als waarheid werd aanvaard. Ondanks officieele tegenspraak hield men het met hardnekkigheid staande. Zelfs verscheen er in de lllustration een kaartje met aanwijzing van den door het jDaitsche leger genomen weg: van Duitschland naar Belgie over het Zuidelijk deel van Nederlandsch Limburg. De Regeering te 's Hage wist, dat dit varhaal uit. de lucht gegrepen was; de Duitsdie legeraanvoerders hadden bevel ontvangen, de Nederlandsche grens zorgvuldig te ontzien ; dat bevel vvas met de grootste nauwgezetheid door hen opgevolgd. Toch achtte zij bet noodig, de onjuistheid van het verbaal zóó vast testellen, dat niet alleen hier te lande, doch ook bij de geallieerden, erkend moest worden, dat het »een kwaadaardig kletspraatje" (aldus mr. Treub) was en niets meer. Een speciaal onderzoek door de militaire overheid had plaats (het resultaat is te vinden in het Oranjeboek van October 1915) en wees aan, dat de Nederlandsche grens door het Duitsche leger op geen enkel punt was geschonden. Te rechtvaardigen was het verhaal niet. Dat het opgedischt en verspreid werd, is zeer te betreuren. » Voor zoover — aldus mr. Treub — er onder onze eigen landgenooten zijn, die aan de verspreiding van hel gerucht mede schuld hebben, is hun bedrijf in zoo hooge mate ergerlijk, dat er geen woorden voor zijn te vinden, om het naar waarde te brandmerken (De cursiveering is van ons, Bred. Ct.) Voor buitenlanders kon desnoods de verontschuldiging dienen, dat de Duitsche heerbaan op enkele punten, zooals bij Vaals en bij Kerkrade, zóó rakelings langs de Nederlandscbe grens loopt, dat men, van Nederlandsch grondgebied uit, aan militairen, die op den weg voorbijtrekken, de hand kan reiken. Ook toonde de nieuwe grijze uniform van onze infanteristen veel gelijkenis met de Duitsche. Voor een buitenlander was vergissing mogelijk. En dan is men in de oorlogvoerende landen, vooral in het begin van den oorlog, begrijpelijkerwijze zóó zenuwachtig en zóó wantrouwend, dat elk praatje vau heulen met den tegenstander geloofd wordt. Doch tvoor Nederlanders, die de verspreiding van het even valsche als gevaarlijk en kwaadaardige gerucht mede op hun geweten hebben, is niet de minste verontschuldiging aan te voeren. (Alsvoren, Red.) Zelfs nadat zonneklaar en onomstootelijk was vastgesteld, dat van schending van de Nederlandsche grens door het Duitsche leger op geen enkel punt en op geen oogenblik sprake is geweest, heeft het praatje niet opgehouden, aan Nederland schade te doen, zegt mr. Treob. De buiteiilandscbe regeeringen hebben het ten slotte wel op de juiste waarde, dat wij hier zeggen: onwaarde, geschat en verdere verspreiding ervan, naar vermogen, tegengegaan. Maar daarmede was het kwaad niet gestuit. Zulke praatjes blijven nawerken onder allerlei kringen van de bevolking, en daarbij geldt helaas niet, dat de waarheid de leugen wel achterhaalt. Wanneer Nederland en zijne Regeering bij het Fransche volk sympathie hebben verspeeld en zelfs bij maar al te velen onzer Gallische broeders in een kwaad blaadje zijn gekomen, heeft het
valsche gerucht omtrent het oogluikend toelaten van schending onzer grenzen door Duitsche troepen daartoe meer dan iets anders bijgedragen. De Franschgezinden onder de Nederlanders, die aan de verspreiding daarvan mede schuld hebben, hebben eer van hun werk ; zij hebben meer bijgedragen tot het kweeken van verwijdering tusschen Frankrijk en Nederlanders, dan alle pro Duitsche propagandisten bij elkaar. En nu bakerpraatje no 2. Het is van betzelfde allooi, doch gelukkig van veel minder practische beteekenis. Het is het later «uitgebroed sprookje» van een geheim verdrag tusschen Nederland en Duitschland in verband met den oorlog. Op zich zelt is dit bedenkseltje niet minder kwaadaardig en niet minder gevaarlijk. Er is voor niemand, die het bedacht of hielp verspreiden, verontschuldiging te vinden. Gelukkig ontstond het op een oogenblik, toen de gemoederen reeds wat gekalmeerd waren, niet meer zoo ontvankelijk waren voor elk sensatiebericht, hoe onwaar en boe ocwaarscbijnlijk het ook zijn mocht. Toch wierp het nog veel stof op Zóóveel stof zelfs, dat bet »de eer kreeg, in de vergaderingen van de beide Kamers der Staten Generaal te worden besproken». Het kon daar met de meeste beslistheid van Regeeringswege worden weersproken, wat dan ook geschiedde: het eerst in een interruptie van Minister Cort van der Linden, zoodra er in de Kamer van werd gerept. • Zooals ik reeds opmerkte — sldus besluit mr. Treub deze laatste paragraaf van hoofdstuk l — is het in zyn gevolgen minder ernstig geweest dan dat van de beweerde toelating van schending onzer grenzen door Duitsche troepen ; maar dat zij, die aan het ontstaan en de verspreiding van de verdrag-legende schuldig zijn, daarmede minder kwaad brouwden dan met het andere sprookje werd gesticht, kan men niet eens te hunner verontschuldiging aanvoeren. Het is te danken aan omstandigheden, onafhankelijk van hun wil. Ware het ontstaan op een oogenblik van even groote algemeene opgewondenheid, als in Aug. 1914 heerschte, of ware het door de Fransche pers even gretig opgenomen en verspreid als zijn leugenbroeder uit die dagen, dan zou het in zijn uitwerking aan deien niet hebben toegegeven. De duim, waaruit het is gezogen, verdiende ten overstaan van Neerlarids volk te worden verbrijzeld,«
"Populair Wetenschappelijke Kroniek „Gevaarlijke Bakerpraatjes."". "Bredasche courant". Breda, 1917/01/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060024:mpeg21:p002
Na lezing van ons artikel «Een nationaal Ministerie?» in het nr. van 4 Jan. j.1. zal men het verklaarbaar achten, dat wij met groote instemming overnemen een artikel uit De Vaderlander, het officieele orgaan der Liberale Unie, van 6 Januari. Het moge bier volgen: • Van den aanvang van den wereldoorlog af, heeft de heer prof. Van Hamel Jr., redacteur van de Amsterdammer, een eigenaardige positie ingenomen. Sterk gekant tegen de Centrale Mogendheden, heeft hy geen gelegenheid laten voorbijgaan orn den arbeid van de Kamer en bet werk der regeering af te breken. De jongste uitvinding van dezen politicus is, dat bet Kabinet-Gort van der Linden moet plaats maken voor een soort nationaal Kabinet, wau r in • eminente» mannen de leiding van de zaken in handen moeten nemen. Wij nemen dit advies niet al te einstig. Bij alle critiek zijn de politieke partijen er te zeer van overtuigd, dat het Kabinet Gort van der Linden onvergelijkelijke diensten aan de natie heeft bewezen, dan dat in ernst aan een reconstructie van het Kabinet zou worden gedacht. De heer professor noemt als één der zwakke krachten van het Kabinet minister Bosboom. Het is best mogelijk, dat een • krachtiger» man te vinden zou zijn voor dit departement, doch wij willen wel ronduit verklaren, dat bij alle critiek, die is geoefend, wij weinigen als minister van oorlog zouden weten aan te wijzen, die beter de economische bezwaren van de langdurige mobilisatie hadden weten te ondervangen dan minister Bosboom het deed. Steeds heeft hij naar zijn beste weten er naar gestreefd den druk voor de onder' de wapenen geroepenen te verzachten, zonder de weerkracht te schaden. Bij de uiterst moeilijke kwesties, die de rêgeering had te overwinnen, heeft zij een kalme vastberadenheid getoond en de Oranjeboeken — mea leze bijv. het laatste — getuigen van „de uitneaaeride wijze, waarop de regeering haar taak heeft vervuld. Minister l'osthuma.... Zou de professor i meenet», dat een ander minister voor de oplossing der moeilijkheden geplaatst, gevrijwaard zou zijn gebleven voor de critiek, die dezen ibewindsmau treft? Tien tegen één, dat een ander hoofd van dit departement bij het ingrijpen in de economische verhoudingen, even felle critiek zou hebben uitgelokt. Een Kabinet van eminente manneu,een nationaal Kabinet 1 Men moet toch wel dani* van alle politiek inzicht zijn gespeend om niet te begrijpen, dat zoodanig Kabinet, geplaatst voor de leiding van s lands zaken, geheel vreemd en zonder
"Uit de Pers. Verant woordelijkheidsbesef.". "Bredasche courant". Breda, 1917/01/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060024:mpeg21:p002
Het Tweede Kamerlid de heer Koster heeft enke'e dagen geleden de volgende vragen gericht tot den Minister van Binnenlandsche Zaken : fs het bericht in de dagbladen juist, dat. het vluchtoord! te Ede zal worden opgeheven ?
Zoo ja, welke redenen hebben dén Minister er toe geleid, het besluit tot deze opheffing te nemen ? Acht de Minister een massale verhuizing van 4000 vluchtelingen, waaronder ongeveer 2000 kinderen, in dit jaargetijde niet zeer bezwaarlijk, en vreest hij niet, dat daardoor de goede geest onder hen zal worden geschaad ? Zijn niet aan de opheffing van een vluchtoord en de daarop volgende overbrenging van de bewoners zeer groote kosten verboDden ? Is de Minister bereid, op grond van de bezwaren en van de te maken kosten, een eventueel voorgenomen opheffing van het vluchtoord te Ede in nadere overweging te nemen ? Men méldt aan de N. R. Ct.: Het besluit van den Minister van Binnenlandsche Zaken, om het vluchtoord Ede op te heffen, heeft onder de kampbevolking groote ontroering verwekt. Het staat wel vast, dat een groot deel niet naar Nunspeet zal overgaan; er zijn er zelfs, die nog liever de ontbering in Belgie weer tegemoet gaan, dan naar Nunspeet te vertrekken. De autoriteiten hebben hieraan gedeeltelijk zelf schuld, omdat zij Nunspeet steeds hebben voorgesteld als een soort strafkolonie; er is dan ook nog altijd militaire bewaking. Zoodra het plotseling opgekomen besluit van den Minister bekend werd, heeft zich onder de vluchtelingen een comité gevormd, dat reeds adressen heeft gezonden aan de Koningin en den Minister en ook stappen heeft gedaan bij andere autoriteiten, om het besluit opgeheven te krijgen. Daarbij is gewezen op verschillende bezwaren tegen de uitvoering van 's Ministers besluit. De vrijzinnig-democratische en de sociaaldemocratische Kamerfractie zullen de zaak in de Tweede Kamer ter sprake brengen. Naar ons werd medegedeeld, zal het bedrag van ƒ60,000, genoemd als verplaatsingskosten, zeer zeker veel te laag blijken. Het aantal vluchtelingen in Ede is op dit oogenblik ruim 4300: voor al dezen is te Nunspeet geen plaats; er zal ruimte gemaakt moeten worden voor ongeveer 3000 menscben. Deskundigen, die met bet werk bekend zijn en ook met den toestand der barakken te Ede, meenen, dat het verplaatsen, vooral thans, zeer kostbaar zal zijn, omdat aan het verplaatsen van de barakken, d.w.z. het afbreken en weer opbouwen van houten gebouwen, die nu reeds twee jaar hebben gestaan, groot risico verbonden is, nog daargelaten de moeielijkheid om aan materialen, vooral spijkers, te komen. Deze deskundigen schatten de kosten op ten minste f 150,000. En dan zou het, zelfs indien de exploitatie in Nunspeet eenige ceuten per dag per persoon goedkooper is, langer dan een jaar duren, eer de kosten van de verplaatsing zijn teruggevonden. Doch blijkens de laatste cijfers van Minister Cort van der Linden, meegedeeld in de Eerste Kamer op 18 December (Handelingen pag. 103) was het bedrag der verpleeggelden te Nunspeet gemiddeld 55'/, cent per dag per persoon, en in November, de laatste maand, dat kolonel Mingels te Ede het beheer voerde, was dit bedrag daar, volgens de reeds in Den Haag goedgekeurde rekening, 52.3 cent per dag Het schijnt dat ook door de Belgische autoriteiten aandacht aan de zaak wordt geschonken.. Niet onwaarschijnlijk is zelfs een voorstel aan onze regeering van die zijde te verwachten. Verder kunnen we nog meedeelen dat sedert het optreden van generaal Dreiber op de exploitatie van het vluchtoord Edo niets is bezuinigd. Alleen de verwarming van de barakken is iets verminderd. De bevolking meent, dat de kindersterfte (in December 17, tegen in November 3) hiermede in verband staat.
De stagnatie in het scheep vaar tbedry f. De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel heeft gistermorgen, bij gelegenheid van een bespreking, waartoe hy de Besturen van de Scheepvaartvereeniging en van den Bond van Machinisten ter koopvaardij Zaterdag telegrafisch heeft uitgenoodigd, de beide besturen zeer nadrukkelijk gewezen op het gevaar, hetwelk voor het land is ontstaan, ten gevolge van het niet varen van vrachtschepen. Namens het bestuur der Scheepvaartvereeniging deelde de voorzitter aan den Minister mede, door de leden, met het oog op de ernstige bedreiging van 's lands belang, gemachtigd te zijn tot de verklaring, dat de reeders, die bij het conflict met de machinisten betrokken zijn, zich onvoorwaardelijk zullen neerleggen bij de loonregeling, welke de Minister ter beëindiging van het conflict zal vaststellen, onder bereidverklaring, om die loonregeling te doen terugwerken tot het oogenblik van de hervatting van de vaart. Hierop heeft de Minister aan het bestuur van den Bond van machinisten verzocht, om zoo spoedig mogelijk mede te deelen, of de Bond onder deze omstandigheden bereid is, zijn leden te raden, den arbeid onmiddellijk te hervatten. Gisteravond hield de Bond te Rotterdam een huishoudelijke ledenvergadering, welke werd bijgewoond door 128 leden. Met algemeene stemmen werd besloten, om tegenover de Scheepvaartvereeniging de eischen ten aanzien van het collectief arbeidscontract te handhaven. Inmiddels werd ook nog een motie aangenomen, waarin, gehoord het verslag van het onderhoud, dat het bestuur met den Minister heeft gehad, naast de handhaving der eischen wordt uitgesproken, dat zoo de Minister het noodig oordeelt, schepen te requireeren uit overweging van het algemeen landsbelang, en wijl de voordeelen dan in 's lands kas zullen vloeien, de machinisten bereid zijn, op al deze schepen te varen tegen gages en op voorwaarden, door den Minister m overleg met het bestuur van den Bond vast te stellen. De beslissing ten aanzien van gages en voorwaarden werd door de leden geheel in handen van het bestuur gelegd. Aangezien thans alle vrachtruimte noodig is voor de regeering, beteekent dit besluit practisch een einde vau de staking. De plaats van de vredesconferentie. De Manchester Guardian ontving van haar Londenschen correspondent het niet zeer waarschijnlijk luidende bericht, dat Duitschland zich tegenover Zwitserland verbonden zou hebben, dat de vredesconferentie, als die later
tot stand komt, in dat land gehouden zal worden. Vermoedelijk is die belofte in overleg met Duitschland's bondgenooten gedaan, maar — zegt het blad — natuurlijk zijn er andere oorlogvoerende naties, onder wie Engeland, Frankrijk, Rusland en Italië, die in de zaak iets te zeggen hebben. «Aangezien Den Haag algemeen als de waarschijnlijkste plaats voor de conferentie genoemd was en aangezien Nederland daarop rekende, is Duitschland's keus van belang om nog andere redenen, dan dat het die zoo bijtijds gedaan heelt". Deze laatste geheimzinnige woorden zullen wel beteekenen, dat de «verbintenis», welke de Duitsche regeering jegens Zwitserland zou hebben aangegaan, haar oorzaak zou vinden in ontstemming jegens Nederland en dus min of meer als een straf voor ons land zou moeten worden beschouwd, Het is, zoo teekent de N.Ct. hierbij aan, nog wel wat vroeg, over de plaats eener vredesconferentie ernstig te spreken. Nabij is zij naar onze meening nog niet. Maar dit is zeker, dat, indien voor Duitschland één plaats gunstig gelegen is als oord voor vredesonderhandelingen, het Den Haag is. Daarom te meer verheugt het ons, in het Ëngelsche blad te lezen, dat Den Haag algemeen als de waarschijnlijkste plaats voor de conferentie genoemd. Het nienwste snufje. Te Alkmaar heeft de vereeniging van Duitsche deserteurs vergaderd en de vereeniging is nu definitief opgericht. Hoewel men gemeend bad, den naam Teutonia te moeten kiezen, om daardoor te kennen te geven, dat men zich verwant gevoelde aan de volkeren van Duitschland, Oostenrijk, Frankrijk, Zweden en Noorwegen, Denemarken, Nederland en Engeland, daar meende men toch den naam te moeten veranderen, aangezien men had ondervonden, dat thans onder Teutonen worden verstaan de uitvoerders van de Duitsche gruweldaden en daarmede wenschte men zich in geen enkel opzicht verbonden te gevoelen. Besloten werd de vereeniging te noemen Deserteurs-vereeniging De Vrije Arbeiders. Als leden kunnen toetreden deserteurs van elke buitenlandsche nationaliteit. Waar de commissie tot vrijlating van Duitsche deserteurs te Bergen, die tot nog toe de aldaar vrijgekomen mannen, hielp, wegens gebrek aan kas, was ontbonden, daar stelde men zich als hoofddoel, om voorloopig geinterneerden, die vrij komen, van het noodzakelijke te voorzien. Van tal van werkgevers waren reeds aanvragen om arbeiders van verschillende vakken ingekomen. De contributie werd bepaald op 25 cent per week. Besloten werd des Zondagsmiddags te vergaderen en bet bezoek op hoofdsamenkomst op den 1 sten Zondag van elke maand verplicht te stellen. Zij, die verzuimen deze bijeenkomst bij te wonen, zullen verplicht worden een willige bijdrage in de kas te storten. Getracht zal worden om ook" op andere plaatsen afdeelingen op te richten. ,Algemeen was men van de noodzakelijkheid overtuigd, om, wanneer na afloop van den oorlog er voor Duitschland betere dagen aanbreken, ook onder de Duitsche betrekkingen de noodzakelijkheid van het anti militairisme te brengen. Men oordeelde, dat het Duitsche volk er dan wel ontvankelijker voor zou wezen, aangezien het militarisme thans bezig was, zich dood te vechten. Nog werd bepaald, dat zij, die in strijd met het zedelijk doel van de vereeniging zouden handelen, geschrapt worden.
Binnenlandsche Berichten. Kr. II. Goeman Borgeslns. De voorzitter van de Tweede Kamer, mr. H. Goeman Borgesius, die a.s. Donderdag 70 jaar hoopt te worden, is sedert eenige dagen vrij ongesteld. De zieke heeft hevige koorts. De heer Borgesius zal in de eerste weken zyn werkzaamheden niet kunnen hervatten. Jhr. Van Nispen. De toestand van het Tweede Kamerlid voor Rheden, jhr. J. W. van Nispen tot Sevenaer, hoofdredacteur van De Residentiebode, is langzaam achteruitgaande. Mr. N. P. van den Bergf. Gisteren is te Amsterdam, 85 jaar oud, overleden, mr. N. P. van den Berg. oud-president van de Nederlandsche Bank. De eerste vrouwelijke hoogleeraar. De Staatscourant van gisteren bevat de benoeming tot buitengewoon hoogleeraar in de wis- en natuurkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, voor onderwijs in ziektekunde der planten, van mejuffrouw dr. Johanna Westerdijk, directrice van*het laboratorium Willie Commelin Scbolten, te Amsterdam. Dr. Johanna Westerdijk is de oudste dochter van den bekenden Amsterdamschen arts dr. B. Westerdijk. Zij werd in 1883 te Amsterdam geboren, bezocht de H. B. S. voor meisjes en volgde daarna gedurende vier jaren aan de Universiteit de colleges van de professoren Verschaffeit en Hugo de Vries. Nadat zij de akte M. 0. voor plant- en dierkunde had behaald, studeerde zij een jaar in München bij professor Göbel en daarna, acht maanden, in Ziirich bij professor Scbinz. In deze stad promoveerde mej. Westerdijk. Zeep. Herhaaldelijk werden de laatste maanden afkondigingen gedaan betreffende den maximumprijs van zeep. Echter van regeeringswege werd deze niet verstrekt en de fabrieken verklaarden, dat het haar onmogelijk was, voor den vastgestelden prijs te leveren. De handel zag, na iedere ministerieele afkondiging, met verlangen uit naar de «regeeringszeep». Maar deze bleef uit. Wat de oorzaak daarvan is, valt moeilijk met een paar woorden te zeggen. Genoeg zij, te vermelden, dat voor de bereiding van zeep lijnolie noodig is. De benoodigde lijnolie nu werd aanvankelijk niet door de N. O. T. vrij gegeven en dat moet de bron zijn van alle onaangenaamheden, die zich voordeden. Intusschen kon de Minister het ook niet eens worden met de zeepzieders over den prijs, die betaald moest worden. Hangende die onderhandelingen, werd de' sterke arm gebruikt. Verkochten de fabrikanten boven den vastge;
stelden maximum-prijs, dat werden zij, na 2 Januari, bedreigd met inbeslagneming. Zelfs had hier en < * aar k'J S0D[ innge bandelaren inbeslagneming plaats. Het gevolg doet zich nu gevoelen, omdat de fabrikanten eenparig hebben besloten, niet meer af te leveren. Dat besluit bebben zij nu reeds meer dan een week lang gehandhaafd en het gevolg is, dat hier en daar gebrek begint te ontstaan aan zachte (groene eo gele zee PHet Hbld. heeft ter bevoegde plaatse inlichtingen gevraagd en vernam, dat zoo spoedig mogelijk met de aflevering van regeeringszeep za l worden aangevangen. Echter, alvorens de distributie over het geheele land in orde is, zullen er nog wel eenige weken mede gemoeid zijn. Misschien evenwel kan bij het einde dezer week nog met de distributie begonnen worden. Zoowel schriftelijk als telegrafisch zijn verschillende klachten aan den Minister verzonden. Naar vernomen wordt, zal naar aanleiding daarvan eeD overgangsmaatregel worden vastgesteld, waardoor, in afwachting van de regeeringsdistributie, de zeepverstrekking weder geregeld zal kunnen plaats hebben.
Gebrek aan brouwgerst. Naar van bevoegde zijde wordt medegedeeld, zijn, wegens het uitblijven van gerstdistributie, alle mouterijen, welke mout voor de brouwerijen vervaardigen, geheel stopgezet. Vele arbeiders zullen dientengevolge werkeloos worden, terwijl zulks ook te verwachten is voor vele brouwerijen, vooral kleinere, die geen mout uit Amerika konden betrekken, en haar bedrijf zullen moeten staken of inkrimpen. Roomsch e broodroof. Men schrijft uit Maastricht aan Hel Volk : Naar aanleiding van de begrafenis van onzen overleden vriend Jean Beckers heeft zich een voor Limburg teekenend geval van broodroof voorgedaan. Toen Beckers pas overleden was, .hadden eenigen zijner familieleden moeite gedaan, om hem kerkelijk te laten begraven. Op een vage belofte van een geestelijke, die Beckers in zijn laatste oogenblikken bezocht had, zou dat misschien wel in orde komen. De familie begaf zich toen naar een begafenisonderneming, waarvan de baas tevens koster en een geëmployeerde (zekere B.), suisse van de St. J\latthias-kerk waren. Dezen namen de begrafenis aan. Maar de dag van de begrafenis, toen da geheele regeling reeds getroffen was, kwam van den bisschop te Boermond het bericht, dat bij niet toeliet, dat het lijk in de kerk kwam en dat het oojt niet mocht begraven worden op het katholieke kerkhof, en wel oaadat de ge storvene geweigerd had in tegenwoordigheid van twee getuigen zijn lidmaatschap van de S.D.A.P. op te zeggen. De koster-ondernemer van begrafenissen trok zich nu van de verdere leiding der begrafenis terug en droeg de nog te nemen maatregelen op aan zijn employé B,, die ze goed ten uitvoer bracht. Echter bleek dat ook niet naar den zin van het kerkbestuur, want de dag na de begrafenis kreeg B. zijn ontslag èn als suisse in de kerk èn als geëmployeerde bij den koster-begrafenisondernemer ; deze laatste zal daartoe wel zijn gedwongen. Dienzelfden dag nog kwam B. bij schrijver dezes zynen nood klagen, maar verzocht tevens, uit vrees voor nog meer broodroof, er voorloopig geen publiciteit aan te geven en vooral niet in Het \olk. Die vrees voor broodroof is nu vervallen, want Zondag 31 Dec., drie dagen na zijn ontslag, is B. door een beroerte (zenuwtoeval) getroffen en overleden en op Woensdag 3 Jan., juist 8 dagen na onzen vriend Beckers, is hij grafwaarts gedragen. Dat het leed en onrecht, den man aangedaan, de oorzaak zijn van zijn overlijden, wordt algemeen geloofd.
Straatsclirobben verboden. B. en W. van 's-Gravenhage hebben den Raad een ontwerpverordening aangeboden, ter beperking van het gebruik van water. Artikel 1 luidt: Behoudens van gemeente* wege en onverminderd het bepaalde bij art. 16 van de Algemeene Politieverordening is het verboden de straat, de trottoirs, de portieken of de al dan niet afgesloten stoepen aan de straat of het trottoir te schrobben, te spoelen ■of daarover water te storten of te laten vloeien. Tegen overtreding wordt een maximum-boete van f25 subsidiair 6 dagen hechtenis bedreigd. De bedoeling van deze verordening is allereerst, het verbruik van brandstoffen ten behoeve van het pompstation der duinwaterleiding te beperken.
"Binnenland. Nederland en de Oorlog. Het vluchtoord Ede.". "Bredasche courant". Breda, 1917/01/09 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060024:mpeg21:p002