DE COöP. CENTR. NÜTSCREDIETBANK,
Wilhelminastraat 4, Breda, verleent c red iet aan den MIDDENSTAND. Kantoor dagelijks van 10 tot 12 uur.
TWEEDE BLAD.
DE COöP. CENTR. NÜTSCREDIETBANK,
Wilhelminastraat 4, Breda, verleent c red iet aan den MIDDENSTAND. Kantoor dagelijks van 10 tot 12 uur.
TWEEDE BLAD.
Das ist die erhabene Schöpfung von der wir taglich Zeugen sind, die nichts veralten und nicht vermodern laszt, so das Luft und Pflanzen, Tiere und Menschen, s:ch immerwahrend reinigen, verjüngen, entwickeln, veredein, sodasz jedes Einzelwesen nur der Gattung zum Opfer fallt, dasz der Tod selbst nichts ist, als die Unsterblichkeit des Kreislaufes. Moleschott. Hoewel in Nederland de beweging voor lijkverbranding reed» sinds 1873 gaande is; boe wel alle adressen aan Kroon, Tweede Kamer en Ministers gericht, zonder resultaat bleven; heeft de «Vereeniging voor facultatieve Lijkverbranding» niet stil gezeten. Met groote moeite en na veel teleurstellingen is het bouwkapitaal van ruim ƒ 71000.— bij elkaar gekomen. Op een duin naast de begraafplaats Westerveld bij Haarlem, is het Crematorium met Columbarium in 1913 klaar gebouwd. Het voldoet aan een groote behoefte want het aantal crematies uit Nederland neemt jaarlijks toe en hoewel een lijkverbranding, op zichzelf, niets duurder is dan een gewone teraardebestelling maakt het dure transport van de lijken in zinken kisten dit zoo kostbaar. Dat onze kerkhoven gevaren opleveren wordt bewezen door het verbod van begraven om de kerken, en eindelijk het gebod, de begraafplaatsen buiten de kom der gemeente aan te leggen. De gevaren bestaan in de verspreiding van schadelijke bestanddeelen, hetzij gassen, opgeloste stoffen of bacteriën, door lucht en grondwater ontstaan Met zekerheid kan beweerd worden : een begraving kan onschadelijk zijn, een verbranding is onschadelijk. Sinds de vroegste tijden wordt elk menschelijk lichaam waarin het leven uitgedoofd is, aan een der vier elementen, lucht en water, aarde en vuur overgeleverd. In de zeer droge binnenlanden van Afrika en ZuidAmerika werden door enkele volkstammen de lijken op hooge boomen aan de lucht blootgesteld, zoodat deze verdorden. In Engelsch Indië worden de lijken in de Ganges geworpen. De op de groote zeeschepen gestorvenen worden in zee neergelaten. Uit de oudste berichten over de cultuur der Grieken in hun heldentijd blijkt dat de lijken verbrand werden. Homerus beschrijft in zijn heldendichten de verbranding van Patrocles, Hektor Achil'.os, e.a. In dien tijd kon alleen hout tot verbranding benuttigd worden, en werden de lijken dus op brandstapels verbrand. Het gevolg hiervan was, dat, hoe meer de bossc'nen gesloopt werden, de verbranding duurder werd, en eindelijk alleen de aanzienlijken tot verbranding hunner betrekkingen overgingen, terwijl de minderbedeelden hun toevlucht zochten in een begraven onder de aarde om dezen te beschermen voor verscheurende dieren. Plutarchus beschrijft de verbranding ven Solon, Alcibiades. Pyrrheus, e a. Een balse ming in was of honing wordt verhaald van Agesilaus, koning van Sparta, van Alexander de Groote, e a. Bij de Semitische volkeren, de Assyriërs, de Babyloniërs en de Joden stond de lijkverbranding io hoog aanzien. Dit blijkt in het Oude Testament, uit de verbranding van Saul en zijne zonen en de weigering van verbranding aan Koning Joram. Ten tijde van Christus was een begraving onder de aarde of bijzetting in holen of kunstig gemaakte rotsholten in gebruik. Van sommige zeevarende volksstammen uit Germania en Scandinavië, vooral bij de Vikingen, werden de lijken op een schip gelegd, en met zuidelijken wind aan de golven overgelaten na dit in brand gestoken te hebben. Door de uitroeiing der bosschen in WistDuitschland was de lijkverbranding aldaar reeds vóór de invoering van het Christendom niet meer in gebruik terwijl in Oost-Friesland en Litauen deze tot de 13de eeuw gebruikelijk bleef. De eerste Christenen hechtten geen waarde meer aan de wijze van begraven ; stamden ze van de Joden af, dan begroeven ze hun lijken, en verbrandden deze, als ze van tleidensche afkomst waren. Toch zijn in de katakomben van Rome later urnen met asch gevonden met het teeken van het kruis. Karei de Groote schreef de doodstraf voor aan hen, die het lijk van een menscb, naar h t gebruik der Heidenen, door vlammen lieten verteren. Van dat tijdstip af werd een teraardebestelling een Christelijke plechtigheid. De Christelijke kerk had er belang bij, daar de kerkhoven hun eigendom waren. Door dien strengen maatregel kwam in bijna 1000 jaar de lijkverbranding niet meer voor bij de beschaafde volkeren van Europa. Toch is het getal van levend verbrandden in dien tij tl zeer groot geweest, niet alleen van ketters en heksen, doch ook van verlichte mannen zooals Wiclef, Hus, Savonarola, Giordano Bruno, die allen den brandstapel moesten beklimmen. In Posen werd in 1793 de laatste heks verbrand, en de laatste ketter, de philosoof Gatejan Ripoll, in Valencia in 1826. In de Middeleeuwen vond de lijkverbranding plaats bij de cultuurvolken in Indië, en overal waar Boeddhisten woonden; ook in Japan zijn tot 1700 de meeste keizers en keizerinnen verbrand, totdat de leer van Confucius meer
ingang vond en begraven voorgeschreven werd. Tegenwoordig wordt echter het grootste deel der Japansche afgestorvenen wederom verbrand. Gedurende den Silezischen oorlog in 1741 had Frederik de Groote aan zijn staatsminister een schrijven achtergelaten met het bevel, dat als men hem doodde, zijn lijk op Romeinsche wijze, verbrand en zijn aschurn in Rheinsberg bijgezet moest worden. Dit bevel is men niet nagekomen, daar men zich hield aan zijn schrijven «als men mij doodt», terwijl hij den natuurlijken dood gestorven was. Tot in het midden der 16de eeuw zyn verschillende gevallen van lijkverbrandingen bekend na veldslagen, na een pestplaag in Venetië en na aardbevingen. De stoot tot de nieuwe beweging gaf Jacob Grinun door zijn voordracht, gehouden in de Koninklijke Academie van Wetenschappen, in 't jaar 1849 over de aesthetische waarde van een verbranding. Hem volgde Jacob Moleschott, de beroemde Nederlandscbe physioloog, professor te Rome, de groote professor Rudolf Virchow, e.a. Een der meest voorkomende tegenkantingen tegen lijkverbranding zijn wel die der justitie. Deze meent daardoor verhinderd te zijn en de gelegenheid tot opgraving afgesneden bij een onderzoek naar een vergiftigingsproces. Ten eerste behoort zulk een geval tot de uiterst zeldzame, en dan nog is dit moeilijk uit te maken. Op een begraafplaats in Lyon meende men, door een toevallige ontdekking van arsenik bij vele lijken, op het spoor te zijn van een groote giftmoord. Bij nader onderzoek bleek echter dat overal op de begraafplaats arsenikverschijn selen gevonden werden, en dat dit gift door regenwormen, enz. op de lijken overgebracht, waarschijnlijk ontstaan was door koperen sloten aan de kisten, of door groene metaalkransen. In de maand Juni woonde ik een lijkverbranding, of liever een lijkdienst bij in het Crematorium van Baden-Baden, en was door deze plechtigheid zoo getroffen, dat ik onmid delijk besloot in de Hollandsche Lelie er iets over mee te deelen. Op een warmen zomermiddag begaf ik mij naar het Crematorium, op eene hoogte gelegen, vlak bij het oude kerkhof. De met kransen en bloemen bedekte kist stond in de kapel in de katafalk, omringd door palmen, groene bladplanten en bloeiende planten. Zoodra de familieleden en vrienden gezeten waren werd op het harmonium een gehang gespeeld. Daarna hield een predikant een toespraak tot de weduwe en zoons. Een deputatie van drie studenten der Heidelbergsche Universiteit trad in groot ornaat naar voren, spraken een laatsten groet aan hun ouden korpsbroeder uit, en legden zijn ordelinten op de kist. Met gestrekt vaandel en getrokken sabels bleven zij eerbiedig stilstaan, terwijl de kist onder plechtig harmoniumspel langzaam en stil „als door Engelen gedragen ' naar beneden zakte. De opening sloot automatisch, de plechtigheid was afgeloopen, handen werden gedrukt, een ieder ging zijns weegs. Mooie rozenhaag om den tuin, de kleine graven met gras begroeid waarboven een zuil met urn, of gebeeldhouwde steen in marmer of graniet staat maken een rustigen indruk. Vergelijken we nu daarbij onze teraardebestellingen op de kerkhoven ? Het laten zakken van de kist in de groeve is een afschuwelijk oogenblik om aan te zien, en ging tot voor korten tijd soms met groote moeite gepaard. Een nieuwsgierig publiek, dat zich opdringt, en oneerbiedig over de dichtbij gelegen graven loopt is weerzinwekkend. Bij storm, regen of koude staan de heeren blootshoofds voor het geval kou te vatten, en haast men zich weg te kotten. Is dat „de poëzie van 'tgraf' of „de eeuwige rustplaats" van den doode op den Godsakker ? Dit bestaat toch slechts in de phantasie door bloemen te planten om het graf, en zoo in gemeenschap van gedachten te blijven met de gestorvenen. Niets staat ons echter in den weg de asch ook aan de aarde af te staan. Bij de meeste Crematoria zijn Columbaria gebouwd of een urnenhalle of urnenhain. Het verbrandingsprocès duurt een kleine 2 uren bij eene hitte van 1000° C, Een 4 a 5 uren zijn noodig om den oven witgloeiend te stoken. Voor de inbrenging van het lijk wordt de schoorsteenklep wijd opengezet, evenals alle andere ventilators, waardoor een totaal reuklooze aschvorming ontstaat. Door deze hooge temperatuur blijven alleen de onverbrandbare stoffen (kalkzouten) der beenderen als zoogenaamde asch over. Deze asch is niet zoo poedervormig als die van hout of sigaren, doch korrelvormig en blijft eeuwen goed. In oorlogstijden zouden transportable ovens van groot nut kunnen zijn. In 1871 en ook in dezen oorlog zijn ge vallen soldaten en paarden, welke de gansche omgeving dreigden te verpesten, op een hoogst primitieve wijze verbrand moeten worden door teer en petroleum over de lijken te gieten, en deze aan te steken. Nu zou het zelfs mogelijk zijn binnen weinige dagen ovens te bouwen uit baksteen met een groot aantal verbrandkamertjes, waarbij piëteit beter gewaarborgd is dan bij de tot nu toe gebruikelijke begraving onder den grond van massa's lijken. Van een oeconomisch standpunt bezien be spaart de lijkverbranding veel onkosten. He kerkhoven kunnen veel kleiner zyn door de kleine ruimte welke de asch inneemt, en het oneerbiedige opruimen na 7, 10 of 20 jaren is onnoodig. De poëzie van een kerkhof blijft bestaan, en deze aesthetische, ethische gezondbeidsmaat regel heeft alles voor. Mocht het sohoone woord overal waarheid worden : Friede seiner Asche I
Vlek typbus — typhus exanthematicus — moet men niet verwarren met de ileo-typhus — buik typhus — reeds in den eersten jaargang van Molenschott uitvoerig besproken. De
laatste ziekte komt veel voor in Nederland, de eerste slechts zelden. Toch heeft schrijver dezes daarvan eenmaal een betrekkelijk groote en ernstige epidemie gezien en zij was vroeger wegens hare kwaadaardigheid en besmettelijkheid zeer gevreesd. Het ziektebeeld is al bekend sinds het begin van de 16e eeuw en wegens het nauwe verband dat er bestaat tusschen oorlog en vlek-typhus heette de ziekte vroeger ook typhus bellicus of ook pestis belli = oorlogspest In den krim-oorlog b.v. stierven naar luid der verhalen, daaraan 16 duizend Engelschen, 80 duizend Franschen en 800 duizend Russen ; maar ook in de laatste jaren spreekt ze voornamelijk in Rusland nog een woordje mee; daar werden — in 't Europeesch gedeelte — in 1910 nog 132415 en in 1913 nog 93195 personen door dit lijden aangetast. Het gevaar is dus niet denkbeeldig dat onder de talrijke gevangenen uit het Russische leger, die thans in Duitschland; niet zoo heel ver van de de Nederlandsche grenzen vertoeven, de ziekte zal voorkomen en naar ons kan overslaan. Die kans bestaat niet alleen gedurende den oorlog, maar ook nog na den afloop vooral in een guur voorjaar. Echter ook in vrede, in tijdperken van socialen nood, hongersnood of algemeene verarming kunnen er groote epidemiën ontstaan, vooral daar waar vele menschen in kleine dompige vochtige ruimten opeengehoopt moet leven: zoo bijvoorbeeld in kleine herbergen, nacht-asylen, vroeger ook in ziekenhuizen, gevangenissen, krankzinniggestichten, slaaphuizen. Van daar dan ook de naam van honger-typhus. Vooral geneesheeren, verpleegsters, waschvrouwen werden slachtoffers van de ziekte, waarvan men de ware oorzaak niet kende en niet vermoede. In 1853 heeft de stad Giessen daarvan een treurig staaltje vertoond, waar typhus was ontstaan in de gevangenis en later oversloeg naar het Academisch Ziekenhuis en zelfs naar de geheele landstreek toen men de gevangenis ontruimde, waarin men de bron der ziekte zocht. Over het geheel genomen kiest dus de ziekte hare slachtsoffers onder de armere bevolking, die in onhygiënische omstandigheden, dicht opeengehoopt moet leven en voorbeschikt is door gebrek aan reinheid. De kampen of liever de schuren, stallen en kerken die talrijke uitgeputte en verwaarloosde vluchtelingen moeten herbergen, loopen gevaar brandpunten van besmetting te worden. Aan de ziekte gaan meestal eenige boden vooraf: lusteloosheid, een gevoel van loom- en vermoeidheid, duizeligheid, dorst, gebrek aan eetlust, braken, pijn door de leden ; dan volgt er plotseling na een duidelijken aanval van koude rillingen een hooge koorts (40 a 41 °) en ontwikkelt zich het beeld dat algemeen bekend is onder den naam van typhus en gepaard gaat met ijlen, droge zwarte tong en lippen, gemis van bewustzijn; terwijl er op den 3en—5en dag na de koude rillingen vooral aan romp en daarna ook aan de leden vele roode vlekken voor den dag komen, eenigszins gelijkende op die bij mazelen. Bij gunstig verloop treedt aan het einde van da tweede of in begin van de de derde week onder den vorm van een crisis en meestal met rnime zweet-afscheiding plotseling eene belangrijke daling van de temperatuur en daarmee beter schap in. Al naar de meer of mindere kwaadaardigheid der epidemie dalen er 5—50 procent aangetasten ten grave. Deze ziekte dus en haar besmettelijk karakter waren sedert tal van jaren bekend, maar de smetstof kenden de geneesheeren niet en evenmin de wijze waarop deze werdpvergebracht. Eerst in den jongsten tijd kwam men tot de ontdekking, dat daarbij de luizen, zoowel in kleeren als op het hoofd levende, een hoofdrol vervullen. Met hun steek brengen ze da smetstof over en voornamelijk, naar men beweert, op het oogenblik dat ze dood worden gedrukt. Hierdoor wordt ook het feit verklaard, dat men de ziekte zoo veelvuldig ziet bij zwervers, bedelaars, landloopers, marskramers en dergelijke, die bovendien door de ontberingen waaraan ze zijn blootgesteld zoo'n vruchtbaren bodem opleveren voor de vermenigvuldiging van alle infectiekiemen. Maar hierdoor is dan ook den weg gewezen, dien men moet inslaan om met goeden uitslag de verbreiding van de typhus exanthematicus tegen te gaan. Zoodra men vermoedt dat iemand deze ziekte heeft of zal krijgen, is onmiddelijke isoleering noodig en overbrengen naar een ziekenhuis. Dit laatste geschiedde niet door een openbaar middel van vervoer, maar per brancard, die gemakkelijk kan worden gedesinfecteerd. Ontsmetting van het vertrek, waarin de lijder werd gevonden, moet grondig en zoo spoedig mogelijk geschieden en datzelfde is natuurlijk ook van toepassing op de kleeding, 't beddegoed, 't stroo etc. door hem gebruikt. Het beste is alles zooveel mogelijk uit te koken in water met soda minstens een kwartier lang, in een gesloten toestel en anders io een sterilisator te desinfecteeren ; terwijl men verstandig. doet met voorwerpen, die nagenoeg geen waarde hebben, te verbranden. De verzending dezer goedere geschiedde in doeken gedoopt in verdunde kresol. Ontsmetting van de woning moet niet geschieden door formaldebyde-dampen maar liever met kresolwater, gevolgd door eene berooking met zwavel. Zoowel hoofd als kleercnluizen zijn natuurlijk te vernietigen. Men reinigt den patiënt duchtig met zeep in een warm bad ; knipt het baar bij voorkeur zeer kort af en wrijft het hoofd in met sabadilla of petroleum. Met 't laatste middel zij men voorzichtig. Natuurlijk worden deze maatregelen steeds voorgeschreven door den dokter die is geroepen: maar het is ook wenschelijk — en vooral in de gevaarlijke periode, waarin ons land tegenwoordig verkeert — ieder individu en ieder woning met eenig ongedierte behebt in deze dagen grondig te zuiveren op de aangegeven wijze. Want al is het niet waarschijnlijk dat daardoor ieder geval van vlek-typhus zal worden voorkomen, toch zal zeker een der ergste bronnen van besmetting daardoor worden gestopt; zij echter die deze typhus-lijders verplegen, moeten ook zooveel mogelijk ieder verkeer met anderen vermijden en streng de voorschriften behartigen door den geneesheer gegeven, daar hoogstwaarschijnlijk toch de luizen niet de eenige overbrengers van dtze smetstof zijn. Men zij, niet angstig — want angst is een slechte raadgeefster — maar wel voorzichtig en roepe vooral in deze en de eerstvolgende
tijden bij ieder verdacht verschijnsel ten spoedigste bevoegde geneeskundige hulp in. B. A.
Een zeer vermakelijke anecdote verhaalt een dagblad uit de Vogezen. Eenige soldaten van een infanterie regiment, gelegen te Bazel, zitten aan een tafeltje in een café. Een van hen komt tegenover een burger te zitten, 't is een Duitscher. Het gesprek loopt over den oorlog. Zoudt gij op de Duitschers schieten als zij in Zwitser land kwamen ? waagt de Duitscher te vragen. « Neen, nooit » antwoordt de militair met vaste overtuiging. « Kellner 1 één bockbier voor dezen dapperen soldaat, > roept zijn overbuur geestdriftig. • En zouden uw kameraden, die aan bet tafeltje hiernaast zitten op de Duitschers schieten ? » « Net zoomin als ik. > « 't Is kolossaal. > « Kellner. Brengt bier voor al deze soldaten » Maar zeg mij eens « Lieber Freund, zijn alle Zwitsersche soldaten zoo Duitschgezind als gij ?» « Ja, dat weet ik niet. » « Maar waarom zijt gij persoonlijk dan voor Duitschland 1» En toen zei de Zwitsersche soldaat met een veelbeteekenenden glimlach. «Ik ben musicus, weet u » Smakelijk eten. Dit staat vast: de Duitschers zullen geen middel onbeproefd laten, om een werkelijken hongersnood te voorkomen. Dagelijks worden honderden proeven met nieuwe voedingsprae paraten genomen. Echter is het succes totop heden niet bijster groot geweest. Brood en aardappelen zijn niet zoo makkelijk te vervangen, dat is nu wel gebleken. Dr. Kobert te Rostock wijst er thans in de Chemiker Zeilung op, dat bloedbrood nog niet gebakken wordt, hoewel in de Russissche Oostzeeprovincien het sedert vele eeuwén dagelijks gebruikt wordt. Het recept is eenvoudig ; men neemt roggemeel en varkensbloed en kneed dit zoolang, tot het een smakelijk geheel vormt. Dan bakt men het goed, en versch genuttigd smaakt het uitstekend. Het heeft natuurlijk een veel hoogere voedingswaarde dan gewoon brood. Duizenden menschen hebben gedurende hun leven ongeveer niets anders dan bloedbrood gegeten en ze zijn er uitstekend van gegroeid, ze zijn er oud door geworden. Dr. Kobert gelooft, dat ossenbloedbrood niet zoo smakelijk is. Maar het varkensbloed moet men thans invoeren. Men kan beginnen, de krijgsgevangenen ermee te voeden, later ook de armenhuizen en andere asijlen, en eindelijk kan bloedbrood een werkelijk volksvoedsel worden.
Hadji HohauiiMe*! Sliillon». Nu, zod ongeveer in alle oorlogvoerende en andere hoofdsteden nieuwe »Persbureaux« en »Nieuwsagenturen« uit den grond opkomen, meestal alleen bedoeld om slechts gedurende den oorlog de allerbeste berichten over eigen land en de meest fantastische mededeelingen over andere landen te verspreiden, is men in het rijk van den Turk natuurlijk daarmee ook begonnen. Zoo is er thans te Constantinopel zoo'n persbureau opgericht, dat in het bizonder de Duitsche belangen moet voorstaan niet alleen, doch ook bij de Turken, en vooral bij de Aziatische Turken eerbied moet wekken voor het groote Germaansche rijk. Heel veel wisten die Turken daarvan nog niet, maar ze zullen nu, met een beetje goede wil, hoe weinig leergierig ze ook zijn, over Duitschland en zijn Keizer wel goed ingelicht worden. Een van de allerjongste verrichtingen van bedoeld bureau is wel de moeite waard om — zelfs gratis — nog beter wereldkundig te maken dan vermoedelijk zoo'n nieuw bureau in Constantinopel dat zelf zou wenschen. Het betreft de harem van Keizer Wilhelm ! Of eigenlijk van Hadji Mohammed Ghilioun, want Z. M. Keizer Wilhelm, zoo wordt den Turken geleerd, heeft zich al spoedig bekeerd tot het Muzelmangeloof. Hij is ook te Mekka geweest, dus draagt hij den titel van Hadji. Maar nu kunnen de Turken binnenkort iets aanschouwen, wat aller harten zal verrukken. Hadji Ghilioun komt weldra met zijn groote rijke, schitterende harem aan. De Turksche bladen in MiddenAzië begroeten hem reeds uitbundig en in dichterlijken taal. Tien groote dreadnoughts (veroverd op de Engelschen)! zullen het schip waarop zich de harem bevindt escorteeren I »Le Temps», die dit bericht ook overneemt, voegt er aan toe, dat, naar beweerd wordt, in afwachting van deze schitterende aankomst, de militare operaties in Egypte verloopen en niet meer zoo de aandacht trekken. Het zal een mooie tegenstelling zijn, zoo'n intocht te Constantinopel van een westersche harem met den aftocht met stillen trom, die onlangs plaats had door de plotselinge afreis van de harem van Abdel Hamid, die meer op een vlucht geleek. Svlurts en do oorloft' Al zijn de tijden nog zoo ernstig, scherts en ironie laten zich niet gansch ter zijde dringen. Men went immers aan alles, zelfs aan een oorlog als dezen. Tot in de loopgraven toe ontkiemt de Fransche blijmoedigheid en draagt ze bloesem. Dit kan o.a. blijken uit het bestaan van krantjes, welke in de tranchées worden samengesteld en er gretig aftrek vinden onder de soldaten. Een heet er l Echo de Marmites. Naar men weten zal is «"aarmites» de benaming welke de pioupious geven aan de Duitsche kanonprojectielen. Fantasio, het tweemaal per maand verschijnend »Mag4zine Gai«, drukte dezer dagen eenige pagina's vermakelijke nonsens af in een courantenvorm en betiteld als Tadeblag Zeitung. Het hoofdartikel heet geschreven door den Berlijnschen hofprediker Dryander, die er in betoogt dat God een Duitscher is. De Aimanach des Alliés geeft o.a voor fclke maand van dit jaar voorspellingen van Mme. de Zèbe. Voor Maart lees ik onder meer dit: »De Wilhelinstrasse zal een Geelboek uitgeven, waarin aan de hand van authentieke documenten wordt bewezeT dat het groothertogdom !
Luxemburg reeds sinds de middeleeuwen 't voornemen koesterde Duitschland te annexeeren # De grootste schrijfmachine ter wereld. De grootste schrijfmachine ter wereld wordt geëxposeerd op de Panama PaciCc-Tentoonstelling; men typt er de bulletins mee. De machine is 1728 maal grooter dan een gewone schrijfmachine. De machine weegt niet minder dan 14 ton (14.000 K.G.), terwijl een gewone schrijfmachine nauwelijks 15 a 20 K G. weegt. De machine is 21 voet breed en 15 voet hoog en voor baar operaties heeft de machine noodig een ruimte van 25 bij 30 bij 25 voet. De wagen alleen weegt 3500 Ponds. Men is twee jaar bezig geweest, om deze Mammoet-schrijfmachine te construeeren, en de aardigheid heeft ƒ 250.000 gekost. Een railiuni-b.i)«i.eui:illt'il«r. De bekende geleerde Szilard tracht de uitvinding van Franklin te verbeteren, en beveelt een radinm-bliksqjnafleider aan. De constructie is eenvoudig ; de gewone bliksemafleider wordt onder.z 'n top voorzien van een schijf, waarop ongeveer 2 m.g. radiumbromuur is aangebracht. Door het radiumpraeparaat zal de bliksemafleider beter zijn plicht doen. Menschen, die zich speciaal op de beveiliging tegen den bliksem toeleggen, verwachten veel van de vinding van Szilard. Noodzakelijkheid van vleeschkeuring. Blijkens 't verslag der Gezondheidscommissie werden in Steenwijk in September niet minder dan een 40 tal personen min of meer ernstig ongesteld, tengevolge van worstvergiftiging. 't Stond al direct vrij vast, dat de ongesteldheid veroorzaakt was dooi het gebruik van worst van een slager aldaar, omdat huisgenooten, die niet van de worst hadden gegeten, doch wel van al het andere gezond waren gebleven. Op advies van de commissie werd een gedeelte van de worst ter onderzoek opgezonden aan het centraal laboratorium te Utrecht. Uit dat onderzoek bleek, dat de opgezonden, worst, vleesch-vergiftigings bacillen bevatte, die ongegetwijfeld de oorzaak van de waargenomen ziekte-verschijnselen zijn geweest. 't Is vanzelfsprekend, dat de keuring van vet en vleesch te Steenwijk daarop opnieuw ter sprake kwam en deze geheel onvoldoende werd geoordeeld maar .... verbetering werd daarin gedurende het verslagjaar nog niet aangebracht.
Gehypnotiseerde dieren. Zooals men weet kunnen ook dieren gehypnotiseerd worden. Het gaat echter niet bij alle dieren even gemakkelijk. De oude slangenbezweerders, die meer verstand van de geheime wetenschappen hadden dan menig psycholoog van het oogenblik, hypnotiseerden de beesten al voor duizenden jaren voor Christus. In 1646 beschrijft deJezuïtenpater Kircher een dergelijk experiment. Hij nam een haan, plaatste het dier op een tafel en trok vlak voor de oogen van het stomme dier een dikken krijtstreep, liet resultaat was dat de haan als het ware bewusteloos neerviel. Latere hypnose-specialiteiten hebben kippen en hqnen ook zonder krijtstreep gehypnotiseerd. Ratten, muizen, honden en katten kan men gemakkelijk hypnotiseeren. Daarentegen gaat het lastig met kikvorschen en salamanders; er wordt beweerd, dat deze beesten er absoluut ongevoelig voor zijn, maar die bewering wordt weer tegengesproken. Dieren zijn in het algemeen makkelijk uit den hypnotischen toestand te wekken. Een schel geluid, een schok van het lichaam of een electrischen stroom maakt aan den slaaptoestand direct een einde.
Hypnose bij dieren. Een dame, die haar broer in Zuid-Amerika ging bezoeken, maakte o.a. een uitstapje van Asuncion in Paraguay lang de Paraguayrivier naar Matto Grosso in Brazilië. Vanaf de boot had zij gelegenheid waarnemingen te doen, die wel waard zijn genoemd te worden. Zoo zag zij bv. op een tak van een op den oever staanden boom een vrij grooten vogel zitten (ongeveer zoo groot als onze gewone kraai). Een gevlekt roofdier (hoogstwaarschijnlijk een jaguar) naderde den vogel op 3 M. De vogel, die zijn doodsvijand in het oog kreeg, wilde vluchten maar kon niet. Hij vermocht slechts angstkreten te uiten en met de vleugels te klappen. Zich van den tak te verhsffen kon hij echter niet. Na eenige oogenblikken nam het roofdier een sprong en maakte zich van het in doodsangst verkeerend dier meester. Was de vogel slechts geschrokken dan had hij zich wel na een oogenblik in de lucht kunnen verheffen, en zou niet gedurende geruimen tijd zijn blijven zitten. Ongetwijfeld was de vogel door zijn belager gehypnotiseerd. (Lev. Natuur)
Adverteniiën. Versche Hoenderparkeieren Heden. GROOTE EIEREN ƒ 0.06 MIDDELSOORT , » 0.05 5 KLEINE » » 0.05 W. V. d. WAAL, Ginnekenstraat. Cityttatinis ViDielvmiiloi „EIGEN HULP" Breda en Omstreken Nieuwe Ginnekenstraat 10 TEIiEFOOW 546. Koloniale waren - ComestiblesWijnen - Likeuren - Sigaren - Borstelwerk - Geëmailleerde huishoudelijke artikelen. Aan de LEDEN wordt 80 °/ 0 van de zuivere winst naar evenredigheid van elk? verbruik toegekend.