De Nieuwe Crt. schrijft onder het opschrift «Onthulde zwendelarij»: Van den Amsterdamschen brouwketel, die sinds meer dan een jaar zijn schadelijken walm over ons land eu het buitenland verspreid heeft, is eindelijk bet deksel afgelicht. Vier redactie-leden, met resp. 13, 10, 10 en 7 jaren dienst, zijn door de directie van De Telegraaf plotseling ontslagen. Dit ontslag is
het gevolg van den redactioneelen toestand, die aan het blad allengs is ontstaan verscherpt en ten slotte ondragelijk geworden voor eiken journalist, die zich zelf en zijn beroep respecteert. De wijze waarop het verleend werd, is in overeenstemming met het ondernemers despotisme, waaraan deze courant sinds lang haar beruchten naam in de journalistenwereld heelt te danken. Het geldelijke belang der onderneming eenig en alleenbeerschend beginsel, elk geestelijk doel daaraan volkomen ondergeschikt, de »verantwoordelijke# hoofd redacteur dienaar van de commeicieele leiding en daaraan onderworpen, de redacteurs in naam zijn helpers en medewerkers, inderdaad de werktuigen van den bezitter van de meerderheid der aandeelen. De courant, die sedert het begin van den oorlog heeft voorgewend het nationale belang te dienen, door, tegen het eerlijke streven van 's lauds regeering in, hel publiek tegen een der oorlogvoerende partijen op te hitsen; door elk oorlogsincident, dat Nederland raakte, voor alles van het standpunt der andere oorlogvoerende partij te beoordeelen; door de goede trouw van onze regeering in de landen der Geallieerden verdacht te maken; door den goeden naam van onze natie in het buitenland te bezoedelen en haar in toenemende mate van sympathie te berooven; door onze handelsbetrekkingen te bemoeilijken, op verscherpte maatregelen tegen onze overzee-invoeren aan te dringen, de kans om zonder overweldigende noodzaak in den oorlog betrokken te worden, te bevorderen — die courant blijkt thans zich zijn invloed op de openbare meening te hebben kunnen verschaffen onder de leiding en door de «samenwerking# van het volgende drietal personen:
Holdert (H. M. C.), bezitter van bet grootste deel van het aandeelen-kapitaal, in het begin van Augustus 1914 uit Parijs, waar hij woonde, teruggekeerd om uit den Europeeschen oorlog op welke wijze ook, voor de onderneming zijn slag te slaan. Naar eigen verklaring Franscbgezind, of liever anti-Duitsch in zóó hevige mate, dat hij «zijn» Berlijnschen correspondent, wanneer die zich hier te lande bevond, in het speciale wantrouwen van het leleqraaf redactiepersoneel aanbeval en hem door verscheidene particuliere detectives liet volgen om na te gaan of hij hier ook Duitsche belangen kwam bevorderen, oprichter, in September 1915, van een speciaal »anti-smokkelbureau« te zijnen huize, aan welks gestie belangrijke sommen zijn ten koste gelegd; waaraan verscheidene verdachte individuen werden verbonden, die tot opdracht hadden, overal den verboden of ongeoorloofden uitvoer van goederen uit Nederland na te speuren, die daartoe de gemeenste middelen bezigden: voorwenden van valscbe qualiteiten, gebruik maken van vervalschte documenten, optreden als agent provocateur van smokkelarij en andere ongerechtigheid. Het redactie-personeel werd door hem aangezocht aan dit ignobele bedrijf deel te nemer, hetzij rechtstreeks, hetzij door journalistieken «veredelings» arbeid; gelukkig schijnt hij hier meestal op een weigering te zijn gestuit. Men herinnert zich hoe in de dagen van Schröder's hechtenis De Telegraaf. die volgens eigen verzekering en anderer toejuiching, de regeering gedwongen had den verboden uitvoer krachtig te keer te gaan, zich onsterfelijken nationalen roem vergaard lieeft 1 Welnu, van het materiaal, door de speurders van Holdert verzameld, had geregeld opzending plaats aan .... de Fransche en Engelsche legaties in Den Haag! Simons (G.), sedert verscheidene jaren Berlijnsch correspondent van het blad, iri Beilijnsche kringen goed geïntroduceerd, Dèutschfreundlich gezind, door huwelijk vermaagschapt aan den bekenden ondersecretaris van het Auswartige Ambt Zimmermann Kwam in Augustus 1914 per Duitsche auto, vergezeld van twee heeren van het Duitsche ministerie van buitenlandsche zaken, n;iar Amsterdam om Holdert te bewegen zijn medewerking te verleenet' tot pro-Duitsche persactie door De Telegraaf. Werd door Holdert volgens diens verzekering afgewezen, sinds dien in zijn werk beknot, aan zijn collega's als gevaarlijk gesignaleerd, in zijn gangen bespionneerd om eindelijk, eensklaps, begin October 1915 te worden bekleed met den belangrijken post van tusschenpersoon in de bureau's van De Telegraaf zelf, belast met de taak om langs den hoofdredacteur heen, de besognes van ondernemer Holdert met den redaciioneelen inhoud van het blad tot uitvoering te brengen. De Duitsche inanus rninistra alzoo van den pro geallieerden kampioen llaidert. Duizelt het u wellicht ? De samenwerking duurt voort. Schröder (J. C.), och arme, wat nog van hem te zeggen, nu hij daar tentoongesteld 9taat met de flarden van den papieren vrijheidsmantel om de leden en bet blikken zwaard van de gerechtigheid opgestoken ? De held Schröder, de kampioen voor al wat er edels en fiers in Nederland gesmoord dreigde te worden onder laffe neutraliteit, de man, dien ds. Giran in den kerker aantrof in gezelschap van Socrates en alle geesterheroën der historie, het St. Nicolaas ideaal van Amsterdam en de eendags-celebriteit van Londen en Parijs — helaas, wat is hij anders geweest dan een arme voetbal, door Holdert tus ^Ghen den kop van de courant en de gevangenis, tusschen de hoofdredacteurskamers, het redacteursverblijf en de broodeloosheid heen en weer getrapt. Een moreele zwakkeling, die, na tallooze vruchtelooze pogingen om zich aau de boeien van den despoot te ontwringen, na zich telkens weer te hebben laten paaien met beloiten van zuivering van positie, na zijn redacteuren buiten hem om en tegen zijn wil te hebben zien ontslaan, de ketenen willig blijft dragen waarmee een Holdert, waarachtig nog jaloersch op zijn slachtoffer, hein nauwelijks uit den kerker ontslagen, weder stond op te wachten ! Die dappere kleine juffrouw Van Meekeren, met haar tien jaren zwaren redactioneelen dienst, die na haar ontslag op zijn voorspraak bij hooge genade toch nog mocht terugkeeren, maar de gunst weigerde om der wille van haar ontslagen collega's — met welk gevoel past het Socrates' tijdelijken metgezel haar thans aan te zien ? Ziehier de verheven leiding van »le seul journal qui ose dire la vérité« .... Er is velerlei onverklaards en onverklaarbaars in deze duistere samenwerking en deze actie, waarvan men alleen met zekerheid kan zeggen, dat zij anti-nationaal is geweest, maar niet ten wiens voordeele zij gestrekt heeft en wat zij eigenlijk precies beoogd heeft. Fantastisch lijkende veronderstellingen zijn reeds uitgesproken en
neergeschreven, wij wagen ons daaraan niet. Wij vragen alleen : zal een redelijk denkend Nederlander na heden nog langer de dupe zijn van een zwendelarij met ideëele waarden, als hier werd onthuld ? De Tijd schrijft o. m.: De Regeering, die uitvoerig met de intieme historie van het bedrijf van De Telegraaf en De Courant en van het daarbij behoorend Anti Smokkelbureau in kennis is gesteld, zal raceten weten wat zij te doen heeft. Maar ook het publiek zal nu kunnen oordeelen over de kronkelpaden, waarop het geleid wordt niet door de redactie van het blad, maar door den eigenaar, die over de macht beschikt en daarvan een gebruik maakt, die ten slotte tot het thans openbaar geworden exces beeft gevoerd. Eenige knappe redacteuren zijn er het slachtoffer van geworden, omdat zij niet bukken wilden en hun eer niet wilden bezoedelen met daden, welke den Nederlandschen journalist onteeren in het oog zijner collega's. Én bij bet viertal was een jonge dame, die mede krachtig weerstand heeft geboden. Er is tragiek in dit onabele spel. Van ons blad woonden twee redacteuren de eerste lezing van het stuk, als leden van de Vereeniging, bij en wij hebben dus materiaal genoeg om de zaak verder uit te werken. De vergadering besloot evenwel om cfficieel niet meer te publiceeren dan een kort .zakelijk verhaal, zonder illustratie, 't ls zoo al mooi genoeg ; het spreekt boekdeelen. De Residentiebode: Men herinnert zich boe De Telegraaf opgekomen is voor de vrijheid van drukpers en voor het recht vau vrije meeningsuiting. Men herinnert zich ook het relletje, door het blad opgezet bj gelegenheid van de gevangenneming van den heer Schröder, den hoofdredacteur, een relletje, waardoor zich zelfs een aantal hoogleeraren der Amsterdamsche universiteit lieten meesleepen. Het blad liet dan het verslag volgen, waarbij het de volgende kantteekening plaatst: Denke men zich na dit alles nog eens in de verontwaardiging vnn het «Nederlandsche volk» tegen de onderdrukking van de tvrijheid der pers», zooals de heer Holdert die heelt opgeroepen..., en men beseft, hoe dat volk bij den neus genomen is ! De N. llaagsche Ct: Met de stukken wordt aangetoond, dat de directie van dit blad, zoogenaamd opkomend voor het recht op de meest schaamtelooze wijze ten opzichte van het redactie personeel onrecht pleegde. Zakendoen was blijkbaar het parool, hoe en ten kostte van wie, dat kwam er minder op aan. En zóó'n blad, onder zóó'n leiding, zou aan Nederland den weg wijten op het internationale pad ; wat zeggen de wierookdragers daar wel van ? Leden der redactie, tien en meer jaren tot volle tevredenheid werkzaam, werden zonder vorm van proces ontslagen, omdat ze zich niet tot het verrichten vau. ... verdachte karweitjes leenden. Uit Het Volk: Naar den operette kant gaat het gevalSchröder, de hoofdredacteur, die niets heeft te zeggen, noch over zijn krant, i.och over zijn personeel, wien zelfs niet wordt toegestaan, zichzelf in zijn krant te verdedigen ; die wel voor zijn krant in de kast wordt gestopt en dan gevierd als een held, maar als hij in de Nieuwjaarsweuschen in de schouwburgen wordt herdacht, mag daarvan zijn eigen krant weer niets medecteelen. In verband met de knoeierijen van het antismokkslbureau van de Tel. en het zenden van rapporten aan de gezantschappen van Engeland en Frankrijk in den Haag, schrijft Het Volk: Wij aarzelen niet, dit bedrijf, dat zich bedient van een algemeen verspreid dagblad, den gevaarlijksten aanslag np de neutraliteit van ons land te noemen, die ons tot nu toe bekend is geworden. En niet alleen verhoudingsgewijs, maar ook zonder vergelijking met andere feiten noemen wij dit bedrijf van den heer H. M. C. Holdert een zeer stellig en ernstig gevaar voor Nederland's neutraliteit. De pers * is niet in staat, op andere wijze dan door een zoo krachtig mogelijk protest ertegen op te komen. Het is echter de vraag, of de regeering niet op anderewijze moet pogen, het te stuiten. De moraal geeft Hel Huisgezin: Het gebeurde is een goede leer, om in het vervolg zijn nuchterheid beter te bewaren en zich niet door uiterlijk vertoon en brutaliteit te laten misleiden. Het Vaderland wijst er op, dat De Telegraaf het verslag van de vergadering van De Amsterdamsche Pers laat voorafgaan door de volgende, vetgedrukte regels : • Het Haagscbe Correspondentiebureau, het officieuse orgaan van de Nedeilandsche Regeering, zend ons het volgend verslag» : Het Haagsche blad ze,it daarvan : Geen journalist zou zich aan zulk een voorstelling kunnen schuldig maken. Iets verder schrijft het Vad.: In het verslag stond te lezen, dat dit, op besluit (met algemeene stemmen) der vergadering was opgemaakt door een speciaal daarvoor uit de vergadering benoemde commissie, welke het relaas zou publiceeren. Het Correspondentiebureau had dus geen ander aandeel ,in de publicatie, djn dat dit het haar namens »De Amsterdamsche Pers" verstrekte communiqué hectograf'eerde en aan de dagbladen doorzond. Het is wel eigenaardig, dat men zulke elementaire journalistieke gebruiken moet recht zetten tegenover de misleidende voorstelling van een dagblad. Uit een hoofdartikel van het Vad. over den inhoud van het verslag zelf, knippen wij nog het volgende : Deze feiten zijn zoo verbijsterend, dat men aarzelt, er de gevolgtrekkingen uit af te leiden, waartoe zij reden geven. Hoe nu'? Wordt de anti-Duitsche campagne van De Telegraaf inderdaad gevoerd onder de redactioneele leiding van iemand die met ambtenaren van het Duitsche Ministerie van Buitenl. Zaken naar Amsterdam gekomen is om er artikelen in het belang van Duitschland geplaatst te krijgen en die door den heer' H. M. C. Holdert zelf ten aanhoore van het redactiepersoneel met zooveel woorden is gebrandmerkt als een zaakwaarnemer van Duitschland ? Zoo ja, — en wij gelooven dat de in het verslag medegedeelde feiten alle aanleiding geven om aan te nemen dat deze monsterachtigheid van De Telegr. werkelijkheid is, —
zoo ja, wat is dan hare geheele anti-Duitsche campagne anders dan een schijnbeweging ? Immers zij brengt mede, dat hier te lande toegejuicht wordt alles wat Engeland doet, zelfs al is dat aan het handeldrijvende en industrieele doel van ons volk hoogst onaangenaam en al lijdt ous geheele volk onder de prijsopdrijving die daarvan het gevolg is. Ja, erger 'dan dat, zij wordt zoo ver gedreven, dat Engeland zelfs tot nog scherper optreden tegen ons wordt aangespooi d, op gevaar af van een conflict tusschen ons en dat land in het leven te roepen. Maar wiens belang zou daarmee worden gediend ? Van Engeland? Neen! Van Nederland ? Evenmin. Van Duitschland? Ja. En zoo staan wij dan voor deze vraag : Is de anti-Duitsche campagne van De Telegraaf, onder leiding van een journalist, door den heer Holdert verdacht een behartiger te zijn van Duitsche belangen en in connectie staande met het Duitsche Ministerie van Buitenl. Zaken, iemand wiens macht en willekeur aan De Telegraaf zoo groot zijn, dat het beste gedeelte van het redactiepersoneel tengevolge van zijn optreden ontslag kreeg of vroeg, is deze anti-Duitsche campagne in den grond der zaak een pro-Duitsche, bestemd om een conflict uit te lokken tusschen Engeland en ons land, in welk geval Duitschland zich natuurlijk zou haasten ons te hulp te komen ? Wij beantwoorden die vragen uiet. De naaste toekomst zal dat doen. De „eer" van De Telegraaf. De Nieuwe Courant schrijft nog: De Telegraaf qualificeert de hoofdartikelen, in verschillende bladen over haar ineenzinking verschenen, als „anoniimen laster" en vraagt de instelling van een eereraad ! Twee van de vijf leden van dat college zullen door „de beschuldigers" van dat blad moeten worden aangewezen ; twee door bet blad zelf, de vijfde door deze vier ; en het blad (Holdert?) zal dan met al zijn gegevens voor dien Raad verschijnen. Men schijnt alzoo in het directie-kantoor niet in te zien, dat men na de onthullingen, omtrent het bedrijf en de verhoudingen in en buiten de bureau's van die courant ter vergadering van De Amsterd. Pers gedaan, aan een uitspraak die iets met eer te maken beeft, zelfs niet meer het recht heeft te denken. Slechts de Justitie of de Regeering zouden tot bemoeiing in dezen geroepen kunnen zijn. Of daartoe termen bestaan, hebben zij uit te maken. De kenschetsing van den tegen De Telegraaf uitgebrachten „laster" als anoniem , is overigens weer een nieuwe manoeuvre ter misleiding van het publiek. Elk van het drietal, dat wij Dinsdag signaleerden, weet precies wie, één voor één, voor elk der hoofdartikelen tegen De Telegraaf in de bladen verscheneo, verantwoordelijk is. Ook het publiek weet dat. Het is de hoofdredacteur — een betrekking die bij eerlijke Nederlandsche bladen gelukkig nog steeds geen fictie is en een werkelijke verantwoordelijkheid oplegt. Wellicht zal Holdert omtrent dit onbetee kenende onderdeel van de onderneming, hetwelk hem bij al zijn ervaring blijkbaar vreemd is gebleven, door Schröder kunnen worden ingelicht.
"Uit de Pers. De Telegraaf.". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060369:mpeg21:p002
"Bredasche courant". Breda, 1916/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060369:mpeg21:p002
Uit Constantinopel wordt aaQ de Vossische Zeitung bericht: Van goed ingelichte zijde verneemt men dat de sterkte van het Servische leger dat zich aan de vervolging heeft weten te onttrekken en naar Albanië ontkwamen 3500 officieren en 100.000 man bedraagt, van welke de helft nog van geweren is voorzien Verder moeten zij nog beschikken over 170 machinegeweren, terwijl het artilleriemateriaal bijna geheel verloren is gegaan. Een groot deel der Servische strijdkrachten is reeds naar Saloniki overgebracht.
"Het Servische leger.". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060369:mpeg21:p002
Er is de laatste week een levendige actie op het front in België. De Dnitschers bepalen zich erin hoofdzaak toe, om te trachten door mijnontploffingen nabij de loopgraven der verbondenen de linies te verzwakken. Om dit ondergrondsche werk zooveel mogelijk te belemmeren onderhouden de verbondenen een voortdurend artillerievuur op de Duitsche loopgraven, van waar uit de sappeurs werken. Achter het ondergeloopen Ysergebied blijven de Duitschers doorgaan allerlei materiaal als grint, cement enz. aanvoeren, blijkbaar van meening nog eens poging te moeten wagen het water over te trekken, wat tot beden met opofferingen van tienduizenden soldaten, steeds tevergeefs is beproefd. Opvallend is de dagelijkscbe actie der verbondenen op de posities der Duitschers in de duinstreek. Beschieting vanuit zee, en actie der vliegeniers wisselen hier elkaar af. De laatsten gelukt het zelfs, ondanks alle afweerbatterijen der Duitschers, tot boven Brugge en Gent te komen. De Duitschers lijden hier voortdurend belangrijke verliezen, slechts zelden beeft de burgerbevolking van deze acties te lijden. Na eiken aanval brengen de auto's gewonden naar Brugge en Gent. Hoewel de Duitschers zich er vroeger tegen verzetten, dat de burgerbevolking achter het front dat gebied ging verlaten, schijnt men dit nu te bevorderen. Meu schijnt bang te zijn, dat de burgerbevolking berichten over de verliezen en posities der Duitschers verspreid. Volgens berichten van visschers werd Maandagochtend heel vroeg, een klein Engelsch eskader waargenomen dat in de richting der Belgische kust ging. Het bombardement van Maandagochtend is dus zeer waarschijnlijk van uit zee geweest, waaraan eveneens vliegeniers deelnamen. Zonder dat de Duitschers hierop rekenden, vond Maandagmiddag op het front gedurende drie uur een zwaar bombardement plaats. Reizigers met het s.s. «Mecklenburg» aangekomen, deelden mede, dat toen geen schepen meer bezuiden de Wielingen werden waargenomen. Vanuit Vlissingen werd Maandag tegen het vallen van den avond en tijdens voortdurende korte slagen bijna een uur lang een vliegtuig boven België waargenomen, dat na eiken slag snel steeg. Dinsdagochtend weer vanaf 9 uur, voortdurend harde en korte slagen, zoodat blijkbaar de vliegeniers weer in actie zijn.
"Uit België.". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060369:mpeg21:p002
Er is totdusver geen bericht ingekomen van de stoomboot «Appam» van de Engelsche en Afrikaansche stoomvaartmaatschappij, die een reis heeft moeten afleggen van tien dagen en thans reeds vijf dagen geleden te Plymouth had moeten zijn aangekomen De «Appam», die ongeveer 200 passagiers aan boord heeft, is een schip van 7781 ton en in 1913 gebouwd. Uit het feit, dat men geen draadloos bericht van haar ontvangen heeft, is de zaak nog raadselachtiger.
"Nog meer slachtoffers ?". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060369:mpeg21:p002
Nadere bijzonderheden zijn ingekomen omtrent de luchtraid, den 23sten vanuit Saloniki onder* nomen naar Monastir Men had pas bericht ontvangen, dat een concentratie van Duitsche en Bulgaarsche troepen, wier juist asntal echter niet bekend was, te Monastir had plaats gehad. Het doel daarvan was vermoedelijk de manschappen een onderkomen te verschaffen om hen tegen de koude te beveiligen. Ongeveer 50 vliegtuigen vertrokken om 7 uur in geregelde eskaders verdeeld. Om 9 uur werd Monastir bereikt, waarna het Duitsche en Bulgaarsche hoofdkwartier met kanonnen, waarvan sommige vliegtuigen voorzien waren, werden beschoten, terwijl de andere vliegtuigen bommen en granaten naar beneden wierpen. Toen het laatste eskader zich boven de stad bevond, zag men zwarte rookwolken opstijgen op de plaatsen waar de bommen waren neergekomen. Een der eskaders had zich naar de streek om Gevgeli begevei, waar, zooals men wist, Bulgearsche troepen gekampeerd waren en liet honderd bommen vallen op de dorpen Bojadji en Gwience. Ofschoon door de vijandelijke batterijen hevig op al de vliegtuigen werd geschoten, kwamen zij alle onbeschadigd te Saloniki terug.
"De luchtraid naar Monastir.". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060369:mpeg21:p002
Een inwoner van Genève ontving — volgens een mededeeüng van de Frankfurter Ztg. — van de postadministratie de volgende kennisgeving : „Wij hebben
"Post-roovers.". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060369:mpeg21:p002
Aangemoedigd door de steeds klimmende belangstelling, welke de voorstellingen van het Stadstheater Elberfeld onder leiding van den heer Arfhur von Gerlach te Rotterdam in den grooten schouwburg gegeven, mochten wekken, vooral voor werken van den grooten meester Richard Wagner, zullen in dit seizoen nog twee Duttsche operavoorstellingen worden gegeven en wel 10 Februari »Lohengrin« (herhaling) en 11 Februari «Die Meistersinger von Niirnberg». Niet alleen zullen alle partijen door kunstenaars van talent worden bezet, doch ook het koor is door de medewerking van bet «Elberfeider Concertgezelschap« (120 personen) voor zijn taak volkomen berekend. De solisten zijn : Karl Schröder, Karl Armster, Schützendortï, Erich Hunold, Willy Zilken, Francisca Callwey, Hanna Dewern. Elly Gladitsch, Else Günzel-Bengell, Hans Faber, Oskar Starausz, Richard Stieber, Karl Scharrmann, Richard Jager, Karl Degen, Ernst Overlack, Kaïl Steche, Paul Bell, Paul Middendorf. Dirigent is Otto Urack, regisseur is Arthur von Gerlach. liet orkest is bezet door de Arnhemsche orkestvereeniging (versterkt) en de koren zijn versterkt met «Deutscher Siingerkreis« ea »Elberfelder Conzertgeselschaft». Louis Raemakers. Louis Raemakers zal den 8en Februari officieel ontvangen worden door den gemeenteraad van Parijs. Des avonds wordt hem een maaltijd aangeboden. Den lOen Februari matinée in het Trocadero met lichtbeelden naar werken van den gehuldigden kunstenaar. Onder presidium van den sedert vele jaren te Parijs gevestigden industrieel Pierson — een zoon van Ds. Pierson uit Zetten — heeft zich een Nederlandsche commissie gevormd, waardoor het huldebetoon, naar de Temps zegt, e n Fransch — Hollandsch karakter zal dragen. Speenlioff en de lloomsch-Katholieken. In verband met de actie te Haarlem en elders gevoerd tegen het optreden van den dichterzanger J. 11. Speenhof!, omdat hij de Roomsch-Katholieke beginselen zou aanranden, werd aan het Haarl. Dbld. de verbluitende mededeeüng gedaan, dat Speenhofl zelf... Roomsch-Katholiek is en dat in zijn gezin de R. K. gebruiken en voorschriften stipt in acht worden genomen. Het blad heeft den heer Speenhofl gevraagd, of dit juist was. De heer Speenhoff bevestigde het en voegde er aan toe, dat hij zich een goed RoomschKatholiek voelde evenals zijn vrouw. Zijn kinderen gaan op de leering en zijn oudste zoon zal binnenkort zijn le II. Communie doen. Te zijnen huize worden de gewone godsd. gebruiken in acht genomen en pastoor Hyacinth
Herman van de pastorie aan de Van Oldenbarneveldstraat (te Rotterdam) bezoekt het gezin van den heer en mevrouw Speenhofl,p r ; ns bijna elke week. Zelfs heeft deze Roomsch Katholieke geestelijke het plan, om een bundel samen te stellen u ;t Speenhofl s liederenj ten gebruike in t RoomschKatholieke huisgezin. Dat niet alle Roomsch Katholieken tegen Speenhoff gekant zijn, blijkt wel hieruit, dat de Maasbode onlangs een gedicht van hem opnam, getitelt: «Zondaars». De heer Speenhof! vei telde voorts, dat hij bezig is aan een groot gedicht, waarin hij de tegen hem gerichte actie zal behandelen. Onjuist is hêt, dat de geestelijkheid hem belet in Noord-Brabant en Limburg op te treden. Naar de dicht-zanger vertelde, treedt hij geregeld °P te Maastricht, Bergen-op-Zoom, Weert, Venlo, Roermond, Breda, Den Bosch en andere plaatsen. Ie Maastricht heeft hij altijd uitverkochte zalen en te Bergen-op-Zoom loopt het zoo druk, dat hij daar onlangs twee maal in de week moest optredeu. De heer Speenhoff verklaarde ten slotte nog eens nooit iets tegen het Roomsch Kath. geloof te hebben gezongen of gedicht. Alleen kan hij zich niet met de werkwijze van de vereeniging «Voor Eer en Deugd» vereenigen,
"Kunst en Wetenschappen. Duitsche opera.". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060369:mpeg21:p002
Aan de orde is bij de behandeling der Waterstaatsbegrooting uitgestelde bespreking van den tóestand van het spoorwegpersoneel. De heer KLEEREKOOPER betoogt, dat men ten aanzien van het spoorwegpersooneel nooit tot normale verhoudingen zal komen, zoolang staatsexploitatie niet is ingevoerd. In afwachting daarvan had men de in 1903 inzake de arbeidsvoorwaarden van het personeel gegeven garantie moeten omzetten in eene wettelijke regeling. Nu verschuilt de minister zich achter de belangen der aandeelhouders en de breede ruggen der directies. Spr. maakt er den minister 'n grief van, dat Z Exc zijn plannen niet wil uiteenzetten en dat hij zich te veel op werkgeversstandpunt stelt. Wat o a. blijkt uit de omstandigheden, dat hij de vertegenwoordigers van het personeel niet hoorde over belangrijke maatregelen; dat van een verbetering der scheidsgerechten nog niets is gekomen ; dat de minister niet optrad tegen het saboteeren van tiet advies der vakverenigingen door de Hollandsche Spoor. Spr. diingt aan op een betere omschrijving der ontslagvoorwaarden, welke het thans mogelijk maken, dat niet alleen ongeschikten maar ook ongewenschten eruit worden gezet eo dat b.v. iemand, die, ingevolge uitspraak van een scheidsgerecht, een rang wordt teruggesteld, veertien dagen na zijn terugplaatsing eenvoudig wordt ontslagen. Een grondige regeling der rechtspositie is het noodzakelijke middel om tot een behoorlijken toestand te komen. In het algemeen moet iemand, die achteruitgezet wordt in arbeidsvoorwaarden, het recht hebben zich te beroepen op een scheidsgerecht, met vrije keuze van scheidsrechters. Het contract tusschen maatschappij en vakvereenigingen inoet worden vastgelegd. In den Raad van Toezicht op de spoorwegen moet, betoogt spr. verder, ook het lagere personeel vertegenwoordigd zyu. Komende tot de dienst en rusttijden wijst spr. er op dat de maximale grenzen nog steeds ernstig worden overschreden waardoor het personeel te spoedig versleten raakt. Ook de afwisseling tusschen dag en nachtdienst is niet voldoende gewaarborgd. Verder breekt spreker een lans voor een dier.stvrijen Zondag. Wat de arbeidsloonen betreft keurt spr. af liet inhouden van het loon gedurende de. eerste 2 ziektedagen bij de 11. IJ. S. M. en dringt aan op medezeggenschap van het personeel in het beheer der ziekenfondsen. Het stelsel van extra-weken acht spr. onpractisch, terwijl hij den eisch van het personeel van f2— duurtetoeslag niet overdreven vindt. Voorts wenscht hij uitbreiding van den huurtoeslag tot meer plaatsen. Het loonstelsel bij de Centraal Spoorwegmaatschappij is een plunderstelsel. Overigens is een algeaeene loonsverbooging een dringende eisch, daar het «poor. wegpersoneel lager bezoldigd is dan arbeiders in de gewone bedrijven In het bijzonder pleit spr. in dit verband voor een beter loonsysteem op de werkplaatsen. Het personeel van Van Gend & Loos moet worden opgenomen onder het spoorwegpersoneel. Ten slotte stelt spr den Minister de pertinente vraag of Z.E^tc. bereid is, alvorens te beslissen over de ontwerpen der maatschappijen tot herziening der arbeidsvoorwaarden, daarover de vakorganisaties te hooren, waarbij hij wijst op de bloeiende organisaties van het personeel dat vast besloten is met kracht voor zijn vrijheid en zijn rechten op te komen. De heer JANSSEN (Maastricht) erkent dat in de latere jaren veel is verbeterd ten aanzien van de rechtspositie, de rekening der vakorganisaties, de dienstvoorwaarden en de loonen. Evenwel is de toestand nog niet geheel bevredigend. De loonsverbetering heeft geen gelijken tred gehouden met de algemeene loonstijging. Evenwel wil spr. thans niet aandringen op een definitieve loonregeling, docji daarvoor betere tijden afwachten. Wel pleit spr. met nadruk voor meer normale diensttijden. Nog altijd worden van het personeel veel te lange diensten g/evergd, terwijl beperking van de diensttijden ook in het belang van de veiligheid van het verkeer is te achten. Ook spr. vraagt een betere loonregeling voor de centrale werkplaatsen. De ziekengeldregeling bij de NoordbrabantDuitsche spoorwegmaatschappij acht hij verkeerd. Terwijl hij aandringt op een betere regeling van de verplaatsingskosten. Terzake van de rechtspositie bepleit ook deze spr. erkenning der vakorganisatie. Waarbij hij vaste scheidscommissies wenscht voor geschillen tusschen maatschappijen en organisaties en ook hij volledige vrijheid voor het personeel wenscht ten aanzien van de keuze van scheidsrechters in de scheidsgerechten. Ten slotte vraagt hij weder te werk stelling
van eenige stakers van 1903, die nog altijd niet in genade zijn aangenomen. De heer KOSTER noemt den toestand van het spoorwegpersoneel zeer slecht. De klachten zijn algemeen, evenals de onrust en ontevredenbeid. In het bijzonder geldt dit voor het geschoolde personeel. Het premiestelsel voor het machinepersoneel kan de onvoldoende loonregeling niet voldoende makenen werkt willekeur in de handi De werktijden zijn lang. Bij de H. IJ. S. M. schijnt men er geen rekening mee te houden, dat op de locomotieven ook menschen moeten staan. Inzonderheid de rechtstoestand laat te wenschen over. De practijk met de scheidsgerechten is dikwijls deze, dat men wel recht krijgt, doch kort na het verkrijgen van dat recht nog erger wordt gestraft. Vooral deze Minister, die het vertrouwen heeft van het personeel, moet voor het personeel trachten te verkrijgen wat te verkrijgen is. Op de eerste plaats moet worden gestreeft naar een goede, volledige regeling der scheidsgerechten. Voorts naar erkenning der vakorganisatie. De heer BEUMER kan zich bij veel van hetgeen de vorige sprekers zeiden aansluiten. Evenwel legde deneer Kleerekooper z.i. een niet geoorloofd verband tusschen hetgeen in 1903 gebeurde en de toen aan het personeel gedane toezegging en de toestanden van thans. Die toestanden zijn allerminst een straf voor de houding der regeering in 1903. Ook is spr. bet niet eens met den heer Kleerekooper, dat de toestanden er voor het personeel zooveel beter op zouden worden als Staatsexploitatie zou worden ingevoerd. Ook dringt spr. erop aan, dat geen ambtenaren der maatschappijen secretaris van een scheidsgerecht zullen zijn, dat het personeel vrije keuze van scheidsrechters zal hebben en dat uitbreiding zal worden gegeven aan de bemoeiingen deischeidsgerechten. Een einstig onderzoek inzake dienst-en rust" tijden is hoogst gewenscht. Voorts dringt spr. aan op vrije Zondagen voor het personeel en op maatregelen ten einde aan het personeel de vrijheid te waarborgen het lidmaatschap van vertegenwoordigende lichamen aan te nemen. De heer SMEENGE bepleit positieverbetering voorde commiezen bij de spoorwegmaatschappijen. Terwijl ook hij voorts aandringt op verbetering van de dienst- en rusttijden. De heer JUTEN dringt aan op verbetering van de toestanden en de loonen op het station Roosendaal, Te 4 uur worden de beraadslagingen verdaagd tot hedenmorgen half twaalf.
"Staten-Generaal. TWEEDE KAMER. Zitting van gisteren. Spoorwegpersoneel.". "Bredasche courant". Breda, 1916/01/27 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 18-01-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB03:000060369:mpeg21:p002