EERSTE BLAD. *nE£SSB8B§S5BSSE3fiSBE99HfiB8Kfi!GÈ!ïllfiSSSS£i Grescher & Kemper, Vjemarïtstraat, Telefoonimmmei’ 95 BREDA ■ GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Godin- en MenM-SUftn, BEHANGSEL PAPIER Meubels en S?e BEKENDMAKING. HERIJK DER MATEN EN GEWICHTEN. De BURGEMEESTER van Breda; Geeien het besluit van de Gedeputeerde Staten in de provincie Noord-Brabant van 19 December 1901 (Prov. blad n°. 38), houdende, naar aanleiding van het Kon. besluit van 2 December 1901, (Staatsblad n°. 229), regeling van het tijdstip, waarop in elke gemeente de herijk van maten en gewichten moet geschieden; Gelet op de beschikking van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, van 8 October 1901, n“. 180; Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de zittingen voor den herijk der maten en gewichten voor deze gemeente zullen plaats hebben in de militiezaal ten gemeentehuize op de volgende dagen: 17 Maart, van 9'/* tot 12 uur en van 1 tot 3‘/j uur, en 18 Maart, van 81/, tot 12 uurenvan 1 tot 3'/t uur, voor verkoopers van maten en gewichten; 19 Maart, van 8'/2 tot 12 uur en van 1 tot 3'/j uur, voor de suikerfabriek; 20 Maart, van 8*/* tot 12 uur en van 1 tot 3*/a voor de apothekors, goud- en zilversmeden; 21, 22, 24, 26, 27 en 28 Maart, van 8'/2 tot 12 uur en van 1 tot 3'/s uur, voor allen, wier geslachtsnaam begint met de letters A tot en met H; 29 Maart, 1, 2, 3, 4 en 5 April, van 8‘/2 tot 12 uur en van 1 tot 3'/a uur, voor allen, wier geslachtsnaam begint met de letters I tot en met Q; 7, 8, 9, 10 en 11 April, van 8‘/s tot 12 uur en van 1 tot 31/, uur, en 12 April, van 8'/2 tot 12 uur en van 1 tot 2*/3 uur, voor allen, wier geslachtsnaam begint met de letters R tot en met Z; dat het goedkeuringsmerk, bij den herijk der maten en gewichten te bezigen, is de letter n in den gewonen schrijfvorm en dat het ijkkantoor te 's Hertogenbosch voor het publiek steeds zal geopend zijn des Woensdags en Donderdags van 9 tot 1 uur. Tevens wordt den ijkplichtigen in herinnering gebracht , dat bet laatst geplaatste goedkeuringsmerk gedurende twee jaren ongeschonden moet worden bewaard, en de maten en gewichten, welke bij de aanbieding niet volkomen gereinigd en droog zijn, niet tot den herijk kunnen worden toegelaten en dus onvoorwaardelijk zullen worden geweigerd. Breda, 25 Februari 1902. De Burgemeester voornoemd, ED. GULJÉ.
Bredasche courant
- 09-03-1902
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Bredasche courant
- Datum
- 09-03-1902
- Editie
- Dag
- Uitgever
- W. van Bergen
- Plaats van uitgave
- Breda
- PPN
- 421095903
- Verschijningsperiode
- 1814-1941
- Periode gedigitaliseerd
- 11 april 1814 - 1814, no. 13 (16 april) - jrg. 150, no. 110 (11 mei 1940) ; jrg. 150, no. 111 (22 mei 1940) - jrg. 151, no. 417 (15 okt. 1941)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Breda
- Nummer
- 29
- Jaargang
- 111
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Advertentie
Nog eens lijkverbranding
(INGEZONDEN.) Hét is jammer voor de zaak der lijkverbrandingjdat onze Nederlandsche taal geen woord kent voor deze moderne doodenbehandeling, dat een betere klank heeft voor het groote publiek. Verbranden wekt bij velen een griezelig gevoel op,
uucl min ucuikcii aan mai iciing uu gcwuiu, aan het ergsie wat men lijden kan. Van at onze prilste jeugd is dat gevoel bij ons aangekweekt, want bij het minste kwaad werd de boeman voor den dag gehaald en ons »het eeuwig branden in de hel” in al zijn akeligheid voorgehouden. Het woord lijkverbranding is ook daarom minder geschikt, omdat het aanleiding geeft tot een onjuiste voorstelling der zaak. Verbranden toch heeft in den volksmond de beteekenis van door vlammen verteerd worden en dit nu heeft juist bij de moderne doodenbehandeling niet plaats. Intusschen wij moeten het woord bezigen bij gebrek aan beter, tenzij men liever het vreemde woord crematie hoort. Heidenscli, barbaarsch, ruw, onbeschaafd zijn de gewone adjectieven die de tegenstanders zoo gaarne samenkoppelen aan het woord lijkverbranding. In het midden latend of zij zich daarbij zelf voorstellen dat de lijken worden verbrand op hoog opgestapelde takkenbossen onder groot rumoer en het brengen van offers aan de góden, op de wijze als zulks vroeger en nog bij Heidensche onbeschaafde volksstammen plaats heeft, dan wel of zij bij voorkeur die woorden bezigen om het groote publiek in den waan te laten dat de moderne lijkverbranders aldus te werk gaan, tot goed begrip der zaak komt het ons allernoodigst voor eens in het openbaar te bespreken wat in onze moderne beschaafde maatschappij met een lijk geschiedt dat aan het crematie-proces onderworpen wordt. Hen tegenstanders, ten spijt, zij vooraf vermeld dat de lijkverbranding wettelijk is toegestaan in de meeste staten van Europa, in Amerika, Australië en Japan, waarvan de regeerders toch vermoedelijk wel tot de beschaafde menschen mogen gerekend worden. De verbrandingen hebben plaats in daarvoor ingerichte gebouwen, crematoria genaamd, waarvan er tegenwoordig in Europa reeds meer dan 50 bestaan. Het voornaamste gedeelte dier gebouwen is de crematie-oven, veelal aangebracht in het sousterrain, waarboven dan de kapelruimte, het columbarium (bewaarplaats der urnen) de ontvangkamers, zaal voor lijkschouwing enz. zijn opgetrokken. Op het 1ste Europeesch Congres voor lijkverbranding in 1876 te Dresden gehouden, werd vastgesteld dat de ovens aan de volgende eischea moeten voldoen 1°. Een snel verbrandingsproces. 2°. Een volkomen en zekere verbranding ; half verbranden of verkolen zij uitgesloten. 3°. Het proces moet op voegelijke wijze en slechts in uitsluitend voor menschenlijken bestemde ovens plaats vinden. 4°. Geen slechtriekende dampen of gassen mogen worden uitgelaten, in ’t algemeen geen voor de nabuurschap hinderlijke verbrandingsprocessen mogen plaats hebben. 5°. De asch zij onvermengd, zuiver
en wit; ze moet gemakkelijk en snel kunnen worden verzameld. 6°. Toestel en verbranding zelf moeten goedkoop zijn. 7°. Zonder onderbreking en bijzondere kosten moeten opvolgende verbrandingen kunnen geschieden. De ovens die naar deze eisclien geconstrueerd zijn, belmoren alle tot het stelsel Liemens. Hierbij wordt het lijk niet in aanraking gebracht met de vlam van den vuurhaard, maar heeft de ontleding in koolzuur > waterdamp en stikstof plaats door verhitte lacht in een vooraf op zeer hooge temperatuur gebrachte ruimte. Zulk een Liemens-oven bestaat in hoofdzaak uit een vuurhaard, een regenerator, de crematieruimte en den schoorsteen. In den vuurhaard wordt door het verbranden van cokes of steenkolen kooloxyde gas ontwikkeld, dat geleid wordt naar den regenerator, een besloten ruimte, die door kruislings aangebracht vuurvast metselwerk in een groot aantal kanalen is verdeeld. hier wordt het kooloxyde door toegevoegde dampkringslucht verbrand, waarbij groote hitte ontstaat, waarna het verbrande gas door de crematieruimte heen zich door den schoorsteen verwijdert, op zijn wreg de crematie-ruimte verhittend. Is de regenerator wit gloeiend en de crematie-ruimte rood gloeiend, dan wordt de toevoer van kooloxyde gestaakt en het lijk —- gelegen in een eenvoudige houten kist — in de crematie-ruimte gebracht. Dampkringslucht wordt echter steeds door den regenerator gevormd en neemt de temperatuur van het metselwerk aan, waarna die verhitte lucht + 1000° C. warm, over het lijk strijkende naar den schoorsteen gaat. De bekende oven te Gotha werkt op deze wijze Zij heeft echter het nadeel dat door het toevoeren van versche dampkringslucht de regenerator steeds afkoelt en dus ook de temperatuur van de verhitte lucht, waarmede het lijk in aanraking komt, steeds lager wordt. Van daar dat het verbrandingsproces langer duurt en kostbaarder is dan in de nieuwere ovens. De ingenieur Bourry heeft bij den bouw van het crematorium te Zürich bovengenoemd bezwaar opgeheven, door het kooloxydegas te blijven aanvoeren, ook nadat het lijk in de crematie-ruimte is gebracht. Nu wordt dit gas echter verbrand om de crematie-ruimte heen en verwarmt op zijn verderen weg naar den schoorsteen de versche dampkringslucht, die aldus vóórgewarmd naar den regenerator wordt geleid. Naar het stelsel Bourry is ook voor ons land een project van crematorium gereed gemaakt. Indien de facultatieve lijkverbranding wordt toegestaan, kan dadelijk met bouwen begonnen worden, daar ook het benoodigde kapitaal beschikbaar is. De oven te Hamburg (Ohlsdorf) — waarheen tegenwoordig de Nederlanders worden vervoerd die wenschen gecre-
meera te woraen na nun dood — is eveneens een verbeterde Liemens oven, in 1892 gebouwd door den ingenieur Schneider uit Dresden. Wat de kosten eener crematie betreft zoo zijn deze voor ons Nederlanders vrij hoog, omdat wij onze dooden naar het buitenland moeten vervoeren. Op de plaats der crematie zelf zijn de kosten niet grooter dan die voor begraven vereischt. Belangrijk minder zouden de kosten nog kunnen zijn, indien de oven steeds kon worden warm gehouden, dus de eene crematie betrekkelijk spoedig de vorige volgde. 5uur toch moet de oven verwarmd worden voor de crematie beginnen kan. Daarna blijft het lijk H/iUurinden oven. De niet vluchtige deelen zijn dan alle tot asch geworden. Bij toenemend gebruik der ovens zullen de kosten derhalve zeker dalen en eenmaal lager dan die eener begrafenis zal de crematie spoedig het groote publiek gewonnen hebben. Zooals reeds hiervoor gezegd, bevindt de kapelruimte zich veelal boven de crematie-ruimte. In deze kapel wordt het lijk binnengebracht en geplaatst in een nis, waarna de plechtigheden kunnen aanvangen die aan het laatste afscheid van de afgestorvenen voorafgaan. Door den eigenaardigen bouw, hoog invallend getemperd of gekleurd licht, inwendige decoratie enz. van de kapelruimte kunnen de kerkelijke plechtigheden en lijkredens in deze, als van de wereld afgezonderde ruimte, de nabestaanden diep onder den indruk brengen van den ernst van het oogenblik. Orgelmuziek en treurgezang, die ook den doode het laatste afscheid toezingen als straks de kist langzaam, zeer langzaam, door onzichtbare hydraulische kracht, weg zinkt in den bodem, kunnen ook medewerken om hooger wijding te geven aan de laatste eer die men den doode brengt. Welk een verschil met de koude ceremonies op een kerkhof, die vaak moeten plaats hebben onder stortbui of sneeuwjacht, en menigeen een ziekte hebben bezorgd of den dood. Hoe kan men hier geheel onder den indruk komen waar men door allerlei zaken wordt afgeleid, vaak gehinderd door opdringende nieuwsgierigen en waar het gevoel zoo dikwijls onaangenaam wordt getroffen door de onverschillige gezichten der begrafenismannen. Na de crematie wordt de asch verzameld in een urn, die na verzegeld te zijn en van een opschrift voorzien, ter beschikking wordt gesteld van de nabestaanden. Deze behouden dan in zichtbaren vorm de overblijfselen hunner dierbaren, die bij begraving zeker zouden verloren zijn. De urnen kunnen bewaard worden in het columbarium dat bij het crematorium behoort, of wel begraven worden op het urnenkerkhof, waarboven dan eventueel ook gedenkteekenen kunnen verrijzen, of wel men kan de urn in zijn eigen tuin begraven en zoo zijn dooden steeds bij zich houden.
Nu wij gezien hebben wat met een ] lijk geschiedt dat gecremeerd wordt, i durft schrijver aan ieder lezer de vraag 1 voorleggen of in deze doodenbehandeling iets heidensch, ruws, onbeschaafds te i erkennen is. Staat zij zelfs in beschaving 1 en in vereering der dooden niet veel 1 hooger dan het begraven. Waar wordt hier onzen dierbaren geweld aangedaan, bij het in korten tijd uitvoerbare reuklooze crematie-proces in zuivere verhitte lucht of bij het jaren lang durende knagen j in den grond en wroeten door de lijken heen van een zwerm ongedierte dat het verrottings-proces vergezelt en hun die wij zoo liefhadden in korten tijd maakt tot een bijna vormlooze, onoogelijke wankleurige, half verminkte, stinkende massa waarvan men zich met walging zou afwenden ? Waar blijft bij het denken aan hetgeen daar onder den grond geschiedt de poëzie van het kerkhof, waar is de zoo vaak bezongen rust in het graf? Bij het begraven stopt men den gestorvenen onder den grond en houdt hem als vastgekluisterd aan het lage aardsche, bij de crematie daarentegen doet men hem als het ware zinnebeeldig ten hemel stijgen en de ziel het stoffelijk omhulsel naar beter gewesten ontvlieden. Met echt Fransche geestdrift geeft de Figaro van 5 Januari 1881 uiting aan haar sympathie voor de lijkverbranding als zij zegt: »Partisans de 1’incinération, nou sommes les spiritualistes. Nous respectons la chair. Nous aimons la beauté! Nous voulons la lumière, les espaces, les harmonies sans fin! Nous sommes les ennemis de la tombe, sourde, muette, étroite, hidense.” Duizenden, ook in ons vaderland, onderschrijven deze woorden. Zij walgen van het rottingsproces onder den grond en verkiezen voor zich en de hunnen het zuivere onschadelijke ontbindingsproces in den crematie-oven. Wie begraven mooier vindt en gevoelvoller, hij late zich na zijn dood onder den grond stoppen, de wet staat hun dit toe; maar schande is het voor het land dat steeds zoo hoog roemt op zijn vrijheid, dat geen rekening gehouden wordt met het gevoel en den wensch van de velen die een afschuw hebben van verrotten en voor zich eene behandeling na hun dood wenschen, die niet indruischt tegen de vrijheid van anderen, noch tegen beschaving en goede zeden. Mede te werken om den begrafenisdwang op te heffen is de plicht van elk rechtgeaard Nederlander. Daarom lezeres of lezer treedt in de gelederen van hen die zich reeds tot dit doel vereenigden. Verbindt U hierdoor volstrekt niet zelf gecremeerd te worden na Uw dood, maar gij geeft daardoor alleen uiting aan Uw aangeboren gevoel voor vrijheid en recht, waarin gij zelf zoo min mogelijk wilt beperkt worden, en gij helpt mede een stap voorwaarts doen op den weg door de wetenschap gebaand in het belang der algemeene volksgezondheid. Het lidmaatschap vraagt slechts de bijdrage van f 1.50 ’sjaars, terwijl men ook buitengewoon lid kan zijn voor slechts / 0.50 per jaar. De afdeeling »Breda” der Vereeniging voor Lijkverbranding, telt reeds 21 leden, moge zij spoedig haar ledental belangrijk zien toenemen. Het bestuur bestaat uit de heeren W. A. v. Houweningen van Sprang voorzitter, F. A. Lindeman en J. W. C. Beelenkamp, secretaris-penningmeester, Delpratsingel 16. Ziet, als aan het machtige voorbeeld uit den vreemde zich paren gaat een krachtige drang van binnen, dan zalhel doel bereikt kunnen worden, waarnaai reeds zoolang is gestreefd en dan eerst zal in deze zaak recht gedaan worder naar den wensch van het geëerbiedigc Hoofd van onzen staat, immers zoo ooii dan passen op de «Vereeniging vooi
Lijkverbranding” de woorden die H. M. ie Koningin uitsprak bij de aanvaarding iïarer Regeering: »Ik wensch aan alle burgers de grootste mate van vrijheid te verzekeren die mogelijk is zonder elkanders vrijheid te beperken.”