PEEK & CLOPPENBORG.
Voor Heeren-Üleedingstukken i\AAl\ MAAT, fiodt men bij ons steeds de uitgebreidste collectie Stoffen.
PEEK & CLOPPENBORG.
Voor Heeren-Üleedingstukken i\AAl\ MAAT, fiodt men bij ons steeds de uitgebreidste collectie Stoffen.
Gesclier & Kemper, Viemaittstraat, Telefooniiummer 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gorip- er ffieukl-Stüffeii, BEHANGSELPAPIER Meubels en Bedden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hótels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
EERSTE BLAD.
BOA voor onze Abonné’s! Zoolang de voorraad strekt stellen wij voor onze lezers ft sleclits 75 Ceuts verkrijgbaar, een prachtige, boeiende ROMAN in twee deelen, heide van + 270 pagina’s, welke anders f5,90 kost, LICHT 1 SCHADUW, door CHARLOTTE NIESE. In dit zoo hoogst interessant boe>| verhaalt de schrijfster op treffende, aangrijpende wijze de geschiedenis van een Koopmansfamilie tijdens het heerschen der cholera te Hamburg, waardoor duizenden en duizenden uit alle standen slachtoffers van deze woedende ziekte werden. Met groot talent schildert de schrijfster aandoénlijke tafereelen van broedermin en naastenliefde. Voor onze lezers 2 FINTKE DEELiEflï voor slechts 76 Cents. Een dergelijke boeiende roman die iedereen zal willen en mogen lezen, is tot dezen prijs nog nooit aangeboden. Ondergeteekende wen=cht te ontvangen: ex. Licht en Schaduw, 2 dln, f 5,90, thans ƒ 0,75. Naam: Woonplaats: BEKENDMAKING. HINDERWET. BURGEMEESTERen WETHOUDERS van Breda ; Gelet op art. 8 der hinderwet; Brengen ter algemeeue kennis, dat bij hun besluit van heden aan L. Canjels en zijne rechtverkrijgenden voorwaardelijk vergunning is verleend tot het opriehten van eene schietbaan voor den kruisboog, op het perceel, gelegen te Breda aan den Tramsingel n°. 50, kadastraal bekend sectie A n°. 4541. Breda, 17 April 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris
BEKENDMAKING. KOEPOKINENTING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda brengen ter openbare kennis, dat de gemeente-genees heeren op Zondagen 6, 13, en 20 April a. s,, des namiddags van 1 tot 2 uur, in een der lokalen van het gemeente-ziekenhuis zullen aanwezig zijn tot het kosteloos verrichten der koepok-inenting en her-inenting, met uitnoodiging aan de ingezetenen om van de aangeboden gelegenheid gebruik te maken. Breda, 1 April 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. i
Iets bijzonders, iets buitengewoons was er niet in het eenvoudige verhaal dat ik dezer dagen hoorde, ’t was een tragedie van een alledaagsch leven, die schokt noch aangrijpt, maar die toch een gevoel van innig medelijden, medegevoelen wakker roept. Het was ’t verhaal van een leven van zorg, van smart, van teleurstelling en lijden en met zachte klaagstem eindigde de ouden man: »Ja meneer, dat gaatje niet in de kleeren zitten. Alles was zoo heel gewoon, het komt zoo overal en met geringe wijziging iederen dag voor, dat het weergeven van die levenschets wel geen belangstelling zou wekken, daargelaten of ik het recht heb het te doen. Maar den moedigen strijder, die toch zoo graag zijn hart eens uitstortte als hij op eenige sympathie mag hopen, hem is het aan te zien, dat het hem niet in de kleeren is gaan zitten. Niet van buiten, zoodat het gemakkelijk is af te schudden , niet aan de oppervlakte, waardoor het de physieke en moreele krachten onaangetast laat en geen invloed heelt op de stemming — maar dringend door en in alles, diep alles aantastend en verzwakkend. Er worden treurspelen afgespeeld niet minder treffend, dan des dichters verbeelding ons afmaalt; en die voorgoed moeten ternederslaan de ongelukkigen, over wier hoofden de storm losbarstte. Het algemeen oordeel, dat meest slechts de oppervlakte der dingen ziet, is het op dit punt met zichzelf niet eens. Het begrijpt niet altijd de ingehouden smart, het leest niet altijd in het gelaat dat de innerlijke gewaarwordingen niet verraadt en ergert zich dan aan het feit, dat het leed niet dieper schijnt te zitten dan in het kleed. Iemand, die niet begaafd is met uiterst fijnbewerktuigde voelhoorntjes, die lang voor een ander iets geopenbaard heeft van inneilijk leven, dit lang al wisten, gevoelden of vermoedden, iemand, die niet uit een enkele lichte trek of trilling op ’t gelaat, uit een ondeelbaar korte oogopslag kan lezen, wat omgaat in ’t gemoed van een ander, zoo iemand moet
allervoorzichtigst zijn met een oordeel. Klachten zijn geen maatstaf van onbetwistbare juistheid Zeker, men wil wel eens uitweenen als de lijdenslast zwaar is en als telkens weer de sombere schaduw van teleurstelling komt plekken op ons levenspad, men wil dan wel eens alles uitzeggen en uitstorten aan wie men vertrouwt., dat geeft verlichting, dat maakt het verder dragen minder moeielijk. Maar tocht ligt er een soort egoïsme in, zeer verschoonbaar egoïsme, dat de klacht uiting deed geven. Na het werkelijk of figuurlijk afsterven van iemand, die wij hebben liefgehad denken wij aan onze smart, ons gemis, aan de leegte , die wij gevoelen, aan hetgeen de gestorvene nog voor ons had kunnen zijn; weinig wordt in dankbaarheid herdacht het aandeel dat hij of zij in ons leven heeft ingenomen, aan de bloemen, welke die hand strooide op onzen weg, aan het geluk, die haar bestaan ons gaf. In die smart zelve ligt een element van miskenning, omdat het meerdere dat werd onthouden, blind en gevoelloos is voor hetgeen ons werd geschonken. Er is een afwezigheid van leedgevoel, die niets anders is dan een gevolg van geringe ontwikkeling. Een oogenblik moge de slag pijn doen, het is spoedig weer vergeten. Inderdaad zijn daar slechts de kleederen geraakt. Pijnlijk is het soms te bespeuren — niet uit het ontbreken van klaagtonen, maar uit iemands geheele houding, zijn gesprekken, zijn handelingen, de wijze waarop hij afleiding zoekt, of wellicht zijn verlies tracht te herstellen, dat de smart, die onze leermeesteres en leidsvrouw moest zijn, hem niet toegankelijk vindt voor hare lessen en aanwijzingen. Hij gaat zijn eigen weg en heeft geen vermaningen van noode. Gelukkig hij, die haar ontvangt met mannelijken ernst en met vrouwelijke gelatenheid, haar laat inwerken op zijn gemoedsleven, haar aanwendt tot het doel, waarvoor zij is bestemd, als een middel tot zelfverdediging. Reeds dit is sen van haar voortreffelijkheden, dat zij ans aftrekt van beuzelingen, ons afkeerig maakt van de behartiging van nietige belangetjes en meer onze aandacht richt f jp de dingen van blijvende waarde. De veel gebezigde, maar niet altijd in haar , vollen omvang en schoone beteekenis s oegrepen uitdrukking: door lijden geouterd, drukt een groote, eeuwige waarheid uit; die we evenwel elkander liet moeten opdringen als een dogma, ioch die het leven ons moet leeren. Een rnensch kan veel dragen en ’t hangt aijna geheel van hemzelf af hoe zwaar Ie last kan zijn voor hij er onder bezwijkt, de een moge meer kunnen torsen dan de inder, wie niet bij de eerste slagen in doffe
wanhoop vervalt, hardt zich in het lijden en vermeerdert zijn draagvermogen. Dat is de prijs uitgeloofd, aan allen die het geleerd hebben met het noodlot te kampen. Hun ziel zal niets van hare kostelijkste eigenschap, van haar gevoeligheid verliezen, het doet hen toenemen in liefde voor de menschen, in de eerste plaats voor hen, die veel te dragen hebben.
De Noörd-Brabander had onze courant eenige onaangenaamheden toegevoegd en in het nummer van 16 Januari 1830 antwoordde de redactie daarop: Wij kunnen onze lezeren bij deze berigten, dat de Noor d-B rabander, die men nu met regt den Noor d-L o g e ri a a r zoude kunnen noemen, op zijne lange ooren van 9 Januarij gerepliceerd heelt. Om onze lezeren met het onuitputbaar vernuft van dat mannetje bekend te houden, kunnen wij niet nalaten, zijne slaajsche navolging van het Advertentieblad, hetwelk deze heerlijke uitvinding van het ’s Gravenhaagsche schendblaadje van den reeds gestraften en nog te straffen Van der Ven nageaapt 1 hier over te nemen: » Is het waarheid, dat de met den dood worstelende Bredasche Courant.” — Ah! ah! ah! ah! ah! in hare laatste oogenblikken, zich met den diepsten eerbied tot het gouvernement gewend heeft,” — oh 1 oh! oh! oh! . . . . . — » ten einde, uit het millioen,” — .... brrrr — » eenigen onderstand te erlangen,” enz. .... Verder vraagt hij: — of het waarheid is, dat de eerwaarde redactie” .... ah! ahl ah, ah 1 ah! ah! Ja het is om te lagchen . ... i honderd abonnementen op zijn 1,/1 courantje van den minister gekregen heeft.” ■— Hier zijn wij, zonder te lagchen, verpligt, te zeggen, dat dit eene infame logen is. — Om het echter iets met waarheid te antwoorden, hetgeen wij uit dankbaarheid aan het welwillend publiek verschuldigd zijn, en hetgeen den heerschenden geest in de noordelijke provinciën duidelijk genoeg kenschetst, is: dat er geen dag omgaat, zonder onze abonnements-lijst aanmerkelijk te zien vermeerderen; terwijl het NoordBrabander tje, volgens zijn eigen schrijven van den 12den Januarij, door de geheele sociëteit Amicitia, te Delfshaven, tegen slechts twee stemmen, gedeballotteerd is, ter oorzake: * dat die courant niets anders als bedertelijk was; dat dezelve niets dan kwaad stichtte, en dat men dezelve moest vernietigen, waar men kon” (!!!) Op deze publieke opinie zeggen wij volgaarne A m e n, en zulks strekt tevens ten bewijs, dat het kleine mannetje zich zelven goed weet te beoordeelen _ De voorspelling van de Noord-Brabander, dat ns blad toen reeds met den dood worstelde 3 nog altijd niet bewaarheid. In datzelfde nummer komt een advertentie oor, die een proefje geeft van de tooneeltukken welke in dien tijd geliefd waren: TOONEEL-BERIGT. De ondergeteekende heeft de eer, het kunstminnend publiek dezer Stad te berigten , dat zij, met haar gezelschap Nederlandsche Tooneellisten, met gunstige toestemming van de Edele Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouders van Breda, EENIGE UITGEZÓCHTE TO O N E E L - VO O RSTELLINGEN zal geven, waarvan de eerste representatie zal plaats hebben op Maandag den 18 Januarij aanstaande, tot opening van het Tooneel:
DE TWEE RINGEN. OF DE SCHIP BREUK BIJ EGMOND; geheel nieuw Tooneelspel, in drie 3 bedrijven, door den heer A. Ruijsch. Nooit op eenig Nederduitsch Tooneel vertoond, als onlangs door dit Gezelschap in ’s Bosch. Na hetzelve: DE DRIE FANCHONS, ot Het zal nooit eindigen. Blijspel met zang. Op Dinsdag den 19 Januarij 1830: V I C T O R IJ N , OF HET WEESKIND EN DE MOORDENAAR. Groot beroemd Tooneelspel in 3 Bedrijven, van Frederic de Castilli, naar een Hoogduitsch Manuscript vertaald, door Mr. G. Engelman. Na hetzelve: HET KAMERTJE VAN EEN WASCHMEISJE Blijspel met Zang, vrij gevolgd door Alex. van Raij. Zij beveelt zich ook ditmaal in de gunstige protectie van het geëerd publiek, niet twijfelende, ot zij zal door goede uitvoering der te geven stukken, gelijk mede, door welvoorziene en nette Costumes, etc. toonen, dat zij geene moeite noch kosten spaart, om het genegen publiek genoegen te verschaffen. C. O T T I N G (Directrice.) De volgende courant — van 20 Januari -vermeldt; blijkbaar als zeer gewichtig: IJZEREN WEG. Men heeft het plan gevormd, om, tusschen Edimburg en Glasgow, eenen dubbelden ijzeren weg aan te leggen, waardoor men, in drie uren tijds, door middel van stoomrijtuigen, van de eene stad tot de andere zoude kunnen komen. Een dergelijke weg bestaat tusschen Manchester en Liverpool en heeft ongeveer 7*/, millioenen guldens gekost; men rekent, dat de nieuw geprojecteerde weg slechts het derde van deze som zal kosten.