PUBLICATIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Breda roepen op de ingezetenen, die op den lsten Januari hun 25ste jaar zijn ingetreden , dat is, die geboren zijn in 1877, benevens hen, die zich in deze gemeente gevestigd hebben, of uit militairen dienst zijn ontslagen, voor zooverre zij den ouderdom van 25 jaren hebben bereikt en dien van 34 jaren niet hebben volbracht, om zich” tusschen den 15den Mei en lsten Juni aanstaande, ten gemeentehuize alhier, voor den dienst der schutterij te doen inschrijven; terwijl tot het ontvangen van hunne aangifte te dier plaatse dagelijks, gedurende den voormiddag van 10 tot 12 uur, zal worden gevaceerd, Zon- en Feestdagen uitgezonderd. Tot naricht van de belanghebbenden dient: dat als ingezetenen worden beschouwd alle Nederlanders, binnen het Rijk hun gewoon verblijf houdende, die hun voornemen, om zich aldaar te vestigen hebben aan den dag gelegd, hetzij door eene uitdrukkelijke verklaring, hetzij door het overbrengen van den zetel van hun vermogen of de hoofdmiddelen van hun bestaan, voor zooverre zij in de voorrechten van Nederlanders kunnen deelen; dat de aangifte tot de inschrijving door de ingezetenen van den hierboven bedoelden leeftijd behoort gedaan te worden, ook dan zelfs, wanneer de belanghebbende meenen mocht tot de vrijgestelden van den schutterlijken dienst te behooren; dat zij, die in meer dan eene gemeente hun gewoon verblijf houden, of den zetel van hun vermogen hebben gevestigd, zullen tot de inschrijving verplicht zijn binnen die gemeente, alwaar eene dienstdoende schutterij bestaat; en dat, bijaldien in de verschillende gemeenten, alwaar iemand verblijf houdt, of den zetel van zijn vermogen heeft gevestigd, alleen dienstdoende of rustende schutterijen bestaan, hij zich moet doen inschrijven in de gemeente, alwaar hij ambtshalve verplicht is verblijf te houden. Dat zij, die bevonden worden zich niet vóór den lsten Juni te hebben doen inschrijven, door het plaatselijk bestuur ambtshalve zullen worden ingeschreven , en ter zake van hun verzuim in eene geldboete vervallen, terwijl zij daarenboven zonder loting bij de schutterij zullen worden ingelijfd, indien het blijkt, dat er tijdens de verzuimde inschrijving geene redenen van vrijstelling voor hen bestonden. Voorts worden diegenen, welke van woonplaats zijn veranderd , gedurende den tijd dat zij tot eene schutterij behooren, bij deze herinnerd, dat zij door deze omstandigheid niet ontslagen, maar verplicht zijn het overige van hunnen diensttijd te volbrengen bij de schutterij van hunne nieuwe woonplaats, en dat zij daarvan aan het bestuur van de laatstgemelde plaats moeten kennis geven ; terwijl de belanghebbenden worden aangemaand , om zich tijdig van een geboorteextract te voorzien, en zich alzoo van hunnen
juisten leeftijd te verzekeren, ten einde de inschrijving behoorlijk geschiede, en zij alzoo niet zouden vervallen in de straffen bij de wet bepaald. Breda, 25 April 1902. Ed. GULJÉ, burgemeester, k. R. VERMEULEN, secretaris.
"INSCHRIJVING VOOR DE SCHUTTERIJ.". "Bredasche courant". Breda, 1902/05/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321066:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1902/05/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321066:mpeg21:p00001
Nog altijd blijven er allerhande uiteenloopende berichten gaan over den vrede en ’tis nu absoluut onmogelijk iets te gissen van den waren toestand. Hieronder volgen de laatste berichten, waar het een ’t ander tegenspreekt. De Daily Telegraph verneemt uit Pretoria, dd. 27 dezer: Het Utrecht- en het Vrijheidcommando hebben op het einde der vorige week bijeenkomsten gehouden. Louis Botha en andere voormannen waren er bij. Een krachtig gevoelen voor den vrede liet er zich gelden, De Engelsche troepen lieten de bijeenkomsten ongehinderd. De stilzwijgende wapenstilstand in die districten verstrijkt morgen. Volgens de Daily Express is hier een particulier telegram uit Pretoria ontvangen, inhoudende dat de la Rey aan Iutchener heeft medegedeeld dat drie commando’s in het westen van Transvaal bereid zijn, zich te onderwerpen op de gestelde voorwaarden. De voornaamste moeilijkheden worden verwacht in den Oranje-Vrijstaat, waar een commando onder bevel van den bekenden treinen-vernieler Holland weigert zelfs met Steyn te spreken over grondslagen voor den vrede. Uit Pretoria kwam gisteren het volgende nieuws: Afgevaardigden van de Boeren zijn druk bezig, de strijdende burgers in verschillende districten op te zoeken, ten einde de kwestie van overgave te bespreken. Zij begeven zich om beurten naar elk district en houden er bijeenkomsten. Louis Botha trekt rond in de zuidoostelijke i districten, de la Reij en Schalk Burger in de t westelijke, Lucas Meijer in de noordoostelijke i en Reitz in de noordelijke districten van Transf vaal. Steijn en de Wet gaan rond in den Vrijstaat. ‘ Als besluit van deze bijeenkomsten zal een vol1 tallige vergadering worden gehouden op 25 Mei te Vereemging, om de definitieve voorwaarden ' voor de overgaaf te bespreken. Voorname jj burgers die zich reeds onderworpen hebben, en in staat zijn over de stemming van de Boeren J in het algemeen een oordeel te vellen, zeggen dat, als de afgevaardigden de burgers een getrouw beeld van den toestand geven, de burgers waarschijnlijk van vredelievende gevoelens bezield zullen worden. j Reitz heeft in het district Pietersburg een . samenkomst gehad met Beijers. ï Met betrekking tot een gerucht dat in Newi York de ronde deed. en volgens hetwelk de la > Reij zich over zou gegeven hebben, verneemt men: Dépêches die heden van Kitchener ont- vangen zijn, maken geen melding van zoodanige t overgaaf of van iets dat er op wijst. Er zullen ■ waarschijnlijk twee weken moeten voorbijgaan, 1 voor stellige berichten ontvangen kunnen worden betreffende de kansen op vrede, maar welinge1 lichte kringen gelooven dat het uitzicht gunstig ■ is. Men verneemt dat de kwestie van de Kaap5 sche rebellen voor het oogenbhk een hinderpaal s vormt. f Tusschen de regels door van de officieele telegrammetjes, die er zoo onschuldig uitzien, maar voor een goed verstaander van groote ) beteekenis zijn, kan men soms de merkwaar. digste gebeurtenissen lezen. : Men weet, dat Oohiep, èen der voornaamste t steden in Namaqua-land, aan den spoorweg, - die van Port Nalloth naar de Westkust loopt, - sedert weken reeds door de Boeren wordt r belegerd. Lord Kitchener seinde reeds eenigen > tijd geleden, dat de hoofdmacht van de Boeren e rondom Oohiep was verzameld, dat zonder 1 succes was aangevallen, en voorts, dat versterkingen zijn aangekomen. Een lange pauze volgde 8 hierop. Eindelijk komt weer een officieel teiee grammetje en zegt: Versterkingen zijn aangeJ komen in het Westen van de Kaapkolonie en zijn in contact met Oohiep, dat alle aanvallen heeft afgeslagen en den vijand verliezen heeft toegebracht. n Iemaüd, die de tegenwoordige officieele taal :- van Engeland machtig is, vertaalt deze telei grammen natuurlijk zoo: »Oohiep wordt met
succes door de Boeren belegerd; door de aanhoudende aanvallen loopt de stad groot gevaar van ingenomen te worden. Daarom zijn versterkingen gevraagd, die zijn aangekomen.” Dat is het eerste telegram, en het tweede: «De versterkingen, die aangekomen zijn, blijken niet voldoende; met de siad loopen nu ook de versterkingen gevaar. Er moest een verdubbelde macht troepen aangevraagd worden. Deze hebben Oohiep echter niet kunnen bereiken, hoewel zij nu met de bezetting voeling kunnen houden. Nieuwe versterkingen zijn daarom zeer gewenscht, om de vorige te beschermen.” Zooals we reeds meer gezegd hebben . worden geen Engelsche verliezen bij de loopende operaties gemeld. Deze blijken uit de verliezenlijsten, die daarmede tevens geheel verzwegen gevechten verraden. Een nieuw voorbeeld kunnen wij hier weer insereeren bij het doodsbericht van kapitein Saunderson, van de bereden carabiniers, die tengevolge van zijn wonden, in een gevecht bij Standerton ontvangen, is overleden.
"Transvaal.". "Bredasche courant". Breda, 1902/05/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321066:mpeg21:p00001
De geweldige verkiezingsworsteling in g Frankrijk heeft, zooals te verwachten was, nog niet tot een definitief resultaat geleid. Om 177 zetels van de 591 moet nogmaals gevochten t worden. Er is zeer druk gestemd. In een der arron- j dissementen van Parijs b.v. bleven van de ruim | 11000 kiezers slechts een kleine 300 thuis, ’t Is , ■>m van te watertanden, vergeleken met onze . thuis- bhjf-cijfers. Havas geelt den totalen uitslag als volgt: Gekozen zijn: 47 conservatieven, 92 nationalisten, 81 ministeriele republikeinen, 81 anti-mimsterieele republikeinen, 88 radicalen, 49 radicaal- , socialisten, 24 socialisten. De republikeinen verliezen 13 zetels en winnen 13 zetels; de radicalen verliezen 13 zetels en winnen 12 zetels; de socialisten verliezen 4 zetels en winnen er 2; de radicaal-socialisten winnen 5 zetel en verliezen er 5; de antiministerieele republikeinen winnen 19 zetels en verliezen er 23; de nationalisten verliezen 7 zetels en winnen er 14; de conservatieven verliezen 3 zetels en winnen er 3. Volgens de statistiek van het ministerie zijn gekozen 242 ministeriëelen en 163 anti-ministeriee'en. Het ministerie acht, dat 125 herstemmingen zeker gunstig voor de regeering zullen zijn en 12 voor de oppositie goed zullen afloopen, omtrent 38 zetels zetels verkeert men in het onzekere. Komt de voorspelling van het ministerie uit, dan wint de regeeringsmeerderheid geducht in kracht. Beide partijen, regeering en oppositie, toonen zich zeer tevreden over den uitslag. De nationalisten roemen vooral over Parijs en zij hebben daar reden voor. Voorloopig veroverden zij reeds 14 zetels, maar zij verloren een deel der winst weer in Algiers. Onder de niet gekozen candidaten voor de Fransche Kamer trekken nog bijzonder de aandacht André Lebon, oud-minister van koloniën, de beruchte man uit de Dreyfus-affaire, generaal Zéde, oud-commandant van het 14de legerkorps en Poubelle, oud-gezant bij het Vaticaan De rechtzitting te Gumbïnaen is eergisteren met een merkwaardig incident begonnen. Dadelijk na de opening verlangde de president dat het hof in raadkamer een beslissing zou nemen over de beschuldigingen die tegen het officieren-corps waren ingebracht. Een van de advokaten van de verdediging maakte daarop de opmerking dat er dan eerst een voorstel moest zijn waarover de krijgsraad beslissen kon. De president: Het hof zal te beslissen hebben, welke stappen er gedaan moet worden om den dader te vinden. Advocaat Hora: Als het hof zulk een onderzoek wil instellen, stel ik voor, den vleeschhouwer Mattern van hier te hooren. De vleeschhouwer Mattern is mij het volgende komen mededeelen: In October of November 1900 ging hij over het magazijnplein, terwijl de ritmeester von Krosigk en zijn vrouw kwamen aangereden. Beiden kwamen een dragonder-
officier tegen die den heer en mevrouw von Krosigk groette. Mattern zag vervolgens dat, nadat beiden eenige passen doorgereden waren, ritmeester von Krosigk de rijzweep ophief en zijn vrouw er driemaal mee over den rug sloeg. De officier die was blijven staan, schudde het hoofd en mompelde: »Je zult niet lang meer slaan !” Als de verklaringen van Mattern waar zijn, kan men de mogelijkheid niet ontkennen dat de dader ook onder de officieren gezocht moet worden. Het hof besloot na een korte beraadslaging tot opheldering van dit incident den restaurateur Kretschmann (bij wien de bekende drinkpartij van officieren zou gehouden zijn), den regimentscommandant overste von Winterfeld, de twee dragonderofficieren Brandt en Weiss en den vleeschhouwer Mattern te dagvaarden. Daarna werd het verhoor met de andere getuigen voortgezet. Sergeant Szillat getuigde dat Hickel ongeveer tien minuten voor den moord met hem samen in den stal was geweest. Beiden waren dadelijk naar de rijbaan geloopen toen zij van den moord hoorden. De mogelijkheid dat Hickel op den uitkijk zou gestaan hebben, terwijl Marten het schot loste, vervalt, als deze verklaring juist is. Voor hij bij Szillat was, geeft Hickel voor, met den onderofficier Dommning te hebben staan praten, wat de laatste bevestigd heeft. Andere getuigen die omstreeks denzelfden tijd in de nabijheid van Dommning zijn geweest, herinneren zich echter niet dat zij Hickel gehoord of gezien hebben. Het O. M. twijfelde daarom aan de geloofwaardigheid van den getuige Dommning en stelde voor, hem niet den eed te laten afleggen. Het hof ging echter met de verdediging mee en nam Dommning, den belangrijksten getuigen a décharge voor Hickel, den eed af. In de middagzitting kwamen de laatste getuigen die nog gehoord moesten worden, aan het woord. Van het praatje over het drinkgelag van de officieren na den moord bleef zoo goed als niet over. Noch de officieren die genoemd waren, noch de restaurateur bij wien het drinkgelag zou gehouden zijn, wisten er iets van. De laatste getuige was de vleeschhouwer Mattern. Deze herhaalde zijn hierboven vermelde verklaring over het incident op het magazijnplein. sik heb gezien, zeide Mattern, dat von Krosigk driemaal de rijzweep ophief en zijn vrouw tweemaal op den rug trof. De derde maal heb ik alleen de opgeheven rijzweep gezien, maar ik weet niet of de slag mevrouw von Krosigk getrjffen heeft.” De officier die met hem getuige was geweest van het voorval, had duidelijk verstaanbaar uitgeroepen: »Je zult niet lang meer slaan 1” Gisteren hield het O. M. zijn requisitoir. In het proces te Gnmblonen eischle de vertegenwoordiger van het O. M. gisteren: tegen Marten wegens manslag 12*/3 jaar tuchthuisstraf, j uitstoting uit het leger, degradatie, verplaatsing . in de tweede klas van den soldatenstand en driejaar vei lies van eer, tegen Hickel, wegens medeplichtichtigheid, 5 jaar tuchthuisstraf, gelijke bijkomstige straffen als voor Marten, en " twee jaar verlies van eer. Het proces wegens den moord op ritmeester ’ von Krosigk is geëindigd met de vrijspraak van beide beschuldigden, Marten en Hickel, van de aanklacht wegens moord en muiterij. In zijn overwegingen bij het vonnis zegt het hol dat op beide beschuldigden een ernstige 3 verdenking rust; vooral het bewijsmateriaal tegen ■ Marten is van veel beteekenis, in het bizonder 1 de wijze waarop hij in de nabijheid van de 1 karabijn waarmede de moord is gepleegd, is t betrapt, alsmede het feit dat hij zijn alibi niet heeft kunnen bewijzen. Aan den anderen kant y aagteekent de eventueele wrok van de familie t Marten tegen von Krosigk van 1898, zoodat 1 Marten en Hickel als zij iets tegen von Krosigk hadden willen ondernemen, dat vroeger gedaan zouden hebben. Ook wordt overwogen dat von □’ Krosigk over beiden, wat hun dienst betrof, zeer tevreden was. De verdenking schijnt daarom niet toereikend voor een veroordeeling. Onder Lord Reay’s voorzitterschap vergaderden Q te Londen de leden van het Ooat-Indlaclte 3 Genootschap om een verhandeling aan te e hooren van Sir Lepel Grif tin. Deze betoogde, n dat het Zuid-Afrikaansche vraagstuk slechts op •- te lossen is door een van staatswege geleide en
gesubsidieerde landverhuizing van Hindoes naar i Zuid-Afrika. Spreker beschouwde een kolonisatie 1 van Engelschen daar even hopeloos als de toe- < komst der Kaffers. Hij betreurde het, dat er ' geen Indische troepen in Zuid-Afrika gebruikt 1 waren. Dit betoog vond veel bestrijding bij ettelijke sprekers. Aan de discussie nam ook Lord Reay i deel. Deze toonde aan, dat Griftin’s immigratieplan op bedenkelijke wijze de moeilijkheden, ( die er in Zuid-Afrika waren, vergrooten zou. Lord Reay was ook van oordeel, dat de Engelsche regeering zeer terecht geen Indische troepen naar Zuid-Afrika gezonden heeft; anders zouden de Kaffers aan den oorlog deelnemen en dan tegen de Engelschen. De voornaamste hinderpaal bij de onderhandelingen tusschen Chili en ile Argentijnsclie republiek over ontwapening blijkt de vraag te zijn, cf de overeenkomst alleen voor de toekomst zal gelden of terugwerkende kracht zal hebben. Vermoedelijk zullen de onderhandelingen daarop afstuiten.
"Algemeen Overzicht". "Bredasche courant". Breda, 1902/05/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321066:mpeg21:p00001
BEKENDMAKING. Aaugtite roor liet bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda aehten het noodig de ingezetenen te herinneren aan hunne verplichtingen, tot het doen van aangiften voor het bevolkings-register, voorgeschreven bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsblad n°. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste ƒ100, zijn hoofdzakelijk de volgende: Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. Bij bet verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aan bet gemeentebestuur. Bij verhuizing binnen de gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur. Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeentebestuur kennis van ieder lid , dat in zijn gezin wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diensten werkboden daaronder begrepen. Breda, 24 April 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd . Eb. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1902/05/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321066:mpeg21:p00001