EERSTE BLAD. ^ÊÊÊÊÊtÊÊÊÊÊÊÊfKÊÊKÊÊÊM.« Greseher & Kemper, ; ïjemartlstraat, TelBftonmiiiei 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Mijl- ei KfflM-Stoli, BEHANGSELPA 1'lEll Meubels en Sïeddcn. fngericht voor het geheel in orde maken van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
BEKENDMAKING bedrijfsbelasting. Het hoofd van het plaatselijk bestuur te Breda brengt ter kennis der belastingschuldigen , dat de kohieren n“. 6 en 7 van de belasting op bedrijfs- en andere inkomsten, over het belastingjaar 1901/1902, invorderbaar verklaard 23 Mei j 1. , lieden afgekoudigd en aan den ontvanger der directe belastingen alhier ter invordering zijn uitgereikt. Breda, 26 Mei 1902. Het boofd van het plaatselijk bestuur voornoemd, Ed. GULJÉ.
BEKENDMAKING. De Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant; Gelet op de arlt. 106 en 111 der kieswet; Brengen ter algemeene kennis, dal vanaf heden tot jn wet 5 Juni a. s. op de Provinciale Griffie voor jen ieder ter inzage is nedergelegd en in afschrift, of afdruk tegen betaling der kosten, verkrijgbaar gesteld de lijst van hoogstaangeslagenen, in de Rijks directe belastingen dezer provincie, die van kracht wordt op 8 Juni a. s. welke lijst zal worden geplaatst in de Nederlandsche Staatscourant van 15 Juni a. s. ’s-Hertogenbosch, 22 Mei 1902. De Gedep. Staten voornoemd, A. VAN VOORST TOT VOORST. W. VAN LANSCHOT, Griffier. BEKENDMAKING. INRICHTING, WELKE GEVAAR, SCHADE OF HINDER KAN VEROORZAKEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda; Gezien het adres van: Arie Bos, wonende alhier, vergunning verzoekende tot het oprichten van eene paardenslachterij met rookerij in het perceel, gelegen in deze gemeente aan de Eellenoordstraat, kadastraal bekend onder sectie A, n°. 2072; Gelet op de bepalingen der hinderwet; Brengen de door den adressant gedane aanvrage ter algemeene kennis, met bericht, dat het daartoe strekkend verzoekschrift, met de bijlagen, genoemd in art. 5 der voorschreven wet, op de gemeentesecretarie zijn ter visie gelegd, en dat op den veertienden dag na de dagteekening dezer, zijnde Maandag 9 Juni a. s. , door burgemeester en wethouders des middags te 12 uur, ten gemeentehuize eene zitting zal worden gehouden, ten einde gelegenheid te geven , ora bezwaren tegen het oprichten van de voorschreven inrichting mondeling of schriftelijk in te brengen. Zullende deze worden aangeplakt op het perceel voor de inrichting bestemd. Breda, 26 Mei 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1902/05/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321080:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1902/05/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321080:mpeg21:p00001
ii. Hier volgt het tweede gedeelte van het rapport van den generaal Smuts. Toen ook de mishandeling der vrouwen en kinderen geen andere uitwerking op de Boeren had dan hen nog harder te doen vechten en nog meer te doen volharden in hun rechtvaardigen strijd, werd door den vijand een nog fataler middel van ons te bevechten aan de hand genomen: ik bedoel het wapenen en gebruiken van gewapende naturellen. UH.Ed. zal zich nog kunnen herinneren met welke hooghartige minachting Lord Roberts onze protesten tegen het wapenen van Linchwee’s stam en de gruwelijke moorden te Derdepoort en elders op de Westergrens vroeg in den oorlog behandelde. Zijn voorbeeld is maar te getrouw door zijn I opvolger gevolgd. Toen gedurende het begin van den winter van 1901 de vijand ; noordwaarts drong en Nijlstroom en ; Pietersburg innam, zond hij onder natu• rellen kapiteins van Waterberg en Zoutpansberg te ontmoeten gaf hun geschenken en wapenen en kort daarop volgde onverwachts de vreeselijkste moorden op vrouwen en kinderen en ouden van jaren : sedert de dagen van Dingaan en Mosele. katze. Het spijt mij dat ik de rapporten
van generaal Beyers hieromtrent niet voor mij heb en ik dus niet in staat ben bijzonderheden mee te deelen, maar die bijzonderheden zijn afgrijselijk genoeg. Tezelfder tijd werden omtrent 72 vrouwen en kinderen in Zwazieland vermoord, die voor de kolonnes en moordbenden van generaal French van uit het IloogeVeld daarheen waren gevlucht. Het is merkwaardig dat deze moorden en misdaden gepleegd werden door naturellenstammen, die ons tot op het tijdstip gunstig gezind waren, maar die door agenten van den vijand waren verleid geworden. In Zululand hebben dergelijke moorden plaats gevonden, doch gelukkig op kleinere schaal. Ook Sekukunis’ volk is opgestaan op aanhitsing van den vijand. Ik verneem dat comm -gen. Louis Botha nog in bezit is van opgevangen rapporten waaruit blijkt dat deze misdaden met medeweten van de agenten der Britsche Regeering werden gepleegd. Voor zoover mij bekend, is Koos Mamogalie de eenige Kafïer-kapitein in de Z. A. R. die de pressie van den vijand heeft weten te weerstaan en neutraal is gebleven, en, zooals UHEd. weet, is hij ook een der best opgevoede en meest geleerde Kafferhoofden binnen de Repu‘ bliek. Als een gevolg zijner neutraliteit ( en zeker als een les voor de anderen is zijn stam door den vijand in ballingschap gedeporteerd. , De vele duizenden kaffers, die min of
meer beschaafd onder de Boeren op hunne plaatsen woonden en die zich doorgaans zeer stil gedroegen, zijn nagenoeg alle door den vijand gevangen en met hunne families naar de kampen vervoerd. Wat daar van hen wordt is ons door velen van den vijand weggeloopen naturellen medegedeeld. Zoodra zij in de kampen aankomen wordt hun gezegd dat, tenzij de mannen krijgsdienst verrichten, zij geen voedsel zullen krijgen en zoo worden zij in groote getallen in den militairen dienst des vijands gedwongen. In de Kaapkol. weer wordt den onkundigen kleurlingen verteld dat zoo de Boeren winnen, de slavernij weer zal worden ingevoerd in de Kaapkol. en dat de kleurlingen door de wreede Boeren voor wagens en ploegen zullen gespannen worden om die te trekken. Om nog grooter nadruk aan dit argument te geven wordt hun verder beloofd, dat zoo zij aansluiten, zij eigenaars zullen worden van de plaatsen der Boeren en de Boeren dan bij hen zullen moeten werken en zij met de Boerenvrouwen zullen trouwen. Vreeselijke staaltjes worden overal ver• i 1. 3
Vreeselijke staaltjes worden overal verspreid van de wreedheden der Boeren tegenover de kleurlingen. Door vrees en begeerlijkheid worden |dus ook in de Kaapkol. duizende kleurlingen gewapend en in den militairen dienst genomen. De meeste vijandelijke kolonnes in de Kaapkolonie en de O.V.S. bevatten een aanmerkelijke proportie van gewapende kleurlingen die er overal werk van maken de vreedzame blanke bevolking te beleedigen en door hun pochen en grootpraten een zeer gegronde vrees inboezemen voor de toekomst der blanke bevolking in Z. Afrika. De vijand gevoelt zelf schaam over de noodzakelijkheid, welke, ten spijte van zijn beweerde verpletterende overmacht, hem nochthans dwingt, zich van zoodanige hulp te bedienen. Daarom is het dat het van den kant der militairen en der Britsche regeering officieel ontkend wordt dat er kleurlingen gewapend zijn of vechten, maar UHEd. kan bovenstaande als de waarheid aannemen. Het is duidelijk dat de vijand oogenschijnlijk een groot voordeel behaalt door het gebruiken van naturellen en kleurlingen. Het maakt den oorlog voor hem aanmerkelijk goedkooper en meer dragelijk voor zijn niet onuitputtelijke schatkist omdat deze onkundige lieden met beloften en zoete woorden inplaats van geld betaald worden. Ook behoeven hunne gesneuvelden en gewonden niet gerapporteerd te worden en wordt daardoor de onaangename indruk der casualiteitsopgaven in Engeland vermeden. Verder zijn zij, niettegenstaande hunne groote lafhartigheid dikwijls uitnemende verkenners en spionnen, werk waarvoor de Britten bijna totaal ongeschikt zijn. Maar dit voordeel is slechts oogenschijnlijk en wordt oneindig ver overtroffen door het nadeel verbonden aan het gebruik van kleurlingen voor militaire doeleinden. In mijn opinie is het gebruik van gewapende kleurlingen in den strijd tegen de Boeren de fataalste maatregel voor den vijand in den huidigen oorlog toegepast, daardoor heeft hij een stap genomen welke op den langen duur tot zijn gewissen ondergang jn geheel Zuid-Afrika moet leiden. Gelijk het wapenen van de Katrivierbasterts en andere kleurlingen in den ouden tijd met de euvelen daaraan verbonden, de voortrekkers uit de Kaapkolonie verdreef, en dus de oorzaak werd van de stichting der Z.-A. Republieken zoo zal deze onbezonnen maatregel nog de oorzaak worden van het verlies der Kaapkolonie voor Engeland. De vijand zegt dat de Afrikaners in de Kaapkolonie geen grieven hebben: hier is één grieve welke doordringt tot in het diepste fondament in maatschappij en volksleven: een grieve welke eene verschrikkelijke vrees voor de toekomst in het leven roept, welke de diepste hartstochten gaande
maakt, eene grieve weike de grootste misdaad bevat, die ooit tegen het blanke ras in Z.-Afrika kan gepleegd worden. Deze zijn niet ijdele woorden; ik ben nagenoeg door de geheele Kaapkolonie geweest, en heb gezien welken diepen indruk het gezicht van gewapende kleurlingen in de Engelsche kolonnes gemaakt heeft op het gemoed van Engelsche zoowel als Afrikaander kolonisten. Heeft de gevangenneming der Boerenvrouwen en kinderen de Boeren in staat gesteld den oorlog onbelemmerd voort te zetten tot zijn natuurlijk einde, het gebruik van gewapende kleurlingen door den vijand is een nog fataler maatregel, en zal dat einde beslissend maken voor de Kaapkolonie, zoowel als voor de Republieken. Op een onderwerp gelijk dit is het echter onnoodig verder aan UHEd. uit te weiden. (Wordt vervolgd).
"Een niuews rapport.". "Bredasche courant". Breda, 1902/05/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321080:mpeg21:p00001
RICHARD HENRY SAVAGE. 31. ïLaat ons gaan!” riep hij mat. sMijn gekeele leven ligt nu achter mij. Slechts één ding blijft mij nu nog over — de dood op bet slagveld.” Met een angstig, moedeloos hart had hij vernomen, dat Padre Mateo Ruiz van Marianao naar Matanzas was overgeplaatst en geestelijke was geworden op een transportschip van zieken en gewonden tusschen die haven en Burcelona. De slanke, holoogige jonge kapitein geleidde zijne magere bloedhonden ver weg naar de blauwe, vrije heuvels. De laatste schakel was verbroken, die hem nog aan de oude kerk te Marianao bond. Vervolgd door den teederen glimlach der vrouw, die hij beminde, herkende hij Weyler’s wraak voor de gewichtige geheime hulp, die de priester aan de kinderen der Lone Star vlag had verleend. Gedurende zes maanden vocht Andrés in den wreeden westelijken veldtocht als een wild beest, en zijn hart klopte niet sneller, toen de in ongenade gevallen en verslagen Weyler naar Spanje teruggeroepen werd en den gebroken commandostaf nederwierp. HOOFDSTUK XI. Te Santiago! »T och broeders!” De ware geschiedenis der sMaine” van stervende lippen. Een lang jaar van gruwelen en gebrek — van beuzelachtige jacht en bloedige gevechten — het begin van de naderende doodelijke worsteling overgegaan in voortdurende tooneelen van onbarmhartige weerwraak Campos en Weyler hadden plaats gemaakt voor den vriendelijken ouden Blanco, en nog steeds verlichtte de roode vuurgloed de vlakten. Ver weg bij de westelijke scheiding was de heldhaftige Antonio Maceo gevallen in een onbeslist gevecht, en zijne overblijfselen waren door handen van gemengd ras verminkt. De verrekijker, het horloge en de kleeding van
den dooden held alleen bewezen zijn in het duister gehulden dood — En nu werd de afwezigheid van den onversaagden aanvoerder gevoeld in het ontbinden der ontmoedigde Cubaansche troepen — niet langer een leger. Goud, op listige wijze uitgedeeld, begon het verraad van liet eene opperhoofd na het andere te koopen; de opstandelingen werden langzaam teruggedreven in de bergen ; hunne zaak stond nu hopeloos en verloren, de Lone Star neigde ten ondergang. In den ruimen omtrek, die eens door Andrés Gomez vermetele vrijwilligers bezet werd, glinsterden de geweren zijner mannen niet langer in den maneschijn ; de flikkerende dolk blonk niet meer in het zonlicht. Mager, uitgehongerd, zonder voorraad, zonder medicijnen, zelfs met hunne patroontasschen ledig, waren de enkele rondsluipende opstandelingen nu nog slechts bandieten zonder een bepaald militair doel. Gomez en Gareia waren niet langer tooverwoorden; de Spaansehe troepen stroomden westwaarts naar Pinar del Rio, en handige afgezanten werden onder Blanco rond gezonden om de enkele nog geduchte mannen te verlokken tot een verraad van Cuba onder den schijn van bevrediging en zelfheerschappij. De gedachte liniën van Marianao waren nu bestand tegen een bloedigen schok zooals Andrés Gomez’ aanslag op La Sevilla. Een voor een waren de weinige overblijvende leden der geheime junta van Marianao uitgekozen voor gevangenschap of slachting. Het angelus klonk nog van den toren der oude kerk van Marianao; maar Domingo de koster, treurde smartelijk om het verdwenen gelaat van Padre Mateo Ruiz. Een vreemde verrichte nu den dienst aan het verlaten altaar. Vrees, overmacht en bedrog heerschten in den door de koorts bekochten post, waar buiten de liniën de arme slachtoffers der afslnitingsstaatkunde in de nu kale velden zochten naar grondnoten of verstrooide y-ams. Bedekt met graven, woest en kaal, beroofd van bare levende have, vertoonde de eens bloeiende provincie nu overal hare sombere zwijgende verwoesting. Slechts het gillende fluitje van den militairen trein klonk door de lucht, met den schellen noodkreet van den somberen Spaansohen horen als de taal van een meedoogenloozen verdelgingsoorlog. De oude Domingo, door verdriet terneergebogen en verteerd, wachtte te vergeefs op eenig teeken van leven van zijn geliefden meester. Terwijl de j maanden langzaam voortkropen, wist hij niet, of de dood Mateo Ruiz op zijn post had overvallen of I dat de bittere wraak van Valeriano Weyler hem
bereikt en in de een of andere kloostercel in Spanje levend begraven had. De stadbewoners huiverden nog bij het denken aan de vreeselijke wraak, die Weyler had genomen over Andrés Gomez’ razenden aanval Vijftig arme stampers, die na den terugkeer der vervolgingstroepen in het net gevallen waren, waren doodgeschoten en tegen de berookte muren van La Sevilla opgestapeld Maar de winden hadden reeds lang de asch der sehoone Juana ver verspreid, en haar voormalige minnaar was nu veilig over de zee, en had zijn geheimen millioenenschat, de vrucht van gebrek en roof, den prijs van een geslacht Cubaansch bloed, meegenomen. Die stapels gouden Alfonso’s vertegenwoordigden elk het leven van een uitgehongerd Spaansch soldaat, en onder een nieuwen gouverneur-generaal dronk de zwerm officieele jakhalzen nog steeds het hartebloed van het Spaansehe leger. Dag aan dag bezocht Domingo trouw de dorpsbronuen, en hoorde zoo tersluiks fluisteren over den dood van Inez , de trouwe, vrouwelijke spion. Overvallen in een verborgen hospitaal der Cubanen, terwijl zij de gewonden verzorgde, was zij, strijdende als een man, gestorven bij de bedden der hulpeloozeu, terwijl de Spanjaarden hunne overwinning vierden door allen te verbranden — gevangenen, zieken en dooden — een enkel groot offer op het altaar van Moloch! Maar nooit had een bericht omtrent het lot van den vermetelen Andrés Gomez den trouwen, ouaen koster bereikt. Slechts een vaag gerucht, dat hij eene verre persoonlijke navorsching ondernomen had, kwam den ouden man ter oore. Maar of het eene zending naar Amerika was, of een onderzoek naar Gareia of Gomez — of hij zocht naar Padre Ruiz, of het geheimzinnige pad der Roos van Marianao was gevolgd — niemand wist het, en de passen van El Chorro herbergden niet. meer den vermetelen bevelhebber en zijne slanke bruine ruiters. Het was het begin van het treurige einde. Het bloeiende Cuba strekte tevergeefs de handen uit naar den onmeedoogenden hemel, en de Ster der Hoop — de Noordster — met zijn blauw, zwak schijnsel, scheen verder dan ooit verwijderd. Toen, op een Februaridag van acht en negentig, ging er eene siddering van afgrijnzen door de beschaafde wereld, en de oude Domingo bad geknield, dat de bries uit het noorden spoedig het wapengekletter mocht overbrengen der wrekers van bet onschuldig vergoten bloed. Het was in het midden der Meimaand, dat de
oude Domingo, die na de vesper bezig was langzaam af te leggen, in de welbekende kamer geroepen werd, waar Padre Mateo Ruiz zoo dikwijls een geheim onderhoud met de vrienden van Cuba had gehad. Een rijtuig stond voor de deur der pastorie, en de nieuwe priester, Felipe Hinojosa, overhandigde des ouden man eene dikke enveloppe. »Gij moet naar Havana gaan, Calle de Paula, No. 129, en dezen brief overhandigen aan Senor Benito Rodriguez. Wacht op een antwoord en breng mij dat terug.” De nieuwe pastoor was een donkere schiereilandbewoner, een man, die zijne geheimen alleen bewaarde. Hij wierp een gouden Alfonso op de tafel. ïGij zult verversehingen noodig hebben,” zeide hij kortaf, terwijl hij zich afwendde. De oude Domingo boog en zocht het kamertje op, waar hij vijftig jaar lang eene toevlucht had gezocht voor de stormen der wereld. Hij trok zijn zwart kleed aan, nam zijn hoed, knielde neer en zeide een laatste gebed op voor het kleine altaar in zijne kamer. Zwijgend uit de schemerachtige oude kerk sluipende, liep hij den gouden Alfonso in de armenbus glijden als een liefdeoffer en maakte knielende het teeken des kruizes met wijwater op zijn gerimpeld voorhoofd. »Ik vermoed, dat ik spoedig verlost zal worden,” prevelde hij. ïDomiugo’s tijd is eindelijk gekomen!” Toen het rijtuig langs de stoffige straten rolde; wendde hij zich om en wierp een teederen blik op de oude kerk, die in de schemering verdween. sWeg, allen weg,” prevelde hij. ïDe Padre, de sehoone Mercedes, onze brave Andrés, al de vrienden mijner jeugd.. Oorlog, ellende en verdriet, het epen graf alleen is de erfenis van het ongelukkige Cuba.” De oude koster lichtte zijn hoofd niet op, toen hij door troepen woeste, gewapende mannen reed. Zij schreeuwden en zongen nu in hunne dronken razernij. Muerie d los Americanos! Muerie d los Yankees!" Want het oude Spanje had dwaselijk den jongen kolossus uit het Noorden den handschoen toegeworpen. Maar toen de heuvel bereikt was, van waar men Havana kon overzien, waar Santa Clara, Principe en San Nazario met hunne zware, zwarte kanonnen uittartend nederzagen, deed de voerman het rijtuig ophouden. Los buques de los Yankees /” riep hij uit met zijne zweep wijzend. (Wordt vervolgd.)
"De Hacienda op den Heuvel". "Bredasche courant". Breda, 1902/05/28 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321080:mpeg21:p00001