Een zeer belangrijk blauwboek bevattende de vredesvoorwaarden tusschen Engeland en de Zuid-Afrikaansche republieken is Zatei dag door de Britsche regeering uitgegeven. De aanhef van het vredesverdrag noemt Kitchener en Miiner voor de Britsche regeering; Steyn, Brebner, generaal de Wet, generaal Olivier en rechter Hertzog als regeering van den Oranje Vrijstaat; Burger, Reitz, de generaals Louis Bötha, de la Reij, Lukas Meyer en Krogh als regeering van de Zuid-Afrikaansche republiek. Het vredesverdrag heeft den volgenden inhoud (men lette op art. 8, betreffende de naturellen): 1. De burgers te velde leggen aanstonds de wapenen neer, en leveren alle kanonnen, geweren en munitie in hun bezit in. Zij zien af van alle verdere verzet tegen het gezag des konings, dien zij erkennen als hun wettigen vorst. De wijze waarop deze overgaaf geschiedt, zal bepaald worden door Lord Kitchener met commandaut-generaal Botha, ass.-comm.-gen.de la Reij en hoofdcommandant de Wet. 2. Alle burgers te velde buiten de grenzen van Transvaal op de Oranjerivier-kolonie en de krijgsgevangenen buiten Zuid-Afrika, die burgers zijn, worden, bijaldien zij verklaren hunpositie als onderdaan van den koning te aanvaarden, naar hun woonplaats teruggebracht zoo spoedig er vervoermiddelen verschaft kunnen worden en hun middel van bestaan verzekerd is. 3. De burgers die aldus zich onderwerpen en terugkeeren worden niet beroofd van hun persoonlijke vrijheid en eigendom. 4. Geen burger-of strafrechtelijke vervolging wordt ingesteld tegen burgers die zich aldus onderwerpen of aldus terugkeeren voor eenige daad, die in verband staat met het voortzetten van den oorlog. Deze bepaling strekt zich echter niet uit tot zekere daden in strijd met het oorlogsgebruik, die door den opperbevelhebber aan de Boeren-generaals zijn medegedeeld en die onmiddellijk na het einde van de vijandelijkheden voor den krijgsraad komen.
5. De Nederlandsche taal wordt op de openbare scholen in Transvaal en Vrijstaat onderwezen waar de ouders der kinderen het verlangen, en wordt bij de rechtbanken toegelaten, waar het noodig is voor een betere en doeltreffende rechtsbedoeling. 6. Het bezit van geweren wordt toegelaten in Transvaal en Oranjerivier-kolonie aan wie er om vragen tot zelfverdediging en verlof er toe krijgen van den resident-rnagistraat, volgens de wet. 7. Het militaire bewind wordt zoo spoedig mogelijk vervangen door burgerlijk bestuur, en zoo spoedig als de omstandigheden het gedoogen worden vertegenwoordigende instellingen als inleiding tot eigen bewind (selfgovernment) ingevoerd. 8. De kwestie van het verleenen van stemrecht aan de inboorlingen zal eerst na de invoering van een eigen bewind beslist worden. 9. Er zal geen bizondere belasting gelegd worden op grondbezit in Transvaal of de Oranjerivierkolonie om de kosten van den oorlog te bestrijden. 10. Zoodra mogelijk zal een vertegenwoordigende commissie worden benoemd uit elk district van Transvaal en de Oranjerivierkolonie onder voorzitterschap van een magistraat of andere officieele persoon, welke commissie ten doel heeft de menschen te helpen naar hun haardsteden terug te keeren en om personen , die niet bij machte zijn zichzelf van zaad, vee, werktuigen, enz., die onmisbaar zijn voor de hervatting van hun gewone bedrijf, te voorzien, de middelen daartoe te verschaffen. Z. M.’s regeering zal een som van drie rnillioen pond sterling ter beschikking van deze commissarissen stellen; en alle geldswaardige papieren uitgegeven onder de wetgeving der vroegere Zuid-Afrikaansche Republiek, en alle quitanties door officieren te velde afgegeven of door hun gemachtigden, zullen worden erkend als betalingen, wanneer zij worden overgelegd aaneen rechtelijke commissie, die door de regeering zal worden benoemd, in geval zulke quitanties behoorlijk worden aangeboden als verliezen in den
oorlog geleden door de personen, aan wie zij oorspronkelijk zijn gegeven. In aanvulling op de bovengenoemde £ 3,000,000 is Z. M.’s regeering bereid voorschotten te verstrekken, die renteloos zijn voor twee jaar, aan lieden; die hunne hoeven weder betrekken. Geen vreemdeling of rebel zal op het voorrecht in deze bepaling vervat, aanspraak kunnen maken. De verklaring betreffende de behandeling der rebellen, aan dit verdrag toegevoegd als telegram van Miiner aan Chamberlain (30 Mei), is bekend. Miiner seinde Zondag-ochtend nog het volgende: De overeenkomst werd gisteren-avond even voor elf uur geteekend door Lord Kitchener en mijzelf, en tien gedelegeerden der Boeren, zes voor Transvaal en vier voor den Oranje Vrijstaat. Een resolutie van de burgervergadering te Vereeniging, hun volmacht gevende ter teekening was vooraf door de gedelegeerden overgelegd. Steijn’s naam komt niet onder de onderteekenaars voor: hij was te ziek om te komen en was reeds vertrokken met parool. De handteekening van de Wet als eerste gedelegeerde van den O. Vrijstaat, staat bovenaan; de Wet was tot waarnemend president benoemd door Steijn, toen deze vertrok. De correspondentie, in het blauwboek vervat, opent met een telegram van Kitchener aan den minister van o rlog, gedagteekend Pretoria 12 Maart, en aldus luidend: «Schalk Burger antwoordt mij, op mijn brief waaric ik hem de correspondentie met de Nederlandsche regeering zond, dat hij bereid is, vredesvoorstellen te doen, maar eerst president Steijn wenscht te spreken, en dus om vrijgeleide vraagt door onze liniën en terug, zal ik dat toestaan?” Brodrick antwoordde, dat hij er niets tegen had, indien Kitchener en Miiner het wenschelijk achtten. Op de telegrammen betreffende de samenkomst van Burger en Steijn enz. volgt een telegram van Kitchener van 12 April, de vredesvoorwaarden
door de Boeren aangeboden, bevattende. Ze waren de volgende: 1. Kiesrecht (voor de uitlanders.) 2. Gelijke rechten Hollandsch en Engelsch bij het onderwijs. 3. Een tolverbond. 4. Ontmanteling van alle forten in de beide republieken. 5) Post-, telegraaf-en spoorweg-unie. 6. Arbitrage bij toekomstige geschillen, alleen onderdanen van beide partijen arbiters. 7. Wederzijdsche amnestie. Achtte de Britsche regeering deze voorwaarden echier onbevredigend, dan wilden de Boeren weten wat de voorwaarden der Britsche regeering waren. Brodrick seinde den 13den dat 'de regeering niet kon ingaan op voorwaarden die uitgingen van onafhankelijkheid; den 14den ontmoetten Millner en Kitchener de gedelegeerden der Boeren, die hun mededeelden, geen volmacht te hebben, op anderen grondslag te onderhandelen. Brodrick uitte, toen Kitchener dit geseind had, zijn verbazing over zulk een wijze van doen, maar aangezien de Britsche regeering al het mogelijke wilde doen om verder bloedvergieten te voorkomen, hernieuwde zij het aanbod, een jaar geleden aan Botha gedaan, maar met zulke wijzigingen als wederzijdseh overeengekomen mocht worden. Den 19den voegde Brodrick er nog bij dat geen schikking behoorde getroffen te worden waarbij tot opschorting der vijandelijkheden overgegaan werd, voordat een definitieve regeling in zich was, de regeering ging voort met het zenden van versterkingen. Den 17den Mei seinde Kitchener de samenstelling der commissie van gedelegeerden, door de burgers te Vereeniging benoemd en van volmacht tot onderhandelen voorzien. De bijeenkomst had den 19den plaats en de Boeren stelden het volgende voor: 1. Wij zijn bereid onze onafnankelijk prijs
te geven ten aanzien van de buitenlandsehe betrekkingen. 2. Wij wenschen zelibestuur te behouden onder Britsch oppertoezicht. 3. Wij willen een deel van ons grondgebied afstaan. Kitchener seinde er dadelijk bij, dat Milner en hij deze grondslagen geweigerd hadden. Dienzelfden middag legde Milner een document aan de burgers voor, waarop zij ja of neen zouden zeggen. Er werd veel over gediscussieerd en ten slotte afgesproken dat Milner met Smuts en Hertzog zoo goed als ’tging een aannemelijk document zouden opstellen op den grondslag der aan Botha gestelde voorwaarden. De inhoud van dat stuk verschilde maar weinig van het hier boven vermelde vredesverdrag. Kitchener seinde het den 21 sten over, en een telegram van Chamberlain aan Milner, van den 27sten, bevat de instemming der Engelsche regeering ermede, behoudens enkele wijzigingen. Chamberlain eindigde met de mededeeling dat, als deze gelegenheid niet door de Boeren aangegrepen werd, de Engelsche regeering de onderhandelingen afbrak en zich niet gebonden achtte door deze voorstellen. Den 26sten seinde Chamberlain nog aan Milner, dat, als hij vond dat de proclamatie van 7 Augustus opgeheven moest worden, de regeering zich niet verzette. Milner en Kitchener antwoordden dat de proclamatie h. i. goed gewerkt had, maar het beter zou zijn de nieuwe Britsche onderdanen niet te verbitteren, en ze dus in te trekken. Den 28sten Mei meldde Milner den terugkeer der gedelegeerden te Vereeniging.
"VREDE.". "Bredasche courant". Breda, 1902/06/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321085:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1902/06/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321085:mpeg21:p00001
DOOR RICHARD HENRY SAVAGE. 35. Honderden doffe blauwe uniformen verdrongen zich op de wallen van Atares, het «onoverwinlijke”; Yankeesche bajonetten schitterden op de muren van Principe, San Nazario, en Santa Clara; en de bejaarde kanonniers van het Tweede Regiment Artillerie der Yereenigde Staten slenterden in afwachting heen en weer achter de wallen van Morro Castle, Cabanas en San Diego. »In de geheele stad, had de «Spaansche eer” slechts eene sombere, glinsterende, rood en gele banier achtergelaten, die treurig op «Morro” nederhing, als het eenige teeken van de laatste overgave. «De Spaansche eer” had de vlaggelijnen van het vlaggelooze Cabanas afgesneden — in de andere forten was de Spaansche vlag listig «verloren,” en een naakte vlaggestok verrees om half twaalf boven het paleis van den gouverneur-generaal. De Spaansche waardigheid was gewroken door dit kinderachtige spelletje. In de groote audiëntiezaal aldaar, dacht de Gouverneur-Generaal Castellanos er met benevelde oogen aan, hoe knap de verslagen Blanco was weggevlucht na haastige overgave, aan hem de schande overlatend de bijna onoverwinnelijke liniën van Havana en Matanzas zonder verdediging op te geven — van een groot leger, uitgerust voor een veldtocht van vijf jaar gedwee over te geven, en dit alles zonder een enkel schot te lossen om het verdwijnende erfdeel over de zee voor den jongen koning te redden. De schande van Bazaine te Metz was herhaald. De vloek der «Maine” deed het mannelijke bloed in het Spaansche hart stollen. Van het aanbreken van den dag af, hadden zich sombere troepen volks verzameld in de stad, van Castle de la Punta tot het magazijn van San José. Het Padro en de Plaza de las Armas waren nu gevuld met eene dichte, maar zwijgende volksmenigte, en lang vóór het noodlottige middaguur, was elk venster bezet, elk dak bedekt. Vrouwen, lichtzinnige, hartelooze vrouwen in galakleeding, meesmuilden over Spanje’s laatste schande. De zijstraten waren opgevuld met de in de Cubaan-
sche hoofdstad wonende kleurlingen — de stad was versierd met de Amerikaansche vlag, en de zoogenaamde kleuren van «Cuba libre,” die nu bedeesd zich in het ongewone zonlicht vertoonden. Zelfs de lafaard kon nu dapper zijn achter ïankeesche muren van staal! De betere bewoners waren allen in de duistere binnenkamers hunner sombere huizen gebleven, en een onrustig gemompel van verwachting ging langs markt en bazaar ! Het was het slottooneel! Zonder dat toejuichingen de lucht vervulden, hoorde men in de verlaten straten den dreunenden tred van het zegevierend leger der Vereenigde Staten, terwijl voor hunne colonnes de vlag wapperde, die nooit wijkt. De rhythmus van die marcheerende voeten, een mannelijk koor, was op de maar van «Op naar Havana.” Zij hadden hun eed gehouden ! Van Vedado, van Buena Vista, van Marianao kwamen de blauwgekleede troepen van »Fitz” Lee, met gevelde bajonetten, en glinsterende rijen patronen, die onder de loopen der Krag-J orgensens te voorschijn kwamen. Het was een statiebezoek — «eene morgenvisite” — in antwoord op de spotternijen, die Generaal Lee uit Havana vergezelden, toen hij wegzeilde met de belofte terug te keeren over de lijken der ongewroken dooden heen ! De dappere Virginiër had zijn gegeven woord gehouden, en vier Amerikaansche majoor-generaals wachten voor het Hotel Inglaterra om de Vereenigde Staten «officieel” een bezoek te zien brengen aan Spanje, en haar «visitekaartje” in de verlaten troonzaal van den Koning van Spanje achter te laten. Verder gingen de marcheerende colonnes, opsluitende, stee’ds voorwaarts gaande, terwijl de stof bruine gelederen de onbewegelijke menigte, die somber toezag zonder eene enkele toejuiching, noch uitjouwden noch bedreigden. De trotsche oude vlag kuste den morgenwind, en bovendien werd zij in het hart van elk regiment gedragen, de vlag der Staten, die eens in tegenover elkaar staande legers gewaaid had in de oude oorlogstijden, toen Amerikaansche broeders eikaars hart verscheurden. Eene akelige stilte heerschte in de stad, toen het middaguur naderde. Want de Amerikaansche troepen hadden eindelijk onbarmhartig het paleis van den gouverneur-generaal ingesloten. Een troepje gewapende Amerikanen stond bij eiken vlaggestok van de sterkten des Konings van Spanje, en in het laatste kwartier marcheerden de laatste Spaansche troepen met nedergeslagen oogen uit het paleis van den gouverneurgeneraal.
Zij zagen om hen heen niets, want hunne oogen waren met tranen gevuld, maar zij verdwenen in eene afwachtende stilte. En zoo hadden de langzaam voortmalende molens der góden het maalkoren van vierhonderd lange jaren van bloed en schande afgewerkt. Op het Padro waren een honderd duizend oogen naar Morro gericht, toen de klok van de hoofdkerk den eersten slag van twaalven sloeg. Plotseling gleed de hangende koninklijke vlag van Morro’s hoogen vlaggestok neer en toen, een oogenblik later, verhief zich boven Morro en Cabanas de vlag der vrije Amerikanen. Een krachtige juichtoon vervulde de lucht — want alle Amerikaansche soldaten hadden nu hunne stem weergevonden — toen de banier der Yankees op het paleis van den gouverneur-generaal werd geheschen. Gebogen en gebroken verliet de hoffelijke Castel— lanos voor altijd het paleis des onderkonings, met zich nemende den vreeselijken last der herinnering aan vierhonderd en zeven jaren van onbarmhartige tirannie. Toen hij in het wachtende jacht stapte, kon lnj het krankzinnige gegil der verrukte duizenden hooren — want het wrak der «Maine” was nu gehuld in een prachtig Amerikaansch groot oorlogsvaandel, welks geheiligde plooien het groene water aanraakten, dat tegen die vreeselijke ijzeren doodkist sloeg. En de dooden der «Maine,” nog opgesloten in de sombere, drijvende kist, waren weer thuis. _ Zij bevonden zich weer in hun eigen land. De «Maine” rustte op Amerikaanschen bodem ! De martelaars waren op grootsche wijze gewroken. Een holoogig jong man in een versleten Cubaansch rijkleed, met geen teekenen van rang behalve zijn krijgshaftig uiterlijk, zag zwijgend naar het Vierde Virginia regiment («Eitz Lee’s eigen”), dat de met sterren bezaaide Banier en de roode vlag met zilveren kasteel van het Tweede Genieregiment woest toejuichte. Terwijl Wheaton (geheel onbewust van zijne groeiende lauweren op de verre Philippijnen) het Tweede Genieregiment, het Eerste Texas — en het Tweede Louisiana regiment langs den breeden weg trotsch monsterde, wendde Andrés Gomez zich droevig af, en zijn hart scheen van verdriet te zullen barsten, toen hij daar stond zonder vrienden, zonder geld; en in die geheele menigte trots ontplooide vlaggen zag hij geen met eene gedragen Cubaansche banier. Hij had zijne jongelingschap weggeworpen. Geene Cubaansche toon klonk in de schoone, tartende krijgsmuziek, die de lucht vulde slechts de bekende tonen der schelle horens van het bataljon
kleurlingen van het Tweede Genieregiment, toen zij het eerst hunne Amerikaansche vlag droegen langs de menigte generaals met gouden tressen, voor wier roem deze wakkere blauwe rijen zonder belooning hadden gezwoegd in storm en zonneschijn, waarvoor zij koorts, dood en ontbering hadden getrotseerd. Voor den generaal — de ster en de gouden tressen — de schitterende eer van een weelderigen levensavond; voor den gemeenen soldaat slechts het hospitaal, het vergeten graf des krijgsmens en de koele veronachtzaming van het algemeen, dat met hoogmoedige verachting de nederige afzonderlijke individuen voorbijgaat, die tezamen de onweerstaanbare duizenden vormen ! »En ik zeg u, hij dien den oogst binnenhaalt is niet degene, die liet veld beploegt!” Andrés Gomez was door een onweerstaanbaren drang voortgedreven naar Havana te gaan om Padre Mateo Ruiz, den bewaarder van het geheim van Mercede’s lot te zoeken. Hij was nu geheel door de fortuin verlaten, met de bittere herinnering aan de wanhopige worsteling tot zijn eenig schraal loon. Met toenemende verbazing merkte hij de ongevoeligheid der gemakkelijk te herkennen Spanjaarden, en de luie onverschilligheid van de Cubaansche menigte kleurlingen óp. «De een treurt niet, de ander geeft er niet om zich te verheugen,” mompelde hij bitter, en toen vervolgden hem weer de woorden van zijn dooden broeder. «Spanje heeft Cuba voor altijd verloren — de Cubaansche zaak is te vergeefs geweest —- en de Amerikaansche vlag zal nooit worden neergehaald !” De enkele zilveren muntstukken in zijn zak zouden nog slechts eenige dagen den honger van hem afweren ; hij was een vreemdeling in eene stad van drie honderd duizend inwoners, waar geen enkel paar vriendenoogen hem aanzagen. En de roover leefde in weelde in het schoone Palo Alto, de vorstelijke haciende zijner vaderen, die nu aan de Kroon vervallen was. «Ik zal nu berichten gaan inwinnen omtrent de Spaansche transportschepen. Ik zal beproeven eenige van José’s vrienden onder de officieren te vinden. Ik zal naar Marianao gaan en nog eens beproeven berichten te krijgen van den ouden Domingo, en mij dan in de baai van La Punta werpen; want bedelen kan ik niet, en rang en fortuin zijn voor altijd voor mij verloren. «Deze Cubaansche opstand is eene fout — nu nog slechts eene bloedige herinnering — zonder de krijgshaftige Yankees zouden de Spanjaarden ons binnen drie maanden allen in zee geworpen hebben. {Wordt vervolgd.)
"De Hacienda op den Heavel". "Bredasche courant". Breda, 1902/06/06 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 04-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321085:mpeg21:p00001