PEER & CL0PPENBDR6.
Voor Heeren-Kleedingstukken IXAAR MAAT, vindt meu bij ons steeds de uitgebreidste collectie Stoffe n.
PEER & CL0PPENBDR6.
Voor Heeren-Kleedingstukken IXAAR MAAT, vindt meu bij ons steeds de uitgebreidste collectie Stoffe n.
EERSTE BLAD, öescher & Kemper, Vsemarttstraat, Telefoonnnnimei 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gotüjü- ei Mel-Mii, BEHANGSELPAPIER Uleubels en licdden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hötels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
Het aan misbruik grenzend gebruik, d it van het woord karakter gemaakt wordt rechtvaardigt zekere beduchtheid voor vervloeiing van beteekenis en dit zou stellig een verlies zijn. Volgens de letterlijke beteekenis is karakter een letter, een cijfer of merkteeken, aangebracht of ingestempeld ter onderscheiding van het gelijksoortige. Het beduidt alzoo, ook in overdrachtelijken zin, waarbij men overgaat van het teeken tot den persoon of de zaak, die er van voorzien is, iets eigens heeft; waarmede het bijzondere treedt uit den wijden kring van het algemeene. Een van de klachten, die tegenwoordig nogal eens geuit worden is, dat het den menschen uit dezen tijd ontbreekt aan karakter en dat over het algemeen de volksopvoeding, in haar geheelen omvang genomen, er niet op wordt ingericht om dat toenemend tekort aan te vullen. Wat bedoelt men daarmede? Beduidt het misschien, zooals ondersteld kan worden, dat zij hoe langer hoe meer afwijken naar den verkeerden kant, dat de slechtheid toeneemt, dat er een proces van bederf aan den gang is, door niets te stuiten? Alvorens een zoo wanhopige conclusie te aanvaarden, zou men er het bewijs van moeten toon en en dat zal wel niemand kunnen leveren. Met een macht van feiten en verschijnselen laten wij ons nog niet overtuigen, want daartegenover kan gesteld worden een minstens even groot aantal, dat van het tegendeel gewaagd. üp dit vraagpunt, waarvan de belangrijkheid zeker niet ontkend zal worden, is door geen statistische cijfers of gegevens licht te ontsteken. Er zou een maatstaf moeten zijn, die op alle
individuen kon worden afgepast om vervolgens te bepalen in hoeverre zij elk afzonderlijk, aan de gestelde eischen voldoen. Het zou gemakkelijker zijn om de zandkorrels van de duinen te tellen. Zij die dat oordeel vellen, gaan te rade met een persoonlijke opvatting die niet eens rust op den grondslag eener onmogelijke vergelijking en brengen onder woorden een onbestemd gevoel, waaraan niet veel waarde is te hechten. Men redeneert ook wel eens in omgekeerden zin en beroept zich op een waarneembare oorzaak, met ondersteld gevolg. Er wordt op gewezen, dat de opvoeding van het opgroeiend geslacht geschiedt naar een vast model, volgens pasklaar gemaakte methodes, dat de begrippen van goed en kwaad worden aangepast aan zekere gelegenheidsmoraal, waarbij »het fatsoen”, het in zekere kringen meest gangbaar geachte, de ruimste plaats erlangt: dat de jonge menschen een soort van behandeling ondergaan, eenigszins gelijkende op de manier van dien Griekschen roover uit de oudheid, die zijn slachtoffers tot zekere lengte uitrekte of, waren zij te lang, dat meerdere af kapte. Zij allen moesten juist passen in een kribbe. Het eigene, het oorspronkelijk aangeborene wordt ook nu veel weggesnoeid, ten einde de overeenkomst met het algemeen bruikbare type zoo groot mogelijk te maken, terwijl het ontbrekende met kunst en vliegwerk wordt ingegoten of opgeplakt. Het gevolg moet dan zijn dat alle mannetjes en vrouwtjes meer en meer in karakter op elkaar gaan gelijken, evenals zij in kleederdracht maar gering onderscheid vertoonen. Zoo redeneeren sommigen. Dat die vrees voor gelijkmaking geheel ongegrond is vil ik niet beweren, want in naam van oen schavend, snoeiend, bedervend en dikwijls zedelijk doodend fatsoen heb ik meermalen staaltjes van wandalisme zien oedrijven, die aan krankzinnigheid grensïen. Ik herinner mij zeer levendig het troef geval, waar ook het wreede fatsoen, oen koele, gebiedende en matte conventie oorzaak was dat een jong veelbelovend even verwoest en bedorven werd. Toen lit verhaal mij ter oore kwam heb ik mij ifgevraagd, hoe het mogelijk was dat emand zoo kleinzielig, zoo bekrompen ran oordeel, zoo hard van gevoel, zoo lik van huid kon zijn, als in dat geval :eker man was, die geen millimeter ifweek van het lijntje dat conventie gerokken had, alles moest juist en behoorlijk ;aan zooals mevrouw Etiquette had morgeschreven. Ik denk met ontzetting ;r aan hoe die man zijn kinderen zal ïitrekken of besnoeien en afkappen tot :ij precies passen in het kleine, bedompte nistje dat hij voor hen heeft gemaakt. Er
wordt wel gezegd, dat minder dan voorheen een besliste overtuiging zich uitspreekt en dus niet in gewenschte mate zich openbaart in der menschen handelingen — niet ten onrechte en ik kan mij levendig voorstellen hoe weinig beslist de kinderen van dezen man in hun overtuiging en daden kunnen zijn. Maar ik weiger aan te nemen dat de invloed, die zoo’n gelijkmaker uitoefent er toe leiden kan dat het zichzelf zijn, het ontwikkelen van eigen aanleg, het voldoen van eigen geaardheid, in een woord dat het aangeboren karakter er geheel door onderdrukt zou worden. Daarenboven hebben in alle tijden dergelijke Kappellui geleefd en in vroeger dagen hebben zij dikwijls weliger getierd dan thans — toch heeft hun bederver.de en afknottende arbeid weinig invloed gehad op het geheele menschdom, alleen zij die aan deze Droogstoppels moesten gehoorzamen zullen er de droeve gevolgen van ondervonden hebben. Met zoo’n voorliefde spreken sommigen over de mannen uit de geschiedenis, die wisten wat zij wilden en al hun krachten inspanden om hetgeen zij goed achtten te doen worden, mannen van karakter wier beeld terecht de jeugd ter navolging wordt voorgehouden. Maar zijn die er dan nu niet meer? Is hun getal zoo klein geworden, dat men hen tot de zeldzaamheden moet rekenen, hen beschouwen als eenzame nablijvers uit een tijd, die voorbijgegaan is en nimmer wederkeert? Niemand zal het beweren. Vroeger was wel de kans grooter om voor zijn overtuiging te mogen lijden of te moeten sterven, in het edelst streven te worden gedwarsboomd door duistere onverantwoordelijke machten, en tegenstand verhoogt de kracht van het verzet Ik geloof echter niet dat de afwezigheid van geweldadigen druk te moeten aanmerkëh als een blij k van achteruitgang en te mogen wenschen dat de zuiverheid van het karakter opnieuw werd onderworpen aan de vuurproef der vervolging; integendeel, laten wij het met dankbaarheid als een voorrecht van hooge waarde aanmerken dat de Galilei’s onzer dagen, als zij de overtuiging bezitten dat de aarde zich toch beweegt, dit niet meer tusschen de tanden behoeven te brommen, met het uitzicht op de pijnbank voor oogen. In een opzicht stem ik in met de klacht. De begeerte naar stoffelijke voordeelen is in onze dagen zeer levendig en zij is het die menigmaal het karakter aantast, die dwingt tot plooien en strikken, die een schijn voor wezen verwisselt, die het zingen van het eigen oorspronkelijk lied vervangt door het gehuil met de wolven, medebewoners van hetzelfde bosch. Er zijn weermiddelen moodig van groote ; kracht om een afdoende verdediging van
de onschendbaarheid van het karakter tegen de aanrandingen der zelfzucht te waarborgen. Doch men wijze één tijdperk aan in de geschiedenis, waarin men die niet behoefde — en eerst dan kan worden toegegeven dat wij aan het verleden iets te benijden te hebben. Karakter in den breedsten zin opgevat is niet iets toevalligs, dat den een is ingeschapen en buiten het bereik van den ander ligt, het is het menschelijke, voor oneindige volmaking vatbaar, de naar buiten werkende en naar binnen zich versterkende aanleg, die bij alle menschen verschillend, toch bij ieder gericht kan zijn op het goede en schoone. In de veredeling van het karakter ligt het programma des levens, het van smetten vrij te houden is de arbeid, dien wij allen dagelijks te verrichten hebben.
Den 5n Augustus 1830 had Breda weder een vorstelijk bezoek. Z. K. H. Prins Frederik Hendrik Karei van Pruissen, broeder des konings van dat land en van onze geliefde koningin, welke, zoo als wij in ons vorig nomraer gemeld hebben, iri den avond van den 3den dezer, binnen deze stad was aangekomen, hteft den volgenden morgen het alhier in bezetting liggend korps rijdende Art. in oogensehouw genomen, hetwelk met eene batterij voor hoogstdenzelven gede fileerd en daarna, op het plein, Ae Gasthuis velden genaamd, met eene halve batterij, voor denzelven gemanoeuvreerd en gevuurd heeft. Z. K. H. was hoogst voldaan over de oefening van dat korps, hetwelk trouwens overal voor aller-uitmuntendst gehouden wordt. Daarna heeft Z. K. H. het Arsenaal, de Koninklijke Militaire Akademie, het Laboratorium, enz. bezigtigd. De heeren officieren van ons garnisoen, vervolgens aan den Prins gepresenteerd en door Z. K. H. allerminzaamst ontvangen geworden zijnde, heeft Z. K. H. de reis naar Antwerpen voortgezet, werwaarts hij door Prins August, deszelfs zoon, die kort voor Z. K. H. alhier aangekomen en in het Hotel de Kroon, alwaar Z. K. H. mede gelogeerd heeft, afgeslapt was, eenige uren voorafgegaan is geworden. Een bericht dat niet erg van overdrijving schijnt is het volgende (21 Augustus.) De oude vermaarde kerktoren te Koudum, in Vriesland, dat schoon monument der oudheid, hetwelk, gedurende eeuwen, tot zeker baken en veiligen gids voor zeeman en loods verstrekte, is door den storm van den 14den dezer, vernield. De bijzonderheden van dit verschijnsel zijn zoo ongeloofelijk, dat wij, indien wij dezelve in sommige zuidelijke bladen vonden, ons wel wachten zouden, dezelven onzen lezer mede te deelen; maar wij nemen uit de echtfriesche Leeuwarder Courant gerustelijk over, » dat er zich, van tijd tot tijd , brokken hout en planken van drie en meer ellen lengte van het buitenste bekleedsel losrukten, en, met eene geweldige vaart, over huizen en daken, op verren afstand henen slingerden; duizenden stukken lei van onderscheidene groote en gewigt door de lucht zweefden, — zich wijd en zijd verspreidden en door de glazen van de belendende huizen drongen. Vervolgens kwam het gansche spits in beweging; eindelijk begon het op deszelfs grondslag (het steenen vierkant) te waggelen; ... nog een aanval... en daar zag men dat
ontzaggelijk gevaarte van 36 ellen, in des zélfs geheel, van het voetstuk afligten, — zelfs eenigermate ophefien, —en letterlijk (volgens ooggetuigen) een oogenblik in dien stand tusschen hemel en aarde zweven, — toen statig omlaag dalen, en, met toenemende vaart, op het Kerkhof nederploffen, alwaar het, zijdelings overvallende, een huis, op 17 a 20 ellen afstand, midden doorbrak, terwijl de haan, door het dak van een verder staand huis, op den zolder werd neergesmakt. Gelukkiger wijze is bij dit ontzettend voorval niemand omgekomen,” Een aantal stadgenooten zullen het misschien niet onaardig vinden de namen hunner vaders of grootvaders aan te treffen als met eermetaal bekroonden van het teeken-instituut. Het zijn de volgenden: HANDTEEKENKUNDE. Eerste Klasse. Eerste Afdeeling. Eerste prijs. Chr. M. v. Gennep, Koninklijke Medailje. Tweede Afdeeling. Tweede prijs. Johannes van Pelt, Stedelijke Medailje. Tweede Klasse. Eerste prijs. P. Ant. J. Cuijpers, Stedelijke Medailje. Tweede prijs. Cornelis Le Grand, idem. Derde Klasse. Eerste prijs. Eugène de Roij, Stedelijke Medailje. Tweede prijs. Franciscus van Pelt, idem. Vierde Klasse. Eerste prijs. J. P. Koeken, Stedelijke Medailje. Tweede prijs. J. C. Swartenbroek, idem. Vijfde Klasse. Eerste prijs. Johannes Buijs, Stedelijke Medailje Zesde Klasse. Eerste prijs. Adriaan Slockers, Stedelijke Medailje. ORNAMENT of LOOFWERK. Eerste prijs. Jacobus Voeten, Stedelijke Medailje. BOUWTEER ENKUNDE. Eerste Klasse. Eerste prijs. Johannes v. Bakhoven , Koninklijke Medailje. Tweede prijs. Willem v. d. Kieboom, Stedelijke Medailje. Tweede Klasse. Eerste prijs. Cornelis Vermeulen, Stedelijke Medailje. Tweede prijs. Johannes Vermeulen, idem. Derde Klasse. Eerste prijs. A. R. v. d. Pluim, Stedelijke Medailje. Tweede prijs. Henricus Horsten, idem. Vierde Klasse. Eerste prijs. Martinus Bogaerts , Stedelijke Medailje. Vijfde Klasse. Eerste prijs. Johannes Petrus Staller, Stedelijke Medailje. In het nummer van den 28sten Augustus vinden wij eindelijk de eerste teekenen van den Belgischen opstand, zooals men weet bij de opvoering van La Muette de Portici te Brussel. Wij zullen die in ons blad van a. s. Zondag opnemen.