EERSTE BLAD.
Zi.i, die zich mei j 1 JULI a.s. op deze
COURANT abonneeren, ontvangen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis.
BEKENDMAKING. COLLECTE GEWAPENDE DIENSM. Burgemeester en wethouders der gemeente Breda brengen ter openbare kennis, dat op Woensdag 18 Juni a. s., den herinneringsdag van den slag bij Waterloo, aan de huizen van alle ingezetenen zal worden gehouden de jaarlijksehe collecte ten behoeve van het »Fonds tot aanmoediging en ondersteuning van den gewapenden dienst in de Nederlanden”, voorgeschreven bij Koninklijk besluit van 18 November 1820. Onder aanbeveling dezer collecte in de milddadigheid der ingezetenen, wordt bijzonderlijk hunne aandacht erop gevestigd, dat genoemd fonds strekt tot het verleenen van hulp en ondersteuning aan hoogbejaarde, hulpbehoevende oud-strijders en verminkten in den oorlog. Breda, 12 Juni 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING, INRICHTING, WELKE GEVAAR, SCHADE OF HINDER KAN VEROORZAKEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Bredas Gezien het adres van: het Departement van Oorlog, vergunning verzoekende tot het opriciiten van eene steendruksnelpers met motor in het perceel, gelegen in deze gemeente aan het Kasteelplein, kadastraal bekend onder sectie B, n°. 1919; Gelet op de bepalingen der hinderwet; Brengen de gedane aanvrage ter algemeene kennis, met bericht, dat het daartoe strekkend verzoekschrift, met de bijlagen, genoemd in art. 5 der voorschreven wet, op de gemeente-seeretarie zijn ter visie gelegd en dat op den veertienden dag na de dagteekening dezer, zijnde Woensdag 25 Juni aanstaande, des middags te 11 uur, ten gemeentehuize eene zitting zal worden gehouden, ten einde gelegenheid te geven , om bezwaren tegen het oprichten van de voorschreven
inrichting mondeling of schriftelijk in te brengen. Zullende deze worden aangeplakt op het perceel voor de inrichting bestemd. Breda, 11 Juni 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GUL JE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1902/06/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321088:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1902/06/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321088:mpeg21:p00001
De Irov. Over. en rOwolscne uourant scnrijit over den vrede: De wereld begint al over het drama van 31 Mei heen te komen en de volken pakken hun artikelen bijeen, blij dat zij den kramer mars om de schouders kunnen hangen en handel gaan drijven Handel drijven en goud graven in het met onschuldig bloed doordrenkt land, vlak bij de graven van het volk, dat geslacht werd. Maar wij niet. De heeie dag houdt het ons bezig. Hier tracht er een nog wat van zijn onlredderd geloof te redden, ginds put een ander troost uit het lezen van de geschiedenis van het Hollandsche ras, een derde wacht nog op een wonder. De uitslag is te wreed om waar te zijn. Soms kunnen wij eens even hartelijk lachen en alles vergeten, doch even maar, want dadelijk verheft zich weer in ons hart dat gevoel van onbehagen en wij herinneren ons het verloren ideaal. Voor hen, die de Doeren-zaak liefhadden met hun gansche hart, is nog geen ware blijdschap mogelijk, want de Boeren hebben het verloren. En dan zijn wij weer met onze gedachten bij het begin van den strijd. Wat ging het goed! O, hoe jammer dat getreuzel bij Ladysmith. En hadden ze maar doorgetast na Colenso en Magersfontein I Twee, driemaal hebben de Boeren de beslissing in handen gehad en het scheen, dat zij langzaam maar zeker die beslissing weer in handen kregen. Het ergste lijden scheen voorbij, Delarey behaalde zijn zegepralen en de rapporten spraken weer van het gelukkig einde. En nu op eens die slag, vernietigend onze hoopl De pijnigende onzekerheid verhoogt onze smart. Zijn de Boeren in den val geloopen ? Kolonel de Witt houdt zijn meening vol: ^Volharding had onafwendbaar zeker den Boeren de zegepraal moeten brengen.” Wij hebben ook altijd zoo gemeend. President Kruger getuigt van een «uitsprekelijk verdriet”. Ook hij staat dus verplet over den uitslag. Engeland zelf
getuigt in hoe groot gevaar het verkeerde en zijn dolle blijdschap over den vrede maakt elk verder commentaar overbodig. De kentering was komende, nu het brood werd belast en de laatste strijdvaardige man was al lang uitgetrokken. En wij lezen en herlezen het verdrag, pogende daar een verklaring te vinden voor de ommekeer. Maar het resultaat is altijd weer de verzuchting over vaaghe'd en onzekerheid. Geheime clausules zijn er niet, verzekerde gisteren een officieel Reuter-telegram en Chamberlain heeft nog eens uitgelegd, dat de 3 mill. pd. zoo maar niet bestemd zijn om alle Boeren te helpen. Welneen, men zal alleen de totaal geruïneerden steunen en van die o mill. zullen alle Britsche onderdanen, dus ook uitlanders, Kaffers, Indiërs enz. profiteeren! En terwijl de verslagen Boeren, votgei.s de telegrammen, de Britsche moordenaars als vrede-engelen en verlosseis inhalen en juichen voor koning Eduard, gaat Balfour voort Kruger en zijn mannen te belasteren. Met zulke lafaards kon een Engelsche minister niet spreken! Alle beroemde heidennamen prijken weer in de telegrammen, maar de aanvoerders volbrengen nu het droeve werk der wapen'inlevering, daardoor zich machteloos makend tegenover den trouwenloozen overwinnaar, die op bovenstaande wijze het Vredesverdrag van commentaar voorziet. Een Boeren-vriend te Weenen, den 13-jarigen hoogere-burgerschool-jongen Winkler, is dit alles ta machtig geworden en hij scheidde uit het leven met achterlating van de boodschap: «Getrouw aan mijn eed, volg ik de Boerenvlag.” Onverstandig, belachelijk, goed, goed, maar deze vrijwillige dwepers-dood bewijst toch, hoe diep de Boeren-tragedie oprechte harten pijnigt. » * * De open brief, die door de gewezen civiele en militaire hoofden van de Zuid-Afnkaansche repubiek tot de commando’s te velde is gericht, onmiddellijk na het teellenen van het vredesverdrag, is van den volgenden inhoud: «Open brief' aan alle officieren en burgers der Zuid-Atrikaansche republiek, die tot op het huidige ocgenblik toe getrouw hun plicht jegens land en volk hebben vervuld. Mannen, broeders en landgenooten !
Wij beschouwen het als onze plicht een woord van afscheid en dank tot u te richten bij het eindigen van den strijd. Het is onze plicht, u mede te deelen, dat thans vrede is gesloten op de wijze en op de voorwaarden, neergelegd in het verdrag, dat door de beide regeeringen is geteekend, op de gronden, heden uitgesproken in de resolutie, door de vergadering van burgers te Vereeniging. Wij danken u hartelijk voor uw heldenmoed, voor uw opoffering van veel, dat u dierbaar en lief was, voor uw gehoorzaamheid en voor uw getrouwe plichtsvervulling, hetgeen alles strekt tot eer en roem van het Alrikaander volk. Wij raden u allen, te berusten in dezen vrede, u allen kalm en rustig te houden, en de nieuwe regeering te gehoorzamen en te respecteeren. Verder deelen wij u mede, dat een hoofdcommissie door de vertegenwoordigers der beide staten is aangewezen, met het doel geld en middelen te verschaffen, zoover dat mogelijk is, voor de weduwen en wezen, wier echtgenooten en vaders hun leven hebben gegeven in den strijd voor vrijheid en recht, en wier gedachtenis voor altijd in onze geschiedenis zal bewaard blijven. Wij willen ook hier onze hartelijke deelneming uitdrukken met hen, die rouw dragen, en wij bidden, dat God hun sterkte zal geven om huu kruis te dragen. Wij willen ook een woord van lof en dank uitspreken voor onze vrouwen en kinderen, die zoo heldhaftig de bitterste opofferingen, het bitterste lijden hebben gedragen. Thans is er vrede, en al is het niet zulk een vrede, zooals wij hadden verlangd, laat ons nochtans toeven, waar God ons geleid heeft. Wij kunnen met een zuiver geweten verklaren, dat twee en een half jaar geleden ons volk den worstelstrijd aanving op een wijze, die haar weerga in de geschiedenis zoekt. Laten wij thans elkander de hand reiken, want een andere groote strijd staat vóór ons voor de geestelijke en maatschappelijke welvaart en voorspoed van ons volk. Laten wij alle gevoelens van bitterheid op zijde zetten, en leeren vergeven en vergeten, opdat de diepe wonden, die in dezen oorlog zijn geslagen, mogen geheeld worden. (w g.) S. W. BURGER. LOUIS BOTHA.”
"DE VREDE.". "Bredasche courant". Breda, 1902/06/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321088:mpeg21:p00001
DOOR RICHARD HENRY SAVAGE. 38. (Vervolg en slot.) Met flikkerende oogen riep de rijke, oude koopman , Tomas Cortez, den bediende toe champagne,te brengen. «Ga zitten, amigos,” riep hij vroolijk. »Ik kan de dooden weer in het leven terugroepen! Mateo Ruiz was de dierbaarste vriend mijner jeugd. Hij bevindt zich nu op het transportschip «Catalonia,” dat de volgende week te Matanzas komt om de laatste Spaansche troepen te vervoeren. Ik heb een brief van hem met het verzoek aan mij naar Matanzas te komen, als het garnizoen weggaat, om hem te ontmoeten, daar hij Weyler’s oude medeplichtige hier vreest. De «Catalonia” is nu juist onderweg!” «Dan ben ik gered, Goddank !” riep Andrés. «Maar beschouw mij als Andrés Parédes slechts, want ik ken mijn vaders schande. Padre Ruiz vertelde het mij.” «En gij zult mijn zoon zijn 1” was het vroolijke antwoord van den ouden planter, terwijl hij zijne armen opende. De wijn vloeide vroolijk, terwijl de oude haciendero zijn neef ondervroeg. «Laat ons naar mijn huis gaan. Gij zijt beiden mijne gasten,” was Sénor Cortez’raad. «Dezejonge man heeft rust noodig, en, als ik het zeggen mag — eene uitrusting.” Er was dien nacht geen slaap voor den verrukten Benito Parédes, die eene nieuwe vreugde in zijn eenzaam leven had gevonden. De sterren stonden laag in het westen, toen de planter het laatste gedeelte van André’s lang verhaal aanhoorde. De gelukkige oude man greep André’s handen:
«Nu zal er geen verdriet meer zijn,” zeide hij. «Blijf hier; laat ,mij uw bankier zijn; gij zijt nu mijn zoon en erfgenaam! Thomas Cortez kent Isabel, want Weyler’s geheime fondsen zijn dikwijls door zijne handen gegaan, en het innerlijk leven van den grooten man was een open boek voor hem. Zij zal haar tienduizend pésos krijgen, en ik zal ze verdubbelen, wanneer gij mij tegenover Mercedes brengt. Gij zult uw rendez-vous met haar houden Wij zullen alles morgen met Cortez overleggen. Hij is verstandig en voorzichtig. Ik zal hem bij zijn onbijt bezoeken Wij zullen geen tijd verliezen. Hij weet, waar zij is — hij kan iedereen te Havana bereiken met zijn rijkdom en kennis. Gij moet slechts wachten op Padre Ruiz en dan moet gij beiden Mercedes zoeken. «Er is slechts' een ding te vreesen. Niemand in Cuba moet het weten. Gij beiden moet in verschillende schepen reizen en elkaar eerst ontmoeten, wanneer gij ver van Cuba zijt geland. Als het meisje in Frankrijk of Amerika is, kunt gij haar vinden; als zij in Spanje is, dan wil ik den overtocht doen met Ruiz en gij kunt doorgaan naar Parijs en daar op ons wachten. Want ik heb vriendschappelijke betrekkingen met Spanje onderhouden om mijn leven en mijne bezittingen te redden. Ik ben niet, zooals gij, dappere jongen, in den ban.” Eene week later, zocht het waakzame verbond van Weyler’s vrienden te vergeefs naar Sénorita Isabel. Zij was verdwenen van het tooneel harer heerschappij over Spanje’s beul. Op een kouden morgen te Montreal, een? maand later, trotseerden twee mannen den snijdenden Februariwind, terwijl zij in eene slede met moeite door de sneeuwjacht reden naar den ingang van het klooster «het Heilige Hart.” De oude priester, dicht in pelsen gehuld, dacht na over de geheimzinnige opsluit,ng van de Cubaansche erfgename in een Canadaasch klooster. «Hier, mijn geliefde zoon,” zeide hij, «in een land van onbeperkte vrijheid, onder de Engelsche vlag, Mercedes zou het elk oogenblik hebben kunnen verlaten. Dit is een land van God’s vrede; een gezegend land; een oud geloovig katholiek land.”
ï>Qij vergeet, Padre, antwoordde Andrés uomez snel, «dat het dierbare meisje niets van het leven weet Zij kent de macht van den rijkdom niet. . Zij i: evenals ik, arm. Want de Cubaanscha prinses is nooii in ’t bezit van het hare gekomen.” _ ^ «Het is een geheim — een geheim,” zeide d< priester, «maar, Gracias a Dios, wij zullen spoedig alles weten.” Zijne oogen waren op Andrés gericht, op wien: gelaat rimpelen van zorg gegroefd waren. «Mijn God! Indien zij haar weggehaald hebben!’ stamelde hij. «Vertrouw op den God, die u uit de hel van d< gevangenis te Cabanas heeft geleid,” zeide de priestei plechtig. «Wij zijn er!" En zij traden samen he portaal van het huis des vredes binnen. Een half uur van onverdragelijken angst volgde waarin Andrés Gomez heen en weer wandelde in di groote ontvangkamer. Hij wist wel, dat Padre Mateo Ruiz een officiee onderhoud had met de Overste. En de langzaam voortkruipende wijzers der klol spotten met het kloppende hart van den jeugdigei minnaar. Zou die deur nooit opengaan ! Eindelijk vernam hij het geluid van eene hand oj den deurknop, en toen eene slanke gedaante in he zwart de kame'r binnengleed, sprong Andrés voorwaarts «Mercedes!” riep hij uit, terwijl de Padre en di Overste haastig verschrikt naderbij kwamen, toen d' eigenares van La Sevilla een kreet van blijdschap uitt en snikkende aan zijne borst zonk. Vreugde doodt niet, en na eenige oogenblikken antwoordde Mercedes Agramonte met rozenblokjes o] hare bleeke wangen op de teedere vraag haars minnaars «Waarom zijt gij hier stil gebleven?” «Ach, Andrés,” fluisterde het trouwe meisje me tranen en glimlachjes. «Ik heb Weyler op het krui gezworen, dat ik hier lijdelijk zou blijven , indien hi slechts het leven van den Padre en den eerlijken oude Domingo wilde sparen. Het was ook voor u, wan men had mij genade beloofd. Men zeide mij, dat d oorlog spoedig over zou zijn; dat de aanvoerders zie weldra zouden onderwerpen, en dat men u, Andre: pardon zou verleenen.”
XJLclcir UUU1U &UIJJA UCCJ Z1JU UUCZC111 , IrCiWljlilj fluisterde: «lk heb het gedaan om uw leven te redden: i want ik wist, dat gij mij zoudt nitvinden, al moest gij , de geheele wereld doorzoeken. Zij hebben mij hier verborgen voor de stormen der wereld, en, zooals ik . nu weet, in de hoop mij te bedriegen en u te misleiden. . Maar deze engelen hier waren onschuldig, en mijne lippen waren door mijn eed verzegeld.” i Een half uur later scheiden de gelieven, tot de priester de zuster vau Tomas Cortez, eene weduwe, kon 1 brengen, om de jonge erfgename naar New-York te begeleiden. . «De oude Maria Velasco wacht u in het lieve, oude • klooster te Fort Lee,” zeide de gelukkige priester, t «Zij zal met ons teruggaan.” «Na ons huwelijk, Mercedes, mijne lieveling,” zeide Andrés, die nu geheel het voorkomen van een ridder . had , dank zij de welvaart, die hij nu door de vaderlijke goedheid van den ouden Benito Parédes genoot. 1 «Luister eens, Andrés, fluisterde Mercedes, «ik ben eene Cubaansche in mijn hart! Gij hebt honderdmaal : den strijd getrotseerd voor onze geboorteplaats. Zoo i gij mij noodig hebt, daar gij zegt, dat nw oom Benito u roept —” zij hield op en hief een rozigeD vinger op ) om haar eerste bevel te geven —” zult gij mij op u t vinden wachten aan het altaar der oude kerk te . Marianao. ; Daar, voor dat altaar, waar ik zoo dikwijls heb » neergeknield en om uw leven gesmeekt, zult gij ; Mercedes vinden. Laat ons teruggaan naar het land, waar de liefde onze harten verbond, en laat God daar _ onze handen vereenigen”. 3 De krijgsman en de schoone weeze knielden voor den ouden man neer, wiens bevende handen zegend boven hen waren opgeheven. t Toen Mercedes haar minnaar verlegen hare blauws geaderde hand reikte om te kussen bij het korte j afscheid, zwegen hare bevende lippen, maar de belofte i van een oneindig geluk lag in hare peinzende, t glinsterende oogen. Het was het aanbreken van den e dageraad — het aanbreken vau den heerlijken dag x der liefde! I
"De Hacienda op den Heuvel". "Bredasche courant". Breda, 1902/06/13 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321088:mpeg21:p00001