EERSTE BLAD. j _ __ __ _ _ I Sescher & Kemper, Vamaritstraat, Tclefooiinumei 95 BREDA, GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gürip- ei lei'oel-Stili, BEHANGSELPAPIER Meubels en Bedden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
BE KENDHAKING. Aangifte voor «iet bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda lehten bet noodig de ingezetenen te herinneren aan hunne verplichtingen, tot het doen van aangiften voor het bevolkings-register , voorgeschreven bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1387 (Staatsblad n°. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 11 dagen of geldboete van ten hoogste ƒ100, zijn hoofdzakelijk de volgende:
Bij vestiging in de gemeente Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. Bij bet verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestuur. Bij verbuiaing binnen de gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur. Ten aanaien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeentebestuur kennis van ieder lid , dat in zijn gezin wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diensten werkboden daaronder begrepen. Breda, 27 Juni 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd, Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1902/07/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321118:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1902/07/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321118:mpeg21:p00001
ii. Het vervaardigen van een voorwerp net liefde kan alleen geschieden wanneer le arbeider de geheele wording ervan lelf uitvoert. En zonder nu te bespreken n hoever de hulp der machine daarbij gebruikt mag worden kunnen wij wel lannemen, dat de genegenheid voor het vei k meestal grooter wordt naarmate er neer moeite en zorg aan besteed is. Dit xleit dus voor het handwerk boven rna-
chinalen arbeid, want om de genegen- h heid voor ’t werk, die de moeder is der h schoonheid, is het ons allereerst te doen. h Bovendien vervalt het voordeel der ma- s1 cliiue grootendeels indien hare toepassing n niet samengaat met arbeidsverdeeling. n En dit is voor kunstwerk geheel verwer- g pelijk. Handwerk zal dus meestal voor 1( kunstarbeid geeischt worden, en dan ook k niet nalaten zijn eigenaardigheden als v zoovele kleine bijzonderheden op het werk v achter te laten, welke bijzonderheden ten v slotte de eigenaardige bekoring er aan v zullen geven. Dit is dikwijls moeilijk te t verklaren, doch iedereen zal het kunnen r waarnemen, terwijl het ten slotte toch r deze waarheid bevestigt dat techniek al- s leen geen kunst vormt als de menseken- s ziel zich niet door de techniek heen een a weg weet te banen om tot ons te spreken, c De kleine kenmerken van het handwerk, s zij spreken ons van den mensch, die het t werk voor ons vervaardigde. En dat is s een bepaald en belangrijk kenmerk voor 1 de nieuwere gebruiks- en sierkunst, het £ wekt weer onze belangstelling op in de ’ geheele menschelijke samenleving, en in < alles wat er voor haar instandhouding ) noodig is. In de middeleeuwen wist ieder wel, al kende niet ieder het, hoe brood gebakken werd graan gemalen, 1 bier gebrouwen, hout gezaagd, meubelen ' gesneden, potten gebakken, koper vaat- 1 werk geslagen, enz Zoolang menschen dit deden was het belangrijk te weten 1
oe ’t gebeurde. Maar toen de machine et overnam, kon niet ieder meer weten oe het ging en verloor men de belang;elling daarvoor. Dit beteekende dat ten bij gebruiksvoorwerpen niet meer aging hoe het gemaakt was, slecht of oed? men kon het toch niet beoordee;n Het materiaal kon men al evenmin euren. En toch verloren daardoor de oorwerpen in iedere omgeving aan raarde voor hem. De samenstelling en wordingsgeschiedenis ervan te weten ormde een zekere band tusschen den ezitter en het voorwerp. Dit nu wil de deuwere sierkunst weer terug. Men loet van zijn woning, zijn tafels en toelen, zijn boeken en kasten en de veriering ervan gaan houden. Hiertoe is llereerst noodig dat zij practisch zijn, ns zooveel mogelijk van dienst. Een toel moet gemakkelijk zitten, een tafel iij ’t zitten niet hinderen, en goed stevig taan, een kast gemakkelijk opengaan, weel ruimte geven enz. Dat is de aller;erste eisch voor de nieuwere gebruiksvoorwerpen, en daarmede is natuurlijk ipeens veroordeeld alle rommel van zich nodern voordoende salonstoeltjes, die sullen inzakken als men er een beetje rard op gaat zitten, kastjes met allerlei lokjes en gaatjes, enz. Een tweede eisch, iie ook van zelve spreekt is die van legelijkheid. Hoe kunnen wij ons hechten lan iets dat toch gauw uit elkaar zou viinnen vallen, of versleten zijn. Alles
moet dus van het beste materiaal zijn en op de beste wijze gemaakt Geen verborgen slechte constructies. Alle houtwerk soliede in elkaar gemaakt, niet gelijmd, metaalwerk geslagen en gesmeed, niet gegoten enz. zoo meer. Wanneer wij nu deze twee eischen van groot gemak en degelijkheid vooropstellen dan spreekt het als vanzelf dat wij gaarne getoond zien dat gemak en die degelijkheid, Een stoel moet niet alleen prettig zitten maar ook uitnoodigen ertoe. Een tafel zoo zijn dat wij er gerust wat op durven zetten. Maar ook het materiaal moet getoond worden, het mooie nervige hout, het ijzer en het koper. Ten slotte ook de manier waarop het gemaakt is moet ons duidelijk zijn. Alle constructies in 'toog loopend, geen schroeven of moeren verborgen, het aardewerk gedraaid, koper vaatwerk met hamerslag van het drijven, alles zichtbaar. En na deze eenvoudige eischen, die neer voor het verstand dan voor het kunstgevoel schijne.n opgezette zijn, komt IQC rln AlCinU : TT’ 1
w " ' i O J — 7 —~ ~~ pas de eisch van schoonheid. En dez is tweeërlei. Eerst van den hoofdvorr zelf. Is deze niet schoon, dan kan gee versiering die leelijkheid verbergen, maa wordt juist die versiering zelve waarde loos. Het voorwerp wint de genegenheii reeds door practisch te zijn en degelijk heid, maar daarmee kan gepaard gaai een schoonheid in de harmonie der af metingen, nooit echter ten koste van eei der voorgaande eischen, die als het war< de voorwaarden vormen waaronder he' mogelijk zal zijn naar een schoonen vorm te zoeken, en.... wat gelukkig is dal zoeken vergemakkelijken. Daarna koml pas zoo noodig de versiering. Wij zeggen zoo noodig, want is het voorwerp van eenvoudig en weinig kostbaar materiaal, en voor een eenvoudig doel bestemd dan zou elke versiering daarmede vloeken. Bestemming en materiaal van het voorwerp bepalen of er nog een bijzondere verfraaiing noodig zal zijn. Moet het voorwerp dienen voor kerkedienst of voor plechtige feestelijke gelegenheden, of moet het een bijzondere vereering of dankbaarheid uitdrukken, dan moet het dikwijls uiting geven van veel toewijding en vernuft. Dit wordt verkregen door de versiering die echter altijd op den achtergrond moet blijven. Niet het voorwerp dient om de versiering te dragen, daarmee zouden beide veroordeeld zijn. Het voorwerp blijft nummer een, en de versiering schikt zich naar constructie en materiaal om den hoofdvorm te handhaven en slechts bij nader bezichtiging bewondering en
“Mi* VAÜM, t VJ11 tJl V/VU bij nader bezichtiging bewondering en genegenheid te wekken. Wat het wezen der versiering betreft moet zij voldoen aan verschillende dekoratieve eischen zooals in het vlak blijven, bij veel afwisseling van motief toch een duidelijke regelmaat vertoonen, enz alle eischen die wij hier niet uitvoeriger kunnen behandelen. Wij meenen voldoende uiteengezet te hebben wat de nieuwere gebruiks- en versieringskunst beoogt, en we hopen dat in die uiteenzetting reeds genoeg duidelijk geworden is waarom zij veler belangstelling verdient. Geen nieuwe mode biedt zich in haar aan, maar een nieuw leven, nieuwe belangstelling voor een gebied dat zoo na bij ons ligt en waar zoo weinigen zich thuis konden gevoelen. Weliswaar schijnt zij, en moet zij voor velen nog een uitgekozen luxe schijnen, omdat alles bijzonder duur is, vergeleken i met de voorwerpen die overal te koop 1 geboden worden, en die op de fabrieken \ bij menigten worden vervaardigd. Het \ is echter alsof het eene ruwer, eenvou- 1 diger dat te duur betaald schijnt in zich 1 zelve een bijzondere waarde heeft, want j; eenmaal gekocht en in de woning zal c het practisch nut, de degelijkheid blijken, “ en door de eigenaardige schoonheid zal n het steeds meer de genegenheid winnen, n Terecht is de leus van de jongeren Keats aanhef van zijn Endymion: »A thing of beauty is a joy for ever.” Het
goedkoopere fabrieksvoorwerp zal ons echter al bijna onverschillig zijn eer wij t in huis hebben en zal ons al heel gauw gaan vervelen. Was de oprichting van het Bredasche »Jong Hollandsch Huis” aanleiding dat wij deze artikelen schreven; onze lezers zullen wellicht nu begrijpen, waarom wij dat feit met vreugde begroeten. Wel keuren wij niet vooraf, voor wij ook maar iets zagen, goed wat door die Inrichting zal gemaakt, gedaan of tentoongesteld worden, onze kritiek daarop behouden wij ons voor, doch wij juichen het toe dat in Breda, waar tot nu toe , achter de vitrines niet veel meer dan ' »would-be” moderne kunst kwam te ' staan, naar ernstiger en degelijker kunst J gestreefd zal worden. t • ; 7
"Gebruiks- en Versieringskunst.". "Bredasche courant". Breda, 1902/07/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321118:mpeg21:p00001
DOOR «Mat "OWt. O II «J» «'*5 — Oorspronkelijke Roman. 20. »Ja, wanneer door die dwaling een ander, niet hij zelf, het slachtoffer werd, wanneer het hem zelfopofferingen kost zijn misslag te herstellen. Ik wil aannemen, dat jij je vergist hebt in je gevoel voor dat jonge meisje, die vissehersdoehter, ik wil het zelfs gaarne gelooven, het zou in den aard der dingen liggen. Doch de straf dier vergissing moet jij zelf dragen, jij moogt baar niet aan eene andere opleggen, die slachtoffer wordt van je caprices. Jij hebt dat meisje je liefde verklaard, je hebt haar trouw beloofd — een edelman houdt ziju woord, André, of hij is geen edelman meer. Dat. teu minste onderscheidt ons nog van de schacheraars, die geen ander gebod kennen dan hun zelfzucht.” André had zwijgend toegelaisterd. Hij liep naast zijn vader voort, de donkere paden langs, meestal den blik voor zich op den grond. Hij had dat alles verwacht te hooren, als een zedepreek, maar hij had ten slotte toch op een toegevend woord gerekend, voortspruitend uit de vreugde, die ziju vader moest gevoelen, nu de zoou een huwelijk deed in zijn stand. Doch hij had nooit zijn vader zoo opgewonden gezien, hij begreep, dat hij toch den oude edelman verkeerd had beoordeeld, en hij werd daarom boos op zich zelf en op hem. »U zou alzoo willen,” zeide hij op eenigszins kregelen toon, »dat ik mijn geheele leven verwoestte, omdat ik me eenmaal een caprice, zooals u het noemt, heb veroorloofd F Ik zou dus het meisje moeten trouwen, al weet ik ook vooraf, dat zij zoowel als ik ongelukkig zullen zijn in een huwelijk, dat ik nu verfoei P En daarentegen zou ik afstand doen van een verbintenis, die al mijn wenschen bevredigt? Maar, papa, dat zijn sofismen!” Toen de oude heer dat laatste woord hoorde, stond hij eensklaps stil en zag zijn zoon aan met zulk een gestrengen blik, dat André de oogen neersloeg, voor een oogwenk. ïSofismen! zeide de vader, zacht dat woord herhalend. Toen schudde hij op een treurige wijze het hoofd. sis het zoo? Zijn plichtsgevoel en eerlijkheid sofismen in je oog? Dan begrijpen wij elkaar niet
neer. Wij zullen elkander nooit weer begrijpen, (tndré. Dat is bard voor mij, Het doet mij vreezen, lat ik in de opvoeding van mijn eenig kind te kort Den geschoten, dat ik te veel vertrouwen heb gesteld n je afkomst, in je karakter. Ik wil nu niet langer met je twisten. Je bent oud genoeg, voor de wet, Dm je eigen weg te kunnen gaan. Ik kan dien uiet meer aan je voorschrijven. Ga dus je weg, Audré, ga je weg!” sPapa, als u toeh eens begrijpen wildet ” »Neen, André, dat kan ik niet. Ik kan niet begrijpen, dat we alleen ons egoïsme mogen raadplegen in onze daden. Dat is voor mij een sofisme. Zoo legt ieder zijn eigen ideeën uit. Maar als de jouwe de wereld regeeren, André dan zijn de mensehen niet beter dan de redelooze dieren. Dat zou treurig wezen. Ik wil dat niet gelooven. Ik wil alleen gelooven, dat het abnormaliteiten zijn in de moderne mensohlieid, die zoo denken. Doch het stemt me zoo treurig, dat juist jij zoo bent!” André beet op zijn onderlip. «En als dan toch eens die ideën van mij de heele wereld overwonnen, als ik dan eens het norm was van de menschen van den nieuweren tijd ” »Neen, neen, dat wil ik niet gelooven. Zwijg, als ik je verzoeken mag! Deze woorden werden op zulk een ernstigen toon gezegd, dat André inderdaad zweeg en zich bepaalde tot een lichte schouderophaling. Een paar minuten liepen zij zwijgend naast elkaar voort. »Mag ik nog een vraag doen?” liet daarna de oude edelman zich hooren, op schijnbaar kalmen toon, maar met een lichte trilling in de stem, die nog getuigde van de diepe aandoening , waaraan hij ten prooi was. »Hoe heb je de zaak met dat meisje afgedaan ?” »Ik heb haar geschreven wat ik u vertelde. Ik heb haar verder een jaargeld van duizend gulden toegelegd.” »En haar antwoord?” »Dat heb ik nog niet. Dat kon ik nog niet hebben, want ik schreef haar eerst gister-avond. Maar zij zal dat natuurlijk aannemen ?” »Ben je daar zeker van? Weet je stellig, dat zij niet tot een wanhopige daad komt, het arme kind?” »Och kom, papa, dat zou te romantisch zijn 1” »Zoo?” Met gebogen hoofd liep de vader voor. »Wil je mij haar antwoord zeggen, als dat komt ?” »Ja, papa, wel zeker! Maar ik weet het reeds vooraf 1” »En geef me dan het adres harer ouders 1”
»Goed. Doch u wilt.... André hield in den zin op Hij had willen zeggen : »U zult toch geen dwaze dingen doen ?” Een gevoel van eerbied hield echter die woorden terug. »Ja, dat wil ik, André!” voltooide de vader den afgebroken zin, ik wil trachten goed te maken, wat jij hebt bedorven — voor zoover ik kan !” »Duizend gulden is voor een arm meisje veel, zou ik denken, maar als u meent, dat ik meer zou moeten geven . . . .” De oude baron zuchtte. Hij scheen een hard antwoord te willen geven. Hij bedacht zich echter. dEu wat je nieuwe verbintenis aangaat ik kan mij daarin niet mengen. Ik zal geen aanzoek voor je doen bij baron Van Deenen ” »Maar, papa .. . .” »Neen,” viel de vader hem beslist in de rede. »Als je mijn raad en mijn hulp noodig hebt, zijn die tot je dienst. Voortaan meng ik mij echter niet in je leven ” . André kon daaraan niets veranderen. Hij deed nog een energieke poging om zijn vader te overreden de wetten der wellevendheid niet te schenden, maai het baatte hem niet. De oude man bleef vast op zijn stuk staan. 3,Als je hier een paar dagen, zoolang als je verlangt, wilt doorbrengen, is het goed. André, maai ik vertrek vanavond nog naar den Haag. Er is zitting der Kamer. Maar je schrijft mij in eik geval, als je iets verneemt van dat meisje ?” André verkoos niet te blijven. Hij moest naai Amsterdam. Hij had beloofd aan oaron Van Deenei bet antwoord van zijn vader te brengen. »U stemt toe, papa ?” vroeg hij. Ik verzet mij niet, omdat ik daartoe niet het rech gevoel.. ..” . Zij scheidden in den namiddag, als twee vrienden wier meeningen, uiteenloopen, maar die toch tevee van elkander honden, om onverschillig te worden. Toen de oude baron Van Heys twee dagen late in zijn hotel aanteekeningen zat te maken voor di zitting der Kamer van den volgenden dag, werd hi gestoord door een brief van zijn zoon, een kortei brief met eene bijlage. »U hebt gelijk gehad, papa,” schreef André, je: ik heb mij vergist 1 Zooals U uit nevensgaand schrij ven van mejuffrouw Witte kunt zien, neemt zij mijl jaargeld niet aan.” Baron Van Heys van Nieborgh las het schrijve, van het visschersmeisje. Het was kort, een tients regels, maar het gaf een karakteristiek van de jong vrouw. Het was ernstig, koel, met een onderdruk ten hartstocht van haat, en toch vol fierheid.
»De wereld schijnt omgekeerd,” mompelde de oude edelman, toen hij het briefje tweemaal had gelezen, smen schijnt den adel te moeten zoeken in de laagste standen. Zoo zou mijn dochter geschreven hebben, in zulke omstandigheden.” Hij liep het vertrek op en neer. Hij gevoelde een innig medelijden met dat kind der armoede, opeens teruggestooten uit een wereld vol rijkdom en geluk iu een leven van ontbering en smart. »Zij is ongelukkig, zij wil het alleen niet laten merken; ik moet iets voor haar doen . . . Selkamp, — dat is een vissehersdorpje in het Noorden .. . Zoodra deze zitting i3 afgeloopen, zal ik er heengaan 1” Hij borg den brief in zijn portefeuille en begon weer aan zijn notities voor de vergadering van den volgenden dag. Onder het gebed baars vaders, in zijn krachtige armen, had Betty’s trots zich gebogen; zij gevoelde zich weer het zwakke kind van vroeger, dat zich vol vertrouwen overgaf aan den ruwen man met zijn trouwhartig gelaat en zijn eerlijke oogen. En toen hij haar weer losliet, na de handen om haar wangen te hebben geslagen, ten einde haar lang en onderzoekend in de oogen te zien, toen zij weer neerzat op haar sfoel, duurde nog dat gevoel van zwakheid, van onderworpenheid voort, en toen zij te bed lag, sliep zij in met een besef van veiligheid onder ■ de ouderlijke hoede .... Toen zij wakker werd, zag ze verwonderd rond. Zij meende te ontwaken in haar kamertje in de kostschool, zij meende den wind te hooren ruischen in - den lindeboom, die zijn takken uitspreidde voor haar venster daar, zij hoorde de stemmen der andere meisjes, het gestommel harer voeten, en ioch was het 1 nog zoo donker, dat zij eerst niets onderscheidde ... O God, het was een ontgoocheling: dat ruischen r was niet de wind in de boomkruin, het was de zee, 3 en dat gedempt rumoer waren niet de schreden der j kostschoolmeisjes, maar de lompe stappen van haar 3 vader en moeder, op haar bed viel een smalle streep licht, door de gesloten deuren van de nauwe bedi stede, waarin zij sliep 1 Zij hoorde fluisterende stemmen, - die haar noemden, korte klanken, wier zin zij niet r begreep; zij vernam, hoe er stoelen werden verzet, en er gerammeld werd met koppen en schoteltjes, i »Het koffiewater kookt,” hoorde zij haar moeder 1 zeggen, szal ik haar roepen?” (Wordt vervolgd.)
"BETTY". "Bredasche courant". Breda, 1902/07/30 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321118:mpeg21:p00001