De Boerengeneraals zijn te Londen aangekomen; zij werden luide toegejuicht aan het itation. De secretaris van Botha deelde mede,
dat de generaals gaarne den Koning een bezoek zouden brengen, indien dit het verlangen van Zijne Majesteit was. Zij bleven niet om de vlootschouw bij te wonen uit hoofde van den rouw voor Lukas Meier, en daar zij sedert het sluiten van den vrede nog geen rust hadden gehad, en zij nu naar rust verlangden. Bij de aankomst der Boerengeneraals te Londen was het station het tooneel van een merkwaardig schouwspel. Een geweldige mensehenmassa verwelkomde de generaals met even groote hartelijkheid als Roberts en Kitchener was te beurt gevallen. Kreten als ngoeje, ouwe de Wet” en ïonze vrienden de vijand, allen dappere soldaten” werden dikwijls vernomen onder al het gejubel en gejuich. De Wet was vrijwel in het nauw gedrongen door de opgewonden menigte en moest bevrijd worden door de politie, die met geweld eeri pad voor hem baande voor het portier van het salonrijtuig. De generaals beantwoordden de ovatie door den hoed af te nemen maar ze weigerden te spreken. Ten slotte waren de generaals genoodzaakt aan den achterkant uit te stappen, en achter den trein langs weg te komen, maar de menschen volgden hen en liepen mee met de omnibus, die de generaals de straten door naar hun hotel bracht. Het besluit van de generaals om geen feestelijkheden bij te wonen ontstemt de jingo’s ; ongetwijfeld. De Pall Mali Gazelte spreekt reeds van afwijzing van de Britsche gastvrijheid — van de Britsche onkieschheid ware juister. Nog een bijzonderheid uit het onderhoud van de geniaals met Chamberlain, Roberts en Kitchener. Deze laatsten verontschuldigden zich niet op de Saxon gekomen te zijn: men zou daar te veel last gehad hebben van reporters. De Boeren-generaals zijn ’s morgens weer uit Londen vertrokken en hebben zich naar Cowes begeven, om een bezoek te brengen aan Koning Edward. Wij moeten hierbij vooral bedenken, dat de helden uit Zuid-Afrika dit bezoek alleen brengen op uitdrukkelijk verlangen van den Koning zelven, en volstrekt niet, zooals de Engelschen het willen doen voorkomen, uit
hoogachting en eerbied voor hun nieuwen souverein en om uitdrukking te geven aan hun ingenomenheid met het nieuwe bestuur. De Engelschen hebben de Boeren-generaals eerst de vlootrevue wilien laten zien, waar men hen had willen laten figureeren als levende bewijzen om aan het continent te toonen, dat Engeland vol edelmoedigheid tegenover zijn vroegere vijanden is. Earl Roberts, Viscount Kitchener en last not least de groote Chamberlain, hebben met hun drieën de moeite genomen om hiertoe De Wet, Botha en De la Rey uit te noodigen. De Boeren hebben echter beleefd voor deze uitnoodiging van de beulen van hun volk bedankt. De Boeren zijn te verstandig om zich uit te laten over wat in het diepst van hun gemoed omgaat, maar het zou de moeite waard zijn, om te weten, wat in hun bmnenste omging, toen zij verwelkomd werden door die Farizeeërs, die hen een jaar geleden nog voor roovers en stroopers uitscholden, die hun hoeven hebben verbrand, en hun vrouwen en kinderen moedwillig aan den hongerdood en aan ziekte hebben prijsgegeven. Gistermorgen zijn de generaals een bezoek aan Koning Edward gaan brengen. Zij hadden het ook kunnen weigeren, maar waarom zouden zij dezen man, die vanwege de afwezigheid aan eenigen invloed van zijn persoon op de regeering onschuldig moet genoemd worden, tegen het hoofd stooten ? Het is allerminst waar, wat van sommige zijden is beweerd, dat Boeren-generaals zoete broodjes komen bakken bij den Koning van Engeland. Zij hebben getoond helden op het slagveld en mannen van eer te zijn, maar zij zijn ook mannen van manieren en geven aan gepaste beleefdheid de voorkeur boven stugge onwelwillendheid. Gister-middag om 5 uur gingen de generaals te Londen scheep op de Batavier 111 die hen doorvoert naar Rotterdam. Van de Boompjes gaan de drie generaals in rijtuigen naar het D. P. station, om zich naar Den Haag te begeven. De Boerengeneraals — zoo seint men uit Den Haag — worden heden 10 uur in hun
hotel verwacht. Omtrent de wijze van ontvangst aldaar is nog niets bekend. In het Hotel den Ouden Doelen aldaar zijD inmiddels plaatsen besproken. Dat te Rotterdam, de eerste stad in Nederland waar De Wet, Botha en De la Rey komen, hun een enthousiast welkom zal worden toegeroepen, spreekt vanzelf. Evenwel behoort te worden vermeden alles wat maar eenigszins op een feestelijke ontvangst zou kunnen gelijken. Een zoodanige ontvangst zou, meende de waarn. burgemeester, allerminst passen in de gegeven droevige omstandigheden, die een einde hebben gemaakt aan het bestaan van twee vrije republieken. Van vlaggen vertoon of muziek zal dan ook, officieel, geen sprake zijn. De waarnemende burgemeester, de heer J. Hudig, zal de generaals aan boord complimenteeren en een welkom toeroepen op den gastvrijen Nederlandschen bodem. Vervolgens zullen waarschijnlijk de Zuid-Afrik. Vereeniging, afdeeling Rotterdam en vermoedelijk nog enkele andere vereenigingen, de generaals meer officieel huldigen op eenvoudige, maar hartelijke wijze. Het gezelschap vertrekt met den trein van 10.50 spoortijd in een salonwagen naar den Haag. Om 11.12 komt de trein daar aan. Ook daar zal er, op verlangen van de géneraals, geen officieele ontvangst wezen. Alleen zal generaal Egter van Wissekerke — zoo meldt men ons uit den Haag — uit naam van de afdeeling van de Zuid-Afrikaansche Vereeniging een kort woord van welkom spreker Over de verdere plannen van de generaals kunnen wij het volgende mededeelen. Heden brengen zij te Scheveningen een bezoek aan president Steijn. Woensdag-ochtend vertrekken zij naar Utrecht om president Kruger op te zoeken. Daar blijven zij ’s nachts over in het Hotel des Pays-Bas. Donderdag-ochtend vertrekken zij naar Brussel voor de begrafenis van generaal Lukas Meijer. Voor het bezoek aan Amsterdam, waarvoor de dag nog niet vastgesteld schijnt, is — naar het Handelsblad nu meldt — het programma voorloopig als volgt: Ontvangst aan het Centraalstation; plechtigheid in de Nieuwe Kerk; lunch bij Couturier; défilé van corporaties en particulieren in het Paleis voor Volksvlijt; rijtoer dooide stad met kort bezoek ten stadhuize; diner in het Amstel-hotel; vertrek der Boeren-generaals naar ’s-Gravenhage.
"De komst van de Generaals.". "Bredasche courant". Breda, 1902/08/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321129:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1902/08/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321129:mpeg21:p00001
EERSTE BLAD. Jescher & Kemper, Yamarttstraat, Telefooimummer 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gorip- en Mmkl-Mi, B Eli A1M GSEL P A P1EII Meubels en Keilden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
BEKENDMAKING. HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda-, Gelet op art. 8 der hinderwet; Brengen ter algemeene kennis, dat bij hun besluit van heden aan J. Nooten en zijne rechtverkrijgenden voorwaardelijk vergunning is verleend tot het oprichten van eene koper- en blikslagerij in het perceel, gelegen in deze gemeente aan den Vlaszak n". 29, kadastraal bekend sectie B n°. 5195. Breda, 18 Aug. 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1902/08/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321129:mpeg21:p00001
BEK ENDMAKI X G. VERKIEZING LID PROVINCIALE STATEN. De Burgemeester der gemeente Breda; Gelet op de voorlaatste zinsnede van art. 6 der provinciale wet; Brengt ter openbare kennis, dat het proces-verbaal van de op 18 Aug. 1902 gehouden verkiezing ter benoeming van één lid voor de Provinciale Staten van Noord-Brabant, waarvan een afschrift aan den voorgevel van het raadhuis is aangeplakt, ter secretarie dezer gemeente voor een ieder ter inzage is nedergelegd en in afschrift, tegen betaling der kosten algemeen verkrijgbaar is gesteld. Breda, 19 Augustus 1902. De burgemeester voornoemd: Ed. GULJE. NATIONALE MILITIE. AFHALEN VAN ZAKBOEKJES. De BURGEMEESTER van Breda roept bij deze op, onderstaaude verlofgangers, hunne zakboekjes af te halen op het militie-bureau ten stadhuize, als: Akkermans, J. M.; Bogaerts, H. A. L.; Bakker, A. G. de; Dongen, H. A. M. van; Dalen, J. van; Dielemans, W. C.; Dongen, J. P. van; Freijsen, P. W.; Gouw, J. A. van der; Heijden, A. M. van der; Janssen, A.; Jongh, F. de; Kort, J. B. J. A. ae; Korteweg, A. C.; Kwisthout, P. A. J.; Lens, J. J.; Meenwesen, A. M. J.; Neus, J.; Otto , L.; Pas, P. M.; Rijkers, Th. W.; Rekum, A. van; Straatman, P. C.; Stijlen, A.; Tak, A. H. M. Chr.; Vlamings, J. B. A. M.; Verkaar, W. J.; Wal, A. van der; allen van de lichting 1901, alsmede Meijer, H.; lichting 1896 en de zee-milieiens, lichting 1900, L. II. Ravesteijn en J. A. van Elewout. Breda, 18 Augustus 1902. De burgemeester voornoemd: Ed. GULJE.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1902/08/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321129:mpeg21:p00001
0 JKL Hk «» «t» S5BOOKSPRONKBLIJKE ROMAN. 29. Ze waren soms uren lang alleen, wandelende in het bosch of op den landweg, varende in een der lichte bootjes, of zittende in een schaduwrijk hoekje van het bosch met het uitzicht op het vlakke landschap; en nooit waren zij lang stil, zij droomden niet naast elkaar, maar ernstig waren de gesprekken, die zij hielden, over de nieuwe letterkunde, ovér de natuur, over politiek zelfs. Betty wist nog niel veel, maar telkens bemerkte Otto opnieuw welk eer vlug oordeel zij bezat en welk een gezond verstand, en het was hem een genot bij haar voor Mentor ti spelen. Hij vatte die taak zelfs zoo ernstig op dal hij soms een uur lang achtereen sprak en haai boeken aanried en moeilijke hoofdstukken voor haai uitlegde. De baron trok zich steeds meer uit hun gezelsehaf terug, drukke bezigheden voorwendende. Telken: wanneer zij samen thuiskwamen, onderzocht hi evenwel met een snellen blik hun gelaat, hun oogen en als zij bij hem waren, luisterde hij aandachti§ naar hun gesprekken, telkens wachtende op een blijdei glimlach, die op beider gelaat moest liggen, op eer innigen droomenden blik in beider oogen, op eer half gefluisterd woord, op een stembuiging, dit verried — wat maar niet wilde komen. Op een middag verscheen hij met een bewolkl voorhoofd aan tafel. Betty zag hem opmerkzaam aan, maar zij waagde het niet hem iets te vragen. alk heb je een mededeeling te doen, jongelui,’ zeide de baron onder de soep. «André zendt mi het bericht, dat hij een paar dagen op Nieborgh komi doorbrengen”. Hij keek beurtelings naar het jonge meisje en Otto Op Betty’s gelaat was ineens een gloed gekomen in haar oogen een kouden glans als van blauw staal baar lippen werden opeengedrukt. Otto’s gelaat verbleekte daarentegen, als door een plotselinge! schrik en zijn stoel bewoog zich plotseling. Geen van beiden sprak evenwel een woord. nik wil u vragen,” vervolgde de oude heer, o gij er iets op tegen hebt, dat hij komt?” iMaar meneer?” vroeg Betty, «ik kan immers heengaan, indien ik hinder . . .
«Het zal mama pleizier doen kennis met u te maken, juffrouw Witte,” zeide Otto vlug. «Als ik een van u beiden wegjaag, komt André hier niet,” zeide de baron beslist. «Maar dan blijven wij, meneer,” hernam Betty op bijna haastigen toon, »ik althans, bedoelde ik!” Otto knikte eenvoudig met het hoofd en zag peinzend de jonge dame aan met de uitdrukking van zwaarmoedigheid, die soms in zijn oogen lag. «Dan zal ik André schrijven, dat ik hem verwacht.” «Komt freule Van Deenen mee?” vroeg Otto na een pauze. ! «Neen, daarvan schrijft hij niets!” 1 Twee dagen later was het de dag, dat André op 1 Nieborgh zou komen. 1 «Lief kind,” zei de baron op zachten toon tot : Betty, »het zal een strijd voor je wezen.” 1 sik ben klaar voor dien strijd, hoorde hij haar 1 zeggen , zonder dat zij hem aankeek, op een zonderling 5 harden en trotschen toon k «Wil ik hem nog telegrafeeren, dat hij liever wegblijft?” vroeg de oude heer bezorgd. «O, neen, — als u ten minste niet wilt, dat ik terstond heenga, meneer. Ik kan het denkbeeld niet verdragen, dat ik mij tusscben vader en zoon zou • plaatsen. Bovendien wij zijn als twee vreemden voor J elkaar, wij zullen goede kennissen worden.” ’ «Je hebt hem dus niet meer lief?” Betty poosde even met haar antwoord , alsof het haar moeite kostte dat te geven. Maar in werkelijkheid was zij heel vast overtuigd, wat zij op die vraag , moest zeggen. «Neen, ik heb hem niet meer lief, — evenmin t als hij mij.” , Daarna hief zij het hoofd op; zag hem glimlachend aan en knikte hem toe. Vervolgens keerde zij zich ’ om ten einde heen te gaan. ; «Ik zal me gaan kleeden, voor meneer de baron t komt.” De oude heer schudde het hoofd. Zij leek hem . in de laatste dagen zeer raadselachtig toe. Er was , iets sphinxs-achtigs in haar doen en laten, dat hij ; niet begreep en dat hem daarom bezorgd maakte. ; Had zij inderdaad André geheel uit haar hart en i haar zinnen gebannen ? Hij dacht het bijwijlen, hij ging zelfs verder en meende soms op te merken, dat er allengs een teedere genegenheid in haar ontf kiemde voor Jhr. Otto Waels. Of verborg zij diep in haar hart, teruggedrongen door een vaste wilskracht, i nog de liefde voor André ? Ook dat zou hij soms willen gelooven, als hij haar zag peinzen met wijd
geopende oogen, het voorhoofd gefronsd, wat iets ■ hards en strengs gaf aan haar gelaat. «Zij is een krachtig meisje,” zeide hij tot zich zelf, «zij zal zich beheerschen. En zij zou toch i den een of anderen dag met André in aanraking i moeten komen.” Hij ging naar zijn werkkamer, waar hij het uitzicht 1 had op den breeden rijweg en op de allee, die van < de stallen naar het heerenhuis voerde Betty waa naar haar kamer gegaan, op de eerste étage, boven het sousterrein. Ja, zij was klaar voor den strijd, hij mocht komen. Hij zou in haar 1 zijn leerlinge herkennen, wier eenigste ideaal het ■ was, zich tot meesteres te verheffen. Haar witte 1 tanden waren stijf op elkaar gedrukt en kwamen te ; voorschijn tusscben de roode lippen, die zich krulden tot een wreeden spotachtigen lach. Voor haar garderobe bleef zij peinzend staan. Zij kende zijn voorliefde voor het zachte volle fluweel en liet soepele mousseline. Het was nog al warm, de herfstzon scheen helder en legde het landschap in een gouden glans: zij zou haar zeer lichtrose mousselinen japon aandoen met de garneering van roomkleurige kant. De zeer nauw om den gevulden benedenarm sluitende mouw gaf op eenigen afstand het aanzien, alsof haar armen tot aan den elleboog bloot waren, en het effen rechte borststuk onder schouders en hals deden in de verte een décolleté vermoeden, dat niet bestond. Een bijzondere zorg besteedde zij aan haar kapsel, aan de mooie blonde haren, die zij vol en krullend om haar hoofd liet zwieren. Een enkele liehtroode roos stond er goed in, anders geen versiersel. Toen zij gekleed was, plaatste zij zich met een onderzoekenden blik voor den penantspiegel, waarin zij zich te voeten uit zag. Zij kon tevreden wezen. De dunne rosé stof sloot nauw om haar middel en liet echter hier en daar ruimte voor plooien en poffen, die iets bijzonders lichts en toch gevulds aan haar gestalte gaven. In statige plissées, nauw om de heupen viel de rok naar beneden, slechts de punten der bruine schoentjes zien latende en van achter neervallend in een korten sleep, die iets vorstelijks gaf aan het eenvoudige gewaad. Daarna monsterde zij haar gelaat. Zij gloeide, maar die blos stond haar goed, evenals de schittering in de oogen en de witte tanden die tusschen de roode lippen glinsterden. Toen lachte zij verachtelijk tegen zich zelf, maar ook die glimlach maakte haar niet leelijk, noeh het rimpeltje tusschen de oogen,— het gaf alleen een geheel andere uitdrukking aan haar gelaat. Zij verliet haar kamer om in den salon te gaan.
In de gang ontmoette zij jonkheer Otto, die van verrassing even bleef staan. Zij lachte hem vriendelijk toe en knikte met het mooie hoofd. Hij echter liep door met een beleefden groet en een ernstig gelaat. «Zij maakt zich mooi voor bem ! Waarom ?” vroeg hij zich zelf af en het deed hem onaangenaam aan, dat hij haar zoo behaagziek vond. Langzaam ging hij de trap op naar de kamer van den baron. Betty was blijven staan, toen hij haar zoo ernstig voorbijliep. De glimlach week van haar gelaat; een uitdrukking van zwaarmoedig gepeins kwam er voor in de plaats en wierp een waas over de schitterende oogen, dat nog bleef hangen, toen zij reeds lang in den salon was en voor het venster stond uit te staren in den zonneschijn, zonder echter iets te zien. «Hij s boos!” zeide zij treurig, «hij begrijpt alles!” Maar een paar minuten later hief zij het gelaat op met een trotsche harde uitdrukking. «Nu, daar het niet anders kan — ik zal meer en grootere boosheid moeten verdragen, — maar ik wil toch!” Zij stampte met den voet op den grond, doch het dikke vloerkleed dempte dien trap. Zij ging voor het andere venster staan, eigenlijk een openslaande glazen deur, die toegang gaf tot het balkon. Die deur wierp zij wijd open, zoodat het koele windje naar binnen suisde, en daarop ging zij in den ingang staan, rechtop, fier, een glimlach op het gelaat, de handen gevouwen voor zich neerhangende, in de teedere rosé kleur van haar slanke gestalte afstekend tegen den donkeren achtergrond der stemmig gestoffeerde kamer achter haar. Maar hij kwam nog niet, zij kon rustig nog een kwartiertje gaan zitten in een fauteuil. Toen zag zij hem naderen op den rijweg; als hij in de allee was, moest hij haar zien en toen hij even verdween achter het boschje, dat de stallen en scharen verborg, . nam zij haar plaats in en de bestudeerde houding i aan. Zijn eerste blik was naar boven, naar zijns • vaders werkkamer, maar terstond daarop werd zijn i oog getrokken naar de lichte gestalte in het open balkonraam. Zelfs in de verte meende ze de verbazing te bemerken op zijn gelaat; het was zeker, dat hij geen oog afhield van haar. En zij bleef maar staan, kalm en glimlachend onder zijn blik, over het verre landschap starend, alsof ze hem niet eens bemerkte. i (Wordt vervolgd.)
"BETTY". "Bredasche courant". Breda, 1902/08/20 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321129:mpeg21:p00001