De Londensche correspondent van de Matin geeft een nauwkeurige beschrijving van de conferentie tusschen de Boerengeneraals en minister Chamberlain, die op een échec is uitgeloopen. Tegen twee uur in den namiddag had een aanzienlijke menigte zich verzameld voor het hotel, waar de Boeren-generaals hun intrek hadden genomen, evenals in Whitehalle, in den omtrek van Downingstreet, waar zich het ministerie van Koloniën bevindt,-wa3r de Boerengeneraals tegen drie uur verwacht werden. De menigte, die, naar men uit de links en rechts opgevancen gesprekken kan afleiden, veel sympathie voor Boeren gevoelde, wachtte geduldig. Eenige soldaten in khaki, liepen, zonder te blijven staan, voorbij.
t — Die hebben genoeg van De Wet, zegt ! iemand uit het publiek. ! — ik zou de straat niet oversteken, zegt een ander, om een Engelsch generaal te zien, maar ik zou met genoegen den geheelen middag | wachten om de Boeren te zien. Om vijf minuten vóór drieën hoort men gejuich en men' ziet een rijtuig met twee paarden bespannen naderen. Het rijdt snel en gaat Downingstreet binnen. Botha zit naast De Wet; tegenover hen zitten De la Rey en De Villiers. Allen zijn gekleed in gekleede ja.s en hoogen > hoed. Zij worden warm toegejuicht en de drie ! generaals antwoorden hierop door den hoed af i te nemen. Het rijtuig rijdt door de poort tusschen ■ het ministerie van Koloniën en het ministerie van Buitenlandsche Zaken, en houdt stil op de binnenplaats voor de deur van het ministerie van Koloniën. De generaals stappen uit, treden het 3 ministerie binnen en klimmen de groote trap i op tot de tweede verdieping. Zij worden naar de wachtkamer gebracht, waar men hun verzoekt te wachten. Na verloop van ongeveer een kwartier komt men hun zeggen, dat Chamberlain gereed is ’ hen te ontvangen. De generaals worden in de kamer van den minister binnengeleid. Het is een groot vierkant vertrek. Verscheiden breede ■ vensters zien op de binnenplaats uit. In den rechterhoek van de zaal staat een bureau. Links bij de deur een groote tafel, waar omheen t stoelen staan. Aan den wand hangen photo3 graphieën van landschappen en beroemdheden 3 van Zuid-Afrika. Ook hangt er een portret van . Cecil Rhodes. Chamberlain, in gekleede jas, met den monocle ! in het oog, de orchidee in het knoopsgat, t ontvangt de vier Boeren en verontschuldigt zich ; hen met eerder te hebben kunnen ontvangen. L De generaals schudden Lord Kitchener, die achter - Chamberlain staat, hartelijk de hand , en maken . een buiging, terwijl zij Lord Onslow, den alge, meenen secretaris van Koloniën, die bij de ; conferentie tegenwoordig is, de hand geven. ! Men gaat zitten; de beide stenografen beginnen , hun werk. De minister begint met te zeggen ! dat het hem ónmogelijk zal zijn om over de voorwaardeti van het verdrag van Pretoria te
diseussiëeren, en dat daar niets aan te veranderen vait. Botha vertaalt de woorden van den minister in het Hollandsch, want De Wet en De la Rey verstaan slecht Engelsch. Botha geelt uitlegging van de tegenwoordige moeilijkheden in ZuidAfrika, het gebrek aan voldoende fondsen om tot een economisch goeden toestand te komen, enz., enz. De minister antwoordt, dat hij op het oogenblik niets kan doen; men moet geduld hebben, later, misschien, enz. Lord Kitchener voegt er eenige hartelijke woorden aan toe. Men vertaalt zo in het üollandsch. De Villiers antwoordt uit naam der Boeren en de discussie gaat verder, maar zonder resultaat. De Boeren generaals gaan staan , men geeft elkander de hand, en den generaals wordt uitgeleide gedaan tot aan hun rijtuig door Lord Kitchener. Zij rijden weer naar hun hotel onder nieuwe toejuichingen van de menigte, die overal op hun weg staat te wachten. Aldus heeft derhalve de ontmoeting tusschen de generaals en den man, die zooveel leed over hun land heeft gebracht, zich toegedragen. Dit was op Dondex-dagmiddag. Uit een Reuter-telegram blijkt, dat Botha Zondag opnieuw een onderhoud heeft gehad met Chamberlain. Wat tusschen deze beiden is verhandeld , is onbekend en niet gemakkelijk te raden na de verklaring van Chamberlain, dat hij op het oogenblik niets doen kan. Wij kunnen slechts veronderstellingen maken, maar blijven in het duister tasten. Wij kunnen evenwel moeilijk aannemen, dat Chamberlain gisteren jegens Botha toeschietelijker is geweest ten opzichte der eischen van de Boerenleiders van Donderdag bij de conferentie. Om de juiste waarheid omtrent deze laatste te weten , kunnen wij niet beter doen dan het beloofde blauwboek afwachten. De correspondent van de Matin weet nog mede te deelen, dat de Boeren waarschijnlijk Maandag Engeland verlaten en niet voornemens zijn er weder te lceeren.
"De Conferentie-". "Bredasche courant". Breda, 1902/09/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321142:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1902/09/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321142:mpeg21:p00001
DOOR MISS BRADDON. ï. HOOFDSTUK I. Rijker dan weelde zich kon droomen. Er is een verdriet van rijkdom, evenzeer als er is een verdriet van armoede — de ledige grootheid van een ruim huis, waarin geen familieleven gevonden, geen geluid van lichte voetstappen en vroolijk gelach gehoord wordt — enkel groote vertrekken met kostbare meubelen en een eenzame figuur, zich stil bewegend te midden van al die grootheid. Het bewustzijn van deze verlatenheid, van een zwaarmoedige stilte en leegte, overstelpte Lady Perivale bij den terugkeer in hare woning in GrosvenorSquare, die behoorde tot de vele goede gaven dezer wereld, haar zeven jaren geleden in den schoot geworpen, toen zij beschouwd werd als een van de beste partijen van de season. Zij had zich zelf niet verkocht aan een man, dien zij niet liefhad. Zij was teeder gehecht geweest aan Sir Hector Ferivale en had oprecht over hem gerouwd, toen hij na twee jaren van huiselijk geluk, plotseling stierf in den vollen bloei van het leven, tengevolge van een koude, in de Schotsche Hooglanden opgedaan. Op twee-eu twintigjarigen leeftijd stond zij alleen in de wereld, in het volle bezit van het fortuin van haar echtgenoot, dat vorstelijk was, berekend naar den maatstaf van den modernen levensstandaard. Een fortuin, hoofdzakelijk bestaande uit kolenmijnen in Durham, even veilig voor wisselvalligheden als de aarde zelf. Zij had een flink hoofd noodig, om de groote verantwoordelijkheden, die op haar rustten, te dragen, want zij was niet geboren of opgevoed onder de vermogende standen. In baars vaders pastorie, in de Westelijke streken, was het de hoogste levensphilosofie geweest, veel te doen met weinig middelen. Haar echtgenoot bezat geen of slechts verwijderde betrekkingen, die hij op een afstand had gehouden; er waren dus geene bemoeizieke broers of zusters, noch lastige ooms of tantes, om haar met hun goeden
raad te vervelen. Zij stond alleen, met een kasteel in de Schotsche Hooglanden, om welks torens de zeemeeuwen vlogen en aan welks voet de zee in dreigi-n’e grootheid golfde; met een van de mooiste huizen in Grosvenor-Square en met een inkomen, door hare vrienden en een babhelachtige pers begroot op zoo wat tusschen de veertig en vijftig duizend pond sterling ’sjaars. Zoo rijk en zoo meestal alleen, was Lady Perivale natuurlijk luimig. Een van hare luimen was een hekel te hebben aan haar kasteel en de voorkeur te geven aan een tegen de heuvelen gelegen villa in de ltaliaansche Riviera, twee of drie mijlen van een onbeduidende zeehaven gelegen, onbekend bij de reizigers, die er onverschillig en achteloos met den sneltrein tusschen Marseille en Genua voorbij stoomden. Het was een gril van Lady Perivale, hare winters door te brengen in een vlek, onbekend bij Rumpelmeijer en in de groote wereld; een vlek, waar vorstelijke gastvrijheid een onmogelijkheid was en waar men ter veraangenaming van het leven niets anders had dan de saphieren zee en het zilverachtig grauw der olijfwouden; eeuwigdurende roren; een vlakte, bekleed met anemonen; hellende oevers, bedekt met anjelieren,, palmen, aloë’s, oranje- en citroenboomen en zachte winden, die den geur der bloemen en het opspattend schuim der golven door de open vensters binnen droegen, Lady Perivale keerde in Londen terug in April, toen de bloemenmeisjes bundels paarsche seringen te koop aanboden, en Bond-Street even vol met Fransehe Victoria’s en fantasiehoeden scheen, als ware het Juni Het was het verkwikkelijke jaargetijde na Pasehen. Het jaargetijde van warmen zonneschijn en koele winden, wanneer sommigen bont en anderen voorjaarstoiletten d-agen, het seizoen van bals en diners in beperkten kring vóór de Drawing Room in Mei en het eerste State-Goncert, dat vooraf gaat aan de vermakelijkheden, welke beschouwd woiden als de mijlpalen in de geschiedenis van een jaar. Hoe leeg zagen de drie zalen, in een perspectief van wit en goud, er uit; hoe droevig en somber de hoornen in het square, toen Grace Perivale vooreen der aan de straat gelegen vensters stond, starende op de effen vlakte en het goed onderhouden plantsoen , in het bleeke Engelsche zonlicht. Zij dacht aan het grondelooze blauw van de Middellaodsche Zee, het grijs en groen en goud en purper van het olijfwoud, aan de oranje- en citroenboomen, van hare veranda naar de zee, waar de safraanrozen als
een gordijn van bleekgele bloemen hingen over een landelijk afdak, «En toch zijn er menschen, die meer van Londen houden dan van Italië,” dacht zij. Twee huisknechts kwamen binnen met de theetafel. »In het kleine salon,” zeide zij, terwijl zij hen met de hand wenkte de gewone plaats te verlaten. De grootte van het vertrek gaf haar een gevoel van koude. Het meubilair XVI was alles wit met goud en zilvergrijs — niet té veel goud. Een adept in de kunst van stoffeeren had een schema der kleuren gemaakt, had het bleek-blauw en grijze van het Arbusson-vloerkleed, den zilverachtigen weerschijn der satijnen gordijnen en van het bekleedsel der sofa’s uitgezócht. Het was alles bleek, teer en koud. s Mijne brieven?” vroeg zij, terwijl de beide mannen zich verwijderden. Zij had te Dover geslapen en was met een middagtrein te Londen gekomen. Zij oordeelde een hotel te Dover beter dan dit groote huis in GrosvenorSquare. Daar had zij voor het laatst de zee gehad , om naar te kijken en niet deze schitterende eenzaamheid. nWel,” dacht zij met een zacht, sik moet mij wederom in den maalstroom werpen, een anderen rosmolen van lunches en diners, theaters en bals, het Park en Prinses, Ranalag en Horlington — dezelfde dingen nog eens en nog eens en nog eens en altijd weer. Maar bij slot van rekening heb ik schik in den nonsens, omdat ik er midden in ben, en vermaak er mij mee, evengoed als anderen het doen. Wij fashiombelen dansen allen om den kokanjemast, in en uit, linkerhand hier rechterhand daar, lachen, lachen, lachen en tevreden zijn, omdat het lang duurt.” Het kleine salon — twintig voet bij vijftien — zag er gezellig uit. Er was een groot vuur in den lagen haard, welks glinstering weerkaatst werd door de roode dakpannen, en het ouderwetsche boogvenster was gevuld met een bloemenmand, die het gezicht benam op de sehoorsteenen en op de groote glazen bedekking van het stalplein. Lady Perivale liet zich in een harer geliefkoosde stoelen neervallen en slorpte een kop thee leeg. «Toujours eet azur banal” zeide zij tot zichzelf, terwijl zij keek naar het bleek-blauw porcelein, zich een regel van Coppé herinnerende. »De arme Hector koos deze kleur, omdat hij meende, dat zij met mij harmonieerde, maar hoe akelig zal ik er door haar uitzien, als ik oud ben,
rmgeven door een meisjesaehtige schoonheid — vone'e iu bleu, evenals een kleine Fransehe aannemelinge.” De bottelier kwam binnen met bare brieven. Drie rp een zilveren schenkblad, dat er veel te groot foor leek. iDat kan onmogelijk alles zijn, Johnson,” zeide ;ij. »Mrs. Barnes moet de overigen hebben.” »Mrs. Barnes zegt dat dit al de brieven zijn, Mevrouw.” »Alle ? Dan moet er een vergissing zijn. Ge noest het eens aan de andere dienstboden vragen.” Haar bottelier en haar kamenier waren met haar nede geweest naar Italië — overigens niemand. De mttelier, een oudaehtig en haar toegewijd man, was n de Perivale-familie opgevoed; haar kamenier, ook tan haar gehecht, was geboortig uit haar vaders rerstspel; zij had haar les gegeven op de Zondagschool , hoewel zelf weinig meer dan een kind zijnde. Hare brieven waren gedurende omstreeks veertien lagen opgehoopt en haar aanstaande komst te Londen vas bericht door den n Times” en door een menigte mdere bladen. Zij verwachtte een berg brieven en nvitaties, waarmede haar terugkeer in de beschaafde vereld altijd was begroet geworden. Van de drie brieven waren twee circulaires van voorname modemaaksters; de derde was van haar >ude vriendin en zangmeesteres Suze Rodney: »Het verheugt mij, dat gij spoedig in Londen terug zult zijn, mijn lieve Graee. Ik kom Woensdag-namiddag in Grosvenorsquare, in de hoop je te huis te vinden. Altijd je toegenegene, Suus. Miss Rodney beantwoordde eiken brief per keerende rost en schreef nooit een langen. De Woensdag was Lady Perivale’s ontvangdag en iet was heden Woensdag. Een luide klank verbrak ie stilte der vestibule en drie minuten later diende le bottelier Miss Rodney aan. üMijn dierbare Suus,” riep Grace uit, »wat ben k blij je te zien 1” Zij kusten elkaar als zusters en daarna nam Suze ilaats tegenover hare vriendin en keek haar aan met jen uitdrukking van toegenegenheid, vermengd met Iroefheid — of was het medelijden ? (Wordt vervolgd.).
"Rannock". "Bredasche courant". Breda, 1902/09/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321142:mpeg21:p00001
EERSTE BLAD.
» Zij, die zich met 1 OC r. a. s. op deze
COURANT abonneeren, ontvangen de no}[ in deze maand verschijnende nummers gratis. Gescher & Kemper, UemarMaat, Telefooumiiiiiei 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gorilp- si MeiM-Stoii, BEHANGSELPAPIER Meubels en Sïetldcn. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hótels en geslichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
B K KEND1IIAKI N G. Aangifte voor liet bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda lehten het noodig de ingezetenen te herinneren aan ïunne verplichtingen, tot het doen van aangiften /oor het bevolkings-register, voorgeschreven bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsblaa i«. 141).
De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste ƒ100, zijn hoofdzakelijk de volgende: Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. Bij het verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestuur. Bij verhuizing binnen de gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur. Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeentebestuur kennis van ieder lid , dat in zijn gezin wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diensten werk boden daaronder begrepen. Breda, 30 Augustus 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd, Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1902/09/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321142:mpeg21:p00001