net ambtelijke verslag van de bijeenkomst, tusschen Chamberlain en de generaals gehouden, is gisteren verschenen. Den 20en Augustus vroegen de generaals Chamberlain om een onderhoud teneinde een zaak van het hoogste gewicht met hem te behandelen; zij verzochten den minister een dag te bepalen. Chamberlain bewilligde in het onderhoud, maar verzocht te voren te mogen weten wat het onderwerp was, waarover de generaals wilden spreken, opdat hij zonder uitstel de zaak kon aanvatten. De generaals antwoordden, dat de voornaamste onderwerpen waren: een verzoek om volledige amnestie voor alie Engelsche onderdanen, die aan den oorlog deelgenomen hebben; gratie voor allen, die veroordeeld zijn wegens daden gedurende de oorlog begaan; een poging om een jaarlijksche som tot een voldoend bedrag te verkrijgen voor den onderstand van weduwen en weezen van burgers, en van invaliede burgers. Verder hielden de voorstellen in: gelijke rechten voor het Engelsch en hét Hollandsch op school en voor den rechter; gelijke rechten, gelijk voor de Engelschen zoo ook voor de burgers, die zich aan de voor waarden van onderwerping houden, en dus dadelijk terugbrengen van burgers naar hun woonplaats en vrijlating van de gevangenen; herbenoeming of schadevergoeding voor ambtenaren van de gewe zen republieken; vergoeding van alle schade, door den oorlog toegebracht; teruggave van in beslag genomen hoeven aan de eigenaars; betaling van de wettige verplichtingen van de republieken, ook die tijdens den oorlog aangegaan; herroeping van de voorgestelde inlijving van Transvaalsch grondgebied bij Nata); verlenging , van den termijn voor het aflossen van schuld van burgers aan de regeeringen der republieken, waardoor zij verzekerd worden van de voordeelen van art. 10 van de voorwaarden van onderwerping. 1 Voorts teekenen de generaals verzet aan tegen den dwang, waarmede liet afleggen van den eed van trouw gevorderd wordt. i
Chamberlain antwoordde, dat het aantal en de aard van de voorstellen hem verrasten. Hij herinnerde de generaals, dat de voorwaarden, te Vereeniging verleend, in de geschiedenis zonder voorbeeld zijn wegens haar edelmoedigheid. De voorstellen van de generaals beoogen een ïeheel nieuwe overeenkomst, op vele punten geheel in strijd met de geteekende overeenkomst. De minister acht het niet in overeenstemming met zijn plicht om over voorstellen van dien aard n discussie te treden. Hij voelt zich verplicht luidelijk te zeggen, dat hij niet bevoegd is over >enig punt dat geregeld is, weer te beginnen. Botha antwoordde, dat de voorwaarden van mderwerping de Boeren waren voorgelegd om lan te nemen of te verwerpen in hun geheel. Dm verder bloedvergieten te voorkomen, hebben zij ze aangenomen, maar zij besloten zoo spoedig nogeiijk voor goedertierenheid te pleiten. Zij ,'enrouwden op de verzekeringen van Milner en iitchener, dat het aannemen van die voorwaarden ïen niet belette om als onderdanen, van den coning overweging te verkrijgen van alle zaken, lie voor de onderdanen van de nieuwe koloniën verderfelijk zijn. Verder merkten de generaals op, dat Milner :n Kitchener beloofd hadden, vertoogen te ;ullen indienen ten gunste van amnestie. En 3otha zeide nog, dat de generaals Chamberlain liet naderden om hem het recht te vragen, een lieuwe overeenkomst in plaats van de oude te itellen, maar om als onderdanen van den koning foor goedertierenheid en rechtvaardigheid een lerlijk gehoor te vinden. In zijn antwoord betreurt Chamberlain het, lat de generaals niet de voorwaarde aangenomen lebben om niet op de overeenkomst van Vereniging terug te komen. Daarop schreef Botha, dat zij zich aan die oorwaarde onderwierpen, en het officieele onderioud volgde. Chamberlain verwelkomde de generaals in den orm. Botha ontkende, dat er aan de zijde der ge eraals eenig voornemen bestond om de voorgaarden van onderwerping te veianderen. In zijn antwoord zeide Chamberlain, dat de rijgsraadcommissie niet alle gevallen, waarin
straffen nog niet afgeloopen waren, zou onderzoeken maar alleen nieuwe getuigen zou hooren in gevallen, die revisie behoeven in andere gevallen zou zij de vraag overwegen of een geheele of gedeeltelijke amnestie aanbevolen kon worden. Botha zeide, dat hij teleurgesteld was over het uitblijven van de amnestie bij gelegenheid van de kroning, aangezien Kitchener beloofd had een dergelijke aanbeveling aan de regeering te doen. Chamberlain zeide, dat er in de stukken, die de regeering ter hand waren gekomen, daarvan geen gewag is gemaakt. Hij zou zich niet mengen in edelmoedige plannen van de Kaapkolonie en Natal betreffende hun rebellen. Botha merkte op, dat zij enkel grootmoedigheid verlangden om allen in staat te stellen in de toekomst in vrede in Zuid- Afrika te leven. Chamberlain verklaarde in zijn antwoord aan Botha, dat er geen bezwaar was tegen den terugkeer der gevangenen, die eerlijk en rechtuit waren, maar ieder, die mogelijk vijandig (tegen Engeland) gezind was zou met terug mogen keeren. Hij loochende voorts de mededeelingen in de dagbladen, dat Milner van plan was om de hoeven der burgers te verkoopen, de regeering zoude echter gerechtigd zijn land te onteigenen ten openbare nutte tegen betaling van volledige schadevergoeding. Hij verwees naar de wetgeving in Engeland en Nieuw-Zeeland, waar de plaatse- * lijke overheid tegen volledige schadeloosstelling land van een grondeigenaar kan in handen krijgen om er kleine grondbezitters te vestigen. Chamberlain voegde er aan toe, dat elk voorstel van dien aard bekend moet worden gemaakt en aan ieder goed bekend moet zijn vóór het kan worden ten uitvoer gelegd. Botha gaf zijn misnoegen te kennen, dat er Nationale verkenners waren benoemd in de commissie, die de gift van £ 3,000,000 beheerd. Chamberlain antwoordde, dat zij niet sterker vertegenwoordigd waren in de commissie dan anderen. De regeering moest eerlijk blijven tegenover hen, die haar geholpen hadden. Hij voegde er aan toe, dat de Boeren, die in Natal bleven, niet onder den voet getreden zouden worden. De krijgswet zoude niet veel langer
van kracht blijven. Met betrekking tot de weduwen en weezen had de regeering alles gedaan wat zij kon toestaan. Ten besluite drong hij aan op een politiek van vergeven en vergeten. Nu de oorlog uit is, zeide hij, wenschen wij u te erkennen als mede-onderdaan, arbeidende voor den voorspoed en de vrijheid van Zu'd-Afrika. De dag voor de invoering van vo'komen zelfbestuur hing af van den spoed, waarmede de oude bitterheden wegstierven. De regeering wenschte niet dat eenig deel der bevolking geheel en al onvertegenwoordigd was, zij vroeg de nieuwe onderdanen alleen haar halfweg tegemoet te komen. De bijeenkomst eindigde daarmede.
"De Conferentie.". "Bredasche courant". Breda, 1902/09/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321144:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1902/09/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321144:mpeg21:p00001
DOOR MISS BRADDON. 2. Zij was meer dan tien jaar ouder dan Grace. Zij zag er goed uit, met haar ernstig, bijna manlijk voorkomen — haar gezonde gelaatskleur, door geen poeder bedorven, haar stroeve maar niet onbehagelijke trekken, haar heldere en guitige oogen, waaruit teederheid kon spreken. Haar japon en hoed waren juist de japon en hoed voor een vrouw, die wandelde en in omnibussen en hansons reed. »Wel Suus, welk nieuws is er?” vroeg Grace, terwijl zij haar gast inschonk. sHet is een bizonder stille season. Is er nergens iets te doen ?” »Och, meer dan gewoonlijk, geloof ik. Ik kan alleen antwoorden voor mijn eigen vriendinnen en patronessen, meest in de buurt van Bays-water, die er nog even graag op zijn als ooit, om een avondconcert voor niet te krijgen. Zij hebben plan mijten eten te vragen, denk ik. Maar nu geen nonsens meer hierover !” »Het is niet alleen om te zingen, Suus; maarzij verlangen een onderhoudende vrouw, die goed kan vertellen.” »Oh, ik kan over een menigte dingen babbelen, maar ik pretendeer niet te kunnen vertellen. Ik kan alleen de bal aan het rollen houden”. »Je moet weten, Suus, dat je me in een staat van groote verwondering vindt. Ik ben nog nooit in mijn leven zoo verwonderd geweest. Toen ik Italië zou verlaten, schreef ik naar huis, om al mijn brieven achter te houden. Ik ben tien dagen onderweg naar huis geweest, en in plaats van de gebruikelijke ophoping van brieven en kaartjes, vind ik één brief — dien van jou.’’ sDe menschen weten niet dat je in stad bent,” deed Suze zacht opmerken. »Oh, dat doen ze wel, want ik heb bericht gezonden aan de i>Times” en aan do »Post", veertien dagen geleden. Ik had werkelijk gemeend, eerder terug te j komen, maar het weder was zoo heerlijk. Ik bleef j een paar dagen in Bordighera en te Sint-Raphaël en I ik was drie dagen te Parijs, om kleeren te koopen. | Geen enkele invitatie — niet eens zooveel als een !
visitekaartje. Men zon meenen dat Londen was ingeslapen. Is het niet vreemd ?” »Ja,” antwoordde Suze, haar aanziende met een ernstigen, ietwat onderzoekenden blik, »het is zeer vreemd.” »PVel, lieve, laten wij er ons niet druk over maken. Ongetwijfeld zullen de invitatie’s van zelf komen, nu ik weer thuis ben. De menschen hebben het te druk gehad, om mijn naam in de nieuwsbladen op te merken. Er zijn altijd weer nieuwe vrouwen in de stad om na te loopen. Vrouwen van diamantmenschen uit Afrika, of van oliemannen uit Amerika. Men kan niet verwachten, zijn vroegere plaats te zullen behouden.” «Neen,’ stemde Suze toe, »de menschen zijn vreeselijk veranderlijk.” »Maar ik ben niet bang, vergeten te zijn door degenen, van wie ik houd; de wezenlijk aardige menschen. . Die zullen mij trouw blijven,” zei Grace met warmte. Hare vriendin kon zien, dat zij verlegen was, ofschoon zij haar best deed, het te doen voorkomen als nam zij de zaak luchtig op. Er sprak onrust uit het gelaat der beide vriendinnen, die over elkander zaten, met de theetafel tusschen haar in; maar de verlegenheid was bij Suze Rodney duidelijker waar te nemen dan bij Lady Perivale. »Vert.el mij iets aangaande je winter,” zei Grace, na een kleine pauze, gedurende welke de kopjes op nieuw werden ingeschonken, en lekkere kaakjes gepresenteerd en afgewezen waren. »Ok, het gewone machinale doen, een overvloed van leerlingen, meestal uit de omgeving; en een hertogin van vijf-en-vijftig jaar; die meent, dat zij een prachtige alt heeft ontdekt, waarvan zij alles voor de toekomst verwacht, en die zij wensclit dat ik verder zal vormen. Wij hebben samen het groote duet uit de nNorma” geschreeuwd, zoodat wij er beiden heesch van waren; daarna liet de Hertogin mij ophouden, vroeg mij te blijven lunchen en vertelde mij hare verdrietelijkheden.” »Van welken aard zijn die ?” »Eigenlijk had ik in het enkelvoud moeten spreken. Haar grootste verdriet is haar echtgenoot.” »Suze, je doet je best om vroolijk te zijn; maar je hebt iets op het gemoed. Als het iets is, watje zelf betreft, vertel het me, liefste, en laat mij je helpen, als ik kan.” »Mijne teerhartige Grace ! Altijd wil je de menschen helpen. Ik herinner me, hoe je mij al je zakgeld :
hebt willen geven, dien droevigen morgen in dt pastorie, toen ik je kwam zeggen, dat mijne moedei stervende was en ik naar de stad moest ijlen. Er mijne dierbare Grace dacht, dat men mij hard behandelde en wilde mij helpen. Dat is omstreeks tier jaar geleden. Ja ! ja! zulke dingen blijven in het geheugen. En je vader, wat was hij altijd vriendelijk en hoffelijk voor de mnziekmeesteres, en hoe heerlijk waren mijne vaeantiedagen in de lieve, oude pastorie”. »En wat een gelukkige menschen waren wij, om zulk een muziekmeesteres en zulk een lieve vriendin te krijgen voor niet!” 9Noem je kost en inwoning, uitstapjes met een pony wagen, laumtennis, fo»cJpartijtjes, diners bij den landheer, danspartijtjes op het marktplein — noem je dat alles niets? Wel, de koop was voor ons beiden even voordeelig, zou ik meenen, en het was een genot een van de liefste mezzo-soprauen verder te ontwikkelen. En na, Grace,” vervolgde Suze met een lichte aarzeling, »nn iets over jouw winter.” Vijf maanden boeken, muziek en luiheid. Mijn lotnsland was nooit heerlijker. Behalve een Januaristorm, die al mijne rozen deed verdorren en die een kasplant verwoestte, zou ik nauwelijks geweten hebben , dat het winter was.” sEn wasje heel alleen al dien tijd ? Geen bezoekers ?” «Geen sterveling! Je weet, ik ga naar mijn villa om te lezen en te denken; als ik genoeg heb van mijn eigen gedachten en die van anderen — men kan zelfs van Browo’ng en Shakespeare genoeg krijgen — dan keer ik tot mijne piano terug en vind een hooger orde van gedachten in Beethoven. Voor de helft van het jaar trek ik mij in eenzaamheid terug. Als je een winter bij mij wildet doorbrengen, zou ik dat prettig vinden, want je houdt van het leven waar ik van houd, het zou dus zijn een solidute d deux. De huiselijke haard is alleen goed voor de steden. Ik keer naar Londen terug om gezelligheid te zoeken en mij te amuseeren.” Miss Rodney stond op en deed haar mantel om. »Kun je niet blijven eten? Ik zal je warmpjes Hten thuisbrengen in mijn rijtuig.” Het tehuis was Kensington, drie mijlen verder. »Helaas! lieve, het is ónmogelijk. Ik moet ten half zeven uur in Cadogan-Square zijn lslington en Chelsea, met de bus van Regent-circus. «Voor een les?” »Twee lessen — zusters, die geen aasje stem hebben. Maar ik zal ze leeren zingen. Geef mij slechts een klein stukje aanleg en ik zal wel zorgen,
- ' ■ —■ n le dat het verder komt. Adieu, Grace, vraag mij eens er een anderen avond ten eten, als je alleen bent.” In »Kom morgenavond of overmorgen, ik heb geen e- afspraak, zoo als je weet. Laten wij elkaar dikwijls :n zien, eer de groote drukte komt.” et » Vrijdagavond dan, adieu!” jk Zij kusten elkaar nogmaals : Lady Perivale schelde jk en volgde haar vriendin naar de deur der ontvang’. kamer; maar op den weg daar heen stond Miss m Rodney eensklaps stil en barstte in tranen uit. n ïSuus, Suus, wat scheelt er aan? Ik weet, dat je iets op het hart hebt. Is het geldverlegenheid, n lieve, zeg het, want dan is het onnoodig je zelf een n minuut, langer te kwellen; ik heb zooveel geld dat an ik niet weet wat er mee te doen.” is »Neen, neen, neen, lieve, het is niet over geld is snikte Suze, »oh, wat ben ik dwaas, — wat een :r weekhartige, dwaze zottin 1” ;e Een huisknecht deed de deur open en keek met ” ernstig gelaat op de bewogen groep, n »De deur James —dadelijk,” zeide zijne meesteres i- verward, wachtende tot hij de kamer verliet met die n onbeschrijfelijke langzaamheid, welke zulke menschen , aan den dag leggen, juist als men wenscht, spoedig van hen ontslagen te zijn. ” »Zeer dwaas, als je je oude vriendin Grace geen a vertrouwen wilt schenken,” zeide zij, terwijl zij Suze n deed zitten en zelve naast haar plaats nam en vern volgde: »Nu lieve, vertel me je verdriet. Je weet, - er is geen leed wat jou betreft — geen moeilijkheid, r geen verwikkeling, die mij onverschillig laat. Wat 't scheelt er aan ?” s »Oh, Grace, Grace, Grace, mijn lieve meid, ’t is ,t niet om mij zelf, het is om jou !” r «Om mij ?” vroeg Grace met de grootste verbazing. :. »Ja, lieve. Ik was voornemens er het stilzwijgen i. over te bewaren. Ik dacht, dat dit de eenige weg n was in zulk een teere zaak. Ik meende de dingen op hun beloop te moeten laten en het je zelf te i. laten uitvinden.” n »Uitvinden ! Wat?” «Het schandaal, Grace — een schandaal, dat jon betreft.” n «Welk schandaal kan mij aangaan? Schandaal! n Waarom? Ik heb nooit in mijn leven iets gedaan, dat de kwaadwilligste babbelkous in Londen tot mijn nadeel zou kunnen uitleggen”. i j , (Wordt vervolgd.)
"Kolonel Rannock". "Bredasche courant". Breda, 1902/09/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321144:mpeg21:p00001
Zij, die zich mei 1 OCT. a. s. op deze
C O U I\ A 1\ T abonneeren, onlvingen de nog in deze maand verschijnende nummers gratis.
B E KE1VIHUAKING. Aangifte voor liet bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Brede aehten het noodig de ingezetenen te herinneren aai hunne verplichtingen, tot het doen van aangiftei voor het bevolkings-register, voorgeschreven bi Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Stautsbla'i n°. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestra f met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldbed, van ten hoogste ƒ100, zijn hoofdzakelijk d< volgende: Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvai aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. Bij liet verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aau het gemeentebestuur. Bij verhuizing binnen de gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur. Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeentebestuur kennis van ieder lid , dat in zijn gezin wordt opgeuomen of daaruit gaat, inwonende diensten werk boden daaronder begrepen. Breda, 30 Augustus 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd, Eb. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1902/09/12 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000321144:mpeg21:p00001