BEKENDMAKING. KOEPOKINENTING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda brengen ter openbare kennis, dat de gemeente-genees heeren op Zondagen 4, 11 en 18 Januari a. s., des namiddags van 1 tot 2 uur, in een der lokalen van het gemeente-ziekenhuis zullen aanwezig zijn tot bet kosteloos verrichten der koepokinenting en her-inenting, met uitnoodiging aan de ingezetenen om van de aangeboden gelegenheid gebruik te maken. Breda, 30 December 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. Aangifte voor het bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda aehten het noodig de ingezetenen te herinneren aan hunne verplichtingen, tot het doen van aangiften voor het bevolkings-register, voorgeschreven bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsblad n«. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste ƒ100, zijn hoofdzakelijk de volgende: Bij vestiging in «le geineeute. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. Bij het verlaten «Ier gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aan bet gemeentebestuur. Bij verhuizing binnen de gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur. Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeentebestuur kennis van ieder lid, dat in zijn gezin wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diensten werk boden daaronder begrepen. Breda, 31 December 1902. Burgemeester en wethouders voornoemd Eb. GUL JE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
Bredasche courant
- 16-01-1903
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Bredasche courant
- Datum
- 16-01-1903
- Editie
- Dag
- Uitgever
- W. van Bergen
- Plaats van uitgave
- Breda
- PPN
- 421095903
- Verschijningsperiode
- 1814-1941
- Periode gedigitaliseerd
- 11 april 1814 - 1814, no. 13 (16 april) - jrg. 150, no. 110 (11 mei 1940) ; jrg. 150, no. 111 (22 mei 1940) - jrg. 151, no. 417 (15 okt. 1941)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Breda
- Nummer
- 7
- Jaargang
- 112
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Advertentie
AANGIFTE VOOR DE MILITIE.
Burgemeester en Wethouders van Breda; Gelet op art. 13S der Militiewet 1901; Brengen bij deze ter kennis van de lotelingen, behoorende tot de lichting van dit jaar, die voor volledige oefening bij de militie te land zouden moeten worden ingelijfd, een der hieronder vermelde beroepen uitoefenen en bij de ZEE-MILITIE verlangen te dienen, dat zij zich daartoe vóór den lsten Februari aanstaande, op de gewone dagen en uren, ter secretarie dezer gemeente kunnen aanmelden. Terwijl voorts ter hunner informatie dient: dat de ingelijfden bij de zee-militie in gewone tijden alleen dan voor den dienst buiten Europa worden bestemd, indien ’s lands belang vordert, dat het schip, waarop zij voor eerste oefening dienen, onverwijld naar de koloniën of bezittingen des rijks in andere werelddeelen of elders buiten Europa worde gezonden; dat, ingeval van oorlog of andere buitengewone omstandigheden, de zee-militie in het algemeen voor diensten buiten Europa kan worden bestemd volgens daartoe bij Koninklijk besluit te geven voorschriften; dat de ingelijfden bij de zee-militie, die in de koloniën en bezittingen des rijks in andere werelddeelen en tasschen de keerkringen dienen, de voordeelen genieten, welke aan vrijwillig dienenden bij de zeemacht wegens verblijf aldaar worden toegekend; dat de manschappen der zee-militie, die hunne eerste oefening hebben volbracht en niet in werkelijken dienst zijn, slechts éénmaal en wel in het derde dienstjaar te zamen komen, om gedurende niet langer dan zes weken te worden geoefend; dat bun in gewone tijden vergunning wordt verleend tot de uitoefening der buitenlandscbe zeevaart en visscherij, alsmede om zich buitenlands te begeven, waarbij zij tevens kunnen worden vrijgesteld van dé verplichting tot deelneming aan voorschreven oefeningen; dat de dienst voor de ingelijfden bij de zee militie ’ ongeacht het tijdstip, waarop de inlijving plaats had' duurt tot den lsten Augustus van het jaar, waarvan een vijf-jarigen dienst is of zou worden volbracht; dat de manschappen der zee-militie, na het bekomen
van een behoorlijk paspoort, van den dienst bij de landweer zijn vrijgesteld; dat aan den broeder of de broeders van een bij de zee-militie dienenden of gediend hebbenden loteling, hetzelfde recht van vrijstelling wegens broederdienst wordt toegekend, als voor de militie te land is bepaald, en dat door den Minister van Marine de navolgende beroepen zijn aangewezen, welke geacht kunnen worden ben, die ze uitoefenen, het meest geschikt te maken ter opleiding voor diensten bij de zee-militie, te weten: Stuurlieden, stuurmansleerlingen en verdere zeevarenden op koopvaardijschepen van de groote en kleine vaart. Stuurlieden, schippers en verdere opvarenden van Rijnschepen, aken, tjalken en kleinere vaartuigen. Stuurlieden en verdere opvarenden van passagiers- en sleepbooten, loodsvaartuigen en tonnenleggers. Diepzee- en Noordzeekustvisschers. Zuiderzeevissehers. Visschers op de Zeeuwsche wateren en op de grootere rivieren. Mossel- en oestervisschers Schuitenvoerders en veerlieden. "Vletterlieden. Machinisten, machinist-leerlingen en stokers op schepen en vaartuigen, bij spoor- of tramwegen en op fabrieken en andere inrichtingen. Machinedrijvers. Tremmers. Smeden. Bankwerkers. Werktuigmakers. Voorslagers. Scheepsbeschicters. Scheepstimmerlieden (scheepmakers). Brood-, koek- en banketbakkers. Koks. Koffiehuis- en hotelbedienden. Ziekenverplegers. Apothekers-bedienden. Barbiers. Personeel van ’s Rijks-Marinewerven. Breda, 8 Januari 19C3. De Burgemeester, Eb. GULJE. De Secretaris, A R. VERMEULEN.
Algemeen Overzicht
Het voorstel van Woeste ter bescherming der kuischheul is in behandeling gekomen in de vergadering van den Belgischen Senaat. Fléchet en de Mot, de burgemeester van Brussel, waren de eerste sprekers over dit onderwerp. Beiden trokken ze heftig tegen het voorstel Woeste te velde. Fléchet zag in 'het woord «discours’’ een bedreiging voor de vrijheid van i drukpers. De clericalen — zeide Fléchet — >r willen van België een groot capucijuer klooster n maken, telkens wordt de zwarte vlek grooter, e alle dag worden er hier te lande nieuwe kloosters ■- opgericht tot groote schade van haBdel en nijvern heid. Welhaast zal het zoover komen, dat de n rechterlijke ambtenaren geen vonnissen meer '• vellen, maar diensten bewijzen, want overeenkomstig de wenschen en verlangens van de n clericalen wordt de rechterlijke macht ingericht, n Daar schuilt het gevaar. Ik weiger aan de t willekeur der rechters een onderwerp over te - laten dat zoo teer is als de vrijheid van gevoelen. a De Mot roerde niet zooals Fléchet de clericale e politiek in ’t algemeen aan, hij beperkte zich tot de zaak zelf’. De Mot wees er op, hoe duidelijk in de geschiedenis de moeilijkheden 3 gebleken waren die de wetgeving op dit gebied . altijd had opgeleverd. Er zijn b.v. liedjes, dans’ deuntjes, volks wijsjes, die ondanks hun Gallischen ’ oorsprong de eeuwen hebben overleefd. Wilt j gij die voortbrengselen van onze voorvaderen . straffen ? Natuurlijk dat ik de onkuischheid straffen wil, maar alleen die uitmgen moeten a worden gestraft, die naar het algemeen gevoelen j onkuisch zijn. Het is niet voldoende, dat een . willekeurige toeschouwer, met preutsctiheid bef hept, zich geëergerd voelt. De Mot is dan ook sterk tegen de opneming . van het woord «discours” in de strafbepaling, i t Zult u dan een vervolging instellen tegen een : , advocaat, die pleit in een scabreus echtscheiding?- i s proces en Inzonderheden weet mede te deelen, . ; zoodat de gendarmes een kleur krijgen? Zult u ; , een priester vervolgen, die in zijn preek wat al : , te gewaagde brokken uit het «Manuel des i 1 Confesseurs” heeft ingevlochteu ? Zult u soms I ! den burger van Vlaanderen vervolgen die in zijn I rondborstige taal een kameraad naar den bliksem ;
heeft laten loopen met gebruik van een woordenschat ontleend aan de gewone huiselijke physiologie? En tegen de opvoering van Lysistrata (dat stuk met veel klassieke naaktheid gaat tegenwoordig in liet théêtre du Pare te Brussel) zult u daar vervolgingen tegen instellen? Wat de tingeltangels betreft, wees de spreker verder op de onrechtvaardigheid die de strafwetgever zou begaan door zoo streng op te treden tegen de hongerige verspreiders van al die vuiligheden, terwijl de eigenlijke daders, de pornographische schrijvers te Parijs, vrij rondliepen. Ook wilde de Mot geen onderscheid maken voor het geval dat er onder de toeschouwers kinderen onder de zestien jaar zaten. Dat kon een artiest door den rook en over het voetlicht heen toch niet controleeren. Nog veie senatoren zijn over het voorstel-Woeste aan het woord geweest. De Senaat gaat hier evenmin als de Kamer overeen nacht ijs. Belangrijk lijkt ons de modern-theologische doop, waaraan lieizer Wilhelm zich te Berlijn onderwierp. Wij bedoelen de wetenschappelijke voordracht, door prof. Friedrich Delitzsch over het onderwerp «Babei en Bijbel” te Berlijn gehouden voor het Duitsche «Orientgesellschaft”. Delitzsch is in ons land geen onbekende en met name de theologen weten, hoe deze oorspronkelijk orthodoxe geleerde, door de Babylonisch-Assyrische opgra/ingen overtuigd, er toe kwam de modernhistorische kritiek van het Oude Testament, te aanvaarden en te verdedigen. De keizer, de keizerin eD talrijk gevolg, de rijkskanselier en zijn vrouw, de ministers Studt en Rheinbaben en nog vele andere aanzienlijken woonden de lezing bij. Lichtbeelden verduidelijkten de voordracht. Voor leerlingen uit de school Ruenen- Wildeboer-Valeton-Wellhausen , om bij deze namen te blijven, vertelde Delitzsch niet veel nieuws, maar het merkwaardige is, dat de uitgravingen tot op dezen dag te veelal hypothetische leeringen dezer geleerden schijnen te bevestigen. Delitzsch zette allereerst uiteen, dat het een groote dwaling is van den menschel ij ken geest orn den bij bel als een persoonlijke openbaring Gods op te vatten. De bijbel zelf verbiedt dit en slechts verwringing van den tekst kan dit standpunt trachten te handhaven. De geleerde wees toen op de verschillende bestanddeelen van het O. T., op de uiteenloopende teksten over den inlioud der Tien Geboden enz,, om daarna aan te toonen hoe lang vóór Mozes’ tijd reeds in Babylon een goed georganiseerde rechtsstaat bestond en dat Mozes veel aan Babylon’s wetten ontleende. Delitzsch trachtte vervolgens deze stelling te bewijzen. De Babylonische wet beschermde vooral weduwen, weezen en zwakken. Zij kent ook het rechtsbegrip «Oog om oog en tand om tand”. den sabbath en heeft bovenal de Jahwegedachte. Spr. acht de Jahwe-gedaehte van Babylonischen oorsprong eri tracht het gevoelen der tegenstanders, dat de Babylonische kuituur veel wieeder was dan de lsraëlietische, te weerleggen. Volgens Delitzsch hebben zij, die dat beweren , veel onwaarheid verteld. De oude documenten bewijzen die zeden ruwheid volstrekt niet. De vrouw b. v. nam in Babei een veel eervoller positie in dan in den bijbel haar is toegewezen. Nergens vindt men in den bijbel een vrouwenaam , die het meisje als een geschenk Gods beschrijft. (De proffessor bedoelt hier natuurlijk het O. T., want in het N. T. vindt men wel degelijk zulke namen.) Ook dat de Babyloniëis zooveel onzedelijker geweest zouden zijn dan de Joden, kan de geleerde niet toegeven. Er zijn plaatsen in den bijbel, die men moest vei wijdereu om den bijbel voor schoolgebruik geschikt te maken, Spr. vermeldt voorts het feit, dat bij de opgravingen nog nimmer een onreine vrouwen figuur is bovengebracht. Delitzsch eindigde zijn voordracht, volgens de Voss. Zeit , ongeveer als volgt: «Al moet aan liet O. T. ook z’n karakter van openbaring ontnomen wprden, toch blijft zijn beteekenis groot als getuigenis van een groot wereldgodsdienstig proces. Het vele schoone in hem zal altijd een echo in ons vinden, maar wij mogen aan het verouderde niet vasthouden. Al het aardsche is vergankelijk. De hervorming iieeft veel verouderds ter zijde gelegd, maar zij is nog slechts een eerste stap op de ontwik-
keüngs-weg. Het vrije onderzoek in de weten; schap dringt onophoudelijk voorwaarts. Zijn dienaars zijn de kampioenen van liet groote woord, dat de noodzakelijkheid van godsdienstontwikkeling uitsprak.” Dit laatste is, zooals men weet, een toespeling op het bekende keizerlijke woord bij het inwijden van de roem-balie te Görlitz, uitgesproken. Prof. Delitzsch werd in de keizerlijke loge geroepen en de keizer onderhield zich geruimen tijd met den geleerde. Dit alles lijkt ons, Delitzsch’ betoog geheel latende voor wat het is, zeer belangrijk, waar tegenwoordig uit Duitschland zooveel teekenen van toenemend conservatisme en godsdienstige onverdraagzaamheid vernomen worden. De geruchten over gevechten tusschen de troepen van den Sultan van Marokko en van den pretendent houden aan, maar iets zeker is dienaangaande nog niet te vermelden. Intusschen schijnt zich in de kustplaatsen de indruk te handhaven dat de afloop der schermutselingen ongunstig is voor den Sultan. Met koortsachtige haast is Mohammed Torres te Tandzjer bezig, geld, mondbehoeften en troepen naar Fes te zenden. De Europeanen, voor zooveel zij niet, als Sir Harry Maclean, rechtstreeks onder de bevelen van den Sultan staan, schijnen Fes verlaten te hebben- Den 8en zijn de Engelschen naar de kust vertrokken, ook de vrouwen uit de zendingshuizen. De Daily Mail schrijft, dat de belofte, door Chamberlain in Natal afgelegd : dat alle oorlogskwitanties ten volle geldig zijn, Engeland duur te staan zal komen en een ontzaglijke opdrijving der oorlogskosten meebrengt, Het legerbestuur blijkt de gewone vergissingen gemaakt te hebben bij zijn berekeningen, en daar komt bij dat de controle ónmogelijk is wegens iiet groote aantal slordig opgemaakte kwitanties. Het volgende telegram uit Washington wordt openbaar gemaakt: Naar het schijnt heeft president Gastro , toen hij Bowen naar de Vereenigde Staten zond als vertegenwoordiger der Venezolaansche regeering, daaraan de voorwaarde verbonden , dat de blokkade zal worden opgeheven voordat Bowen overgaat tot de opmaking der overeenkomst waarbij de geschillen geregeld zullen worden. Men zegt ook dat Italië en de Vereenigde Staten hun zedelijken steun zullen geven aan dat verzoek. De Daily Telegraph verneemt uit Washington dat president Roosevelt den kleurling Le-tvis, advocaat , tot procureur-generaal van de republiek te Boston heeft benoemd. Tot nu toe bleven alle benoemingen van kleurlingen tot de Zuidelijke staten bepeikt; dezelfde oppositie als daar heerscht in de staten van New-Engeland tegen de kleurlingen. Lewis is een lichtkleurige mulat, studeerde aan de Harvard universiteit en speelde voetbal in het Elftal.
Wetenschappen en Kunst,
Prof. Koch vertrok uit Berlijn naar Zuid\fiika om een tot dusver onbekende ziekte inder het vee te onderzoeken en zoo mogelijk ;e bestrijden. Rostand zal waarschijnlijk in Mei worden Geïnstalleerd in de Académie Franpaise; hij zal iet 120ste Académielid zijn dat Ernest Legouvé , ie weldra 97-jatige, sedert bijna 49 jaar onsterelijk, ziet binnenkomen: sedert Legouvé lid werd is dus elke zetel gemiddeld driemaal nieuw jezet. De Arnst. Ct. heeft een enquête geopend inder kunstenaars van allerlei werkkring en iehling, naar hun meenrag omtrent de wenichelijkheid van dagbladkritiek. Zaterdag werden le antwoorden gepubliceerd van: Joh. Soutendijk , :oncertzanger; Hubert Laroche; mr. M. G. L, ran Lochem; Peter Raabe; Fred. Roeske; Corn. ichulze; en Jos. M. Orelio. Allen zijn het in ïoofdzaak er over eens, dat een goed verzorgde lagbladkritiek zeer wenschelijk is.
Volgens een brief uit Amsterdam aan het Soer. Hbd., denkt het gezelschap Van Lier over een tournée door Indië in de zomermaanden. Volgens het Bat. Nwsbl. en den Java-Bode bestaat bij Arnold Spoel en echtgenoote het voornemen in den loop van dit jaar een kunstreis door Java te maken. Komt dit plan tot uitvoering, dan zou de firma W. Naessens & Co., gevestigd te Batavia en te Soerabaja, belangeloos de regeling op zich nemen der concerten, waarvoor in aanmerking komen Batavia, Buitenzorg, Bandoeng, Djokja, Semarang en Soerabaja.