EERSTE BLAD. Gescher & Kemper, Vaemaritstraat, Telofooniinnimci 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gorflijn- ei MuM-Mn, BEHANGSELPAPIER Meubels en iïeilden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hötels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
BEKENDMAKING. LICHTSTERKTE VAN HET GAS. Burgemeester en wethouders der gemeente Breda brengen ter openbare kennis, dat, blijkens het rapport van den heer dr. Reinders, in de maand December 1902 de lichtsterkte van het gas, berekend in Engelsche standaardkaarsen, bij een verbruik van 141,6 L. gas per uur, was: het hoogst 15 Dec. — 16,2 en het laagst 22 » — 15,4 terwijl de gemiddelde lichtsterkte was 15,7. Zwavel in mG. per M3. gemiddeld 499. Ammoniak » » » » » 1,1. Koolzuur in volume-procenten « 1,24. Breda, 19 Jan. 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: En. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1903/01/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322010:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1903/01/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322010:mpeg21:p00001
BEKENDMAKING. INRICHTING, WELKE GEVAAR, SCHADE OF HINDER KAN VEROORZAKEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda, Gezien het adres van: S. Haaiman, wonende alhier, vergunning vergunning verzoekende tot het plaatsen van een gasmotor van 2 paardenkracht, in het perceel, gelegen in deze gemeente aan de Pasbaan n°. 17, kadastraal bekend onder sectie B, n°. 5123; Gelet op de bepalingen der hinderwet; Brengen de door den adressant gedane aanvrage ter algemeene kennis, met bericht, dat het daartoe strekkend verzoekschrift met de bijlagen, genoemd in art. 5 der voorschreven wet, op de gemeentesecretarie zijn ter visie gelegd en dat op den veertienden dag na de dagteekening dezer, zijnde Dinsdag 3 Febr. a.s., door burgemeester en wethouders, des middags te 12 uur, ten gemeentehuize eene zitting zal worden gehouden, ten einde gelegenheid te geven, om bezwaren tegen het oprichten van den voorschreven gasmoter mondeling of sohriftelijk in te brengen. Zullende deze worden aangeplakt op het perceel voor de inrichting bestemd. Breda, 20 Januari 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed, GULJÊ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING BEDRIJFSBELASTING. Het hoofd van het plaatselijk bestuur te Breda brengt ter kennis der belastingschuldigen , dat het kohier n“. 7 van de belasting op bedrijfs- en andere inkomsten, over het belastingjaar 1902/1903, invorderbaar verklaard 15 Januari j. 1. , heden afgekondigd en aan den ontvanger der directe belastingen alhier ter invordering is uitgereikt. Breda, 19 Januari 1903. Het hoofd van het plaatselijk bestuur voornoemd, Ed. GULJÉ.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1903/01/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322010:mpeg21:p00001
Onder den eenigszins opzienbarenden titel: «Er is een hofnar noodig,” bepleit Th.
Barth in de Berlijnsche Nation de wenschelijkheid, om den Keizer naar waarheid voor te lichten. De oratische veldtocht van den Keizer tegen de sociaal-democratische Vorwarts is geëindigd met een nederlaag. De Keizer is ook misleid, met gedwongen traaiigheden, ten aanzien van de stemming onder de arbeiders in de kwestie van Krupp; getuige het protest van de werklieden van de Vulkan. Het is te nópen dat dit protest den Keizer onverminkt onder de oogen kome. Vroeger kon een hofnar, die het ernstig meende met zijn beroep om: riddendo castigare mores, meer invloed oefenen op de moraal van het hof dan de opperhofprediker. Maar de tijden van hofnarren zijn voorbij. De hofnar heeft het gemakkelijker gevonden eenvoudig hoveling te zijn. «In een gezonde monarchie moest echter de eerste politieke stelregel luiden: De Koning mag door niemand belogen worden.” Gliamberlaln heeft te Johannesburg aan een feestmaal gesproken. Hij zeide o.a.: De inwoners moeten acht slaan op de belangen van bun medeburgers, zoowel Boeren als Engelsehen, zoowel van die op het land als die in de steden wonen, want in den grond zijn die belangen dezelfde. Goede verstandhouding tussehen stad en land en tussehen Boer en Engelschman is voor de toekomst van Zuid-Afrika noodig. Zijn gesprekken met de voormannen der Boeren tiebben een zeer gunstigen indruk bij hem achtergelaten. Ik geloof — vervolgde de minister — dat als de Boeren inzien dat wij bereid zijn hen >-’ehtvaardig en edelmoedig te behandelen, bereid hun gevoelens en zelts hun vooroordeelen te eerbiedigen, wij er ten slotte in zullen slagen alle wantrouwen en verbittering, die ons zoo lang van elkaar gescheiden hebben, uit den weg te ruimen. En ik hoop dat de krachtige en mannelijke deugden, die deze brave menschen bezitten, bij zullen dragen tot de levenskracht en de sterkte van het volk, dat wij met hun hulp en goeden wil in Zuid-Afrika hopen op te bouwen. Tot het financieele gedeelte van zijn redevoering komende, zeide Chamberlain: Het is ons voornemen, aan het rijksparlement een wetsontwerp voor te leggen voor een leening
van £ 35,000,000, met de hulpmiddelen van Transvaal en Transoranje als onderpand. Die leening zal uitgegeven worden zoodra het par* lement haar bekrachtigd heeft. Het bedrag zal besteed worden tot afbetaling van Transvaalsche schuld, aankoop van bestaande spoorwegen, aanleg van nieuwe spoorwegen in de twee nieuwe koloniën, uitgaven voor openbare werken en het op orde brengen van het land, zoodat Transvaal en Transoranje dadelijk voorzien zullen wezen vau het kapitaal, noodig om het land in de eerste jaren te ontwikkelen. Zoo spoedig mogelijk zal er na uitgifte van de eerste leening een andere leening van =g 30,000,000 uitgegeven worden, in jaarlijksche gedeelten van =g 10,000,000. Deze tweede leening zal beschouwd worden als een oorlogsschuld , gewaarborgd door de hulpmiddelen van Transvaal. Over het arbeidersvraagstuk sprekende zeide Chamberlain, dat er in Zuid-Afrika wel genoeg arbeiders te vinden zullen zijn, als de Kaffers tot werken gedwongen worden. Maar waar het vooral op aankomt is het blanke werkvolk iu aantal en hoedanigheid te verhoogen. Het zou niet verstandig wezen krachtiger maatregelen te nemen voor dat deze middelen uitgeput zijn. Lord Milner heeft goed gevonden, aanstonds een interkoloniale samenkomst bijeen te roepen om over aangelegenheden van gemeenschappelijk belang te spreken, ó.a. over bestuur en wetgeving ten opzichte van de Kaffers. Hij, Chamberlain, heeft ook voorgesteld, dat de rijksregeering een koninklijke commissie zou benoemen om degeheele zaak te onderzoeken. De rijksregeering wenscht niets liever dan de nieuwe koloniën eigen regeering te verleenen zoodra zij overtuigd is, dat de koloniën er rijp voor zijn. De regeering van den Congo-Staat heeft besloten een aanklacht wegens afdreiging in te dienen tegen den Engelschman Burrows, omdat deze, ten einde zich te wreken over de niethernieuwing van zijn dienstcontract, een boek schreef, waarin hij den Congo-Staat en zijne ambtenaren van wreedheden jegens deinboorlingen beschuldigde. De aanklacht zal worden ingediend bij een Engelsche rechtbank.
Zaterdag tegen den middag trachtte het Uuilsclie oorlogsschip Faoiher den toegang tot de golf van Maracaibo te forceeren. Het beschoot het fort San Garlos dat den toegang bewaakt; hel fort beantwoordde het vuur en dwong de Panther, na een gevecht dat uren duurde, de pogingen op te geven. De commandant van het fort meldt dat geen schade geleden werd. Het volk hield een betooging op straat, toen het dit nieuws vernam. De correspondent van de New Yorlc Herald te Caracas meldt dat aan boord van de Panther twee man gedood zijn. Men hoorde dat twee ontploffingen aan boord van het schip plaats vonden.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1903/01/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322010:mpeg21:p00001
BOOR CORNÉLIE NOORDWAL. 15. Gerard ging weer zitten en schoof zijn boord en das terecht, «Heeft u pijn ?” vroeg Trees haar verlegenheid vergetend, in haar teedere bezorgdheid. «Zie je wel wat een goed deerntje het is ?” vroeg Gerard trotsch aan de vrienden, terwijl hij over Trees’ haar streek. »Zij zou door een vuur vliegen voor meneer boven, nietwaar, poesje?” «Ja !” zei Trees haar tranen drogend. Allen zagen haar vriendelijk aan, en vonden haar mooi. «Wat een lief snoesje!” riep Julius, reeds geheel met het denkbeeld verzoend. »Kom jij maar eens bij oom Julius. We zijn hier en familie. . . «Neen, bij oom Nol . . . kom hier lief, aardig snuitertje. . . . »Bij oom Louis-Gual f’ riep vau Stenden kom ...” «Een oom met zoo’n mallen naam kan ze er niet op nahouden!” grijnsde Henk »bij mij heeft zeniet te komén.” «Dan komt ze bij oom Jan !” «Neen, bij oom Dolf!” Het werd een heidensch leven Henk vloekte nog steeds, waarom hij met vereende krachten van zijn stoel werd afgetrokken, en, onder de tafel geduwd zijnde, onzichtbaar gemaakt werd, door de neervallende plooien vau het tafelkleed. Daar hij niets beters wist te doen vergenoegde hij zich met alle studiosi in de beenen te knijpen en zoo hard mogelijk te blaffen. «Koest, beest!” zei iedereen hem op zijn beurt een trap gevend. «Janus, ga nu netjes de rij heeren langs en geef iedereen de hand !” beval Gerard. Zij deed het; zij stonden allen met kluchtige deftigheid op en Gerard stelde hen voor als studenten in de medicijnen, in de philosopbie, in de rechten . . . Het was Grieksch voor Trées, Zij waren allen opgetogen over haar lief gezichtje en wilden haar kussen, maar dat wilde zij niet graag, tot vol- i doening van Gerard, die er zich op beroemde dat zij van hem alleen hield. «Ja, je geeft haar misschien heel veel.” «Nog geen speldenknop heeft ze van me gehad!” |
«Nu, wij zullen eens zien of ze ons geen zoen geeft als wij met een prachtige pop aankomen !” «Ik vind het niet mooi van je, Thérèse !” zei het negertje. «Mooi? Neen, zelfs héél onbeleefd!” hij zag er zeer ernstig uit, zóó ernstig, dat het eenvoudige kind hem geloofde. Zij had van Gerard een beschuit met suiker gekregen en stond die nu dicht bij hem op te eten. «Is ’t waar, meneer? Dat zal ik eens aan mdétje vragen.” Het kwam er zoo koddig en naïf uit, dat zij geen van allen een teeder «óch !” konden bedwingen. «Ik wou, dat ze mijn zusje was!” zei Nol. «Als zij professor was . . .” zuchtte een deken van het gilde der pretmakers. «Dat hoef je niet te vragen, Thérèse vervolgde de West-Indiër, «want het is al een eeuwenoude gewoonte, dat een vrouwelijke kellner omhelst wordt en jij bent een vrouwelijke kellner, niet waar van Stenden ?” «Vraag me niets, ik ben troosteloos 1” een kolossale hap deed zijn intocht in oom Louis’ mond, opzijn doorreis naar oom Louis’ maag. »Nu!” zei Gerard, «ik ben zooveel als haar voogd . . .” «Minderjarigen kunnen geen voogd zijn !” schreeuwde arme Henk van onder de tafel, waar hij het danig benauwd had. «Koest, beest!” met een trap «en ik geef jullie dus verlof haar elk een zoen te geven, maar ga zacht met haar te werk, héél zacht. Dolf mag beginnen. Ga naar dezen heer, Janus.” «Ze is van satijn !” riep Dolf geestdriftig. «Van fluweel !” «Van dons !” «Wel ja, zet maar een manufactuurwinkel van haar op !” riep de student-hond. «Als ze volwassen is, huwelijk ik haar uit aan mijn kleinzoon !” riep van Stenden, in zielsverrukking. sik word jaloersch !” klonk het van onder de tafel. «Blijf ’t dan maar.” «Mag die meneer er nu niet uit?” vroeg Trees meewarig. «Neen, hij heeft straf. Mijne heeren, daar juffrouw rhérèse Lande veel braver is dan een van ons allen, del ik voor, haar te benoemen tot eerelid van onze cl u b. »Ja, ja ! Bravo !” «Laten we op baar gezondheid drinken . ..” «Dat kunnen we niet met koffie doen 1” Eenige ;edienstige gasten ontvingen elk een stomp vau j
Gerard, omdat zij zoo vriendelijk wilden zijn hem de moeite te besparen den wijn uit de kast te nemen. «Ondanks is ’s wereld’s loon !” «Dat zie je, kerel!” De glazen werden gevuld. Zij stonden allen op. «Sie lebe hoeh! Ad fundum! Julianus, verslik je niet!” «Dolf, jij moet nog leeren drinken!” met een por welke de sherry over Dolfs vest deed stroomen, waarop Dolf dien heer een oorvijg toediende die klonk. «Moet zij nu ook het poeulum niet ledigen, om eens heel deftig te spreken ?” «Ben je mal, het kind zon boven haar theewater raken. Letter G. geef haar een glas water-en-melk en laat haar op een stoel gaan staan om te bedanken. «Goed,” hij tilde het kind onder de armen op. «Hé, wat een zware meid! Hier is je beker, Janus; drink niet aan den kant waar die barst is, anders krijg je een kloof in je lip, als Bartha. «Wat moet ik doen, meneer ?” Trees wist niet hoe zij het had. «Zeg nu: Mijne Heeren, met een hoofdletter, want wij zijn geen gewdne menschen, ik ledig dit poculum . . «Met water en-melk !” schreeuwde Henk van onder naar boven. «Cht .... met water-en-melk op u . . .” «Ik wensch van die grap verschoond te blijven, ik heb een nieuwe jas aan en houd niet van vlekken !” riep Julius, opstuivend. «Wees nau niet heelemaal stapel; die melk is véél te goed voor jou jas. Maar wat hebben wij er aan of ze jou nabrabbelt de Schenk ?” «Een improvisatie is veel aardiger. Poesje, begin jij maar zelf, hoor met: mijne heeren . . Wij zijn geheel gehoor. De Ronde, zet nau weer niet zoo’n ddódgraverstronie op.” Ze zaten allen heel plechtig, met de armen over elkaar, als bij den oratie. «Zeg, dat je van mij het meest houdt en dat wij allemaal aardig zijn !” «En dat ik je armen met die kuiltjes er in nóg aardiger vind !” «Stilte heeren, géén ongepastheden!” zei de gastheer gestreng. «Les moeurs, les moenrs !” vermaande zedige Henk «al doe je ’t maar voor mij. Ik ben zoo 6jn van gevoel.” Hier kreeg hij van iemand een trap. «Licht je hand op, zóó!” zei Gerard en Trees begon stamelend : »Mijne . . . mijne heeren ... ik . . ik vind,
dat u allemaal héél aardige heeren bent en dank u vriendelijk voor het glas water en melk en de beschuit met suiker . . . moet ik nog meer zeggen , meneer boven ?” «Neen !” zei Gerard, «want: Le mieux est 1’ennemi du bien.” Er volgde een onstuimig applaus. «Bravo, bravo!” «Het is hier bravo ! met je verlof.” «Chicaneur, dat je bent. Précbtig gedaan. Thérèse ! Subliem.” «Wat een schatje ! Ze is om te stelen, niet?” «Gerard, ik voorspel je, neen ik bezwéér je, dat je een tweeden Gladstone in je huis herbergt.” «Ben je gék, ’t is haar huis; niet ’t zijne !” «Dat bedóél ik.” «Nou, zeg dan wat je bedoelt. Een bedoeling die je niet uit is geen cent waard.” Henk begon nu zoo geweldig te blaffen , dat Hector in de woonkamer beneden aansloeg. «O, dat is je broeder!” riep Nol. «Hij zingt: O broeder, o broeder, in naam onzer moeder, o laat mij niet koud en hongerig staan!” «Leve Henk, als hij gesjeesd is voor al zijn examens kan hij nog als nagemaakte hond op de kermissen gaan reizen. Henk, daar drink ik op. Ben je dol ? ai ... ai! beroerde kerel!” met een schop. «Mijn beenen zijn niet van ijzer.” Bartha kraakte hier de trap op en stond weldra voor de oogen der quasi verschrikte heeren, met de vraag of die houd zoolang op den zolder mocht, want dat Hector in de huiskamer niet te houden was. Een orkaniseh gelach volgde. «Onbetwistbaar succes! Géén four! géén fonr! Kom er maar uit, Azor 1” allen schreeuwden door elkander. Men trok Henk, die volstrekt niet meegaf, van onder de tafel ; hij scharrelde, met vuurrood gelaat naar Bartha en liet haar grommend de groote tanden zien. Men had hem zoo ingepend, dat hij dol blij was verlost te zijn, schoon hij toch graag de grap had meegemaakt. «Heere men ziele !” «Je hoeft óns je ziel niet aan te bevelen, want wij houden er geen zielepakhuis op na, hoor!” «En met jouw ziel willen we in het gehéél niet belast zijn! Je ziel is van slechte qualiteit! Het is een lakensche. «Neen, een bombazijnen!” gromde Henk, in Bartha’s katoenen japonrok bijtend. (Wordt vervolgd.)
"KLEINE TREES". "Bredasche courant". Breda, 1903/01/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 25-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322010:mpeg21:p00001