Wat wil men nu — en wel voor zoover ik kan nagaan, de bekwaamsten in Nederland? «Moet ik wat slechts denken? «En dan zou het zijn: Kuyper een hak te zetten.” — Aldus, in een schrijven dat ik zoo juist ontvang, een oud-politicus van vroeger vooruitstrevende richting. »’t Is waar, hij voegt er bij: «Maar daarvoor meen ik velen der heeren te goed te kennen.” Wordt dan de vraag zelf niet te zonderlinger? Busken Huet heeft eens in een bespreking van Hooft’s Warenaar de aardige uitdrukking gebruikt, dat een der personen: «met de moraal van het geval totaal in de war raakt.” En daaraan heb ik bij het lezen van allerlei beschouwingen over de jongste gebeurtenissen en niet het minst over ons adres aan de Kamer telkens moeten denken. Heel duidelijk is in ons eerste manifest voorop gesteld, dat het uitging van personen , buiten de politieke partijen; met opzet was nagelaten mede-instemming van erkende politici te vragen. En indien we ons bij ons adres aan de Kamer niet zoo strikt aan deze beperking gehouden hebben, omdat we in deze juridieke kwestie gaarne den steun van de meerderheid onzer rechtsgeleerde hoogleeraren aanr amen, de mannen en vrouwen van wie dit adres uitging zullen toch waarlijk niet van zoo iets kleins verdacht worden als van «hakzetterij”, waar zij tegen den stroom in (het succes van de contrapetitie onder de «gezeten burgerij” toont dit duidelijk) optraden om van hun inzichten te getuigen. Voor politiek geknutsel slaan wij; dit duif ik zeggen, waarachtig te hoog. Wat het hier geldt is deze vraag: Hoe hebben wij ons Ie stellen tegenover den rangroeienden drang der arbeidende klasse om letere levensvoorwaarden niet alleen, maar bo- I venal om meer zelfstandigheid, om meer poli- 1 ,ieke en maatschappelijke macht? Zij, die in de arbeiders zien minderwaardigen, ! sen klasse, bestemd om alleen te gehoorzamen' lit te voeren, zich te richten naar de voorschriten en de belangen hunner meerderen-in-stand, ;unnen natuurlijk niets anders doen dan de Rejeeringsvoorstellen en den heer Korthals Alles teunen, die in zijn eerste stukken nog heel edelmoedig (!) gewaagde van sociale hervormingen, '
nu ja, zeker; maar in zijn adres deze alweer vergeten is, en tot de Kamer zegt: «neem die wetten maar aan, al deugen ze niet precies.” En talloozen riepen bravo! Want hoofdzaak is toch voor hen, dat de arbeiders er onder gehouden worden: dat zij belet worden met hun lastige vakvereenigingen het zaken doen te bemoeilijken, en dat de «vrijheid van arbeid” beschermd wordt, dat wil zeggen, de vrijheid voorden ondernemer om te laten arbeiden tegen de voor waarden welke hij stelt, krachtens zijn eigen mogendheid, voor de andere partij te nemen of te laten. Dit is de groep van de aanhangers van het gezag, ’t welk zij spellen met drie groote G’s, maar dat voortkomt uit zeer kleinen geest. En d arlegenover nu, zie ik hen, die gelooven in eene maatschappelijke orde van gansch anderen aard. Die meenen, allereerst, dat niet de maatschappelijke klasse minderwaardigheid geeft, maar de ingeboren aanleg. Die gelooven, dat een volk en een maatschappij pas stevig staan , als de groote massa zal zijn opgevoerd tot een veel hooger minimum-levenspeil, en als al wat er in die massa voor menscLenheerlijks leett, vrij zich kan toonen en ten bate strekken van het groot geheel. Voor wie wèl een stipt zich voegen naar de levensplichten-eisch is voor elk individu, maar die onder «tucht” niet verstaan doodende discipline noch gedachtelooze minderwaardigheid , doch levende zêiftucht en zelfstandigheid onder verantwoordelijkheid. Voor hen is niets zoo rationeel als een verstandige samenwerking der drie factoren van alle voortbrenging: «kapitaal, leiding en arbeid”, en al erkennen zij, dat we nog heel vèr zijn van de mogelijkheid eener dusdanige coöperatie langs heel de lijn, zij begroeten in de discipline van het vakvereenigingsleven een voor ons* volk vooral hoogst noodige opvoedende kracht, welke tot groote toekomstmogelijkheden leiden kan. Voor heu blijft heel ons volksbestaan bedreigd economisch èn pohtisch — wanneer niet de arbeidskracht en het weerstandsvermogen van heel de natie tot hooger peil worden opgedreven, en zij begroeten in de nieuwere economische ontwikkeling daarom niet alleen eeen wezenlijk gevaar, integendeel een dringend noodige uitledding. Daarom, bovenal, wdlen zij geleidelijke ontwikkeling der toestanden mogelijk maken en verzetten zij zich tegen het heii zoeken in dwang en onbillijkheid; verwachten zij meest van een verstandige opvoeding, en willen in geen geval beperking van mogeiijke uitspattingen koopen ten koste van noodige vrijheid, noch behartiging van het algemeen belang geheel ten koste van een bepaald deel hunner medeburgers. En gevoelend ons aller mee-verantwoordelijkheid voor de toestanden rondom ons, willen zij allerminst een grooten publieken Dienst geheel in handen laten van een groep riannen, over wie het Gezag (naar de eigen verklaring) geen gezag kan oefenen, noch hen ian dwingen in het belang hunner tallooze mderhebbenden de groote algemeene volks- en iedelijke belangen te erkennen. Zeker, tusschen deze twee groepen, die ik ;enschetste, staat tal van verscheidenheid en tiet allen — laat ik dit duidelijk en uadrukkelijk eggen — die mèt mij manifest en adres mderteekenden, zullen mijn omschrijving van nijn inzichten als de hunne erkennen, zoomin Is alle mede onderteekenaars van mr. K. A. ie van de eerste groep, ’t Behoeft ook niet. 1 Iet is mij alleen te doen om het stellen van ' ezen meest belangwekkender] strijd op het eestelijk en maatschappelijk plan waarop ik em zie; hem te ontdoen van bijkomstigheden 1 n hem te houden hoog boven kleingeestig! ’ elangzueht te eener er. doldriftige zelfoverchatting te anderer zijde. 1 De strijd, die nu in ons land gestreden wordt, E al heel onze natie, ondanks mogelijke tijdelijke J laterieele moeilijkheden, ontzaglijk ten goede unnen komen, als we over de moraal van het eval tot klaarheid geraken. En als we den moed ebben, boven het klein begrepen gezag der 4 matschappelijk machthebbenden te stellen het * neindig hooger en grooter sociaal-nationaal l elang eener geleidelijke en gezonde ontwikkeling < an alle volkskrachten. t L. SIMONS. ) Amsterdam, 12 Maart 1903. ^ N. B. Als andere bladen dat willen over- a 3men zal het mij lief zijn. I I
"Partij-strijd of hoog volksbelang?". "Bredasche courant". Breda, 1903/03/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322040:mpeg21:p00001
Dreigende lijden. Het volgende rekest zal te Groningen op nader te vermelden plaatsen ter teekening liggen. De uitnoodiging tot onderteekening gaat uit van hen, wier namen hieronder vermeld zijn: Aan de Tweede Kamer der Staten Generaal. Ondergeteekenden nemen de vrijheid het volgende onder de aandacht van uwe vergadering te brengen. Het wetsontwerp tot aanvulling en wijziging van het Wetboek van Stratrecht is ontworpen onder den invloed der Januari-stakingen, het werd aanhangig gemaakt op een tijdstip van algemeene opgewondenheid; en het onderzoek grijpt plaats terwijl een heftige beweging onder bet geheele volk is opgewekt. Mag onder deze omstandigheden — dit is voor ons, op dit oogenbhk , de allesbeheerschende vraag — eene beslissing over het wetsontwerp geraden worden geacht? Wij meenen die vraag ontkennend te moeten oeantwoorden. Spraken de lessen der geschiedenis fiet reeds duidelijk genoeg, dan zou toch kalme jyerweging tot de slotsom moeten leiden: dat ïimmer iets goeds kan worden geboren als, mder den druk van groote gemoedsbeweging fij regeering en volk, terstond strafbepalingen vordeu uitgevaardigd tot beteugeling van een twaad als thans zich heeft geopenbaard. Adressanten verzoeken daarom uwe vergadering net den meesten aandrang de beslissing ovellet wetsontwerp uit te stellen, zoo eenigszins nogelijk hierin handelende in overeenstemming net de regeering en in elk geval den uitslag ran enquête der staatscommissie af te wachten. Groningen, Maart 1903. Hetwelk doende enz., Mr. H. Krabbe, hoogleeraar; dr. H. U. Meijmom, hoogleeraar; W. Bos, fabrikant; A. J. /Vijnne, graanhandelaar en assuradeur; mr. B. en Bruggen Cate, secretaris van curatoren; j’. -V. van Lessen, graanfactor; M. Heikens, abrikant; Jb. van Gilse, predikant; G. Schelema, arts; Iz. Gorter, koopman; U. G. ichilthuis J.zn., koopman; dr. B. Sijmons, loogleeraar; I. H. W. Bisschop Boele, predikant;
mr. P. J. F. H. van de Rivière, hoofdredacteur; dr. J. W. Moll, hoogleeraar; dr. A. W. v. Geer, rector van het gymnasium; df. A. P. Fokker, hoogleeraar; J. G. Mesdag, graanhandelaar; dr. H. Smit, leeraar aan het gymnasium; dr. H. Kremer, arts; dr. B. W. Siemens, arts; mr. Tj. Maas, agent Geldersche credietvereeniging; dr. F. G. Groneman, directeur rijks hoogere burgerschool, dr. G. Heijmans, hoogleeraar. Men schrijft uit Den Haag aan de Arnh. Ct.: Van geachte zijde verneem ik, dat de openbare behandeling van de gewijzigde Strafwet zeker niet voor Paschen te wachten is. Daar entegen wil de regeering bij algemeene maatregel van bestuur en in overleg met de Spoor wegdirekties, een scheidsgerecht instellen ter vereffening van grieven, in afwachting van den afloop der enquête. Volgens Het Volk zou het voorloopig Verslag over de regeeringsontwerpen in verband met de spoorwegstaking tegen Maandagavond worden verwacht. M. van der Sommen, timmerman te Eindhoven en sedert den 12en Februari j. 1 in voorloopige hechtenis, als beschuldigd van op den lOen dier maand in de wachtkamer 3de klas van het spoorwegstation aldaar tot de onder de wapens geroepen miliciens te hebben gezegd: »Jongens, als je gecommandeerd wordt om te schieten, dan moet je eerst op de gekroonde hoofden schieten”, is op bevel van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch uit de hechtenis ontslagen. Men schrijft aan de N. R. Ct.: Weet men, dat de minister van binnenlandsche zaken in de vergadering van Woensdag j.1, het nieuw voorgestelde artikel 284bis Swb. totaal heeft vernietigd ? Men hoore. De minister had aan de sociaaldemokraten verweten, wettiglijk tot stand gekomen besluiten van de Overheid met geweld te willen aantasten. Als dan de heer Troelstra daartegen opkomt, dringt de minister nader aan : sWaar gezegd is door den geachten afgevaardigde, dat hij niet heeft gedreigd met geweld, wijs ik nog eens op zijne woorden: »dat de transportarbeiders door te staken de regeering en de wetgeving moeten dwingen. »Nu vraag ik, of dwingen ooit anders dan met geweld denkbaar is.” Tot zoover de minister. Maar nu artikel 284bis: »Hij, die een ander door hinder of overlast.... dwingt iets te doen, enz.” Ziedaar dus een strafbedreiging tegen een ondenkbaar delict, want dwingen kan men immers alleen met geweld ! En daar wordt nu reeds veertien dagen lang met felheid over gestreden ! Nu wij toch aan het citeeren zijn, moeten wij nog een paar korte aanhalingen doen. Men zal zich de interessante strafrechtsdebatten herinneren, die dezen zomer plaats hadden bij de behandeling van het militaire strafwetboek. De heer Heemskerk kreeg het daarbij te kwaad met de strafrechtstheorieën van den minister van justitie en van den liberalen regeeringscommissaris, prof. van der Hoeven. Wij halen aan van mr. Heemskerk: »Maar noodweer en strafrecht met elkander vereenigen — ik wil eerlijk bekennen dat ik daarvan een afschuw heb.” Eilieve, maar nu lezen wij in de toelichting tot de voorgestelde wijziging van het Wetboek van Strafrecht, dat straf is een aultimum remedium”, neen middel, dat alleen toepassing mag, maar dan ook behoort te vinden, daar, waar de handhaving der openbare rechtsorde zulks eischt.” De straf, mr. Heemskerk, is een sultimum remedium” ter handhaving der openbare rechtsorde 1 Dit komt dus vrijwel overeen met hetgeen de regeeringscommissaris zeide in de vergadering van 2 Mei j.1.: De staat is geroepen tot handhaving der rechtsorde. Op die rechtsorde wordt inbreuk gemaakt en nu is de slaat bevoegd, ter zake van die inbreuk, op hem die dit gedaan heeft toe te passen een leed, dat evenredig zal zijn aan de zwaarte van de inbreuk. »Dit leed wordt op hem toegepast, omdat hij door het inbreuk maken op de rechtsorde getoond heeft, dat hij voor de maatschappij is een gevaarlijk, schadelijk individu. Dergelijke individuen moeten gemaakt worden ongevaarlijk, onschadelijk.” Doch thans heeft geen liberaal regeeringscommissaris gesproken of geschreven , maar een minister van justitie onder de auspiciën van dr. Kuyper. Waar moet het toch heen met de christelijke beginselen ? Minister van Marine. Naar de Stand, van welingelichte zijde verneemt, is de benoeming van den nieuwen minister van marine daardoor vertraagd geworden, dat eerst het denkbeeld is overwogen, in hoeverre het mogelijk zou zijn, om de beide departementen van oorlog en marine reeds nu tot één departement van Landsverdediging te vereenigen. Het blad meldt: Op deze vraag was een practisch antwoord alleen daardoor te vinden, dat den generaal Bergansius een proef van een tweetal maanden mogelijk werd gemaakt; en eerst toen na afloop van die proef bleek, dat het niet mogelijk was beide departementen onder één hoofd te brengen, zoolang zij elk voor zich in een afzonderlijk gebouw gevestigd waren, en er geene mogelijkheid bestond om een localiteit te vinden, waarin beide te vereenigen waren, is tot de voordracht van een afzonderlijken minister van marine overgegaan. Anti-Militaristiscli Congres. Men deelt mede, dat in den loop van dit jaar, waarschijnlijk in Augustus of September,
in een der groote steden van ons land, waarschijnlijk Amsterdam of Den Haag, een AntiMilitaristisch Congres zal worden gehouden. Dit congres, dat eerst te Londen zoude plaats hebben, kan wegens bijzondere omstandigheden aldaar niet doorgaan. President Kruger. Wij vernemen, dat volgens een bij particulieren ontvangen bericht, President Kruger zich binnenkort te ’s-Gravenhage zal komen vestigen. Opbrengst der Kijksuiiddelen. Wanneer we allereerst het totaal over de twee maanden Januari en Februari van 1903 en 1902 vergelijken, dan zien we, dat 1903 voorspringt en wel met ruim 5 ton; vergelijken we de totaal opbrengst van 1903 met de raming over 2/12 dan blijkt, dat ongeveer 5 millioen op die raming te kort komt. Bijna 2 millioen komt voor rekening van de grondbelasting, meer dan 1 millioen voor die van personeel, ‘/2 millioen voor rekening van de Vermogensbelasting: en 1/2 mihoen voor die van de belasting op bedrijfsen andere inkomsten; te zamen op de directe belastingen 4‘/j millioen. Het tekort op de raming behoeft dus gefen ongerustheid te baren. Immers de eerste maanden van het jaar laat men de belastingbetalers gewoonlijk nog al met rust. De schade wordt wel ingehaald. Als we nu een blik slaan op de maand Februari alleen, dan blijkt, dat de totaal opbrengst in 1903 iets minder was dan in 1902 en ongeveer 2 millioen minder dan de rammg over 1/12. Ook dit verschil moet gezocht worden in de directe belastingen. De invoerrechten brachten 1 ton meer op dan de raming was, terwijl de accijnzen ongeveer 3 ton ten achter bleven. De opbrengst over 1902 was beter wat betreft de directe belastingen, minder goed wat aangaat de invoerrechten en weder iets beter wat de accijnzen betreft Belangrijk verschil is er echter niet te constateeren. De aauklaclit tegen Anna Lokman. In ons vorig nummer hebben we onzen lezers medegedeeld, dat tegen jonkvrouw Anna de Savornin Lohman, redactrice van De Hollandsche Lelie , door mej. Daisy E. A. Junius, te Renkum, op advies, bij den officier van justitie, te ’s Gravenhage, een aanklacht ingediend is, op grond van wat deze heeft geschreven in No. 31 van De Hollandsche Lelie van 22 Januari 1903. In dit nummer komt onder de rubriek Correspondentie het volgende voor: F. H. H. — Dank voor uw mededeeling over die overeenkomst tussclien ’t laatste werk van J. Reyneke v. S., en dat van eenFrftnsch acteur. Zeker, gij hebt gelijk, dat mevr. Knuttel nipt de éémge is , die Top Naeff wil nadoen. — Ik heb er indertijd in ’t Soer. Handelsblad op gewezen, welk een verdachte overeenkomst bestaat tusschen »Nieuw Leven” van Daisy Junius, en Top Naeff’s School-idyllen. Maar, óók alweer, zéér in ’t nadeel van de Top Naeff n&doende acteur. Mevr. Knuttel Fabius echter heelt een voornamer en beroemder voorbeeld, op wien zij zich kan beroepen, in’t afschrijven. Uit het Maartnummer blijkt, dat mej. Daisy E. A. Junius, te Renkum, hierover in correspondentie is getreden met de redactrice en met den uitgever van De Hollandsche Lel-e, den heer Veen. Jookvr. De Savornin Lohman antwoordt in deze aflevering mej. Junius, en nu komt aan het licht, dat door toevalige omstandigheden in het boven aaDgehaalde gedeelte uit de cor respondentie van het Januari nummer eenige fouten geslopen zijn. Het bewuste boek heet namelijk sJong Leven” (Almelo, W. Hilarius Wz.), geschreven door Daisy en geïllustreerd door Junius. In de correspondentie van De Hollandsche Lelie is het woordje en tusschen Daisy en Junius weggevallen. »In hoeverre gij — zegt Anna de Savornin Lohman in haar correspondentie met Daisy E. A. Junius — te maken hebt met het boek »Nieuw Leven”, door Daisy, waarvan in die corr. Holl. Lel e en in het Soer. Handelsblad sprake is, weet ik niet en kan mij ook absoluut niets schelen, daar uw persoon, zelfs ’t bestaan daarvan, mij tot hiertoe onbekend was.” Wat er nu van de aanklacht overblijft? — Of het moet zijn, dat Daisy en Junius pseudoniemen zijn van een schrijvende en teekenende artiste, Daisy E. A. Junius genaamd. Vrouwenkiesrecht. Dr. Alette Jacobs schrijft in het Sociale Weekblad een pleidooi voor vrouwen kiesrecht. Zij doet dit, door de woorden aan te halen, door den eersten Mirister van Nieuw Zeeland gesproken bij de kroningsplechtigheid van Edward VII. Deze Minister, in Engeland ondervraagd naar de weiking van het vrouwen-kiesrecht in Nieuw-Zeeland, legde daarvan de gunstigste getuigenis at. De invloed, door de vrouwen uitgeoefend, is zeer gunstig, de hervormingspartij wordt door haar gesteund, de stemmingsdagen zijn rustig geworden sedert de vrouwen er aan deelnemen; de vrouwen zijn goede moeders gebleven. En dan haalt dr. J. ten slotte nog deze woorden aan, die wij geheel willen citeeren: Er zijn veel ongehuwde vrouwen; voor de gehuwden gold het steeds, dat de man zijn vrouw vertegenwoordigt, dat mag zoo zijn, maar waar blijven wij dan met de ongehuwden en de weduwen? Gij zijt bescheiden in uwe eischen, door het kiesrecht voorloopig alleen te vragen voor deze laatsten; gij zijt waaischijnlijk even
overtuigd als ik, dat men het dan wel spoedig aan alle vrouwen zal geven. Ik moet u dan ook raden, neem in elk geval aan, wat men u ook mag aanbieden , dat is de zekerste weg om alles te krijgen. Ten slotte constateer ik, na de ervaring in Nieuw-Zeeland opgedaan, dat geen land behoeft te vreezen het kiesrecht te verleenen aan alle volwassen personen. De vrouwen u>t te sluiten is dwaasheid. Waarom zou een man bevreesd zijn voor den invloed van zijn moeder, de echtgenoot voor den invloed van zijn vrouw, de broeder voor den invloed van zijn zuster, do minnaar voor den invloed van zijn meisje? Is dat logisch? In Nieuw-Zeeland, in Australië, in sommige staten van Amerika, heeft men reeds de ondervinding opgedaan, dat vrouwen-kiesrecht gunstig op land en volk werkt. Over de Bijkspostspaarbank. In eerie door de Haagsche afdeeling van den Nederl. Coöp ratieven Vrouwenbond gehouden vergadering hield mr. A. Kerdijk een voordracht over het wezen der rijkspostspaarbank, omtrent welke instelling spr. verschillende bijzonderheden mededeelde, zoowat betrof inrichting, rentestan daard, geldbelegging, enz. In breede trekken gaf hij een overzicht van het geheeie comptabele beheer. De heer Kerdijk sloeg bij zijne mededeelingen een terugbhk naar het jaar van oprichting der Rijkspostspaarbank — 1881 — toen hij als directeur aan het hoofd der bank werd gesteld. Toen bedroeg het aantal ambtenaren te Amsterdam, directeur en onderdirecteur incluis, ongeveer 10 personen en thans na ruim 20 jaren zijn daar werkzaam meer dan 150 ambtenaren. De vrees in 1881 gekoesterd dat door de oprichting van de Rijkspostspaarbank de particuliere spaarbanken ’t loodje zouden leggen is geenszins bewaarheid. De uitkomsten hebben het tegendeel bewezen ; want hoewel het saldo dat de inleggers bij de Rijkspostspaarbank thans tegoed hebben meer dan 100 millioen gulden bedraagt zijn de particuliere spaarbanken toegenomen an 224,000 inleggers met 361 /a millioen gulden tot 420,000 inleggers met een tegoed van bijna 77 millioen gulden. Het sparen is dus enorm toegenomen. Waren er toch in 1880: 224,000 inleggers met 36'/2 millioen gulden, thans waren deze cijfers ge stegen tot 1.300,000 inleggers met ruim 175 millioen gulden. Verrassend noemde spreker het dat onder die inleggers zooveel werklieden zijn. Een opgemaakle beroepsstatistiek van nieuwe inleggers toonde in 1901 aan dat 25 pet. der inleggers werklieden waren in den engeren zin des woords, ongerekend dus de kinderen van werklieden, enz., Telt men deze er bij dan komt men tot 40 pet. Dit bewijst wel niet dat onze werklieden onder normale omstandigheden tot kapitaliseeren in etaat zijn. hetgeen ook niet de bedoeling van het sparen was, zooals spreker nader aan toonde; maar toch dat werklieden, niet belast met een zwaar gezin en ongehuwde werklieden iets konden overleggen, met het oog op hunne toekomst, wanneer zij geen overtollige uitgaven doen. Te Rotterdam was de verhouding van het aantal werklieden-inleggers nog grooter. Dit schreef spreker toe aan de omstandigheid dat Rotterdam eigenlijk de eenige stad is waar het schoolspaarbankwezen tamelijk goed wortel heeft geschoten. Want in dit stelsel ligt het middel om het kind te leeren sparen en het op lateren leeftijd den weg te leeren naar de spaarbank ; ja het sparen voor hem een gewoonte te doen worden. Het sparen behoeft geenszins aanleiding te zijn dat het kind zelfzuchtig en hebzuchtig wordt. Integendeel; het sparen, goed toegepast, leert het kind zich op ’t oogenbhk iets te ontzeggen, om later een nobeler behoefte te kunnen bevredigen. Ten slotte wees spreker er in verband met dit onderwerp op, welk een ommekeer in.de levenswijze van de werklieden al niet tot stand zou komen, indien gebroken werd met het koopen op ciediet; en hoeveel aangenamer hun toestand zou zijn, wanneer zij in den zomer konden zorgen voor den komenden winter. Hierin heeft het sparen reeds veel verbetering gebracht wanneer men let op het groot aantal werkliedeninleggers. Een en ander deelde spr. mede om te doen zien dat in het spaarbankwezen ook wat te leeren valt uit een sociaal oogpunt. Spreker’s voordracht, waarin eenige aardige bijzonderheden voorkwamen door hem persoonlijk tijdens zijn directeurschap ondervonden, vond dankbare toejuiching. Woniiigwet. Nu krachtens de Woningwet, het model vastgesteld is voor de aangiften van verhuurders van woningen, welke diie of minder ter bewoning bestemde vertrekken bevatten, zijn de gemeentebesturen uitgenoodigd om thans ter voldoening aan de Woningwet over te gaan tot het vaststellen van den termijn, binnen welke de eerste aangiften moeten geschieden. Eerlang zal de minister aan de gemeentebesturen het voor iedere gemeente ongeveer benoodigd aantal formulieren doen toekomen, met eene opgave van het aantal woningen met drie of minder bewoonde vertrekken in elke gemeente aanwezig, volgens de ter gelegenheid van de achtste volkstelling verzamelde woningstatistiek. Geperforeerde postzegels. Voortaan is het verboden geperforeerde postzegels, te gebruiken; — d, w. z. postzegels
doorgedrukt zijnde met een perforeerstempel, dat een fabrieksmerk voorstelt of de beginletters van de betrokken firma. Dat is op vele handelkantoren, te Amsterdam o. a., gebruikelijk om contróle op het gebruik der postzegels uit te oefenen. Tot nog toe was daar nooit bezwaar tegen gerezen; officieel heeft minister Van Bosse in 1875 het gebruik van geperforeerde zegels toegestaan. Maar nu heeft het hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie opeens gestrenge toepassing geëischt van het kon. besl. van 14 1895, dat bepaalt »dat de zegels gaaf en ongeschonden op de stukken gehecht moeten worden.” liet Hbl klaagt over het verbod en hoopt, dat het za) worden ingetrokken. Het vaccine-wetje. Na het ontwerp met enkele woorden te hebben toegelicht, zegt de Arnh. Ct.: Men zal dus in ’t vervolg krijgen twee soorten van bijzondere scholen: die waarop wèl en die waarop niet-ingeënte personen worden toegelaten. Of een bijzondere school tot de eerste categorie zal behooren, staat ter beslissing van het bestuur of het hoofd, al naar gelang zij meenen, dat, zooals de Memorie van Toelichting zegt, de aanvrage tot ontheffing al dan niet »de school met verlies van leerlingen bedreigt.” Er zuilen dus, ondanks de door den minister Kuyper verwachte vermeerdering van bijzondere scholen , inzonderheid in tal van kleine gemeenten christelijke oudeis geplaatst worden voor de keuze tusschen hun geweten en de zorg voor de gezondheid hunner kinderen, hun geweten, dat hun immers, volgens de voorstanders zelven der Christelijke school, krachtens de doopbelofte den plicht oplegt hun kroost naar eene Christelijke school te zenden en de ook door tal van Christenen aangehangen, ernstige overtuiging van het nut der vaccinatie, zoodat er van deze laatsten tengevolge van het voorgestelde wetje verscheidene, in verband met de Leerplichtwet, feitelijk gedwongen zullen worden tegen hun zin hunne kinderen naar de openbare school te zenden. Ons wil, van het standpunt vooral van een Christelijke regeering, dit toeschijnen een onverdedigbare vrijheidsbeperking te zijn voor Christelijke ouders. Wat den toestand, welke uit de toepassing van het ingediende wetje geboren worden zal, nog bedenkelijker maakt, is de gebruikelijke pressie, welke door diaconieën pleegt te worden uitgeoefend op door haar bedeelde arme ouders, wien als voorwaarde tot bedeeling de eisch gesteld wordt, dat zij hunne kinderen naar de christelijke school zenden. Is die school er eene, welke bezocht wordt door leerlingen of waaraan onderwijzend personeel verbonden is, aan wie ontheffing verleend is van de verplichte vaccinatie — en in plattelandsgemeenten zal dit stellig meermalen voorkomen, —■ dan zullen dus de ouders aan armoede worden prijsgegeven, tenzij zij hun kroost aan besmetting willen blootstellen, ’t Is, dunkt ons, niet te veel gezegd dit wreed te noemen I Want dat dit gevaar bestaat, zegt het blad verder, is niet te loochenen. Zij wijst er op, dat de werking der verleende ontheffing eerst wordt opgeschort, nadat volgens art. 21 der Ziekenwet het epidemisch heerschen der pokken in de gemeente afgekondigd zal zijn. Het blad is van meening, dat het ontwerp in één opzicht een zeer te waardeeren verbetering geeft, door bij algemeenen maatregel van bestuur te bepalen, welke voorschriften bij de inenting en herinenting moeten worden in acht genomen. Maar wat daarnevens in het ontwerp wordt voorgesteld, dunkt haar zóó bedenkelijk, dal zij zich nauwelijks kan voorstellen, dat er eene meerderheid in onze Staten Generaal te vinden zal zijn, die de vera< twoordeiijkheid durft aanvaarden om de volksgezondheid aan zulk een ernstig gevaar bloot te stellen. Jalouzie. Toen de bootwerker A. M. uit Rotterdam Zondag avond de tappet'ij van W. V. in de Palingstraat te Dordrecht bezocht en een praatje maakte met een der schoonen , aldaar aanwezig, werd hem plotseling door den tapper een messteek in den nek toegebracht. De gapende wonde, l‘/2 decimeter groot, werd door den geneesheer der politie Admiraal verbonden. M. werd daarna per rijtuig naar het ziekenhuis gebracht, doch kon, daar de wonde wel ernstig maar niet levensgevaarlijk was, nog denzelfden avond met den trein naar huis vertrekken. Er is door de politie tegen W. v. proces-verbaal opgemaakt, waarna hij op vrije voeten is gelaten. Ook grappen! Het liefelijke plaatsje Zuiddorpe houdt er eene jaarmarkt op na, die dit jaar niet zoo rustig is afgeloopen als gewoonlijk. De politie moest meermalen de orde tusschen ruziemakers en vechtersbazen herstellen, doch kon niet beletten, dat des nachts aan vele inwoners van het rustige dorpje eene bijzondere verrassing was bereid. Bij eenigen was de deur vastgebonden , zoodat men niet zonder moeite buiten kon; bij anderen was de schoorsteen dichtgelegd , zoodat deze des morgens niet trekken wilde en de rook naar binnen sloeg; een boer kon des morgens zijne kar op het erf van zijn collega gaan halen, die een heel eind verder woonde. Bij een ander zakte een deel van een molen naar binnen, toen men ’s morgens de deur opende en moest men door het raam naar buiten klimmen om dien hinderpaal te verwijderen. O, landelijke eenvoud.
Spellingvereenvoudiging. In een jongsten roman lezen wij: »hè je ’n kommenekaasje gestuurd?” Eerst dachten wij: hoe komt dit komijnekaasje in het verband te pas, maar bij overlezen begrepen wij, dat eenc ommunicatie bedoeld was. Zouden onze spellingvereenvoudigers niet goed doen bij zulke woorden er tusschen haakjes achter te zetten, hoe de niet vereenvoudigde spelling is? Dat maakt voor de lezers het lezen toch eenvoudiger. Als men echter even slordig wil schrijven, als men wel spreekt, moest er toch staan kommenukazie; een kaasje hoorden wij er nooit van maken. (Het Nieuwe Schoolblad.) Een lastig kostganger Misschien herinnert zich de lezer, dat de Russische hofjager Chodaskewitz, impressario van een gedresseerden beer, voor eenige weken te Zoelen zoo ernst g werd mishandeld, dat hij in hel R. K. Gasthuis te Tiel werd opgenomen Zijn beer werd besteed bij den kastelein U op kosten der gemeente Zcelen Sinds den tijd der Kozakken veroorzaakte niets zooveel drukte in het dorpje als deze kostganger Heel Zoelen was gisteren op de been en alles wat wapen had greep het, want bruintje trachtte een wandeling te maken buiten zijn enge cel in het ontluikende groen Maar vcor hij kon brommen: »0, Welt, du bist so wunderschön”, was zijn opzet ontdekt. Met eggen sloot men den uitgang at, dien hij zich in het dak der schuur had gemaakt. Rillende schutters stonden klaar om bruintje het levenslicht uit te blazenj, indien hij de versperring uit den weg ruimde. Maar aan een moord, al is het dan ook maar van een beer, wagen onze Zoelenaais zich niet graag en daarom is na rijp beraad besloten den zieken baas uit Tiel te halen om het gevaar te bezweren. Dit gelukte, maar het is de vraag, of de dood van een mensch het leven van een beer niet betalen moet. De mishandelde, die den beer met één hand — de andere kan hij niet gebruiken — en zijn mond moest binden, was zeer zwak. Op initiatief van den heer S D. Leiyveld, redacteur van het vakblad voor artisten De Komeet (uitgave Zuikerberg te Winschoten) werd Zaterdagavond te Tiel een caté-chantant georganiseerd ten voordeele van den heer Chodaskewitz. De netto opbrengst beliep ongeveer f 200.
"Binnenland.". "Bredasche courant". Breda, 1903/03/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322040:mpeg21:p00001
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1903/03/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322040:mpeg21:p00001
Naar de Standard uit Washington verneemt, tracht men op het departement van marine president Roosevelt over te halen, de vergunning in te trekken, door den minister van justitie aan een Nederlanitsclie kabelmaatschappij gegeven, om op het eiland Guam te landen. — Van der Velde be ft bij de beraadslaging over de begrooting van buitenlandsche zaken een opzienbarende rede in de Belgische Banier gehouden. Hij beschuldigde de regeering dat zij het nieuwe wetsontwerp, waarbij de rijksspaarbai k gemachtigd wordt, geld in vreemde spoorwegondernemingen te steken, alleen ingediend had, om den Koning in staat te stellen kapitaal te vinden voor zijn onzekere Chineesche onderneming van een spoorweg van Hankou naar Peking. De spaarbank kreeg nu het risico te dragen, maar de Koning zou de winst opstrijken. De minister-president zal Woensdag antwoorden. Cliamberlain is, toen hij het parlementsgebouw binnentrad, dat stampvol was, door luide en langdurige toejuichingen van de banken der regeeringspartij verwelkomd. De liberaal John Eiiis, die den minister van koloniën een vraag- deed, wenschte hem geluk met zijn behouden terugkomst. Toen Chamberlain opstond om de vraag te beantwoorden, werd hij opnieuw met toejuichingen begroet. Een andere vraag beantwoordende, las Chamberlain een telegram voor van den gouverneur van Natal, meldende dat aan alle opstandelingen die zich nog in de gevangenissen bevonden , vergiffenis was geschonken, en dat de amnestie was afgekondigd. Merkwaardige verschijnselen groepeeren zich om de Macedonische kwestie. Hel blijkt toch, dat de kabinetten, behalve het Berlijnsche, dat een zeer gereserveerde houding bewaart, steeds meer aan den kant van den sultan zich scharen. Zij zijn overtuigd van Abdul Hamid’s goeden wil en geven aan de comités de schuld van de groote wantoestanden. Zeis de Britsche regeering nam stelling tegen de Britsche pers, die niet ophoudt alle dagen de kolommen der dagbladen met Turksche gruwelen te vullen. St. Petersburg, Weenen, Parijs, Londen en Rome schijnen dus vast van plan d n sultan tijd te geven en met vertrouwen de resultaten der hervormings-voorstellen af te wachten. Voor den Balkan-vrede is dit alles natuurlijk van het hoogste belang. Berlijn houdt zich nog zeer gereserveerd, maar met het oog op de Duitsche lietde voor den sultan kan deze houding eenigszins verbazen, doch geen angst veroorzaken. Te minder waaide Kölnische een correspondentie uit Sofia bevat, waarin hoog wordt opgegeven van de eerste resultaten der hervormings-plannen. Vreemd klinkt weer tusschen deze berichten de tijding, dat de twee Duitsche officieren, die benoemd waren om de gendarmerie te gaan hervormen, niet vertrokken zijn, omdat, naar men zegt, Rusland bezwaren maakte. Met dit bezwaar staat echter weer in lijn•echte strijd een gansch onverwacht huldigingsirtikel van de Nowojs Wremja. Het artikel is 5én lofrede op de Duitsche politiek. Men meldt uit Lissabon, dat er ernstige onlusten :ijn uitgebroken te Goimbm tengevolge van weigering van betaling der gemeentelijke belasting. De winkels zijn gesloten, de handel staat stil 3ij een treffen tusschen de politie en de opitandelingen zijn drie personen gedood en verscheiden menschen gekwetst. De soldaten ïerstellen de orde. De Morning Post verneemt uit Pretoria, dd. .4 dezer: De redenen, die Botha, de la iteij en Smuts voor hun bedanken voor een lenoeming in den wetgevenden raad hebben ipenbaar gemaakt, zijn onjuist. De generaals veigerden, omdat zij zich vergewist hadden hoe tun benoeming onder hun landgenooten opgelomen zou worden. Zij hebben nu aanbiedingen fedaaD om de voornaamste Hollandsche bladen an te koopen De middelen daartoe komen uit [aapstad, maar ongetwijfeld oorspronkelijk uit Nederland.
De Standaard verneemt uit Durban, dat er as rebellen uit krachte van de amnestieproclamatie, op vrije voeten zijn gesteld. De Morning Post verneemt uit Vancouver, lat in de pro incie Albesta, in de nabijheid van East-Kootenay, uitgestrekte goudvelden zijn mtdekt. Prospectors beweren, dat zij zeer rijk :ullen blijken te zijn. De grond is voor het grootste gedeelte in handen van Amerikanen.
"Algemeen Overzicht.". "Bredasche courant". Breda, 1903/03/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322040:mpeg21:p00001
"Wetenschappen en Kunst.". "Bredasche courant". Breda, 1903/03/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 27-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322040:mpeg21:p00001