PIEK & CLOPPENBURG.
“ Voor Heeren-Üleedingstukken NAAK MAAT, vindt men bij ons steeds de uitgebreidste collectie Stoffen.
PIEK & CLOPPENBURG.
“ Voor Heeren-Üleedingstukken NAAK MAAT, vindt men bij ons steeds de uitgebreidste collectie Stoffen.
EERSTE BLAD. Gescher & Kemper, Vaemarktstraat, Telefoonnuiniiie] 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gord- o» Mel-Men, BEHANGSELPA PIEK Meubels en lïcddcn.
BEKEND M A K I A G. Aangifte voor bet bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Br aehten het noodig de ingezetenen te herinneren ; hunne verplichtingen, tot het doen van aaDgif voor het bevolkings-register, voorgeschreven Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsb n°. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestr met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of gelibi van ten hoogste ƒ100, zijn hoofdzakelijk volgende: Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doét daarv aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maa na zijne aankomst. Bij bet verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlate doet hiervan eene verklaring aan bet gemeentebestui Bij verhuizing binnen de gemeeut Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk leven doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binn de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestui Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk leven geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan hetgemeenl bestuur kennis van ieder lid , dat in zijn gez wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende dien: en werkboden daaronder begrepen, Breda, 1 April 1903. Burgemeester en wethouders voornoem A. P. SCHELTUS , loco-burgemeesU A. R. VERMEULEN, secretaris. I Penaals TeitooMellii aioiii:km: ■ AMEUBLEMENTEN. Gelegenhcitlspr ijzen!!! Bovenzalen bij den WelEd, Heer I BALMAKERS. I F. JANSENS.
Zooals bekend heeft de regeering een wetsvoorstel ingediend om den zoogenaarnden Vaccinetfirang' te beperken. Door de voorstanders van dat wetje worden allerlei argumenten aangehaald om te bewijzen: 1°. dat de vaccinatie geen afdoend middel is tegen de pokken; 2°. dat door strenge isolatie deze ziekte kan uitgeroeid worden; 3°. dat vaccinatie huiduitslag en andere ziekten te voorschijn roept enz. Wij zullen deze argumenten aan de hand van hetgeen dokter Lingbeek hierover in Hygiënische bladen schreef nader beschouwen. Onlangs heeft de heer Schouten, arts te Bolnes, iets geschreven over »Medische bezwaren tegen vaccinatiedwang”, waardoor hij tracht te bewijzen, dat vaccinatie niet veel helpt, dikwijls gevaar oplevert en dat het ’t beste zou zijn, bij pokken algemeene hygiënische maatregelen en strenge isolatie toe te passen. Uit brengt menigeen misschien aan het weifelen, en men (incl. onze patres conscripti in de Tweede Kamer) zal verlangend zijn te weten, wat de tot oordeelen bevoegde hygiënisten in dezen zeggen. De heer Eykman wijst eveneens in zijn artikel op het werk van Kórösi, die de vroegere statistieken afbiak (Kritik der Vacc. Slatislik en Neue Beitrage zur Frage des Impfschutzes 1891) maar niettemin tot de slotsom kwam, dat de vaccinatie wel niet zeker beschut, maar toch een zeer krachtig middel is tegen de pokziekte; dat de gevaren aanwezig zijn, maar niet opwegen tegen het groote nut der vaccinatie. Wij kunnen ons geen denkbeeld meer maken van den omvang van het pokkengevaar in oude tijden Toch is het noodig, dat we dat gevaar niet te gering schatten Storch zei niet ten onrechte in dien tijd: »Von Blattern und von Liebe bleiben wenig Menschen frei”. Inderdaad, slechts weinigen zijn uit hun aard onvatbaar. In Amsterdam stierven eene eeuw geleden per jaar ongeveer 1000 menschen aan de pokken (de bevolking was toen misschien de helft van nu!), in 1784 stierven zelts 2916, in 1788: 2312, in 1797: 2074. Hoevelen werden er niet aangetast. Men schat het aantal in die j aren in Europa aan de pokken gestorvenen op l1/» millioen ! Daaronder waren zoowel rijken als armen. koningen als bedelaars, menschen die hygiënisch leefden volgens de toen geldende begrippen, en die absoluut niet met pokkenlijders in aanraking kwamen evengoed als doktoren en ziekenoppassers.
l)e isolatie zooals men die toen toepaste, was zonder effect en daarom kwam men op het idee, in gunstige jaren, d, i. die met geringe sterfte, de kinderen te laten doorpokken, door ze bij pokkenn lijders te laten slapen, ja men zag er niet tegen op, pokstof van de lijders j. expres over te brengen (inoculatie) zooals „ dat reeds door Boerhave, van Swieten e e. a. was aanbevolen. In 1748 voerde n i Tronchin de inoculatie in te Amsterdam, > ; in 1754 Schwencke in Den Haag. Maar ^ de gevaren waren zeer groot en zoo werd e liet bijv. later in Den Haag verboden. •_ | In 1791 bracht een schoolmeester uit . een dorpje nabij Kiel pokstof van de Y koe over op zijne huishouding en pern ’ soneel om zoodoende de besmetting met menschenpokken te voorkomen en in s 1796 heeft Jenner het meer algemeen e bekend gemaakt dat menschen, die de . koepokken gehad hebben, onvatbaar zijn e voor menschenpokken en dat men de t laatste door vaccinatie kan voorkomen, n Deze waarheid nu wordt door iedereen 3 die het vraagstuk wetenschappelijk bet studeert (en niet uitgaat van gevoels5 gronden) erkent: men kan bij iemand 1 die gevaccineerd is, de pokken niet door 1 inoculatie overbrengen. Ook Böing, de 3 anti-vaccinedwang-man, geeft dit toe. In 1800 voerde Dr. Davids de vaccine 3 uit Parijs te Rotterdam het eerst in en 3 gretig werd dit nieuwe middel geaecepr teerd, omdat men meende, dat het zonder 3 de geringste schade te kunnen doen den i ingeënte voor altijd absoluut onvatbaar 3 maakte. Dat bleek nu trouwens al spoedig i onwaar te zijn, ofschoon men er tot een . 50 jaar geleden nog aan vasthield. , Eerst toen de »vaccinedwang” werd t ingevoerd, is er langzamerhand een groote oppositie ontstaan. Het is lang niet zeker, zeggen de ■ tegenstanders, dat de vaccinatie iets zal , helpen, als er werkelijk eens een ouderwetsche epidemie ons overvalt. Wel : zien we tegenwoordig in Europa niet i zulke moorddadige epidemien als bijv. onder de wilde volkeren, maar dat komt, t volgens de anti-vaccine menschen door i hygiënische verbeteringen, niet door de ■ vaccinatie. Dat dit onjuist is, bewijst bijv. de ■ Fransch-Duitsche oorlog waarin de hygiëi nische toestanden toch in beide legers , ongeveer gelijk waren. Toch waren de pokkengevallen in het goed gevaccineerde Duitsche leger zeer weinige, terwijl zij aan den Franschen kant talrijke offers vroegen. Op de grens van Bohemen ligt het Oostenrijksche slecht gevaccineerde stadje Warnsdorf met 20.000 inwoners. Aan weerszijden daarvan en aan dezelfde straat liggen de goed-gewccineerde Sak-,
sische dorpen Seifhennersdorf en Grosschönau. Al het verkeer tusschen die 2 dorpen moet gaan door Warnsdorf. Nu heeft men in Warnsdorf sedert 1879 en 1880 duizenden pokkenzieken gehad (160 overleden) en in S. in de laatste 23 jaar slechts 4 dooden aan pokken, in G. in de laatste 19 jaar geen enkelen. Hier zijn de hygiënische toestanden precies dezelfde, en zie eens, trots het gevaar voor infectie uit Warnsdorf het groote verschil 'tusschen goed en slechtgevaccineerden. In Italië en Oostenrijk, die slecht vaccineeren, sterven nog jaarlijks, ondanks de goede hygiënische toestanden, tal van menschen aan de pokken. In Duitschland daarentegen is de ziekte door den vaccinatie-dwang feitelijk uitgeroeid; de gevallen, die er voorkomen, zijn ingevoerd van buiten over de grenzen en geven dan zelden aanleiding tot eenige uitbreiding. Goldschmidt beschrijft ons den loop der vaccinatie in Elzas-Lotharingen. Reeds sedert het begin der vorige eeuw wordt tot daar gevaccineerd en geisoleerd, maar 1870 tamelijk laks. Sedert den overgang naar Duitschland is er de dwang ingevoerd en zijn er de pokken, die in dit grensgebied herhaaldelijk groote uitbreiding kregen, zoo goed als uitgeroeid. Uit zijne opgave blijkt ons bijv. dat van 1885 tot 1894 de pokken 51 maal in Elzas-Lotharingen zijn ingevoerd van buiten. Het gevolg was slechts 142 zieken, dat is nog geen 2 extra-geinfecteerden per ingevoerd geval. In 1895, 96, 97 en 99 kwam geen enkel geval voor, in 1898 een ingevoerd geval (genezen), in 1900 2 gevallen, één ingevoerd, één van onbekenden oorsprong (beide genezen), in 1901 4 geïmporteerde gevallen, die 5 anderen infecteerden (één -overleden). In de 7 jaren 1895—1901 heeft men dus op eene bevolking van 1.719.470 inwoners in E. L. 12 poklijders gezien (één overleden). Commentaar is eigenlijk overbodig. Zulke resultaten bewijzen toch duidelijk, dat vaccinedwang en hygiënische voorzorgsmaatregelen gecombineerd het terrein voor deze ziekte onvruchtbaar maken, terwijl het voorbeeld van Engeland, waar men toegegeven heeft aan de »conscientious objectors” en de voordeelen van den vaccinatiedwang, die men vroeger had leeren kennen, heeft prijsgegeven door de ontduiking ongestraft te laten, (en waar de locale epidemiën tegen- • woordig hevig-en zeer kostbaar zijn voor de gemeenten,) ons zeer zeker tot groote voorzichtigheid moet stemmen. Men heeft helaas aan beide zijden, aan die der voor- en tegenstanders, erg
gegoocheld met statistische cijfers. De eerste betrouwbare statistiek, die we hebben, is die van Kórösi, die daaruit het volgende concludeert: 1 °. Historisch bewijs: na de invoering der vaccinatie is de pokziekte sterk verminderd; 2°. Geografisch bewijs: in goed entende landen komen pokken minder voor, dan in landen waar de inenting wordt verwaarloosd; 3°. Geringer ziekte-vatbaarheid; gevaccineerden worden minder aangetast dan niet-gevaccineerden, d. w. z., niet alleen de relatieve, maar ook de absolute ziektevatbaarheid is bij gevaccineerden van alle leeftijden afgenomen; 4°. Geringer sterfte: van de aangetasten sterven zesmaal minder gevaccineerden naar verhouding, dan ongevaccineerden, omdat de ziekte een goedaardiger verloop krijgt. Men ziet, dit is ongeveer het tegenwoordig door bijna alle medici en hygiënisten ingenomen standpunt. Wel worden door de tegenstanders deze bewijzen van onwaarde verklaard, ontkend, en op grond van het opnemen van de zuigelingen en om zwakte niet gevaccineerden in de rubriek «ongevaccineerden” stelling 4 verworpen, maar Kórösi’s uitkomsten spreken te duidelijk om nog te twijfelen. Het is niet wel aan te nemen, dat de mindere sterfte moet worden toegeschreven aan eene gunstige verandering in het karakter der ziekte, of daaraan, dat zij allengs verdwijnt. Vele der eerlijke tegenstanders waaronder ook Böing, geven dan ook toe, dat de gevaccineerden niet alleen minder vatbaar zijn, maar, eens aangetast zelden echte pokken krijgen waarbij zij veel minder sterftekans hebben. (Wordt vervolgd.)