BEKENDMAKING. JACHT EN VISSCHERIJ. De BURGEMEESTER der gemeente Breda brengt ter openbare kennis, dat de formulieren voor aanvragen om jacht- en vischakten en tot kostelooze uitoefening der visscherij voor bet seizoen 1903/1904 ter secretarie dezer gemeente voor belanghebbenden verkrijgbaar zijn; met uitnoodiging tevens die aanvragen vóór 10 Mei e. k. ter secretarie in te leveren. Breda, 14 April 1903. De burgemeester voornoemd, A. P. SCHELTUS, l.b. BEKENDMAKING. NEDERLANDERSCHAP. De Burgemeester der gemeente Breda vestigt bij deze de bijzondere aandacht van belanghebbenden op het bepaalde bij art. 7 sub 5 der wet van 12 Dec. 1892 (Slbl. n°. 268) luidende: «Nederlanderschap wordt verloren: door, behalve ter zake van ’s lands dienst, woonplaats te hebben buiten het Rijk en zijne koloniën of bezittingen in andere werelddeelen gedurende tien achtereenvolgende jaren, tenzij de afwezige vóór het verstrijken van dier; termijn aan den burgemeester of het hoofd van het plaatselijk bestuur zijner laatste woonplaats in het Rijk of zijne koloniën of bezittingen in andere werelddeelen of aan den Nederlandsehen gezant of een Nederlandsehen consulairen ambtenaar in het lar:d, waar hij woont, kennis geve, dat hij Nederlander wenscht te blijven. Van den dag waarop die kennisgeving ontvangen is begint de tienjarige termijn opnieuw te loopen. Ten opzichte van minderjarigen begint de tienjarige termijn te loopen met den dag hunner meerderjarigheid in den zin der Nederlandsche wet.” Aangezien genoemde tienjarige termijn voor het eerst met 1 Juli a. s. expireert en de vrees bestaat, dat voor vele in het buitenland verblijvende Nederlanders het Nederlanderschap straks zal verloren gaan, enkel en alleen als een gevolg van onbekendheid der belanghebbenden met de onderwerpeiijke bepaling, worden de ingezetenen aitgenoodigd hunne in het buitenland vertoevende verwanten met bovengemelde wetsbepaling in kennis te stellen. Breda, 15 April 1903. De burgemeester voornoemd, A P. SCHELTUS, l.b.
Bredasche courant
- 17-04-1903
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Bredasche courant
- Datum
- 17-04-1903
- Editie
- Dag
- Uitgever
- W. van Bergen
- Plaats van uitgave
- Breda
- PPN
- 421095903
- Verschijningsperiode
- 1814-1941
- Periode gedigitaliseerd
- 11 april 1814 - 1814, no. 13 (16 april) - jrg. 150, no. 110 (11 mei 1940) ; jrg. 150, no. 111 (22 mei 1940) - jrg. 151, no. 417 (15 okt. 1941)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Breda
- Nummer
- 45
- Jaargang
- 112
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Advertentie
Advertentie
BEKENDMAKING. KOEPOKINENTING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda brengen ter openbare kennis, dat de gemeente-genees heeren op Zondagen 19 en 26 April en 3 Mei a. s., des namiddags van 1 tot 2 uur, in een der lokalen van het gemeente-ziekenhuis zullen aanwezig zijn tot het kosteloos verrichten der koepok-inenting en her-inenting, met uitnoodiging aan de ingezetenen om van de aangeboden gelegenheid gebruik te maken ‘ Breda, 14 April 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: A. P. SCHELTUS, loco-burgemeester. \ A. R. VERMEULEN, secretaris.
Algemeen Overzicht.
Picquart heeft tot de Gazette de Lausanne een brief gericht, waarin hij schrijft: «Atfred Ureyfus is aan zichzelf verplicht de louten te herstellen die hij begaan heelt of die in zijn naam begaan zijn te Rennes en bij gelegenheid van de amnestie Hij is zichzelf verplicht zijn al te langdurig stilzitten, nadat hij de gratie had aangenomen, te doen vergeten. En het eenige middel om dat alles te volvoeren zal zijn, in antwoord op de zwakheid van de regeering, die vóór Dreyfus heet te zijn — als er van zwakheid sprake is — haar de aanvrage om revisie in het gelaat te slingeren.” Besson is nu in de Petit Dauphinois komen verzekeren, dat Vervoort inderdaad een milhoen heeft gevraagd voor een votum ten gunste van de Rarthuizers en dat Vervooit optrad namens .... den zoon van den minister-president, chef van het departement van binnenlandsche zaken, Eitgar Coinbes, welke compromitterende verklaring den heer Combes Jr. onmiddellijk heett doen overgaan tot een aanklacht bij den procureur der Republiek, ter verkrijging van een onderzoek in extenso naar de aantiisjngen van de Petit Dauphinois. Or.dertusschen heeft de heer Vervoort reeds aadrukkelijk verklaard, dat hij nimmer is op getreden als makelaar van den heer Edgar Combes m nooit aan Besson voorstellen heeft gedaan .er bezorging van de machtiging tot verblijf
aan de Rarthuizers, voor welk baantje Vervoort van Combes (naar het beweren van Besson) honderd duizend fr. zou hebben toegezegd gekregen. Kapelaan BPagbacli heeft onlangs in een openbare vergadering gezegd dat hij 2000 gulden uitloofde aan dengeen, die kon bewijzen dat de jezuïeten ooit in een van hun geschriften hebben gezegd, dat het doel de middelen heiligt. De bekende gewezen jezuïet graaf Hoensbroech heeft de uitdaging aangenomen, en stelt voor zes scheidsrechters te benoemen , voor de eene helft katholieke, voor de andere helft protestanlsche hoogleeraren, om uit te maken of hij er in geslaagd is, het bewijs van waarheid te leveren. Als de stemmen staken zal de stem van een joodsch hoogleeraar den doorslag geven. Dat sultan Abdul Aziz van IHarokko zeer veel kans heeft van zijn troon gestooten te wordpn, bewijzen de jongste berichten uit dat woelige land. De inneming van Frajana maakt Bu Hamara, de vorst der ezelin, tot heerseher van het heele Noorden. De verdediger van Frajana, Muley Amrani, heeft genoeg alarm geschreeuwd en herhaaldelijk boden naar Fez om hulp gezonden Doch vergeefs, en eindelijk dwong honger en dood de kleine bezetting tot den ondergang. Zij deden in den nacht een wanhopigen uit val, doch werden teruggeslagen. Daarop lieten de belegeraars den grooten hoektoren der vesting in die lucht springen, waardoor 50 verdedigers omkwamen. De rest vluchtte, velen werden neergesabeld. Een deel wist het Spaansche Melilla te bereiken, ook de pacha. De nederlaag moet op de Sultaansche troepen een vernietigenden indruk gemaakt hebben. Vele aanvoerders vluchtten met hun troepen opFransch en Spaansch grondgebied. Zoo zocht ook de oom van den Sultan, Muley Arafa, met 200 man redding op Fransch grondgebied. De pre lendent zit hen op de hielen en daarom heeft Je Algiersche regeering Fransche troepen naar Je grens gezonden. ’t Eenige wat de Sultan nog redden kan, schijnt
te zijn, dat de pretendent in wilden ijver de Spaansche of Fransche grenzen schendt en daardoor de Europeesche mogendheden tegen zich in het veld brengt. De Sultan ontsloeg bijna al zijn Europeesch personeel en zond het naar de kust, in de hoop op die manier nog zijn verbitterde Muzelmansche onderdanen voor zich ie winnen, maar het zal wel te laat zijn 1
Wetenschappen en Kunst.
Pret. Clermont-Ganneau heeft een rapport opgesteld over de veel besproken tiara. Hij aehi het stuk onecht. Als echt »Amerikaansch” wordt medegedeeld, dat het museum van Barnum en Ashley aan de betreffende Fransche autoriteiten een bod van 250.000 francs heeft gedaan voor den «Tiara” ingeval deze onecht mocht zijn. Blijkt, ze echter echt . . . dan heeft ze voor Barnum geen waarde 1 Een vermakelijk staaltje van Duitsche regeeringszorg voor de zedelijkheid wordt uit Barmen bericht, Men zou daar de Mattheus Passion opvoeren, maar de censor vond de tweede regel van de sopraan-aria: Ach ein Eind, das du erzogen, Das au deiner Brust gesogen, Droht den Pfleger zu ermorden, te stuitend en maakte van den tweeden regel: Dem du inniglich gemogen. Een inzender in de Voss. Zeit. vraag ondeugend ot de variatie: Das am Flaschchen fromm gesogen. niet nog veel meer zede behoudend zou klinken. Van jongsaf is ons ingeprent dat Jezus geboren is uit de maagd Maria, maar voor het Akensche concertpubliek is d ze mededeeling ongeoorloofd; immers in het koraal der Matthaeus-Passion «Mensch bewein dein Sünden gross” werd de versregel die daarop betrekking had geschrapt en in plaats van Von einer Jungfrau rein und zart für uns er hier geboren ward... is er alleen de tweede regel gezongen.
Te Nijmegen zijn op een perceel bouwterrein aan de Hugo de Grootstraat verscheidene Romeinsche oudheden opgegraven. Men veronderstelt, dat daar ter plaatse vroeger een Romeinsche begraafplaats was. Voor het herhalen van de slingerproef van Foucault in het Kurhaus te Scheveningen bij gelegenheid van het aanstaande natuur- en geneeskundig congres zal de slinger van Huygens worden gebruikt, die in het Haagsche gemeentemuseum wordt bewaard. Bij de opgravingen ter plaatse van de oudGrieksche stad Orchomenos, in Boeolië, — door de Beiersche Academie van Wetenschappen ondernomen — heeft men een Koningspaleis met Mykenische muurschilderingen en graven van het monolytische type gevonden.
KLEINE TREES
C ORNÉLIE NOORDWAL, 45. »Zoo, vindt je dat?” hij lachte zachtjes en streek haar even over het blonde hoofdje. Dus, jij zoud het niet doen, wel Trees?” schertsend, maar toch bitter. »0, meneer!” riep Trees, al haar schuchterheid vergetend, terwijl hare oogen schitterden. Gerard keek haar verwonderd aan, als ontdekte hij plotseling een ander wezen in de Trees, die hij jaren lang gecommandeerd en gedrild had als een echt kind. «Trees!” riep de schrille stem van Bartha; Bartha rook lont. 3>Ja, Bart!” klonk het bevend en zij verdween, een geheele wereld van, tot nog toe, door Gerard, onontdekte eigenschappen met zich voerend. »Jou lamme dragonder!” zei hij, zich weer overgevend aan zijn sombere gedachten. Hij zag nu eerst in welk een weldadige afleiding Trees voor hem was geweest Een kwartiertje later kwam ür. Klokstra’s brief het onaangename zijner gevoelens nog verhoogen en hij wist nu zeker dat diens huis, voor altijd, voor hem gesloten was. Niet alleen dat hij Annie verloor, maar het beleedigende en hoonende van de geheele handelwijze maakte hem buiten zichzelf van machtelooze gramschap. Hij was er ziek van. Wel veertien dagen lang ging hij niet uit en sloot de kamer af, zoodra hij bediend was; zelfs Henks vuisten, die lustig op de deur bombardeerden, vermochten niet zich den toegang tot zijn vriend te verschaffen. Eindelijk kwam Gerard er toe een sympathieken brief van Nol te openen, welke hem troostte, omdat hij getuigde van oprechte vriendschap. Brommend sloot hij den epistel in zijn bureau; nog te waanwijs om Kol te laten zien dat hij getroost was. In stilte hoopte hij dat Annie zijn toestand door Henk of Julius zou vernemen en dat zij er eenig begrip van zou krijgen hoe zij hem behandeld had. Annie vernam dit ook, daarvoor zorgde de spotter Henk, die alle vrouwen zonder verstandelijke eigenschappen minachtte. Maar Annie was na verloop van drie dagen veel te veel in van Stenden verdiept.
(die den tact had gehad haar nog niet te vragen) om zich om Gerard te bekommeren. »Je hebt er niet eens eer van, als je haar wat vertelt!” zei Henk zuchtend, »ze is zelfs niet vatbaar voor een affront, Och, hoe verhard is de menschelijke natuur 1” De vrienden noemden in de laatste twee jaar Henk »de eeuwige student,” want er was niet veel kans op dat hij ooit zijn studiën zou voltooien. VEERTIENDE HOOFDSTUK. Een roeitochtje. Gerard promoveerde dit jaar, en na zijn promotie ging bij een reisje maken, waarna hij zich weer te Amsterdam vestigde. Er stond nu een bordje voor zijn deur: Mr. G. de Schenk, advocaat en procureur, elk ben toch benieuwd of ik ooit zal moeten pleiten I en er dan voor betaald word,” dacht hij. »Zoo’n toga maakt iemand precies een zwarte vleermuis.” Tine Lande was getrouwd en woonde met moeder en kinderen geheel buiten Amsterdam, aan den Amstel. ] Slechts zelden zag Gerard hen als hij de stad doorwandelde. Hij had zijn oude genegenheid voor hen behouden en verzuimde nooit hen aan te spreken, i Ontmoette hij Trees alleen, dan liep hij geregeld 1 een eind met haar mee, iets waar zij hoogst vereerd { en gelukkig mee was, maar dat zij met haar oude e schuwheid niet durfde zeggen. Zij was nu zoo ver- i wijderd van meneer boven. , »Zeg eens, ben je nou in alle echtheid met Treesje \ geëngageerd?” vroeg Henk, sof is het nog de oude c relatie?” knipoogend. z Het bloed vloog Gerard naar het hoofd, sik v verkies je lage praatjes niet aan te hooren ... je z meent toch niet wat je zegt .... of je moest de g grootste schurk zijn . . . dan verkies ik niets meer met je te doen te hebben, begrepen?” g _ »Ben je gek, kerel, je weet wel beter, dat ik het d niet meen. Maar zal je haar trouwen?” b sDat wéét ik niét ... en wat trouwen betreft, h als de tijd daar is zal ik ’tje wel zeggen . . . bon- n jour!” Hij draaide hem den rug toe. o Dit was juist verkeerd van Gerard, want Henk die is sn met zijn tong èn met zijn leegen tijd geen raad wist, liet oumiddellijk het praatje rondgaan dat z; 3erard verloofd was met Trees en wel uit pure zucht d Jm zich te amuseeren. Van Stenden kwam het te h hooren en zooals het meer gaat in de wereld, een st
nietige omstandigheid had weer grooten invloed op twee menschenlevens; de goede Louis besloot nog over te gaan tot het aanzoek om Annie’s hand en die jonge dame liep groot gevaar zich ziek te kniezen en te wenschen dat zij maar nooit afstand had gedaan van Gerard, dien lieven, mooien, knappen jongen. Toen Gerard een maand den sentimenteele gespeeld had, kwam zijn voor het grootste gedeelte degelijke natuur in opstand legen dat ziekelijk treuren over een liefde, die eigenlijk meer jongenshartstooht geweest was, en vooral Nol’s verstandige gesprekken en hartelijke vriendschap deden veel voor hem. «Wat moet ik doen als ik haar op straat zie? Zal ik mijn hoofd omdraaien, dat is ze waard!” En niettegenstaande alles kreunde hij nog bij de gedachte, dat hij dit doen moest voor de mooie Annie, die hij zoo dikwijls met liefkoozingen overladen had, wier bestaan jaren lang zoo goed als het zijne was geweest, die zijn geheele gedaehtenleven in beslag had genomen «Doe maar precies of je haar niet ziet,” raadde Nol, »dan handel je als een gentleman,” »Ja!” zuchtte Gerard gelaten. Al verdiende ze het, hoe hard en wreed was het zich los te scheuren van oude banden. Daarom was hij ook zoo blij als hij Trees zag; zij was ook een gedeelte van zijn oud leven met zijn jongensverdriet eu jongensvroolijkheid. En hij bedacht later dat hij van Trees, kind als ze was, altijd de meeste sympathie van alle stervelingen had ondervonden. Eens in de week ging hij naar Baarn, maar de stilte en saaiheid daar in huis, verveelden hem; de professor was ziekelijker en knorriger dan ooit, Juste en Dora waren stil en mama was de eenige nog die een zonnigen glimlach voor iemand over had. En maanden jingen voorbij in eentonigen sleur. «God, waar zijn toch alle fldéele lui in de wereld ;ebleven?” placht Gerard zichzelf te vragen, als hij lacht aan Alex en Jet. «Och woonde ik nog maar jij de Lande’s. Ik ga er dezer dagen toch eens leen. Eens kijken hoe ze het maken en of Trees log geen vrijer heeft. Ze is al zeventien nu, dus >ud genoeg. Of de dragonder nog leeft? Misschien s ze wel geengageerd.” Toen hij op zijn eenzame kamers was aangeland 1 ag hij Julius zitten, die hem kwam mededeelen ; lat hij binnenkort naar de West zou vertrekken; ij was nu dokter de Ronde en had acht jaar ge- i tudeerd.
Het negertje had er niets geen zin in. «Ik had altijd gehoopt Gé dat jij zoo vriéndelijk geweest zoudt zijn mijn plaatstvervanger bij die plantage-zwartjes te worden. Hoe kun je nu zoo zelfzuchtig zijn om je vriend daar te laten roosteren als een kastanje en zelf in ons lief waterland te blijven? Ik ben wel «geen zoon der koele Westerstranden, maar enfin . . . .” Het was een gewoonte van Henk en Julius om, vooral tegen vaderlandslievende menschen, te spreken van: »het lieve waterland.” De meesten waren nog te dom om het verschil te hooren, volgens hen. Niet dat Gerard nu zoo extra vaderlandslievend was, maar hij zei toch nog: «Wees toch niet zoo beroerd flauw!” «Apropos, je moogt wel op Treesje passen, ik heb haar verscheidene keeren zien wandelen met Charltje, Kan dat geen kwaad? ’t Schijnt toch maar altijd, dat ze jou je meisje ontstelen. Het is een soort fatum. Wat is ze mooi! Een beauté, hoor!” Julius knipte met de vingers. «En nou moet ik naar de West, Er zijn daar wel mooie kopjes, zooniet, maar ik prefereer toch Europeaantjes.” «Wil je een sigaar en een glas Malaga? Als ik me herinner is dat een van je geliefkoosde dranken,” zei Gerard kalm, de plagerij volkomen ignoreerende. Als hij dat nu maar altijd gedaan had, zouden de Unarten nooit vat op hem hebben gehad; nu was het te laat. Julius nam beide versnaperingen aan, was zoo kiesch geen verdere toespelingen te maken op delicate onderwerpen en noodigde Gerard uit een paar dagen voor zijn vertrek, bij hem te komen dineeren. «En dan huren we na het eten een schuit of we nemen die van Henk, als hij ’em geven wil en dan roeien we voor het laatst den Amstel op; dat pretje moet ik nog hebben voor ik wegga, hè?” «Mij best, maar ik ben een inktkoker als ik begrijp dat Henk er een schuit op nahoudt, hij kan evenmin roeien als ik japonnen kan naaien. Hij is natuurlijk altijd te lui geweest om het goed te leeren en als hij alles dubbel ziet door den wijn, is hij er zeker niet toe in staat. In sturen heeft hij het evenmin ver gebracht; hij beweert van wél; alleen een kruk zegt altijd dat hij niets meer noodig heeft te leeren.” sik laat je aan je pkilosopkiscke overpeinzingen over,” zei Julius, hem de hand reikend. «Vraag je Nol niet? Hij is je alter Ego?” «Heb jij hem dan niet gevraagd? de uitnoodiging moet toch van jou komen.” (Wordt vervolgd.)