Gescher & Kemper, Viemarktstraat, Telefoonnummei 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gordijn- ra InU-StiBi. BEHANGSELPAPIER Uleubels en Keilden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
EERSTE BLAD.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1903/04/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322056:mpeg21:p00001
BEKENDMAKING. KLEINHANDEL IN STERKEN DRANK. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der geente Breda; , Gelet op art. 5 der wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad n“. 97); * Brengen ter openbare kennis, dat bij ben i: ingekomen een adres van E. E. P. Bol, weduwe vsn P. A. Bogaerts alhier, vergunning verzoekend! tot uitoefening van den kleinhandel in sterken dranl jn den winkel van het perceel aan de Eindstraat n". 2 Breda, 16 April 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: A. P. SCHELTUS, loco-burgemeester 0i AR. VERMEULEN, secretaris. *v B E K E N D H A KIN G. Aangifte voor liet bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda achten het noodig de ingezetenen te herinneren aan hunne verplichtingen, tot het doen van aangiften voor het bevolkings-register, voorgesehreven bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsblad n°. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft met hechtenis van' ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste f 100, zijn hoofdzakelijk de volgende: Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. Bij bet verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestuur. Bij verhuizing binnen de gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur. Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeentebestuur kennis van ieder lid , dat in zijn gezin wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diensten werkboden daaronder begrepen. Breda, 1 April 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd, A. P. SC11ELTUS, loco-burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. KOEPOKINENTING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda breDgen ter openbare kennis, dat de gemeente-geneesheeren op Zondagen 19 en 26 April en 3 Mei a. s. des namiddags van 1 tot 2 unr, in een der lokalen van het gemeente-ziekenhuis zullen aanwezig zijn tot het kosteloos verrichten der koepok-inenting en
her-inenting, met uitnoodiging aan de ingezetenen om van de aangeboden gelegenheid gebruik te maken Breda, 14 April 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: A. P. SCHELTUS, loco burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
Permanente Tentoonstelling; I niodi:km: AMEUBLEMENTEN.! Gelegenhcidspr ijzen!!! I Bovenzalen bij den WelEd. Heer I BALMAKERS. F. JANSENS. §
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1903/04/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322056:mpeg21:p00001
De staking, zoowel de spoorweg- als . de algemeene, is eene enorme mislukking geweest, eene teleurstelling voor leiders 1 en deelnemers. Wat er nog van rest s zijn de droeve gevolgen voor de nu a werkeloozen en nog eenige voorzichtig£ heidsmaatregelen. Deze spoorweg-stakin. gen waren bijzonder, niet alleen door de tak van bedrijf, waarin het werk werd neergelegd, maar ook door de motieven, die de stakers tot arbeidsweigering leidden. Geen der beide keeren is gestaakt voor speciaal eigen grieven. Den 31sten Januari was het uit solidariteit met de veemarbeiders, den 6den April was ’t een x meer revolutionaire daad, te pogen n.1. 1 om de regeering te dwingen niet te j doen, wat zij als haar beslist voornemen i had kenbaar gemaakt, te weten de aanneming en afkondiging der stakingswetten. Bij de tallooze stakingen , die ’t geheele jaar, nu hier dan daar in ons land uitbreken, zullen de eischen der werklieden‘varieer en: hooger loon, minder arbeid, geen stukwerk of wel stukwerk, Zondagsrust, enz., maar dat zij staken alleen tot het bereiken van iets onstoffelijks, een ideaal eigenlijk, dat zal niet zoovele malen voorkomen. De eerste maal was het uit niets minder dan plichtsgevoel dat zij staakten. Zij, de spoorwegmannen, die deelnamen aan de strike, hadden de gevestigde overtuiging dat ’t hun onafwijsbare plicht was, hun kameraden en klassegenooten te steunen en zeker niet hen in den aangebonden strijd te bemoeilijken. Toen behaalden na een dag de spoorwegmannen een besliste overwinning — en die steeg hen naar ’t hoofd. Regeering en directie, geheel onvoorbereid als zij waren, konden niet krachtig ingrijpen en waren tot toegeven gedwongen. Maar nauwelijks waren de onderhandelingen tot een goed einde gebracht en was de dienst hervat of deze lichamen waren natuurlijk er op bedacht maatregelen te nemen dat, indien ooit weer een dergelijke kamp moest gestreden worden, zij
n beter ’t hoofd konden bieden. Daarbij 1 volgde dadelijk een groote verdeeldheid onder het personeel, zoodat elk kalm denkend mensch moest begrijpen en weten dat een tweede staking slechts - tot een groot echèc zou leiden. Toch I werd, in den overwinningsroes, de strijd gewaagd en natuurlijk verloren. Van den eersten dag af verloren de stakers terrein en geen proclamaties, manifesten en bangmakerij van anderen kon hen helpen. Zijn de stakers nu zóó schuldig en hebben zij verdiend een zoo zware straf als hun is opgelegd: ontslag, wat voor de meesten hunner gelijk staat met armoede en gebrek? Mijn antwoord is beslist: neen! Zeker, zij die persoonlijk last en schade ■ van de staking ondervonden hebben, zullen van een andere meening zijn. Naar de mate van de schade of de last en de mate van hun weerstandsvermogen zullen zij meer of min verbitterd zijn tegen hen, die de directe oorzaak waren ; daarvan. Maar ’t zijn niet dezulken, die gij tot gezworenen kiezen moet. Onpar- tijdigheid en belangloosheid zijn eerste - eischen om in deze objectief te kunnen ! oordeelen. Niet met den wrok in ’t hart, . niet met ’t voortdurend denkbeeld: . zooveel guldens schade heb ik er door ; geleden, moet deze geschiedenis overdacht | worden — maar geheel losgemaakt van alle partij-, klasse- en eigen belangen. De staking van 31 Januari houdt een zeer innig verband met die van Ö April. Was de eerste mislukt of niet zoo beslist gewonnen als gebeurde, de tweede zou nimmer zijn afgekondigd. ’t Waren niet de slechtste elementen van ’t personeel die ’t werk toen neerlegden, ’t waren geen oproerigen, geen revolutionairen. Zij waren meer zelfstandig, hadden een beslister meening en een — misschien eenzijdig ontwikkeld — gevoelen van plichtsbetrachting. Dit laatste moge na hunne daden paradoxaal klinken, ’t is niet te min waar. Wat zij als plicht beschouwden, vervulden ze; die plicht schreef hen voor de veemarbeiders te helpen of althans niet het tegengestelde te doen, en dat deden zij. Een zoodanige daad kan men verschillend beoordeelen. Men kan er over redetwisten of ’t niet hun plicht geweest was de belangen van de maatschappij in wier dienst zij waren te verdedigen; of’t niet hun plicht geweest was zich onzijdig te houden; of ’t niet hun plicht geweest was geen ellende te brengen over vrouw eu kinderen — en veel meer beschouwingen kan men houden, veel meer tegenwerpingen aanvoeren. Doch dat alles leidt niet tot het doel. De enkele vraag, waarvan de beantwoording ons nader kan brengen is deze: Waren de spoorwegbeambten, die den 31sten Januari staakten, meer schuldig dan eenig particulier arbeider, die ’t werk neerlegt om dezelfde redenen? Mij dunkt het antwoord hierop kan slechts zijn ontkennend. Wat ieder mensch, militairen uitgezonderd, vrij
, | J I staat, stond ook hen vrij. Dat derden d door hun handelingen zonden lijden was 6 onvermijdelijk — bij welke staking is dit i niet het geval. Dat dit aantal nu groot was, s grooter dan bij een staking op ander 3 gebied, dit kon voor hen toch geen J argument zijn om, alleen daarom, niet i te staken, wat voor hen ’t zelfde betees kende als de veemarbeiders bemoeii lijken. i De staking brak uit en voor een deel stond geheel het machtig raderwerk stil. i Hun daad van negatief geweld bracht f hun een kleine overwinning, die in hun r oogen reusachtige afmetingen nam. Zij t werden er overmoedig door en meenden met dit middel — de staking — onverwinnelijk te zijn. 3 Nog een andere uitwerking had die , spoedig bereikte zegepraal. De massa van . de stakingsgezinden kreeg er een onbet grensd vertrouwen door in de leiders en i waren bereid hunne bevelen zonder ï aarzelen op te volgen, denkende dat zij r steeds tot victorie geleid zouden worden, 3 dat de directiën steeds gedwongen zouden - worden onder het Caudijnsche juk door 3 te gaan. ï Hoe geheel anders was de uitslag na , hun tweeden slag. Het stakingsleger : verslagen en verstrooid — en gebannen. 7 Op dit laatste komt ’t aan. Dat is de te ; zware straf voor hun daad door de i regeering herhaalde malen gebrandmerkt als »misdadig”. Dit woord lijkt mij l overdreven, te hard en onjuist. Mis. dadig was het niet werk te weigeren, ; zonder verdere feitelijkheden. Toen veri schillende malen bij tramweg-maatschap; pijen gestaakt werd, heeft niemand er [ aan gedacht dit misdadig te noemen. Toch bestaat er slechts een gradueel) verschil tusschen een spoorweg- en eert tramwegstaking. Men begrijpe mij goed. Ik prijs niet de stakers, ik schaar mij niet onder hun vaan — maar ik ontken, dat hetgeen zij i deden een misdaad was. De verschrikkelijke straf hun opgelegd lijkt mij bovenmatig zwaar. Daar zijn mannen, waarvan sommigen meer dan ‘20 jaren in dienst waren geweest van de spoorwegmaatschappij, nooit hadden zij zich recalcitrant getoond, nooit er aan gedacht zich te stellen in vijandige houding tegenover de directie. En nu in een staat van opwinding, van tijdelijke ontoerekenbaarheid, vol vertrouwen op hun leiders, met zekerheid van slagen, weigerden zij te doen wat hun taak was. Daarvoor hen te straffen ware van het standpunt der directiën niet onbillijk geweest, maar dan een straf evenredig aan de daad en in aanmerking nemende de omstandigheden, waaronder deze was uitgevoerd. Te wreed is nu het vonnis. Ontslagen, werkeloos en dus broodeloos, zij en hunne gezinnen, met uiterst geringe hoop op spoedige verandering. Wantin dezen tijd van overvloedige aanbieding van werkkrachten zal ’t voor hen, de ontslagen stakers, nog veel moeilijker vallen dan ’t reeds voor anderen is, om een broodwinning te vinden. Ellende,
diepe, zwarte ellende, wacht hen, ellende die overgaan zal in wanhoop en die drijven zal tot misdaad. Hoeveel beter was ’t hier geweest clementie te toonen, te vergeven wat gebeurd was en hen weder terug te plaatsen in hun vorige betrekkingen. Voor een herhaling behoeft na de harde les niet meer gevreesd te worden en hoe gunstig zou zoodanige edelmoedigheid gewerkt hebben op geheel het personeel en op de stakers in ’t bijzonder. De beide maatschappijen hadden er zich een groot aantal trouwe en goedwillende dienaren door verzekerd. Mochten zij nog in dien geest kunnen ' besluiten.
"Te zwaar gestraft.". "Bredasche courant". Breda, 1903/04/19 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322056:mpeg21:p00001