EERSTE BLAD. Gescher & Kemper, VMotstraat, Telefoonuummei 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gordijn- et MmM-Stoffii, BEHANGSELPAPIER Meubels e» lïedden. Ingericht voor het geheel in orde makei van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgavi gedaan.
De boeiende en prettig geschreven Roman: KLEINE TREES door Cornelie Noord wal, IS VERKRIJGBAAR ad fl ingenaaid en 1 1.40 gebonden llltötSt’s Bockhandel Groote Markt 88. BEKENDMAKING. INRICHTING, WELKE GEVAAR, SCHADE OF HINDER KAN VEROORZAKEN, BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda; Gezien het adres van: C. Brnijnis, wonende alhier, vergunning verzoekende tot het oprichten van een werkplaats voor het vervaardigen en herstellen van electrische toestellen en acetjleengastoestellen in liet perceel, gelegen in deze gemeente aan de Ginnekenstraat n°. 137, kadastraal bekend onder sectie B, n°. 2291 ; Gelet op de bepalingen der hinderwet; Brengen de door den adressant gedane aanvrage ter algemeene kennis, met bericht, dat het daartoe strekkend verzoekschrift met de bijlagen, genoemd in art. 5 der voorschreven wet, op de gemeentesecretarie zijn ter visie gelegd en dat op den veertienden dag na de dagteekening dezer, zijnde Dinsdag 2 Juni a.s , door burgemeester en wethouders, des middags te 12 uur, ten gemeentehuize eene zitting zal worden gehouden, ten einde gelegenheid te geven, om bezwaren tegen het oprichten van de voorschreven werkplaats mondeling of schriftelijk in te brengen. Zullende deze worden aangeplakt op het perceel voor de inrichting bestemd. Breda, 19 Mei 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: A. P. SCHELTUS, loco-burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. KOEPOKINENTING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda; Gelet op art. 18 der wet tot voorziening tegen besmettelijke ziekten; Brengen ter openbare kennis, dat.de gemeente-genees heeren, tot nadere aankondiging eiken Zondag, des namiddags van 1 tot 2 uur, in een der lokalen van het gemeente-ziekenhuis zullen aanwezig zijn tot liet kosteloos verrichten der koepokinenting en her-inenting, met uitnoodiging aan de ingezetenen om van de aangeboden gelegenheid gebruik te maken Breda, 22 Mei 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: n' ?,9-,„®kTUS, loco-burgemeester. A, R, VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1903/05/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322075:mpeg21:p00001
BEKENDMAKING* HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda, Gelet op art. 8 der hinderwet; Brengen ter algemeene kennis, dat bij hun besluit van heden aan; Th. de Brnijn en zijne rechtverkrijgenden voorwaardelijk vergunning is verleend tot het oprichten eener broodbakkerij in het perceel, gelegen aan de Bosehstraat n°, 50, kadastraal bekend sectie Bn°. 4221, en aan G. Haagh en zijne rechtverkrijgenden voorwaardelijk verlenging is verleend, voor een proeftijd van twee jaar, der vergunnihg tot het oprichten eener asphaltfabriek in het perceel, gelegen in deze gemeente aan den Nijverheidsingel n°. 26 , kadastraal bekend sectie A n°. 4860. Breda, 18 Mei 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: A. P. SCHELTUS, loco-burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. NATIONALE MILITIE. INSPECTIE VOOR DE VERLOFGANGERS. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Breda; Gelet op het besluit van den heer Comnissaris der Koningin in deze provincie van 14 April 1903, A, n°. 7 (Prov. bijblad n°. 48), houdende bepringen der dagen voor de inspectie van de verlofgangers der Nationale Militie; Brengen bij deze te kennis van de belanghebbenden, dat de bedoelde inspectie over de zich binnen dezp gemeente bevindende verlofgangers der lichtingen van 1895 enz., voor zoo verre zij vóór den lsten Januari dezes jaars in het genot van onbepaald verlof zijn gesteld, zal plaats hebben op Woensdag den 3den Juni aanstaande, des voormiddags te 10 uren, ten gemeente-huize, Stadserf, en zij bij die gelegenheid moeten zijn gekleed in uniform en voorzien van de verdere kleeding- en uitrustingstukken, welke hun bij hun vertrek met verlof, zijn medegegeven, alsmede van hun zakboekje en verlofpas. Dat van de inspectie zijn vrijgesteld: a. de verlofgangers der regimenten infanterie (daaronder begrepen grenadiers en jagers) van de lichtingen 1897 en 1898; b. de verlofgangers der regimenten veld-artillerie en trein-afdeelingen, lichting 1 898 ; c. verlofgangers der regimenten huzaren, lichting 1900; welke allen dit jaar op verschillende tijdstippen onder de wapenen moeten komen om aan de herhalingsoefeningen deel te nemen; en d. de verlofgangers der regimenten infanterie (daaronder begrepen de grenadiers en jagers) en van het korps genietroepen, lichting 1900 en 1901, die dit jaar onder de wapenen zijn geweest. Wordende de belanghebbenden alsmede bekend gemaakt met de volgende bepalingen der Militiewet van 24 Juni 1901 (Stbld. 159): a. De verlofganger van de Militie te land is aan de militaire rechtsplegingen tucht onderworpen, onder anderen gedurende den tijd dien het onderzoek voor den militie-eommissaris duurt, en, :n het algemeen, wanneer hij in uniform gekleed is. (Art. 117). b. Behoudens het bepaalde in art. 117 kan een arrest van twee tot zes dagen, te ondergaan in de naastbijgelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest, door den militie-eommissaris worden opgelegd aan den verlofganger: lu. Die zonder geldige reden niet bij het onderzoek verschijnt; 2°. Die daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden, niet voorzien is van de bij art. 127 vermelde voorwerpen. 3°. Wiens kleeding- en uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoende staat worden bevonden. 4°. Die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander behoorende, als de zijne veit.oont. (Art. 128). c. Is de verlofganger, wien krachtens het voorgaande artikel arrest is opgelegd, bij het onderzoek tegenwoordig dan kan hij dadelijk onder verzekerd geleide in arrest worden gebracht. Is hij niet tegenwoordig en onderwerpt hij zich niet aan de hem opgelegde straf, dan wordt hij op schriftelijke aanvrage van den militie-eommissaris, te rechten aan den burgemeester der woonplaats van den verlofganger aangehouden en onder verzekerd geleide naar de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest overgabracht. (Art. 129). d. Onverminderd de straf in het voorgaande artikel vermeld, is de verlofganger verplicht, op den daartoe '
door den militie-eommissaris bepalen tijd en plaats, en op de in art. 127 voorgesehreven wijze voor hem te verschijnen om te worden onderzocht. (Art. 130). e. De verlofganger die zich bij herhaling schuldig maakt aan het feit sub 4 van art. 128 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 130 voor den militieeommissaris verschijnt, of aldaar verschenen zijnde, in het geval verkeert sub 2 en 3 van art. 128 vermeld, wordt in werkelijken dienst geroepen en daarin gedurende ten hoogste drie maanden gehouden (Art. 131.) En opdat niemand hiervan eenige onwetendheid zoude kunnen voorwenden, zal deze op de gebruikelijke wijze tegen het raadhuis worden aangeplakt. Breda, 15 Mei 1903. De loco-burgemeester, A. P. SCHELTUS. De secretaris , A. R. VERMEULEN.
Permanente Tentoonstellini VAN modijim; AMEUBLEMENTEN. Gelegenheidspr ijzen!!! Bovenzalen bij den WelEd. Heer BALMAKERS. F. JANSENS.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1903/05/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322075:mpeg21:p00001
(Slot.) Na het historisch overzicht komt de schrijver tot »het nut der vaccinatie.” Reeds dadelijk na de invoering van de inenting, in het begin der vorige eeuw, nam men een ontzettende afname der pokzieken en sterfgevallen door de pokziekte waar. De oorlogen met al hunne ellende en slechte hygiënische toestanden, waren dunkt mij, al zeer geschikt om juist voedsel voor een allerhevigste pokkenepidemie te leveren, getuige de FranschDuitsche oorlog 70—72, de oorlog tusschen Turkije en Rusland, enz. In plaats nu toename en uitbreiding der pokken, een afname, ten gevolge der inentingen. Vergelijkt men nu landen met verplichte vaccinatie met landen zonder verplichte vaccinatie, dan ziet men de volgende cijfers: Aantal sterfgevallen van 1889—1893 in landen zonder vaccinatiedwang, berekend op 1 millioen inwoners : Rusland 836,4, Spanje 638, Oostenrijk 213,3, Italië 204,9, België 252,6. Aantal sterfgevallen in dezelfde jaren in landen met vaccinedvvang. (Ons land heeft zijdelingschen dwang): Nederland 11,5, Duitschland 2,8, Zweden 1,5, Schotland 0,5, Engeland 13,6. In 1882 werd in Frankrijk, in 1886in Oostenrijk de verplichte vaccine ingevoerd en sinds die jaren valt een voortdurende vermindering waar te nemen van het aantal lijders aan pokken. In 1883 was dit in Oostenrijk 16,3, in Frankrijk 3,3, terwijl deze cijfers in 1892 gedaald waren respectievelijk tot 0 en 0,2. Duitschland toonde sinds jaren een 0. Voor 1800 stierven in Frankrijk in ijden van epidemieën meer dan 50,000
menschen per jaar aan de pokken, na invoering van de vaccinatie zonder dwang, daalde het cijfer en in de epidemie van 1820 stierven slechts 4823 menschen aan de pokken. De epidemieën te Parijs in 1845, te Bordeaux in 1851, op Corsia in 1857 enz. werden door vaccinatie en revaccinatie tot staan gebracht. In 1866 kwam een pokkenepidemie, door vaccinatie en revaccinatie tot staan, waarbij op 1869 gevallen 200 slachtoffers vielen. De epidemie te ’s Gravezande 1894 leert ons, dat van de 3000 gevaccineerden slechts één in lichten graad werd aangetast, van de overige 1000 inwoners, niet gevaccineerd werden ‘/j aangetast. De epidemie in Glasgow 1900—1902 leert ons hetzelfde, van degerevaccineerden werd geen enkele aangetast. Mochten onverhoopt, ingeënte personen toch worden aangetast, dan krijgen zij een lichteren graad van pokken, hebben weinig kans om dood te gaan of blind te worden. In het Gereformeerde weeshuis te Rotterdam wordt sedert 1855 a 1856 geregeld gevaccineerd, na 1851 kwam er, zelfs in de hevige epidemie van 1870, geen enkel pokkengeval voor. Van 3 a 400 mariniers, werden allen op één na gerevaccineerd, deze ééne kreeg de pokken, van de overigen kreeg er één lichte aandoening op een tijd dat de vaccinatie nog niet helpen kon. Op Porterico heerschten de pokken, jaar in jaar uit, toen de Amerikanen het in bezit kregen, begonnen deze systematisch in te enten en van 621 sterfgevallen per jaar, daalde dit cijfer tengevolge van de vaccinatie op 2 dus 310 maal minder dooden. Het nut der vaccinatie en revaccinatie staat dus vast als een rots in zee. Hierna bespreekt de schrijver, de gevaren, aan de vaccinatie verbonden. Voor het gebruik van animale lymph d.w.z., koepokstof door het kalf geleverd, bestonden er gevaren , nl. de mogelijkheid om syphilis, tuberculose, wondroos, etterbesmetting enz. van het eene kind op het andere kind over te brengen. Na het gebruik van de animale lymph zijn die gevaren opgeheven. Er wordt een gezond kalf genomen, dit wordt ingeënt, de lymph uit de pokpuist verzameld, bereid, verpakt, beproefd en eerst dan wanneer, nadat het kalf geslacht is, geheel onderzocht en bevonden te zijn gezond, verzonden, om dienst te doen voor inentingen bij den mensch. Dat gevallen van ernstig ziek worden of van doodgaan zeldzaamheden zijn, wordt bewezen, doordat in Duitschland op meer dan 32,000,000 inentingen slechts 113 sterfgevallen voorkwamen, waaronder nog 46 waren, waar de doodsoorzaak niet zeker aan de vaccinatie was toe te schrijven. Nemen wij al die gevallen voor rekening van de vaccinatie, dan is dit één sterfgeval op ruim 283,060 inentingen , voorwaar een zeer gering cijfer.
In 1900 werd er te Maastricht tengevolge van een pokkengeval bij een bewoner van een kermiswagen herinentin^ op groote schaal verricht; meer dar 19,000 herinentingen zonder schadelijke gevolgen. Van de 23 pokkengevallen zijn voorgekomen: 17 bij ongevaccineerden; 6 bij volwassenen, welke in hun jeugd waren gevaccineerd, zij kregen de pokken in lichten graad. In een huisgezin vader, moeder en 7 kinderen, hiervan kregen de ouders, welke in hun jeugd waren ingeënt, en twee nog niet ingeente kinderen de pokken, de overigen 5 gevaccineerde kinderen kregen de pokken niet. In Rotterdam werden in 1901 herinentingen gedaan met ’t oog op de mogelijke overbrenging van pokken van uit Engeland.- 20,186 vaccinatiën en revaccinatiën, zonder blijvende, ja zonder ernstige stoornissen. Hoe kan men trachten de gevaren te voorkomen: 1. Door te streven naar de meest mogelijke zuiverheid bij de bereiding der in te enten stof. 2. Door zuiverheid van het te bezigen instrument, voor en na het gebruik. 3. Door zuiverheid van de huid. 4. Door zuiveren na behandeling, (verband). 5. Door te trachten te voorkomen dat de ouders niet door onreinheden enz. de ingeënte kinderen besmetten, en zoodoende schadelijke gevolgen te verwekken. Wij moeten trachten de wet in dien geest op te bouwen. Wat de duur der onvatbaarheid betreft hierover lezen wij: Het is een erkend feit, dat ééne inenting niet voor het geheele leven onvatbaar voor een pokkeninfectie maakt, evenmin als het eenmaal doorstaan hebben van pokken,de mensch steeds vrijwaart om ook een tweede keer door de pokken te worden aangetast. Waar dus de doorgestane pokziekte niet immer voor een tweede pokziekte beschut, mogen wij dit veel minder van de inenting eischen. Hoelang nu de onvatbaarheid na de inenting duurt, is tot nu toe niet zeker vastgesteld, dit hangt geheel van den persoon af, de eene zal spoedig, de andere zal na zeer langen tijd weder resultaat bij een herinenting geven. Uit officieele cijfers betreffende de miliciens hier te lande, blijkt dat + 40 o/° en ± 48,57 0j° na 14 jarcn nog onvatbaar waren, d.w.z. de herinentingen gaven geen resultaat. Uit eigen ondervinding ken ik personen welke na 12, 20, 30, ja 50 jaren nog onvatbaar waren, ook ken ik personen welke na 20 jaren weder de schoonste vaccinepuisten vertoonden. Waar dus van den duur der onvatbaarheid op het oogenblik nog niets met voldoende zekerheid gezegd kan worden, maar zeker is, dat bij een deel der ingeënten die onvatbaarheid is verdwenen, moeten wij door herinenting die onvatbaarheid weder doen optreden bij hen die weder vatbaar zijn Wij dienen ons daarbij als voorbeeld te stellen: Duitschland, waar in het eerste levensjaar, voor het twaalfde, en als soldaat wordt gevaccineerd en gerevaccineerd. Frankrijk: inenting in het eerste levensjaar, herinenten gedurende het elfde en 21ste levensjaar. Griekenland: vaccineeren gedurende het eerste levensjaar, heeft de vaccinatie geen gevolg, dan herinenten iti het volgende jaar. De miliciens worden gerevaccineerd. Komt er een geval van pokken voor, dan kan de patiënt, indien hij het betalen kan, zich in zijn woning laten verplegen, er komt een politiewacht voor zijn woning, de overige bewoners worden gerevaccineerd. Kan de patiënt de verpleegkosten niet betalen, dan wordt de
patiënt naar een bepaald ziekenhuis gebracht, dus isolatie-dwang en herinenting Bij genezing of dood, strenge maatregelen voor ontsmetting enz. Rumenië: vaccineeren gedurende het eerste jaar, revaccineeren op het zevende jaar. Servië: vaccineeren het eerste jaar, revaccineeren voor het verlaten der lagere school. Vaccinatie van de miliciens, Tevens isolatie. Zweden: vaccineeren voor het tweede jaar. Revaccinatie in het leger, Bij al deze landen verplichte herinentingen in geval van epidemieën. Engeland: vaccineeren in de eerste drie levensmaanden , in geval van pokken isolement, sedert Juni 1898 vrijstelling wegens gemoedsbezwaren en wat zien wij nu gebeuren. Tusschen 1881 en 1900 komen op de 100 ingeënte pokdooden (gestorven aan de pokken) 4,3 kinderen beneden de 5 jaar voor, terwijl in datzelfde tijdstip op de 100 niet ingeënte pokdooden 40,5 kinderen beneden de 5 jaar voorkomen, d.i. + 10 X meer, en dit bewijst dus zeker het nut van de vaccinatie. Vroeger slechts + 8 °/0 niet gevaccineerde kinderen. Thans 33 0/° niet gevaccineerden, en het blijkt, dat 61 pokkengevallen met 39 dooden voorkwamen bij kinderen beneden de 5 jaar d.i. ± 64°/„. Het aantal pokkengevallen neemt toe en er vallen meer dooden op leeftijden welke voor 1898 vrijwel gespaard bleven. Dat het aantal pokkengevallen voornamelijk voorkomt om de pokkenhospitalen (argument tegen isolatie). Dat tegenwoordig, geleerd door de epidemieën van 1901, 1902, 1903 sterk geijverd wordt voor wederinvoering van verplichte inenting en herinenting. Sommige inrichtingen nemen geen patiënten op, welke uit besmette streken komen. Waar dus blijkt: 1. Dat door opheffing van de vaccinatiedwang de pokken zich weder snel uitbreiden en vele slachtoffers eischen 2. Dat Staten met vaccinatiedwang, veel minder door de pokziekte worden geteisterd, dan naburige Staten zonder vaccinatiedwang. 3. Dat staten met verplichte vaccinatie en revaccinatie bijna niet door pokken geteisterd worden. 4. Dat in hetzelfde land (Pruissen), de gerevaccineerde soldaten minder door de pokziekte werden aangetast dan de niet gerevaccineerde burgers, n.1. voor de invoering van de verplichte revaccinatie. Overwegende: het groote nut van de vaccinatie en revaccinatie, is het volmaakt gerechtvaardigd, om degenen, die op de hoogte van dat nut kunnen zijn en toch opheffing van den zijdelingschen dwang wenschen, te bestempelen met broedermoorders. Ten slotte zegt dokter van den Bijllaardt: Het vrijstellen van den zijdelingschen dwang zal een goed middel blijken te zijn tegen overbevolking. De kleine luijden zullen er het meeste onder lijden, want de groote luijden zullen wel zorg dragen, zich te doen vaccineeren en er op tijd te doen revaccineeren. Ik gaf in grove trekken dit overzicht, zonder op volledigheid aanspraak te maken, en mocht het mij gelukt zijn, iets te hebben bijgedragen tot behoeding van de volksgezondheid, dan ben ik voldaan. Bronnen waar ik uit putte; Böing, Kübler, Eulenburg, Eichhorst, Borne, Officeel verslag vaccinatiedebat Utrecht, Aanteekeningen.
"Vaccinatie.". "Bredasche courant". Breda, 1903/05/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 02-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322075:mpeg21:p00001