Gescher & Kemper, Vieinarttstraat, Telefoonnummei 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gordijn- en MenM-Mra, BEHANGSELPAPIER Uleubels en Keilden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
Bredasche courant
- 16-08-1903
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Bredasche courant
- Datum
- 16-08-1903
- Editie
- Dag
- Uitgever
- W. van Bergen
- Plaats van uitgave
- Breda
- PPN
- 421095903
- Verschijningsperiode
- 1814-1941
- Periode gedigitaliseerd
- 11 april 1814 - 1814, no. 13 (16 april) - jrg. 150, no. 110 (11 mei 1940) ; jrg. 150, no. 111 (22 mei 1940) - jrg. 151, no. 417 (15 okt. 1941)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Breda
- Nummer
- 96
- Jaargang
- 112
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Advertentie
DIENSTDOENDE SCHUTTERIJ TE BREDA.
EERSTE BLAD.
Woensdag den 19den Augustus 1903, oefening Aantreden op ’t stadserf des namiddags te 5 uur. Rapport ’smiddags van 12 tot 12>/2 ure, in de militiezaal ten stadhuize. Breda, 15 Augustus 1903. De Kapitein waarnemend-commandant, W. VLASBLOM.
Advertentie
BEKENDMAKING NATIONALE MILITIE. OPROEPING VERLOFGANGERS. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda. brengen ter kennis van de hieronder genoemde verlofgangers der Nationale Militie, dat zij op de daarbij vermelde dagen, des middags vóór vier uren, bij hun korps moeten aanwezig zijn, voorzien van al de voorwerpen van kleeding en uitrusting, door hen bij hun vertrek met groot verlof medegenomen, als: Lichting 1901. Korps genietroepen te Utrecht den 17den Augustus 1903. L. J. D. D. Schnepper en A. J. P. Bel. Lichting 1898. Bij het 3de reg. veld-artillerie te Breda den lsten September 1903. G. de Hamer, van Poortvliet. Den 9den September 1903. A. C. van Hooijdonk, van Breda. Bij het 2de regt. infanterie te ’s Hertogenbosch den lsten September 1903. J. Lammers, van Boxtel. Bij het 8ste reg. infanterie te Deventer. J. II. Neus, van Deventer. Op den 3den September 1903 bij het 3de reg. inf. te Bergen-op-Zoom. L. van Nispen en P. H. van den Brink. Bij het 6de reg. infanterie te Breda. J. J. Fohr, J. S. Kerremans, P. Meeuwesen, G. A. P. Op de Beek, Th. J. G. Clerx, H. L. Hendrix, E. J. Timp, J. B. van Eijck, J. W. Leijh, H. H. Posthumus, H. J. de Werd, W. J. Seegelaar, F. Drost, M. A. Kloet, J. O. Verstrepen, E. Husson. J. A. Janssen, M, van Loon, A. de Graaff, P. J, Touw, P. Jongbloed, F. C. Claassen, J. G. Schotanus. C. H. J. Veldkamp, A. van Heusen, C. J.Noijens, van Chaam, A. van den Elzen, van Oss, J. M. C. van der Aa, van Veghel, J. Evers, van Rotterdam, P. van Lith, van Princenhage, M. de Man, van Moergestel, J. v. Kregten, van Waalwijk. Tot het afteekenen der verlofpassen, liet ontvangen van daggeld en bewijs van vrij vervoer, zullen zij zich . twee dagen te voren ter secretarie (afdeeling Militie en Schutterij) moeten aanmelden. Breda, 1 Aug. 1903. Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. Aan den voorgevel van het Raadhuis aangeplakt den 3den Augustus 1903. Mij bekend, de Secretaris, A. R. VERMEULEN.
BEKENDMAKING. HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Breda; Gelet op art. 8 der hinderwet; Brengen ter algemeene kennis, dat bij hun besluit van heden aan: A. Pillot, wonende te Breda en zijne rechtverkrijgenden voorwaardelijk vergunning is verleend tot het opriehten eener bakkerij met heeteluchtoven in het perceel, gelegen aan de Wilhelminastraat 12, kadastraal bekend sectie A n°. 4122. Breda, 13 Augustus 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GUL JE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris
Landelijke opvoedings-tehuizen.
In de Hygiënische bladen is herhaaldelijk gesproken over het «Landerziehungsheim” van Dr. Herman Lietz bij Ilsenburg in den Harz en de «New School” van Cecil Reddie in Abbotsholme (Engeland) en zijn de voordeelen eener individualiseerende opvoeding op het land, ver van de drukte der stad en ontdaan van al de schoolsehe geleerdheid onzer dagen, vooral op het physiek, maar ook op den geest der leerlingen, uiteengezet. Prof. Meumann te Zürich besprak in de «Blatter für Volksgesundheidspflege” de beteekenis van deze tehuizen voor de volkswelvaart. Het streven van de tehuizen is, niet alleen onderwijs te geven, maar de gelieele lichamelijke en geestelijke opvoeding van het kind te leiden; niet het opstapelen van kennis, maar het ontwikkelen van den wil (dit stiefkind der moderne opvoeding), het vormen van zelfstandige persoonlijkheden, die zelf hun lot bepalen , vol initiatief en ondernemingsgeest — dit alles in verband met zelfkennis, die den mensch bewaart voor overschatting van zichzelven zoowel als voor onnoodig gemis aan zelfvertrouwen. Dat sluit volstrekt niet in eene verwaarlozing der wetenschap. De leerling die zulk een tehuis verlaat, kent even goed de Latijnsche e. a, grammaires en lectuur, de exacte wetenschappen, als liet boekhouden en timmeren en is daarbij oen scherp waarnemer der natuur geworden en een sportman op den koop -oe — in de goede beteekenis van het woord. Daarbij wordt gelet op de verschillende legaafdheden. Door de veelzijdigheid fan het gegeven onderwijs wordt geen Ier leerlingen geplaagd met werk (buiten iet gewone onderwijs) waarvoor hij geen iefhebberij heeft. Wie technisch handig is, wordt als :leine ingenieur bezig gehouden, wie neer paedagogisch talent heeft wordt ipzicbter, enz. De oudere leerlingen rijgen het toezicht over de anderen en laarmede het gevoel van moreele verantwoordelijkheid. Zij houden boek, veroopen schoolmateriaal, werken plannen it voor nieuwe gebouwen, tuinaanleg, waterleiding. De zelfstandigheid gaat
daarbij niet verloren; in een soort schoolparlement dat op bepaalde tijden vergadert om de belangen der school te bespreken, wordt aan een ieder vrijheid gegeven voor debat. Dat een en ander meer uitwerkt dan de eenzijdige intellectueele ontwikkeling op onze scholen, die door de laatste onderzoekingen over het voorstellingsvermogen der leerlingen, de statistiek der spraakgebreken en der bijziendheid, het toenemen van karakterloosheid en besluiteloosheid, de verschrikkelijke geestelijke onzelfstandigheid, het gebrek aan eigen oordeel en initiatief onder de leerlingen der gymnasia en H. E. S. zoowel als van de hoogere scholen, is gecondamneerd, spreekt van zelf. Men erkent ook in ons land — zie de geschriften van Proff. Winkler en Straub — deze fouten der hedendaagsche opvoeding. Prof. Straub heeft onlangs, naar aanleiding van onderzoekingen, ingesteld bij 6909 leerlingen van het lager-, middelbaar- en gymnasiaal-onderwijs te Amsterdam, omtrent de »Overlading bij het Onderwijs” (1), geklaagd over de geestelijke myopie van velen. Terwijl Prof. Straub de bijziendheid zag toenemen, naarmate het onderwijs intensiever wordt, heeft Bijlsma meer den klemtoon gelegd op de hereditaire oorzaken der myopie. Prof Straub raadt dan tal van vereenvoudigingen aan die men moet invoeren in de leerwijze, den leertijd en de leerstoffen, teneinde aan de overlading een einde te maken, »Als onze school er in mocht slagen, iederen leerling vrij te laten in het ontwikkelen van zijnen aanleg, dan zou de gouden eeuw voor Nederland aanbreken.” Welnu men bestudeere de resultaten van de landelijke opvoedings-tehuizen om te zien, of eene reorganisatie van ons onderwijs in dien zin wenschelijk en mogelijk is. De vraag is toch (wij wierpen dit reeds op): zijn die tehuizen alleen bereikbaar voor kinderen van bemiddelde ouders, of zal men ook de armeren in die voordeelen kunnen doen deelen? Is het mogelijk onze scholen zoo te reorganiseeren, dat ze zoo het centrum worden in het leven van het kind als de land-opvoedings-tehuizen willen zijn? Alie dergelijke ondernemingen zijn met ie grondvesters daarvan verdwenen — Pestalozzi’s inrichtingen zelfs nog voor üjnen dood. Zoo ook Basedow en Fröbel’s icholen Hetzelfde profeteert men van le tehuizen. Maar te ontkennen is het liet dat Pestalozzi’s hoofdgedachte van iet aanschouwelijk onderwijs de basis s van alle onderwijs tegenwoordig. Ook lestaan er van de navolgers van P. nog :nkele beroemde instituten (Wehrli, üalzmann) en de Fröbelscholen vindt nen overal. Daarenboven zijn de toonlangevende autoriteiten op onderwijsge- ] >ied overtuigd, dat het tegenwoordig < telsel niet deugt. Al gaan Kerk en Staat < tiisschien nog niet mede — wat nood, Is het privaat initiatief maar overtuigd <
is dat het hoofddoel van alle onderwijs moet zijn karaktervorming en opvoeding tot zelfstandigheid, en daarvoor de noodige middelen verschaft. Wij gelooven niet dat men de meeste kinderen uit de stad des morgens naar het land in liet tehuis kan zenden. De spoorstudentjes zullen de eerste uren meestal moe en slaperig zijn. Een lang schoolpad is niet bevorderlijk voor goed onderwijs. Dus zou men alle kinderen uit huis in het tehuis moeten zenden. Dat zou nu heel goed zijn voor de kinderen die bijv. toch als «spoor”leerlingen in andere plaatsen de H. B. S. volgen, of die dan maar bij den eerste den beste onder dak gebracht worden om de lessen te kunnen bijwonen (terwijl ze buiten de school soms geheel zonder controle zijn) of wel voor kinderen van ouders die zich weinig met de opvoeding kunnen bezig houden, maar daar is dan o. i. ook de grens. Dit nut zullen echter de tehuizen kunnen hebben, al kunnen ze dus slechts voorloopig alleen dienen voor enkele meer bevoorrechte categoriën van leerlingen, dat ze tot voorbeeld strekken voor andere scholen, zoodat deze in de toekomst niet meer als ware kazernen midden in de steden en dorpen, zonder behoorlijk groote speelplaatsen, maar buiten zullen gebouwd worden als kleine paviljoenen in groote tuinen, waarin de verafwonende leerlingen den geheelen dag kunnen blijven, onder direct toezicht. Ook in een ander opzicht leeren ons de tehuizen iets, en wel, dat men daar in korteren tijd dan op de gewone scholen evenveel leert, zonder dat het lichaam er onder lijdt, zonder overlading. De kortere lesuren geven een beter resultaat dan de tegenwoordig gebruikelijke lange schooltijden met weinig of geen pauze. Leeren met een vermoeid hoofd is zonder nut voor den geest en schadelijk voor het lichaam. In het vaste vertrouwen dat ze op den rechten weg zijn, zijn Lietz, Reddie e.a. dan ook met hun werk begonnen. Ook voor meisjes bestaan in Duitschland reeds dergelijke tehuizen. In Zwitserland (Glarisegg am Bodensee) is men gevolgd en de Fransche socioloog Demolins, die in zijne werken »A quoi tient la supériorité des Anglo-Saxons” (1897) en «L’education nouvelle” (1898) de superioriteit van het Angelsaksische ras afleidt van de opvoeding der «hoogere” burgers in den zin van Reddie c. s., is er een ijverig voorstander van. Een landgoed wordt ingericht als middelpunt, dat te midden der natuur, van bosch, weide en water gelegen, het eigendom is der school, en door de leerlingen onder leiding der onderwijzers wordt bestuurd als een deel van de school. Want «school” is hier bedoeld in uitgebreider zin; ook bij het spel en op het hooiland en in de timmermanswinkel is le leerling — zij ’t dan ook ongemerkt — onder invloed van den leermeester. Het dagplan sluit niet alleen dephysieke ontwikkeling in zich (hygiënisch leven)
maar ook muziekonderwijs, godsdienst, talen en geschiedenis, exacte wetenschappen, sport en handenarbeid, teekenen, tuin- en landarbeid, schermen en hardloopen, baden, uitspanning: in ’t geheel 5 uur geestelijke arbeid, 5 uur lichaamsoefening en gymnastiek, 10 uur slaap, 4 uur voor baden, uitspanning en rusten per dag. Al zal eene algemeene invoering van dit ontwikkelingsplan nog wel langen tijd duren, als we maar eerst met onze »hoogere burgers” en gymnasiasten in dien zin konden beginnen, wat zouden we veel rijker worden aan jongens van Jan de Witt, wat zou de «geestelijke myopie” waarover men thans terecht klaagt, spoedig afnemen! Dr. L. (1) Amsterdam. F. v. Rossen 1903. ƒ0,80.