EERSTE BLAD. Gescher & Kemper, V3emarïtstraat, Telefoonimmmei 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, GorSiji- ei Meitel-Stoïti, BEHANGSELPAPIER Meubels en Keilden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan.
BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda ; Overwegende, dat het noodzakelijk is dat maatregelen worden genomen ter bevordering van de ordelijke viering van het 75-jarig bestaan der Koninklijke Militaire Academie in de dagen van 21—24 October a. s.; Hebben besloten het volgende te bepalen: 1. Het is gedurende de voormelde feestdagen verboden met rij- of voertuigen, automobielen en rijwielen te rijden op de Groote Markt en in de Brugstraten vanaf des namiddags 5 uur tot des nachts 2 uur, tenzij voorzien van eene kaart, af te geven door den Commissaris van Politie. 2 Het Kasteelplein zal gedurende de voormelde feestdagen niet toegankelijk zijn voor rij- en voertuigen , tenzij voor het vervoer van personen naar en van de Academie. Den voerlieden wordt vergund hunne wagens te plaatsen voor het Postkantoor aan de zijde der Kraanstraat. ^ 3. Gedurende de optochten wordt/ëen-ieder verzocht stil te staan en die niet te volgen of mede te loopen. 4. Een-ieder zal gedurende de voormelde feestdagen, ter voorkoming van gedrang, op de trottoirs de rechterzijde van de straat moeten houden, zoodat men elkander aan dezelfde zijde niet te gemoet komt. 5. Er zal gedurende de algemeene illuminatie op Vrijdag, 23 Oetober, met rijtuigen niet anders dan stapvoets mogen gereden worden. 6. In de straten, waarlangs op Zaterdag, 24 October, de fakkeloptocht plaats heeft, mag wel achter, maar niet langs den optocht en evenmin in tegenovergestelde richting gereden worden. 7. Het is op straffe verboden vuurwerken te ontsteken. 8. De gewone markt wordt op Vrijdag, 23 October, niet gehouden op de Groote Markt. Desverlangd kan,'op aanwijzing van den Marktmeester, plaatsing verkregen worden aan de Oude Vest. 9. Het is verboden : a. aan de Ginnekensche tramwegmaatschappij •. 1°. gedurende de voormelde feestdagen hare lijn op de Groote Markt te berijden; 2°. op Woensdag, 21 October a s., voormiddags van 10 tot 12 uur, komende uit de gemeente, hare lijn verder te berijden dan tot aan de Willemsbrug; 3'. op Donderdag, 22 October a s., voormiddags van 9 tot 10 en van 11 tot 12 uur, hare lijn te berijden in deGinnekenstraat, Eindstraat en Ridderstraat. b. aan het bestuur van de tram Boulevard BredaMastbosch: op Donderdag, 22 Oetober a. s., voormiddags van 9 tot 10 en van 11 tot 12 uur, de lijn te berijden in de Ginnekenstraat en Eindstraat. e. aan de Zuid-Nederlandsche tramwegmaatschappij : 1°. gedurende de voormelde feestdagen hare lijn op de Groote Markt te berijden; 2°. op Woensdag, 21 October a. s., namiddags van 1 tot 4 uur, komende van de Haagpoort, hare lijn verder te berijden dan tot aan de Havermarkt.
Burgemeester en wethouders noodigen voorts de ingezetenen uit, het hunne te willen bijdragen en te willen medewerken, dat de rust en goede orde gedurende de voormelde feestdagen niet worden gestoord. Breda, den 15. October 1903. Burgemeester en Wethouders voornoemd: Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris, BEKENDMAKING. LICHTSTERKTE VAN HET GAS. Burgemeester en wethouders der gemeente Breda brengen ter openbare kennis, dat, blijkens het rapport van den heer dr. Reinders, in de maand September 1903 de lichtsterkte van het gas, berekend in Engelsche standaardkaarsen, bij een verbruik van 141,6 L. gas per uur, was: het hoogst 23 Sept. — 14,7 en het laagst 12 » — 12,4 terwijl de gemiddelde lichtsterkte was 13,4. Zwavel in mG. per M3. gemiddeld 569. Ammoniak » d » » » 0,8. Koolzuur in volume-procenten » 1,27. Breda, 15 Sept. 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Breda brengen bij deze ter openbare kennis, dat de verschillende kantoren ten gemeentehuize op 21, 22, 23 en 24 October a. s. dae middags na 12 uur voor het publiek zullen gesloten zijn, Breda, 16 October 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GUL JE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. WONINGWET. Burgemeester en Wethouders van Breda brengen ter kennis van de verhuurders van woningen, welke drie of minder ter bewoning bestemde vertrekken bevatten, onverschillig of de woning op zich zelve een gebouw vormt, dan wel van een gebouw deel nitmaakt, dat zij verplicht zijn vóór den Isten November 1903, ter gemeentesecretarie, aangifte te doen van: a. hun naam, hunne voornamen en woonplaats j b. de ligging, zoo mogelijk met aanduiding van straat en nummer, van het gebouw, waarin zich de woning bevindt; c. het aantal vertrekken der woning; d. het aantal der bewoners, met vermelding van naam en beroep. Be formulieren van aangifte zijn ter gemeentesecretarie kosteloos verkrijgbaar. Onder verhuurders worden verstaan de personen, die, hetzij voor zich zelven, hetzij in eenige hoedanigheid, eene woning schriftelijk of mondeling verhuren. Verhuurders, hierboven gemeld, zijn voorts verplicht nieuwe aangifte te doen binnen eene maand, nadat de woning door een nieuwen huurder is betrokken, tenzij deze inmiddels de bewoning heeft gestaakt. Hij, die niet of niet behoorlijk voldoet aan een der bovengenoemde verplichtingen, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste vijf-en-twintig gulden. Breda, 15 Oet. 1903. Burgemeester en wethouders van Breda: Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. INRICHTING, WELKE GEVAAR, SCHADE OF HINDER KAN VEROORZAKEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda; Gezien het adres van: het bestuur der Weerbaarheids vereeniging ïKoningin Wilhelmina” te Breda, vergunning verzoekende tot het opriehten van eene schietbaan in het perceel, gelegen in deze gemeente aan de Nassaustraat kadastraal bekend onder sectie B, n°. 5377 ; Gelet op de bepalingen der hinderwet; Brengen de door den adressant gedane aanvrage ter algemeene kennis, met bericht, dat het daartoe strekkend verzoekschrift met de bijlagen, genoemd in art. 5 der voorschreven wet, op de gemeentesecretarie zijn ter visie gelegd en dat op den veertienden dag na de dagteckening dezer, zijnde Donderdag 29 Oct. a. s., door burgemeester en wethouders, des middags te 12 uur, ten gemeentehuize ;ene zitting zal worden gehouden, ten einde gelegenheid te geven, om bezwaren tegen het oprichten van den voorschreven schietbaan mondeling of schriftelijk in te brengen.
Zullende deze worden aangeplakt op het perceel 1 voor de inrichting bestemd. Breda, 15 Oct. 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: ED. GULJÉ, burgemeester. 1 A. R. VERMEULEN, secretaris. ;
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1903/10/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322148:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1903/10/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322148:mpeg21:p00001
1828. 1903. ; < Drie vierde eener eeuw zal het straks ; geleden zijn dat het oude kasteel der Oranjes werd opengesteld voor Neerland’s 1 jeugd om er te worden opgeleid voor 1 de gekozen loopbaan, om er die kennis te ^ verzamelen, noodig voor den officier. 1 Wat al verschillende phases heeft de Academie in die 75 jaren gekend, wat al . veranderingen en hervormingen werden I ingevoerd. Wij willen in ’t kort de ge- 1 schiedenis van de Koninklijke Militaire ! Academie van af hare stichting tot op ! heden nagaan aan de hand van de feest- 1 rede die dr. J. J. de Hollander, hoog- : leerbar aan de K. M. A., heeft uitgesproken op den 23sten September 1878, 1 toen Breda het 50-jarig bestaan der instelling vierde. 1 Nauwelijks had ons Vaderland het 1 Fransche juk afgeschud en zijn vernieuwd I volksbestaan gesteld onder de bescherming van een Prins uit datzelfde stamhuis van 1 Oranje, waaraan het reeds door zoovele schoone herinneringen was verbonden, ] of de behoefte deed zich gevoelen aan eene inrichting tot opleiding van de toe- ( komstige verdedigers der herwonnen on- 1 afhankelijkheid; en reeds bij Besluit van * 14 Febr. 1814 werd door den Souvereinen 1 Vorst de stichting verordend van eene militaire school te Delft, die onder den naam van Artillerie- en Genieschool 1 bestemd was tot vorming van Officieren 1 van alle wapens en Ingenieurs van den 1 Waterstaat, en waaraan later nog de * opleiding van Officieren voor de Zeemacht ’ en van Scheepsconstructeurs werd toege- ( voegd. Doch hoeveel goeds deze school ^ ook bezat, hoeveel uitstekende mannen I zij ook aan het leger en de vloot heeft i geschonken, toch scheen zij niet volkomen 1 aan de verwachtingen van haren stichter ! te beantwoorden; althans reeds van het 1 jaar 1819 af waren er op last van Koning i Willem I uachtervolgens commissiën werk- i zaam tot het ontwerpen van geregelde studieplannen en het voordragen van > bepalingen, die tot meerdere volmaking < van het militair onderwijs zouden kunnen { leiden.” Daarbij werd, behalve uitbrei- 1 ding van dat onderwijs, op den voorgrond 1 gesteld het brengen van een nauwer 1 verband in de studiën voor de onder- 1 scheidene dienstvakken en het bewerken van eene inniger vereeniging der cadetten 1 voor de verschillende wapens. Hiertoe < werd hunne samenwoning in één gebouw, 5 hunne gemeenschappelijke opvoeding en 1 hun gemeenschappelijk onderwijs dienstig i geacht; temeer daar hierdoor tevens het verschil in uitwendige omstandigheden 1 werd weggenomen of althans onschadelijk £ gemaakt, dat zich vaak te duidelijk open- ] £
haarde, wanneer zij, gelijk te Delft, elk op zichzelf buiten het schoolgebouw woonden en ieder naar zijn vermogen voor eigen rekening in hunne behoeften voorzagen. Van al deze overwegingen was het Koninklijk Besluit van 29 Mei 1826 het gevolg, waarbij, ter vervanging van de bestaande Inrichting, de stichting der Militaire Academie te Breda werd verordend, tot opleiding van Officieren voor alle wapens bij de landmacht en Ingenieurs van den Waterstaat; en zoo werd deze de dochter van de Delftsche school, wier nagedachtenis zij in eere behoort te houden, ook al is het kind de moeder over het hoofd gewassen. Er verliepen echter nog meer dan twee jaren eer het oude kasteel in een Academiegebouw was herschapen en alle voorbereidende maatregelen waren voltooid, die noodig waren om op -waardige wijze de stichting in het leven te brengen, die de eerste van dien aard in Europa zoude zijn. Bij Kon. Besluit van 27 Nov. 1827 werd het Reglement vastgesteld, dat, onder meer, ook het leerplan voorschreef. De cursus duurde voor alle vakken vier jaTen; de twee eerste waren hoofdzakelijk aan de voorbereidende wetenschappen gewijd, de beide laatste voor de eigenlijke vakstudiën bestemd. Maar nog duurde het een jaar eer alle toebereidselen waren voleindigd en een voldoend onderwijzerspersoneel was gevonden; en eerst den 24 Nov. 1828 had de plechtige inwijding der nieuwe Academie plaats, in tegenwoordigheid van haren doorluchten beschermheer, Prins Frederik der Nederlanden, dien wij ook heden weder het voorrecht hebben in ons midden te zien. De cursus werd geopend met een nog niet geheel volledig personeel van Officieren en Burgerleeraren, dat behalve den Gouverneur en Commandant een veertigtal bedroeg. Van hen zijn er, zooverre wij weten, nog slechts drie onder de levenden: de toenmalige Kapitein-Ingenieur J. P. Delprat, de 2de Luitenant der Infanterie D. J. den Beer Poortugael, die beiden thans in hoogere rangen eene welverdiende rust genieten van hunnen eervollen arbeid, en de Leeraar in de Nederlandsche taal Dr. J. Wap, die als ambteloos burger nog steeds met jeugdig vuur de Nederlandsche Muze dient. De vier studiejaren telden te zamen reeds dadelijk 171 cadetten, uit Noorden Zuid-Nederland samengevloeid en gedeeltelijk van de Delftsche school afkomstig. Van dezen is de sterftelijst bezwaarlijk na te gaan, omdat velen, ten gevolge der latere staatkundige gebeurtenissen uit het oog zijn verdwenen. Van hen, die hunne loopbaan in NoordNederland hebben voortgezet, hetzij als Officier of in eene burgerlijke betrekking, zijn er nog omstreeks een vijftigtal in leven, van welke wij er zestien in ons midden mogen zien Twee Academiejaren gingen kalm daarheen. Het Leeraarspersoneel was aangevuld; het aantal cadetten tot 200 gestegen; 7 Adspirant-Ingenieurs van den
Waterstaat en een 50tal Officieren waren reeds gevormd, en alles scheen eene blijde toekomst te beloven, toen eensklaps in het Zuiden de storm opstak, die het gebouw dier schoone verwachtingen wel niet verwoestte maar toch tijdelijk verstoorde. De afval van België, die ook de ZuidNederlandsche cadetten en eenige Leeraars medesleepte, maakte de schorsing der lessen onvermijdelijk. Het Academiegebouw werd in eene kazerne herschapen; de Officieren traden weder in de gelederen; sommigen der burgerlijkebeambten namen vrijwillig de wapenen op of werden met andere militaire functiën belast; en van de Noord-Nederlandsche cadetten de jongeren naar hunne haardsteden teruggezonden, de ouderen bij het leger ingelijfd, vanwaar zij achtereenvolgens tot Luitenant werden aangesteld. Deze laatsten bewezen het, dat de zaden van Moed, Beleid en Trouw niet vruchteloos in de harten der Academische jongelingschap waren gestrooid; en vier ridderkruisen prijkten op de borst van evenzooveel jeugdige helden nog voordat zij den Officiersrang hadden bereikt. (1) Doch mochten op deze en andere wijzen de wapens der Infanterie, Cavalerie en Artillerie van het noodige aantal Officieren kunnen worden voorzien, dit was niet het geval met de Genie en den Waterstaat. Daarom werden de cadetten voor deze twee dienstvakken bestemd tijdelijk naar het Marine-instituut te Medemblik gezonden, om daar onder de leiding van den Kapitein-Ingenieur Delprat en vier Officieren en Burgerleeraren van de Militaire Academie derwaarts gedetacheerd, en voorts met behulp der Leeraren van dat Instituut hunne studiën op te vatten of te voltooien. Deze voorloopige toestand duurde zes jaren, en niet voor den lsten Nov. 1836 werden de Academielessen weder te Breda hervat. Het onderwijs behield in hoofdzaak denzelfden om vang en dezelfde regeling als vroeger; slechts sommige leervakken werden gewijzigd en enkele nieuwe daaraan toegevoegd. Doch het belangrijkst voor de herboren Inrichting was wellicht de keus der personen, aan wie hare leiding werd toevertrouwd, Het zoude onvoegzaam zijn hier de verdiensten van thans nog levenden, hetzij Bestuurders of Leeraren te bespreken; maar deze ééne uitzondering moet ik mij veroorloven: de namen van Seelig en Delprat zijn voor het militair onderwijs te onafscheidelijk aan elkander verbonden, dan dat het mogelijk zoude zijn den een te vermelden en van den ander te zwijgen. Zij, die schitterend hadden deelgenomen aan de verdediging van den Antwerpschen vijfhoek, waren boven allen geschikt om door hun voorbeeld den nog steeds heerschenden waan uitteroeien dat de intellectueele vorming van den Officier zijne practisch-militaire opleiding in den weg zoude staan. Een van zin en bedoeling, beiden blakende van ij ver voor de wetenschap en uitmuntende in kennis ook buiten het militair gebied; beiden rijk in ondervinding in het geven en regelen van onderwijs; beiden even volhardend in het streven naar hun doel als schrander in het vinden van middelen om dat te bereiken , waren zij de aangewezen personen om de Militaire Academie te maken wat zij onder hun zestienjarig bestuur werd : eene inrichting, die alle vroegere van dien aard in ons Vaderland verre overtrof, en ook buiten onze-grenzen met eere werd genoemd. Verloor onze krijgsschool in 1845, tengevolge van de oprichting der Academie te Delft, de cadetten voor den Waterstaat, eene groote uitbreiding verkreeg zij daarentegen in het jaar 1850, toen zij, bij de opheffing van het Instituut te Medemblik, ook dienstbaar werd gemaakt aan de opleiding van Officieren voor de Marine, het korps Mariniers en Ingenieurs voor den scheepsbouw, gelijk dit ook vroeger te Delft was geschied. Onverdeelden
bijval vond deze maatregel niet; en »de Marine op de heide” lokte soms een spotachtigen glimlach op het gelaat van menig zeeman van den ouden stempel. Misschien hadden zij recht — maar zeker is het, dat de hier gevormde Zeeofficieren in geen enkel opzicht achterstaan bij hunne kameraden, die zijn opgeleid aan den oever der kalme Zuiderzee, en dat zij met niet minder roem dan dezen in het verre Oosten optreden als handhavers van de eer der Nederlandsche vlag. Zeven jaren had deze vereeniging geduurd, toen een nieuw Besluit eene andere opleiding der Zeeofficieren verordende en de Academie weder tot hare vroegere bestemming beperkte. Zoo ging zij op den ouden voet voort tot het jaar 1868, toen de vierjarige cursus tot een driejarigen werd verkort en een grooter gedeelte van het algemeen wetenschappelijk onderwijs aan de voorbereidingsscholen toevertrouwd. Inmiddels grepen er buiten den werkkring der Academie twee veranderingen plaats, die op hare lotgevallen een belangrijken invloed zouden uitoefenen. Vooreerst werd door ’s Lands regeering vastgesteld dat het onderwijs aldaar, tot dusverre alleen door Koninklijke Besluiten beheerscht, voortaan bij Wet zoude worden geregeld. En ten tweede verhief zich in ons land het zoogenaamd Middelbaar onderwijs, waarvan de Hoogere burgerscholen de draagsters werden, bestemd om algemeene wetenschappelijke kennis en ontwikkeling onder alle standen der maatschappij te verspreiden. Geen wonder dat men ook de toekomstige Officieren wenschte te doen deelen in een onderricht, dat voortaan voor ieder beschaafd Nederlander als onmisbaar werd voorgesteld. Wel verhieven zich stemmen, die beweerden dat de opleiding van den krijgsbevelhebber reeds vroeg op zijne toekomstige bestemming moet gericht zijn, en dat alleen krijgskundig onderwijs voor hem geene voldoende vorming is; wel werden er andere bezwaren geopperd tegen het denkbeeld om de Militaire Academie uitsluitend in eene vakschool te hervormen; maar zij werden gewogen en te licht bevonden, en bij de Wet van 17 Juli 1869 werd alle voorbereidend onderwijs naar de Hoogere burgerschool verwezen, en de Academiecursus beperkt tot twee jaren, alleen voor de beoefening der krijgswetenschappen bestemd, en voor de Officieren der Artillerie en Genie onmiddellijk gevolgd door een éénjarig verblijf aan de Applicatieschool tot voortzetting en toepassing van het aan de Academie geleerde. Zoo bleef de toestand tot den zomer van 1877 toen een nieuwe wet weder een andere regeling van het onderwijs aan de Academie in het leven riep, de tweejarige cursus werd weder vervangen door een vierjarige. Dertien jaren bleef deze regeling van kracht toen weder een geheel andere organisatie intrad. Toen Werd bij de wet van 21 Juli 1890 de regeling getroffen zooals wij die nu kennen en die in 1895 begonnen is. Op de militaire Academie kunnen jongelieden nu geplaatst worden rechtstreeks iomende van inrichtingen van middeloaar onderwijs of van de voorbereidende school te Alkmaar, bekend als de Cadettenschool. Maar onder welke regeling ook, steeds leeft zij voortgebracht kloeke mannen, iappere en kundige officieren, die )Hetzij in het koele blonde Noorden op [den eigen grond van het Vaderland 3f in de diepe donkere wouden van [Insulinde’s lachend strand” (2) ïun plicht volbrachten, dikwijls tot in len dood. En waar wij ons hier sinds ruim 70 jaar verheugen in een ongestoorden vrede, fiets waarborgt ons dat de tempel van lanus niet spoedig zal moeten geopend vorden. Mocht dit ooit weer gebeuren:
»Mocht eenmaal de oorlogsfakkel Weer blaken aan het Dietsche strand Een vreemd geweld U weer bedreigen U vrijheid van ons Vaderland (2)” dan zouden officieren en cadetten met het geheele leger toonen »dat het oude bloed nog in hen vloeit.” (1) A. F. C. List, M. W. G. de Man, L. Zegers Veeckens en J. D. U. Ledel. (2) Woorden van het cadettenlied.
"K. M. A.". "Bredasche courant". Breda, 1903/10/18 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 22-04-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322148:mpeg21:p00001