EERSTE BLAD. Uitreiking van het Huldeblijk, Nogmaals wordt in herinnering fobrachl dat houders van trihunejaarlen slechts tot 91/, ure, en liet later, tot de tribune worden opgelaten. DE FEESTCOMMISSIE. Breda, 20 Oct. 1903.
Gescher & Kemper, fjemarltstraat, Telefoonnummer 95 BREDA. GROOTE KEUZE van TAPIJTEN, Gorflp- en lentel-StoËn, BEHANGSELPAPIER Meubels en Siedden. Ingericht voor het geheel in orde maken van huizen, hotels en gestichten. Franco verzending van stalen en goederen Voor de orders wordt eerst prijsopgave gedaan. BEKENDMAKING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Breda brengen bij deze ter openbare kennis,
lat het kantoor van den gemeente-ontvanger op 31, 22, en 23 October a. s. des middags na 12 uur voor het publiek zal gesloten zijn. Breda, 19 October 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GUL JÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. ARBEIDSWET. De BURGEMEESTER der gemeente Breda; Overwegende, dat het meermalen voorkomt, dat aanvragen om den arbeidsduur van het bij de wet beschermd personeel te mogen verlengen, zóó laat bij den heer Commissaris der Koningin inkomen, dat het niet mogelijk is eene behoorlijke instructie aan de beslissing te doen voorafgaan; Noodigt bij deze de belanghebbenden dringend uit, de aanvragen om verlenging van arbeidsduur zoo mogelijk minstens 8 dagen vóór den d^g, waarop de vergunning verlangd wordt, in te zenden en die aanvragen rechtstreeks bij hem, burgemeester, in te leveren. Breda, 19 October 1903. De Burgemeester voornoemd, Ed. GÜLJÉ.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1903/10/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322149:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1903/10/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322149:mpeg21:p00001
De Honing der ESelgen is van vveenen naar Parijs vertrokken. Het karakteristieke in de Beügisehe gemeenleraadg-verliiezingen is het ernstig échec van de socialisten, die in verscheiden belangrijke industrieele gemeenten verslagen zijn, met name te La Louvière, Morianwelz, Seraing Bracquegnies en Ecaussines. SSïissener zal, wegens de vijandige demonstraties van het volk te Maagdenburg, zich voorshands niet meer buiten de vesting mogen vertoonen. Te Oberrottendorf, is tot een maand gevangenisstraf veroordeeld wegens majesteit»
schennis, een schooljongen, die zich schuldig gemaakt moet hebben aan een beleedigende nabootsing van den Keizer, door het opstrijken van de punten van zijn snorretje en dergelijke grimassen. Voor de derde strafkamer van het eerste Landgericht te Berlijn is het getuigenverhoor in de zaak van de Vorwftrts, dat zooals men weet 8 dagen geleden verdaagd was, voortgezet. Onder de getuigen waren nu von Trotha, hofmaarschalk van den kroonprins, graaf HülsenHaseier, Lucanus, geheimraad Hamman en de architect Bodo Ebhardt verschenen. Ook gisteren kon het bewijs voor de beweringen van de Vorwarts in zake het eilandkasteel niet geleverd worden. Metzker en Eisner, twee redacteurs van de Vorwarts, die beweerden het stuk in kwestie, op grond waarvan de Vorwarts het geïncrimineerde artikel openbaar maakte, in handen gehad te hebben en van meening te zijn geweest dat het. stuk een ambtelijk karakter had, stonden onder verdenking van begunstiging van hun beklaagde collega’s en zijn daarom niet onder eede gehoord. Overeenkomstig den eisch, veroordee’de het hof den redacteur Leid wegens majesteitschennis tot 9 maanden, en Kaliski wegens beleediging van den hofmaarschalk Trotha tot 4 maanden gevangenisstraf. De algemeene indruk is dat de Vorwarts het slachtoffer is geweest van een grappenmaker, die de onthullingen op quasi officieel papier neerschreef, met het opzettelijke doel om de Vorwarts erin te laten loopen. Hij schijnt het stuk aan de redactie over de post te hebben toegezonden. Hoe ’t met de jicht van den grooten protectiekampioen, Chamberlain, staat, verneemt de wereld niet. He vrij handelaren maken zich deze invaliditeit ten nutte te beoogen en lustig op los, naar het schijnt niet zonder succes. Veel indruk maakte een rede van den oud schatkistkanselier Lord Goschen. Hij zette o, m. uiteen dat Engeland */5 van zijn levensmiddelen uit den vreemde betrekt en dat de prijs van het koren in Engeland 7 sh. ( ƒ4 20) goedkooper is
dan in Duitschland en (f 7.20) goedkooper dan in Frankrijk. Men wil 2 sh. op het koren leggen ten gunste der koloniën, maar wie zegt dat de koloniën met zoo’n taxe tevreden zijn? Zijn zij niet tevreden, dan komt er wrijving en raakt het rijk opnieuw in gevaar. Lord Goschen vergeleek ook de Duitsche en Fransche loonen om tot de conclussie te komen dat Engeland niets bij Charnberlain’s systeem winnen kan. Zondag om 9 uur is er op de lijn van Saloniki naar Oerieagatsj een dynamiet-ontploffiDg geweest, op het oogenblik dat een verkenningslocornotief een brug overreed. De locomotief en de kolenwagen werden uit het spoor geworpen en kregen schade. De stoker is licht gekwetst. De opstandelingen moeten voornemens zijn geweest, den trein die achter de verkenningslocomotief aankwam, in de lucht te laten vliegen. Men meldt dat het station Kilendra in brand staat. Men hoort tal van hevige ontploffingen, veroorzaakt door dynamiet.
"Algemeen Overzicht". "Bredasche courant". Breda, 1903/10/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322149:mpeg21:p00001
Ue Cadettenschool. Den 28en September 1.1. was het tien jaren geleden, dat de lessen aan de Cadettenschool te Alkmaar aanvingen. Hiervan werd op dien dag geen werk gemaakt, in verband met de omstandigheid, dat de toen kortelings aangekomen cadetten nog te weinig geoefend waren om aan een parade te kunnen deelnemen. Zaterdag werd het tienjarig bestaan der school herdacht door eei? parade van de cadetten op het exercitieveld van de school en hadden in de cantine eenige feestelijkheden plaats. Aan de weinige bekendheid met dit feit moet waarschijnlijk wo-den toegeschreven dat de ingezetenen zelfs niet door het uitsteken van vlaggen van hun belangstelling in de school deden blijken.
"Leger en Vloot". "Bredasche courant". Breda, 1903/10/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322149:mpeg21:p00001
VA.H JONAS L1E. 10. De rendieren werden den dag tevoren verzameld en den volgenden dag volgde men hen de zee-engte over in de boot, waarachter het rendier met het belletje zwom, door den ouden Fin aan een touw vastge— houden, terwijl de koppen van de rest der kudde boven het water uitstaken als eene lange reeks takken. Nu was het oogenblik van afscheid nemen daar ! Ieder werd afzonderlijk omhelsd, waarbij de tranen rijkelijk vloeiden; de oude ouders het laatst. Zij legde haar oudste dochter en het kleintje, dat i'j na een tusschenruimte van verscheiden jaren nog gekregen hadden, aan hare borst en in de finseke afscheidsgroet: «Vrede zij met U,” trilde van de dochters kant bijna wanhoop. In de twee, drie dagen, die volgden sprak ze dan ook gewoonlijk maar weinig, totdat zij weer geheel op streek was. De Lap had geduld met haar. Hij wist uit ondervinding, dat zij spoedig het grootste verdriet vergaf, — en dan volgde haar vroolijk gesnap over alles wat gebeurd was en wat het volgende jaar gebeuren zou. In Januari, eenige dagen voor hij haar zou verlaten en zij eenzaam in den donkeren winter zou achterblijven, brak haar smart dikwijls met vernieuwde hevigheid uit. Op zekeren nacht, vóór dat haar man ter vischvangst zou uitzeilen, sliep zij erg onrustig. Zij droomde, dat haar overleden grootvader voor haar bed stond en haar vertelde, dat zij nu naar haar eigen volk zou mogen terugkeeren. Vervolgens dat zij met hem naar het boothuis ging en dat daar een lijkkist zonder deksel en halfvol water langs het strand heen en weer dreef. Hij zeide tot haar, dat dit de boot was, waarmee zij over de zeeengte zouden varen. Toen zij zich, angstig, naar haar man wilde spoeden, die zij, bedroefd, met haar kleinste dochter aan de hand in de deur zag staan, werd de oude plotseling donkerblauw in het gelaat en pakte
hij haar zoo stijf bij den arm, dat zij er wakker van 1 werd met een schreeuw. De onverschrokken Lap is zelden bijgeloovig zooals 1 de Finnen en de bewoners van Noorland, en toen haar man haar droom hoorde, zeide hij, dat het slechts J de nachtmerrie geweest was. Zij, met haar bezwaard gemoed, dacht er echter anders over, namelijk, dat zij nu zeker eene waarschu- < wing gekregen had. Het was op een winterdag in Maart, dat de vrouw : van den Lap met haar veertienjarige dochter Lyma, i naar een der eilandjes in den fjord zich begaven om zeegras te snijden. Thuis bleven slechts haar ander dochtertje, thans vijf jaar oud en de hond. Terwijl zij bezig waren zeegras te snijden, sloeg de moeder haar oogen op en zag, dat de boot langzaam met den stroom wegdreef. De vaaglijn was zeker afgegleden van den gladden steen, waarom zij hem vastgebonden had. : Een poos lang stond ze daar als een steenen znil, de eene hand vol zeegras en in de andere het mes, starende naar de boot. Toen werd het haar langzamerhand duidelijk, dat zij sterven moest, vlak voor haar eigen deur en niet verder weg, dan dat zij haar kind en den hond nog kon roepen. Menschelijke hulp was hier niet, Dit duurde tot den volgenden voormiddag. — De half-volwassen dochter had juist hare kleederen uitgespreid over haar moeder, die half ondergesneeuwd en bewusteloos op wat zeegras lag achter een steen. Gedurende den nacht hadden zij getracht elkaar warm te houden. Zij wilde nu tijdens de eb eene poging wagen om de smalle zee-engte over te komen om in het ergste geval liever op die manier te sterven . . . toen Maria in haar kleine boot om de landpunt kwam roeien. Evenals duizende vrouwen in Noorland, zat ook Maria gedurende den vischtijd alleen thuis met de kinderen, terwijl Jon. en Groote-Lars naar de Lofoten waren en in deze twee, drie maanden bracht zij menigeu nacht slapeloos door. Dien nacht had zij zich verbeeld het verwijderd gehuil van een hond te hooren en de gedachte had haar maar niet willen verlaten, dat er iets niet in den haak moest zijn in Finkrogen. Zoodra het licht werd begaf zij zich naar eene hoogte aan de andere zijde van het eiland, vanwaar men de huizen in Fii krogen kon zien. Toen zij daar een zwarte hond onrustig op en neer j zag loopen over de witte sneeuw tusschen de aarden ,
hut en het strand, versterkte dit haar in haar vermoeden. Oogenblikkelijk begaf zij zich daarheen met de kleine boot en zij kwam juist bijtijds. De moeder kreeg echter hevige zenuwkoortsen, gedurende welke Marina haar dagelijksch kwam verplegen. Zij stierf echter een paar dagen, nadat de Lap van de vischvangst thuis gekomen was. Toen Mathis Nutto’s familie den daarop volgenden zomer weer ie Skorpen kwam, vonden zij daar treurigheid in plaats van vreugde. Er werd besloten, dat de oudste dochter, Lyma, met de grootouders mee zou gaan en een paar jaar later trouwde de Lap met een der andere dochters van Mathia Nutto, om een vrouw in huis te hebben. Die maand van den zomer, waarin Mathis Nutto’s tenten rondom de hut waren opgeslagen, werd nu met niet minder brandend verlangen tegemoet gezien door Jon Zaehariasen’s kinderen, dan door die van den Kap, die er reeds eenige bij zijn tweede vrouw had. Vooral de Woensdag- en Zaterdag-namiddagen waren feestdagen, want dan moesten de rendieren naar den stal gedreven worden om gemolken te worden. De avondzon na den warmen zomerdag begon reeds den bergkant rood te kleuren, toen de eerste, getakte horens zich afteekenden tegen de heldere lucht hoog boven in de bergkloof. Een oogenblik daarna verschenen de eerste dieren. Op deze volgde in een steeds breederen stroom, eene bruine bewegelijke dierenmassa door het kreupelhout op de helling, met dat eigenaardige krakende geluid, voortgebracht door honderde hoeven. Om de kudde heen renden de blaffende honden, onder aanmoedigend of bestraffend geroep van de bewakers en de stille avond werd later vervuld met vreugde-kreten van kleinen en grooten, die het allen koortsachtig druk hadden. Die volkstam, klein van gestalte, met de zachte taal, de vierkante zomerhoeden, hunne bonte zomerjakken, open voor de bont en versierd met blauwe, roode, gele en groene kleuren, vormde eene eigenaardige, levendige scène en de kinderen meenden zich in een sprookjeswereld verplaatst te zien. Die bonte kleeding, beschenen door het scherpe zomerlicht in het noorden, komt daar even goed uit, als de schreeuwende kleuren in het zuiden. Na veel jagen waren de rendieren eindelijk binnen de omheining gedreven, waar zij gemolken zouden worden.
Eenige lagen kalm uit te rusten, terwijl anderen stonden en elkaar drukten en speels met de horens stieten. De riem van huiden, die veel op een losse geleek, werd met nooit falende hand door de volwassen mannen om den kop van het weerspannige, opgesehrikte rendier geworpen, dat dan na een korten strijd naar een paal getrokken werd en daar vastgebonden om gemolken te worden. Daar stond in de zonneschijn het zwartoogige, flink gebouwde Lapfinnen meisje Lyma, met haar roode muts, versierd met goudlint, warm en vol ijver aan den arbeid en lachende om de inspanning van haar verloofde. Dit was de sterk gebouwde, goedig uitziende Isak Pelto, die 900 rendieren bezat en met wien zij den volgenden winter zou trouwen, zoodra zij hun winterverblijf te Karasuando in Zweden weer bereikt zouden hebben. Lyma nam altijd kleine geschenken mee voor Jon’s kinderen. Vooral was zij goede maatjes met den oudsten, Morten, die er bij geweest was toen zij van de scheren gered werd en Larina haar moeder zoo trouw verpleegd had. Eerst streelde zij het rendier en gaf het zout en dan melkte zij het in een kleine melkemmer, terwijl Morton naast haar stond en van de vette, heerlijk smakende rendiermelk te drinken kreeg, die zoo lekker is als room. Na verloop van een paar uur was men klaar en dan had meu hetzelfde schilderachtige schouwspel. De schaduwen tusschen het kreupelhout op de berghelling werden langer en de dieren holden de rotsen op, naar hunne vaste, kalme rustplaatsen op de hoogvlakte; alleen hoorde meu het geroep en het hondengeblaf in den stillen avond nu nog op grooten afstand. Daarna verzamelden zich de leden der familie, klein en groot, met de knechten, in den helderen avond nog een oogenblik op de grasvlakte, om te luisteren naar verhalen en avonturen. Mathis Nutto, die voor de deur der tent op een blok hout zat, nam den vuursteen en het staal uit zijn blauwe halsdoek, die er op ingericht was om deze voorwerpen te bergen, en sloeg vuur in zijn kort zwart pijpje. Hij blies dikke blauwe rookwolken de lucht in, terwijl de oude Sylla, knikkende van ouderdom , zat te vertellen. Somtijds, wanneer ze indommelde en in zich zelf begon te zingen, moest men haar wakker maken. [Wordt vervolgd.)
"De driemaster „Toekomst"". "Bredasche courant". Breda, 1903/10/21 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000322149:mpeg21:p00001