VAM JONAS LIE. 17. De bedden voor de gasten waren reeds in gereed ■ heid gebracht en alles berekend op een verblijf van minstens drie dagen. Sedert dien dag, toen de stoombooten zich zoo onvereenigbaar toonden met de noordlandsche gebruiken van huiselijkheid en gastvrijheid, was Heggelund steeds van meening, dat zij de visschen zouden verjagen. Tevens beweerde hij, dat hij met zijn beste vijf— mansboot bij een gunstigen wind dat heele «wonderding” voorbij kon zeilen. Dit kunststuk volbracht bij reeds den volgenden zomer, toen de gelegenheid juist gunstig was. Op eeu afstand van drie mijlen binnen de scheren van K . . . naes tot Andholmen, waar hij trouwens de stroomingen veel beter kende, dan de kapitein van de stoomboot, zeilden hij en zijn neef Andreas met een gunstigen wind de i Constitutie” beslist voorbij. Dat het stoomschip het aldus had moeten afleggen tegen een noordlandsche zeilboot, werd beschouwd als een patriotische zegepraal, zoowel door hoog als laag en den naam van Marcus Gjö Heggelund werd met nog meer glorie omgeven. Elias Rdst, die dichtbij woonde in een klein plaatsje, dat Andersvigen heette en die de bouwmeester van die boot was, oogstte ook van wijd en zijd veel eer daarvoor in eu Heggelund zond hem een zilveren < beker. De lange, manke Elias Rost met zijn krukken en j de vreemde koperen tabaksdoos, die voor winkelhaak f en voor duimstok kon dienen, was voor zijn doen een < vrij merkwaardig man. s Als bootwerker had hij nu reeds bijna dertig jaar a in die streken verkeerd en werd als een meesier in zijn vak beschouwd. 0 Zooals velen daar in bet Noorden sedert den dood I u van Peder Das, dichtte bij verzen, zoowel godsdienstige j h als andere. Deze werden dan in Bergen gedrukt, I e
i; waar zij door de noordlandsche visschers gekocht werden, wanneer die daar met visch kwamen. Diegenen, waarop bij het niet begrepen bad, vreesden zijne scherpe tong, doch men wist ook , dat hij het zoo erg niet meende, wanneer bij eerst maar zijn hart eens lucht had gegeven. Hij was peet over bet halve dorp en had altijd een boel te vertellen, zoodat bet een vreugde was voor oud en jong, wanneer hij ergens verwacht werd. De beide meisjes van Heggelund waren zijne vlijtige toehoorsters, wanneer hij in het boothuis aan het j we')c was en l>aa( van alles en nog wat vertelde. levens had hij eenige wonderlijke ideeën, waar j ZIJ o? een )ist>ge manier trachtten achter te komen om die dan thans, tot algemeene vroolijkheid, weer te vertellen. Voornamelijk was dit het geval bij de Bijbelverklaring, want Elias las vlijtig in den Bijbel. Overigens beschouwde men hem als een zeer verstandig man en met groote aanhankelijkheid was hij de familie Heggelund toegedaan. Toen Elias Rdst hoorde, dat Heggelund met zijn zeilboot het stoomschip «Constitutie” voorbij gezeild was, zat hij langen tijd in gedachten verzonken met de koperen tabaksdoos in de handen. Daarna zeide hij toen hij aan het werk ging: »De nieuwe tijd zal het wel van ons winnen, doch die moet toch ook acht geven op onze stroomingen!” Na den dood van Brögelmann had de kamer-raad lobias Storm gedurende eenige jaren een eenzaam leven geleid op een boerderij, waar hij voor weinig geld een kamer gehuurd had. Daar zat hij dan gaarne, — wanneer hij niet uit was op zijne eenzame wandelingen naar het strand, —• aan Je tafel bij het kleine hooge venster te lezen of verdiept in zijn zwaarmoedige gedachten. Het gebeurde met de in Bergen ontdekte bankbiljetten was voor hem een veel sterker bewijs tegen Stuwitz, dat de overheid er in zag eu dat er ten opzichte van het wrak nog veel duisters bestond, dat stond bij hem vast en die gedachte kon hij niet van zich afschudden. Deze stemming legde langzamerhand haar stempel op zijn gelaat, door eene stille, in zich zelf gekeerde uitdrukking en deed hem droomeriger schijnen, dan hij in werkelijkheid was en gaf hem in het geheel j een eigenaardig verstrooid aanzien. i
In die streken ging hij door voor een zonderling, van wien men moeielijk hoogte kon krijgen. Nadat- men hem in uniform had gezien en omdat hij uit het Noorden gekomen was, had het volk zich de voorstelling van hem gemaakt, dat hij een van die personen was van Kopenhagen, die, zooals het in den volksmond heette, naar het «OmgaDgsstrand” verbannen waren. Deze personen waren te voornaam om als gewone menschen gestraft te worden en daarom werden zij door den Koning veroordeeld om op zekere uren van den dag op en neer te wandelen langs het strand in het district «Omgang” ten noorden van den Varangerfjord. Zijn drang tot werken en misschien ook het gevoel, 1 dat hij moest trachten af te komen van een idéé fixe, 1 dat hem zoo geheel en al vervulde, deed hem een 1 tijdlang beproeven om zich nieuwe belangen te scheppen en dit was de oorzaak van zijn lust tot lezen. 1 Hij hield zich toen ook bezig met eene ontdekking 1 op mechanisch gebied; het was eene machine om kleine 1 gezonken voorwerpen op te halen en die met een touw 1 naar beneden gelaten moest worden; doch het wilde 1 hem ten slotte toch niet gelukken. < Hij had daarover eens aan Heggelund geschreven s en dat werd de aanleiding, dat hij daar in huis ' kwam, aangezien mevrouw Heggelund zich met haar ouden vriend wilde bemoeien. i Wegens zijn ouden titel van kamer-raad, heette hij f hier ook «de Raad” doch door de leden der familie f Heggelund werd hij gewoonlijk oom Tobias genoemd. De eenzame grijsaard zat in den regel boven, op 5 zijn kamer. Af en toe kreeg hij daar bezoek van een v der meisjes van Heggelund, die beslag op hem legde v voor hare aangelegenheden. Eerst had hij haar les gegeven en daardoor was er T langzamerhand tussehen hen een toestand van ver- k trouwelijkheid ontstaan. Voornamelijk Edel was zijn lieveling. Wanneer zij e iets op het hart had, dan moest ze altijd naar boven en vertellen bet aan oom Tobias en dit bleef zoo, h toen zij grooter geworden was. Wanneer zij hem soms iets van Stuwitz kwam F vertellen, geraakte hij steeds in een slecht humeur, n zoodat zij er wel voor oppaste hem daarmee niet aan o boord te komen. o Oom Tobias wist veel van hetgeen er in huis om- ei ging, waarvan zij geen vermoeden had, dat hij er op lette en dikwijls verwonderde zij er zich over, hoe hi) dat toch wel te welen kwam.
Wanneer zij van het kantoor kwam en haar vader daar in slecht humeur had aangetroffen, dan vroeg hij haar steeds hoe het met hem was en of Stuwitz er ook geweest was. Zij begreep niet, dat hij dit op haar gelaat kon lezen. Gekleed met een nieuwe leeren pet, nieuwe blauwe trui en zijns vaders horloge met de koperen ketting in zijn vestzak, stond de zeventienjarige Morten op zekeren namiddag in Juni op de aanlegplaats van Heggelund. De menschen in de boot had hij bedankt voor hun geleide en stond daar nu vrij verlegen en niet met zichzelf eens waar hij nu het eerst zou heengaan; door den tuin naar het hoofdgebouw of rechtsaf direct naar Stuwitz’ winkel. De zijden doek zijner moeder om zijn hals, gaf den overigens ais boer gekieede jongen een eenigszins zeemansachtig aanzien. Hij zag er uit als iemand, die hard groeit, — en daarmee had men dan ook rekening gehouden met de maat der kleeren; — | doch dat blauwoogige resolute gelaat, met de nog eenigszins zachte trekken, behoorde niet tot dat soort, waarop de stempel van verlegenheid en besluiteloosheid lang gedrukt blijft. Hij verwonderde er zich alleen over, dat zijne moeder, die aan zooveel dingen van te voren had gedacht, dit allereerste geval geheel over het hoofd had gezien. Met eene vlugheid, waaraan hij in de boot gewend was , maakte hij de te volgen gedragslijn op en de winkel met Stuwitz bleef voorloopig een ondiepte, waar hij vanaf wilde sturen. Doch bij de tuindeur bleef hij opnieuw staan; het viel niet geheel te ontkennen, dat hij zijn eigen'hart kon hooren kloppen. Daar hoorde hij vanuit den tuin overmoedig lachen en roepen. Hij luisterde nog een oogenblik en trad toen resoluut den tuin binnen. Morten viel juist midden in een vroolijk spelletje. Een donkerharig, eenigszins houterig, mager jong meisje met een doek voor de oogen, waar zij blijkbaar onderdoor trachtte te kijken, kwam in volle vaart over het grasperk geloopen, recht op hem aan, en pakte hem lachende bij den kraag van zijn buis’. (Wo-dt vervolgd.)