Aan onze abonné's! Een Amusant Damesboek is GÉRALDiNE DOOR CORNÉLIE NOORD WAL. Een kloek deel van 336 pagina’s. De prijs van dit prachtige, uiterst boeiende boek is voor de geabonneerden op de BrecLasche Courant slechts: ingenaaid f 1 — fraai gebonden » 1.40
Bredasche courant
- 27-11-1903
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Bredasche courant
- Datum
- 27-11-1903
- Editie
- Dag
- Uitgever
- W. van Bergen
- Plaats van uitgave
- Breda
- PPN
- 421095903
- Verschijningsperiode
- 1814-1941
- Periode gedigitaliseerd
- 11 april 1814 - 1814, no. 13 (16 april) - jrg. 150, no. 110 (11 mei 1940) ; jrg. 150, no. 111 (22 mei 1940) - jrg. 151, no. 417 (15 okt. 1941)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Breda
- Nummer
- 140
- Jaargang
- 112
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Advertentie
Algemeen Overzicht.
De F'ran§clie Senaat besloot tot de tweede lezing van het onderwijsontwerp-Chaumié over te gaan. In de Kamer vroeg de socialist Flourens de behandeling van de begrooting voor den gezant bij het Vaticaan te verdagen, tot dat de Concordaats- en Nobis nominavit-kwestie zou uitgemaakt zijn. Delcassé verzette zich daartegen. Men kan het gezantschap toch niet tijdelijk opheffen. Daarbij hoeft de scheiding van kerk en staat volstrekt niet (men denke maar aan Brazilië) de opheffing van het gezantschap mee te brengen. De socialist Allard wil als inleiding tot algebeele opheffing het crediet met 60,000 fr. verminderen. Hij vindt het gezantschap schadelijk en een bewijs, dat Frankrijk voor den Paus buigt. De minister moet ronduit verklaren of Loubet bij zijn bezoek aan Rome ook naar den paus gaat. Toen Delcassé een uitwijkend antwoord gaf, hernam Allard : »Gij ontwijkt de scherp gestelde vraag. Ik ben in ’t algemeen voor de afschaffing van alle gezantschappen ; voor ’t oogenblik neem ik genoegen met de opheffing van het allerovertolligste.” Delcassé antwoordde: »Ik beperk mij tot het verzoek, dat de Kamer zich zelf trouw blijve. Zij heeft het eeredienst-budget in overeenstemming met bet Concordaat toegestaan, ze moet derhalve ook het gezantschap toestaan, daar dit
het noodwendige werktuig voor de toepassing van het Concordaat is.” De Kamer verwierp daarop het voorstel-Allard met 324 tegen 231 stemmen. Bet aan het Neue Palais te Potsdam uitgegeven bulletin omtrent den toestand van keizer Wilhelm meldt: De wond van de operatie aan den linker stemband van den Keizer is sedert 19 dezer dichtgegroeit. De Keizer moet echter zijn stem nog eenigen tijd ontzien, tot het litteeken sterk genoeg is geworden. De Keizer 1 ondergaat nu een massage kuur van het strottenhoofd, in verband met spreekoefeningen. Vermoedelijk zal de slem weer binnen eenige weken te gebruiken zijn. Uit Dresden wordt alweder een romantische Prinsessen geschiedenis bericht. Prinses Alice van Bourbon, dochter van Don Carlos en echtgenoot van Prins Friedrich Ernst van Schönburg-Waldenburg, is sinds den 9en November spoorloos verdwenen met haren knappen koetsier, tot wien zij, naar thans bleek, al sedert geruimen tijd in zeer vriendschappelijke ; betrekking stond. De Prinses is 28 jaren oud en moeder van een éénjarig zoontje. Hare oudere zuster, Prinses Elvire, is indertijd, gelijk men weet, met een kunstschilder * gevlucht. Gisterenavond tegen zes uur is het proces , wegens onderschuiving van een kind tegen gravin Hwilecka c. s. eindelijk algeloopen , ] met de niet schuldigverklaring van alle beklaagden door de gezworenen, zoodat de rechtbank j een vrijsprekend vonnis moest vellen. Gravin Kwilecka is dus overwinnares gebleven in den strijd tegen de agnater. om het majoraat. De niet-schuldigverklaring door de gezworenen is in overeenstemming met de openbare meening die in den laatsten tijd zich beslist aankantte tegen de wijze waarop de president van het hof en i het openbaar ministerie de behandeling van het ; proces leidden. \
; Het antwoord van de Porte is gisteren om 12 uur aan de Oostenrijksch-Hongaarsehe [ en Russische ambassades medegedeeld. In beginsel neemt de Porte het Oostenrijksch-Russische . hervormingsplan aan met dit voorbehoud, dat alles wat van kwetsenden aard is voor Turkije, 1 zal vermeden worden. Het antwoord maakt een goeden indruk in diplomatieke kringen. In de Engelsche bladen lezen wij reeds de aankondiging van de vertooningen uit den Boerenoorlog op de wereldtentoonstelling te St. Louis, waarin generaal Men Viljoen de hoofdrol zal vervullen, De generaal logeert nu reeds in Hotel Cecil, een der duurste hotels in Londen. Het kan er nu af. Zouden de voormannen der Boeren er niet aan gedacht hebben of er nog over willen denken om het in de Europeesche, allereerst in de Engelsche pers, en dan ook in de Amerikaansehe, - duidelijk te maken, dat het Boerenvolk deze voorstellingen uit den diep tragischen oorlog in een circus, gegeven met medewerking van iemand die generaal is geweest in het Boerenleger, i streng afkeurt ? In Land en Volk, met de laatste mail onti vangen, lazen wij tot onze voldoening een flink gesteld hoofdartikel, waarin over deze zaak schande wordt geroepen. En Land en Volk is ■ anders nog al met generaal Ben Viljoen ingenomen. In Zuid-Afrika moge niemand Ben Viljoen ernstig opnemen, gelijk iemand die den toestand in Transvaal goed kent ons onlangs schreef, in het buitenland heeft het groote publiek nog een andere meening, en licht dat de afkeuring, die bij alle weldenkenden deze ergerlijke vertooning moet vinden, het geheele Boerenvolk in zijn naam treft.
Wetenschappen en Kunst.
Trekvogels. Men kan zich gerust afvragen, om welke redenen de trekvogels geregeld den verren en gevaarlijken tocht ondernemen van het noorden naar het zuiden en vice versa, want wanneer
i zij het zuiden opzoeken, om een meer overvloedig i voedsel te vinden, kan men zich afvragen, ■ waarom zij dan niet voor goed in het mildere ! klimaat blijven, waar dat voedsel altijd over, vloedig is. Volgens een Zweedsch schrijver is , het minder de angst voor het koude seizoen, welke de vogels naar het zuiden drijft, dan het gebrek aan licht, hetwelk zij noodig hebben, om zich behoorlijk te kunnen voeden. Wanneer de nachten lanrer worden, trekken zij zuidwaarts, om eerst terug te keeren, wanneer de dagen weder laDg genoeg zijn geworden.
Tweede Kamer.
Zitting van Dinsdag. Bij de voortgezette behandeling van de Indische Begrooting voor 1904. en wel van Hoofdstuk II (uitgaven inlndië), antwoordde de Minister van Koloniën, den heer Koek, dat ook hij den Raad van Indië niet als een specialiteiten-college beschouwt en die Raad niet te veel in details heeft te treden. De heer Troelstra kwam, naar aanleiding van de veroordeehng van den hoofdredacleur van het Bataviaansch NieuwM., den heer Scheltema krachtig op tegen de strenge, willekeurig toegepaste bepalingen van het Ned.-Indische drukpers-reglement, op herziening waarvan hij aandrong, in het belang van ongehinderde ci'itiek. De Minister van Koloniën verklaarde in antwoord op verschillende opmerkingen, dat hij met den heer Van Kol overtuigd is van de i wenschelijkheid om eenmaal de koelie ordonnantie door het vrij arbeidscontract te vervangen, doch dat het oogenblik daartoe nog niet is gekomen. Naar verbetering der toestanden op Dell wordt gestreefd. Den heeren Troelstra en Fock deelde hij mede dat, eerst als het nieuwe Ned. Indische Strafwetboek wordt ingevoerd, herziening van het Drukpers-reglement aan de orde kan komen. Op voorstel van den Voorzitter werd besloten, voortaan Maandags en Zaterdags te vergaderen gedurende December en in die maand des ochtends te 10 uur aan te vangen, des Maandags te half twee. Of ook reeds a. s. Zaterdag zal worden vergaderd hangt af van den loop der discussie.
Den heer van Kol deelde de Minister van Koloniën mede dat de noodzakelijkheid van meerdere controle op de Indische geldmiddelen niet is gebleken. De heeren van Bylandt, Fock, Melchers, de Waal Malefijt en van Kol kwamen op tegen uitbreiding der opiumregie. De laatste beweerde dat het opiumverbruik door de regie is toegenomen. Verschillende dezer sprekers verklaarden zich tegen aanplant van papaver voor export doch vóór papaver-cultuur voor eigen rekening. De Minister van Koloniën verklaarde zich eveneens tegen uitbreiding der opiumregie en tegen papaver-cultuur voor export en meende dat niet bewezen is dat het opiumverbruik is toegenomen door de regie. Omtrent de wenschelykheid van papaver-cultuur van gouvernementswege moest de Minister zijn oordeel opschorten. Voorts achtte de Minister niet noodzakelijk buitengewone maatregelen tot verbetering der veiligheid op Java. Een enquête naar den invloed van de particuliere industrie op den inlandschen landbouw, door den heer Pijnacher Hordijk gewenscht, tot het nagaan van de gegrondheid van beschuldigingen van den heer van Kol, achtte de Minister vooralsnog niet noodzakelijk. Het amendement Cremer om de post te schrappen voor /18,000, voorgesteld als tractementsverhooging voor 6 residenten 3de kl op de buitenbezittingen, werd na bestrijding door de hh. Pijnacher Hordijk en Fock en den Minister van Koloniën met 43 tegen 23 stemmen verworpen. Vergadering van Woensdag. De beraadslagingen werden voortgezet over de Indische Degrooting, waarbij de heeren Van Vlijmen en Van Kol eenige opmerkingen maakten over de emigratie. Eerstgenoemde gaf in overweging het denkbeeld om voor het transport der gezinnen de Gouvernementsmarine te bezigen; laatstgenoemde erkende de emigratie als krachtig middel om de overbevolking van Java tegen te gaan, doch meende overigens dat de dichtheid der bevolking niet de eenige oorzaak is van de armoede de Javanen. Hij gaf voorts nog eenige wenken voor de emigratie. De opmerkingen beantwoordende, verklaarde de Minister van Koloniën liet denkbeeld van den heer Van Vlijmen te zullen overwegen. De denkbeelden van den heer Van Kol en van den minister verschillen niet veel en ook de minister ziet wel in dat Java niet alleen met emigratie is te helpen. Maar wel acht hij de emigratie van groot belang om bepaalde punten van Java, die sterk overbevolkt zijn, eenigszins af te leiden en om te voorzien in de behoefte aan bevolking in de buitenbezittingen. In verband met de knevelarijen verlangde de heer Van Vlijmen strenge maatregelen tot wering van de Ghineezen in de binnenlanden, terwijl de heer Van Kol wees op de onvoldoende betaling van verschillende categoriën van Inlandsche ambtenaren en de heer Fock klaagde over het dralen met de vervulling van vacatures bij het Inlandsch Restuur. De Minister meende dat de Chineezen voor meenige tak van bedrijf niet gemist kunnen worden. Intusschen blijft de aandacht der regeering op de zaak gevestigd. In alle Koloniën zijn de tractementen der Inlanders lager dan die van de Europeanen. De inlandsche ambtenaren hebben over de tractementen niet te klagen, de Indische regeering ontwierp een tractementsregeling, die de Minister echter om financieele overwegingen met bij deze begrooting voorstelde. Ter bevordering van den landbouw, in ’t bijzonder ter verbetering van de rijstvelden, beval de heer Van Vlijmen aanleg van proefvelden aan; de heer Van Kol het uitloven van premies ter bevordering van het veeras. Hij wees op het belang van de bestrijding van veemalaria en op de bevordering van de katoenaanplant, ook in verband met de belangen daarbij betrokken voorde Nederlandsche industrie, bij welke wenken de heer Pijnacher Hordijk zich aansloot. De Minister wees er op dat bij deze begrooting gelden voor z. g. demonstratie-velden zijn aangevraagd. Aan het credietwezen — waarop ook gewezen was — wijdt hij zijn zorgen, doch de invoering van een goed credietwezen ondervindt moeilijkheden door bet gemis van een voldoend aantal bekwame inlanders. Bij de voorstellen die de Kamer spoedig zullen bereiken, is gelet op de belangen van de veeteelt en van de vischcultuur. De minister is zich bewust van het groote belang van de katoencultuur in verband met de ontwikkeling van de textiel-industrie. De aandacht van den Directeur van ’s lands plantentuin is op deze zaak gevestigd. De hetren Van Limburg Stirum en Pijnacher Hordijk gingen de oorzaken van den achteruitgang van de koffiecultuur na en bevalen een meer oordeelkundig kiezen van terreinen voor die cultuur geschikt, aan. Daarentegen meende de heer Van Kol dat de dwang-cu'.tuur moet worden afgeschaft en in het leven moettn worden geroepen koffieondernemingen in geheel vrijen arbeid, door het Gouvernement beheerd, welk denkbeeld, gelijk de Minister van Koloniën verklaarde, na overweging , een gunstig onthaal heeft gevonden bij 1 de Indische Regeering. Het onderzoek ter dezer zake is nog aanhangig, te meer omdat de Minister het denkbeeld heeft geopperd, deze gouvernements koffie-ondernemingen dienstbaar te maken aan 1 de afleiding van de overbevolking van Java. <
De heer Van Kol, die daarop had gewezen antwoordde de Minister dat hij zal overwegen wat nog meer in het belang van de uitbreiding van de bebossching, inzonderheid van de wildhoutcultuur, kan worden gedaan. Het doel moet zijn de boschcultuur dienstbaar te maken aan de inlandsche nijverheid. Bij het verdere debat verklaarde de heer Cremer pertinent naar aanleiding van het in het gedrukte verslag van de Maandagavondzitting voorkomende insinuatie van den heer Hugenholtz, over zijn verhouding tot de Paketvaartmaatschappij dat hij sedert zes en een half jaar, dus vanaf het tijdstip dat hij aan de ministertafel plaats nam, in geenerlei relatie heeft gestaan met die Maatschappij, noch direct, noch indirect en evenmin met drie andere stoomvaartmaatschappijen, de Rotterd. Lloyd, Maatschappij Nederland en de Java China-lijn. Ditzelfde geldt voor hetgeen de heer Hugenholtz zeide over zijn verhouding tot de Deli- Courant. De Miwster verdedigde de keuze van den persoon door hem belast met de voorbereiding van de uitvoering van dencentralisatie van bestuur in Indië, tegenover het door den heer Helsdingen in ’t debat gebracht insinueerend persbericht, waarin de geschiktheid en bekwaamheid van bedoelden persoon in twijfel wordt getrokken. < ; Bij de afdeeling onderwijs bepleitte de heer De Visser krachtiger bevordering van ambachtsonderwijs; herstel van de genootschapsschool in de Minahassa, en ook wenschte hij het meer uitgebreid leerplan aan meerdere lagere scholen, dan thans ’t geval is, te verbinden. De heer Ketelaar laakte het optreden van den inspecteur van het onderwijs Fabius tegenover sollicitanten voor den dienrt bij het onderwijs in Indië en beweerde dat ’t niet te pas komt rekening te houden met de godsdienstige of politieke richting der sollicitanten en hen op die gronden af te wijzen, hetgeen onlangs geschiedde met een door het Amslerdamsche schoolhoofd Kattenburg aanbevolen onderwijzer, die op een vraag van den heer Fabius veiklaaide, de vooruitstrevende richting te zijn toegedaan. Spr. oordeelde dat alleen er op dient gelet te worden of de sollicitant berekend is voor zijn taak in de school en daar zijn plicht doet. De heer Ter Laan bracht verschillende onderwijsaangelegenheden ter sprake en wees o.a. op ’t tekort van personeel. De Minister betuigde zijn sympathie met ’t denkbeeld van den heer de Visser, om,terug te keeren tot het vroegere schoolsysteem in de Minahassa. De minister ontkende dat door hem op grond van politieke richtingen onderwijzers voor Indië zijn afgewezen, Bedoelde persoon is niet geschikt geoordeeld op grond zijner uitgesproken begrippen omtrent het hoofd van den staat en wegens zijne eigen beweringen, dat onderwijs geven in geschiedenis hem moeilijk viel. De heer Ketelaar bleef ’t hoogst bedenkelijk achten dat het van een toevallig gesprek tusschen den sollicitant en den inspecteur van onderwijs afhangt of iemand al of niet als onderwijzer voor Indië zal worden aangenomen. Heden voortzetting. Mr. R. O. T. II. Westenberg. Mr. R. O. T. H. Westenberg, buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister van Nederland te Rome, is Dinsdag-nacht daar overleden. De overledene bekleedde zijn post sinds 13 April 1877. Wijziging der Gemeentewet. Bij de Tweede Kamer is ingekomen het wetsontwerp tot wijziging der Gemeentewet. Daarin worden geregeld de gemeentelijke bedrijven en het rekenplichtig beheer, beperkt het de aan de gemeente gelaten vrijheid om op elk gebied als ondernemer op te tredèn door aanwijzing der grenzen binnen welke de gemeente als exploitante van bedrijven mag optreden. Eenerzijds vrijheid van handelen, onmisbaar voor de bedrijfsontwikkeling, anderzijds waarborgen voor deugdelijk toezicht. De geheele regeling van en de verordening op het bedrijf, worden aan de goedkeuring van Gedep. Staten onderworpen; een minium afschrijven wegens waardevermindering van gebouwen wordt voorgeschreven, evenals de verplichting om het afschrijvingsbedrag doorgaans voor aflossing te bestemmen. Een zelfstandige commissie met de leiding van het bedrijf belast, verantwoordelijk tegenover den Raad, wil het ontwerp niet; wel echter laat het toe overdracht van een deel van het beheer aan een commissie van bijstand. De regeling van het comptabel beheer beoogt: 1°. volledige vrijheid voor het gemeentebestuur om de invordering der inkomsten en het doen der uitgaven voor het bedrijf aan een ander rekenplichtig en verantwoordelijk ambtenaar dan den ontvanger op te dragen: 2°. verscherping van het toezicht op het comptabel beheer. Ren veilig toevluchtsoord! Griekenland blijft voorloopig nog een veilig toevluchtsoord voor Nederlanders, die wat op hun kerfstok hebben. Ook dit jaar toch heeft Ie Nederlandsche Regeering haar pogingen hernieuwd om de medewerking der Grieksche Regeering te verkrijgen tot het sluiten van een ritleveringsverdrag — maar dat had tot dusverre geen gevolg. De Deutsche curator. In verband met de arrestatie van mr. Van tl. te Delft meldt men nog, dat het tekort reeds >p circa /170,000 wordt geschat.
Hij speculeerde in koffie, kruidnagelen, spiritus en suiker, voornamelijk op de beurs te Parijs. Een tweetal handelsfirma’s te Rotterdam, door wiens bemiddeling de mislukte speculatiën geschiedden, zijn voor vrij belangrijke bedragen in het tekort betrokken. Aan de N. R. Ct. wordt nog uit Delft bericht , dat er steeds meer dingen aan het licht komen, die den omvang van het kwaad veigrooten. Als voorbeelden meldt men het volgende: Vóór enkele jaren failleerde te Delft een firma-meubelfabrikante (O.), in welk faillissement mr. Van M. curator was. Het accoord werd gehomologeerd, maar de boeken der zaak door de failliete aan den curator ter hand gesteld, zijn nooit door dezen aan de gehomologeerden teruggegeven. De firmanten, op het laatst vragensmoede, zijn destijds geëindigd met, na hun homologatie, nieuwe boeken aan te leggen. Vóór ongeveer twee jaar ging een koopman in leder en winkelier in schoenen, D., failliet; ook in dezen boedel was mr. Van M. curator. In deze zaak werd een accoord van 10 pCt. gehomologeerd, waarna het faillissement op 15 November 1902 een einde nam. De gefailleerde had te dien einde zoo prefente als concurrente vorderingen, in handen van mr. v. M. een som van f 2300 gestort. En thans wordt deze ge homologeerde lastig gevallen door crediteuren , uit het faillissement, met vorderingen van verschillend bedrag, waaronder zelfs een van ƒ 3000. De gehomologeerde verwijst deze teleurgestelden naar mr. v. M., of rn. a. w., naar de justitie. Alle vier. Te H., in de provincie Groningen, heeft de kassier M. in zijn bezit een accept door vier personen geteekend. Alle vier zijn evenwel dezer dagen failliet gegaan. Geheime branderij ! Door vijf ambtenaren is een aanval gedaan in de kleermakers-werk plaats van zekeren Immink in de Molenstraat te Arnhem , wiens broeder verdacht werd daar een geheime branderij op na te houden In beslag werden genomen een complete distilleerinrichting, een groote hoeveelheid gegiste grondstoffen en een fust gedistilleerd, ter waarde van meer dan ƒ300. Onzedelijkheid. Door den burgemeester van Bergen op Zoom is in tegenwoordigheid van den commissaris van politie aan de heeren C. Becht, J. van Yzerlooij en D. Touw, eigenaar van de drie schouwburgloealiteiten aldaar, medegedeeld, dat in het vervolg door hem geen vergunning meer wordt gegeven voor het houden van bals voor vereenigmgen die zich niet geheel en uitsluiiend aan muziek, zang of tooneelspel wijden, zoodat ziekenfondsen , kolenvereenigingen enz., die ook eene afdeeling tooneel er op na houden, geen bals meer mogen geven. Ook zal het uur, waarop vereenigingen, die wel bal mogen geven, zullen moeten sluiten, vervroegd worden. De burgemeester zeide deze beslissing te hebben genomen is het belang der zedelijkheid, die, volgens hem, in den laatsten tijd na afloop van bals, veel te wenschen overliet. Ontslag Tan een curator, B. en W. van Arnhem deelen den Raad mede, dat, hun door curatoren van het gymnasium is bericht, aan mr. F. G. Canneman, sedert zijn benoeming op 21 Maart j 1. tot curator, geregeld de oproepingen tot hunne veigaderingen zijn toegezonden, maar dat hij noo t iets van zich heeft doen hooren en zelfs zijne installatie nog niet heeft plaats gehad. B. en W. hebben daarop schriftelijk mr. Canneman in overweging gegeven om vóór 15 November 11. aan den Raad een verzoek te richten tot intrekking van zijne benoeming. Op dit schrijven is geen antwoord ontvangen, waarom B. en W. den Raad voor stellen de op mr. Canneman uitgebrachte benoeming tot curator in te trekken. Tilburg. Een dezer avonden kon men getuige zijn van een onverkwikkelijk tooneel te Tilburg; barrevoets en niets aan het lijf dan een hemdje stond een kind op de natte steenen voor het stadhuis, en antwoordde op de vraag wat het daar deed : dat het naar het politiebureau was geweest om hulp in te roepen voor zijne moeder, die door zijn vader mishandeld werd. De veronderstelling, dat de drankduivel ook hier weer in het spel was, zal wel niet al te gewaagd zijn. ’s-B. Ct. Alweer een. Uit Vlaardingen schrijft men aan Het Volk-. Het aantal eigenaardige benoemingen door ons huidig ministerie gedaan, is weer met één vermeerderd. Tot burgemeester van Wierden is dezer dagen benoemd de heer J. v. d. Berg, commies ter gemeente secretarie alhier. De benoemde, eertijds lid der liberale kiesvereeniging te dezer stede, is onder ons tegenwoordig allerchristelijkst ministerie van geloofsbelijdenis veranderd en was spoedig een naarstig lid der anti-revolutionaire kiesvereeniging en weldra haar secretaris. De benoemde is nog geen 30 jaren. Ontploffing te Hillegersberg. Weder had een ongeluk plaats in eene vuurwerkloods van den heer Gall in den Berg en Broekschen plas te Hillegersberg.
Na de vorige ontploffing waren, op advies van een door het ministerie van oorlog daartoe aangewezen hoofdofficier der artillerie, uitgebreide maatregelen van voorzorg toegepast. Dinsdagnamiddag was nu de heer Gall met twee jongelieden in de werkplaats bezig met het gereedmaken van knalsignalen, toen eensklaps een dusdanig voorwerp, dat gereed gemaakt werd, ontplofte en daardoor brand veroorzaakte. Een werkman vloog de deur uit en bleef ongedeerd. Met een zwaren slag vloog de inrichting uit elkander en alles brandde af De heer Gall werd eenigszins gekwetst, terwijl de andere werkman brandwonden aan armen, lenden en aangezicht kreeg. De heer Gall deed met werklieden direct alle pogingen tot blussching. De burgemeester was spoedig aanwezig op het terrein, onderzocht de andere kruitloodsen om te zien of daarop soms brandende voorwerpen waren terechtgekomen, en hield onmiddellijk eene instructie, waarna hij den gewonden jongeman naar het ziekenhuis te Rotterdam zond. De oorzaak van het ongeluk is onbekend; de mogelijkheid bestaat dat het te stijt aandrukken van onder- en bovenstuk van een signaal dit heeft doen ontbranden. De politie waakte tot alle gevaar geweken was. Dierenmishandeling. De politie te Groningen heeft proces-verbaal opgemaakt tegen den afzender van eene kist met kippen en konijnen, bestemd voor de weekmarkt. aldaar, waarvan 12 dieren tengevolge van de geringe ruimte in de kist waren bezweken. Uit het onderzoek moet zijn gebleken dat die dieren in dien toestand (en bovendien zonder eten of drinken), hadden verkeerd van Zaterdagochtend af. Treurige dood. Gisterennacht te 1 uur bemerkte het echtpaar S. te Schoonhoven eenige brandlucht. Na zich gekleed te hebben, ging de man naar buiten en ontdekte hij brand in de woning van zijn buurman. Deze, A. de G. , een alleenwonend persoon van 46 jaar, schijnt zichzelf met petroleum overgoten te hebben en zijn kleeren ie hebben aangestoken, met het gevolg, dat hij levend verbrand is. Nog brandende vond S. hem vóór de deur van zijn huis. Terstond ingeroepen geneeskundige huip mocht niet baten. De ongelukkige verkeerde den laatsten tijd in overspannen toestand. Hij was idioot en genoot ondersteuning van het ambestuur. zondagswet. Naar men bij geruchte verneemt zou het ontwerp voor de nieuwe Zondagswet reeds zoover gereed zijn, dat het dezer dagen bij de leden van het Kabinet circuleert en weldra den Raad van State zal bereiken. Het ontwerp zou verder gaan dan verzekering der Zondagsrust, eer de strekking hebben van Zondagsheiliging en met name strenge bepalingen bevatten betreffende het sluiten van winkels en het geven van tooneelvoorstellingen en muziekuitvoeringen op den Zondag geneel verbieden. Uit den Haag meldt men intusschen aan de N. R. Ct.: Van betrouwbaren kant wordt medegedeeld, lat de voorbereiding van de in de Troonrede tangekondigde wet tot verzekering van de Zondagsrust nog lang niet zoover gevorderd is, dat een mtwerp weldra den Raad van State zou kunnen bereiken. De hoofdbeginselen zijn nog in overweging.
De driemaster „Toekomst”
V AU JONAS L1E. 20. Daarentegen zeide hij niets van de mooie, blauwe engelsche visehhaken, waarvan hij bij ervaring wist, dat ze afbraken, doch in alle stilte trachtte hij alleen de solide witte te toonen. Het ontbijt werd hun in den winkel gebracht en ’s middags om 12 uur moesten de bedienden elkaar haastig aftossen om te gaan eten in het hoekkamertje in het hoofdgebouw, dat afscheiden was van de overige vertrekken in Heggelund’s huis, waar de gasten nu eerst aan het ontbijt zaten. Doch deze korte afbreking vond Morten nog te lang en indien hij er zich niet voor geschaamd had, zou hij er gaarne het middageten voor laten staan, om maar in den winkel te kunnen blijven. Later werd hem opgedragen om vanaf de landingsbrug de jachten te praaien en zich daar aan boord te laten zetten met een boodschap van Stuwitz aan den stuurman, En wanneer hij dan zoo met den stuurriem achter in de boot stond, terwijl een van het volk hem roeide en met den spiegel der boot langs het jacht ging liggen, teneinde den bediende het opklimmen gemakkelijk te maken, dan voelde hij zoo mogeiijk nog meer, hoe ver hij ’t reeds in de wereld gebracht had. Hij liet zich dat aanleunen met een gelaat, alsof iiij daaraan reeds gewoon was en als iemand, die het erg druk heeft en geen tijd voor nuttelooze praatjes, maar hij bedankte den roeier toeh voor den bewezen dienst, zooals hij dat vroeger ook zou gedaan hebben. Het toeval wilde, dat Morten, die geheel opging in zijn nieuwe betrekking, dien dag ook een ernstig voorproefje zou krijgen van de keerzijde van dit nieuwe leven. Een arme boer, die wegens langdurige ziekte in zijne zaken erg achteruitgegaan was, kwam om Stuwitz te spreken en vroeg, terwille van hunne veeljarige handelsrelatie, crediet voor twee zak meel.
De vorige week was hij er ook reeds geweest en had er toen tevergeefs om verzocht. Nu had hij zijne vrouw meegenomen, die er niet minder afgevallen uitzag, dan hij zelf. Zij hadden nu, zeide de man met een stem die hem in de keel bleef steken, geen hand vol meel meer voor de zeven kinderen thuis Kort en barseh verwees Stuwitz hen naar het armbestuur. Morten werd pijnlijk getroffen door deze behandeling; hij herinnerde zich, dat zijne moeder hem verteld had van den kommervollen tijd, toen zijn vader ook zoo lang ziek had gelegen en Stuwitz hun toen eveneens crediet had geweigerd. Hij was juist bezig om in alle stilte de draad onder zijn vest door te snijden, om den man bet eenige muntstuk te geven, dat hij van huis had meegekregen. Het was een achtshilling stuk, met een gat er in, een van die munten »die bloed kunnen stelpen” en die ook nog ander geluk aanbrengen. Daar springt Andreas Heggelund, bleek van woede, plotseling over de toonbank heen en zegt tegen den boer, dat hij met hem mee moest gaan naar het hoofdgebouw. Stuwitz draaide hem zijn rug toe, doch wierp hem later een onuitsprekelijk hoonenden blik na. Een oogenblik later kwamen de boer en zijne vrouw voorbij de winkel. Zij hadden hunne handen vol pakjes en naar het scheen waren zij boven alle verwachting van alles flink voorzien. Later op den namiddag kwam Andreas Heggelund opnieuw in den winkel en verlangde kruit, want er zouden saluutschoten afgevuurd worden van de batterij bij de vlaggeslok, ter gelegenheid van het vertrek van den landrechter. Dat was altijd een baantje voor hem , omdat hij er verstand van had en nu wilde hij, dat Morten met hem mee zon gaan. Doch deze was reeds genoeg op de hoogte van de toestanden daar in huis, om Andreas Heggelund niet meer door dik en dun te volgen, hoe welwillend en goedhartig deze hem ook leek en om de waarheid te zeggen, had hij ook volstrekt geen zin om den winkel te verlaten, al was ’took maar voor één minuut. Ijverig in de weer, bleef hij daar totdat de laatste man geholpen was en de winkel laat op den avond gesloten werd. De landingsbrug was nu, in den laten lichten avond,
weer zonder menschen of booten, — de laatste was juist weggeroeid, — de groote sleutels van de deur van het pakhuis aan zee waren omgedraaid en de pakhuisknecht was nog bezig om hier en daar ’t een en ander op te ruimen. Morten at ’s avonds samen met de twee andere winkelbedienden en moest met den jongsten in één kamer slapen. Dezen dag was Morten buitengewoon tevreden. Zijn vurigste wenseh ter wereld was nu vervuld, hij was winkelbediende geworden. Hij had echter niet half gedacht, dat dit zóó plezierig was en langen tijd kon hij niet slapen, omdat hij maar steeds aan den winkel lag te denken en weer naar Maandag verlangde, dan zou alles van voren af aan beginnen. Het scheen, dat men in het geheele huis den Zondag beschouwde als een dag om eens goed uit te slapen. Behalve de een of andere knecht, die zich vertoonde met natte gekamde haren, in zijnzondagsche pak met een of twee horlogekettingen buiten op zijn vest en de zondagsche pijp in den mond, waren er slechts weinig op, vóórdat de boot, waarmee zij naar de kerk zouden gaan, bij de landingsbrug in gereedheid werd gebracht, — iets waarmee men zich volstrekt niet haastte; want de dominee wilde, als ’t noodig was, gaarne een tijdje op de Heggelunds wachten. Een paar uur van te voren had Morten Edel Heggelund reeds in den tuin gezien met haar eenige jaren oudere vriendin, de dochter van den landrechter, die daar was blijven logeeren en hij zag ook, dat Andreas in zijn hemdsmouwen boven voor het venster van het dakkamertje zat en naar de meisjes keek. Het ontbijt, zoowel als het middageten, werd des Zondags bij de familie aan tafel gebruikt, doch daar aan den eersten maaltijd iedereen maar kwam en ging naar zijn eigen believen, viel het deze maal zóó uit, dat Morten en zijn kameraad de winkelbediende daar alleen aten. In de kamer daar naast hoorde hij Andreas Heggeluud met de beide jonge dames en hij hoopte maar,, dat zij niet binnen zouden komen, waarom hij zich koortsachtig haastte om maar klaar te komen. Een poos later begaf de geheele familie Heggelund met de twee winkelbedienden zich in de boot, waar i vijf mannen, gekleed voor de kerk, aan de riemen j
zaten. Hunne jassen lagen naast hen op de bank. Daarna stegen eenige anderen van het dienstpersoneel, die reeds op de landingsbrug hadden loopen wachten, in de boot. Toen de met vlaggen versierde boot van de landingsbrug afroeide, zag Morten, dat Edel Heggelund en haar vriendin samen een huisje maakten van hare parasols — vermoedelijk om zich daardoor des te beter te beschutten tegen mijnheer Andreas, dip vlak bij haar zat. De oude Stuwitz vertoonde zich eveneens op zijn manier op zijn zondagseh. Hij droeg kleeren, die thuis gemaakt waren. De panden van zijn jas vielen wel wat ver over de schachten van zijn vetleeren laarzen. Hij had ook een boordje om, dat maar niet goed wilde blijven zitten en dat, nadat het verdwenen was onder den dikken halsdoek, plotseling verscheen in een paar spitse, hoog aan de ooren zittende vadermoorders. Hij zag er noroch nit en droeg nu een ouderwetschen slappen hoed met lagen dop en had de handen in zijn zak, waaruit een blauwe geruite zakdoek hing. Aldus uitgedoscht deed hij zijne vaste Zondagwandeling het land in. Thuisgekomen van die wandeling, was hij gewoon, aldus vertelde een der winkelbedienden, om tot aan den middag in zijn eentje wat in het pakhuis op en neer te loopen en dan was het geraden om niet bij hem te komen, want dan was hij steeds in een uiterst slecht humeur. Morten was zoo goed als alleen thuis gebleven en kon nu ongehinderd eens een kijkje gaan nemen in alle kamers. Zoodoende kwam hij in gesprek met juffrouw Dyring, de oude huishoudster, aan wie hij de groeten zijner ouders overbracht en met wie hij ten slotte zulke goede maatjes werd, dat zij hem een extra-hapje uit de spijskamer aanbood, want het kon nog wel lang duren voor ze terugkwamen uit de kerk en jonge menschen moesten goed gevoed worden. Dit was anders niet de gewone toon van spreken van de oude juffrouw doeh daarvan wist Morten niets. Juffrouw Dyring met de zwarte loshangende krullen en het door een kanten mutsje omringde lange, bieeke en strenge gelaat, was zooveel als de onvermoeide politie in huis, voor wie ze allemaal bang waren. (Wordt vervolgd.)