Behangerij. Bedden fabriek. (BUS. ïliliHiffl, Veemarkt 32. Interc. Telepli. 212. BREDA. Magazijn ,De Vlinder '. Inpriclit voor pheele HKDBILKEBIHG. GROOTE KEUZE VAN Tapijten, Gordijn- en Meubelstoffen, Behangselpapier, Meubelen. Eenigst adres voor gegarneerde Wiegen, Luiermanden, enz. Sto ff eer der ij. Meubelfabriek.
Bredasche courant
- 03-01-1904
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Bredasche courant
- Datum
- 03-01-1904
- Editie
- Dag
- Uitgever
- W. van Bergen
- Plaats van uitgave
- Breda
- PPN
- 421095903
- Verschijningsperiode
- 1814-1941
- Periode gedigitaliseerd
- 11 april 1814 - 1814, no. 13 (16 april) - jrg. 150, no. 110 (11 mei 1940) ; jrg. 150, no. 111 (22 mei 1940) - jrg. 151, no. 417 (15 okt. 1941)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Breda
- Nummer
- 2
- Jaargang
- 113
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Advertentie
NATIONALE MILITIE.
JÏÏERSTE BLAD.
OPROEPING TOT INSCHRIJVING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda; Gelet op artikel 17 der wet van 19 Augustus 1861 {Staatsblad n*. 72) , betrekkelijk de NATIONALE MILITIE, waarvan de gewijzigde tekst is bekend gemaakt bij het Kon. besluit van 17 September 1901 {Staatsblad n“. 212); Brengen ter kennis van belanghebbenden: dat ieder mannelijk Nederlander, en ieder mannelijk ingezetene niet-Nederlander, die op den lsten Januari van bet jaar 1904 zijn 19de jaar is ingetreden, namelijk die geboren is in het jaar 1885, onver sckillig, of bij al dan niet redenen van vrijstelling meent te hebben, verplicht is zich in de maand Januari 1904 voor de militie te doen inschrijven; dat in verband hiermede de aandacht wordt gevestigd op de artikelen n°‘. 13, 14, 16, 16, 18 en i 166 van bovenbedoelde wet. ' Burgemeester en wethouders voornoemd roepen mitsdien de personen, die in 1885 geboren zijn en wier inschrijvingen, krachtens bovenaangehaalde wetsbepalingen in deze gemeente behoort te geschieden, op, om zich ter inschrijving aan te melden ten gemeentelmize alhier, als: Zij wier geslachtsnamen beginnen met de letters: A, B, C en D, Donderdag 7 Januari 1904; E, F, G en H, Vrijdag 8 Januari 1904; 1, J, K, L, M, N en O, Zaterdag 9 Jan 1904; P, Q, R en S, Maandag 11 Januari 1904; T, U, V, W,X, IJ en Z, Dinsdag 12 Jan. 1904; va i des voormiddags tien tot des namiddags een uur. Breda, 1 December 1903. Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. Tt j BEKENDMAKING. Aangifte voor het bevolkingg* 'X register. «BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda Mpten het noodig de ingezetenen te herinneren aan j||nne verplichtingen, tot het doen van aangiften ™iLJ. r het bevolkings-register, voorgesehreven bij *jpiinklijk besluit van 27 Juli 1887 {Staatsblad n°. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste ƒ100, zijn hoofdzakelijk de volgende: Bij vestiging in de gemeente, Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. ( Bij het verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestuur. Bij verhuizing binnen de gemeente. ' Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen ] gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuurTen aanzien van inwonende , personen. 1 Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende c geeft, uiterlijk binnen éénejmaand, aan het gemeentebestuur kennis van ieder lid , dat in zijn gezin wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diensten werkboden daaronder begrepen. Breda, 29 December 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd, Ed. GULJE , burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris. BEKENDMAKING. KOEPOKINENTING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda brengen ter openbare kennis, dat de gemeente-genees heeren, op Zondagen 3, 10 en 17 Januari a. s., des namiddags van 1 tot 2 uur, in een der lokalen van bet gemeente-ziekenhuis zullen aanwezig zijn tot liet kosteloos verrichten der koepok inenting en her-inenting, met uitnoodiging aan de ingezetenen om van de aangeboden gelegenheid gebruik te maken Breda, 29 Deo. 1903. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
In preventieve hechtenis.
Het nummer van j.1. Dinsdag van dezf courant bevatte een communiqué van den volgenden inhoud: iVcvenlieve hechtenis. »°p last van den minister vanjustitif »zullen zoo spoedig mogelijk in de meeste »Huizen van Bewaring, naar gelang de «beschikbare ruimte eenige cellen worden «ingericht voor bijzondere'preventief ge»detineerden. »Het verschil zal hoofdzakelijk daarin «bestaan, dat er groote vensterramen in «gemaakt zullen worden, alsmede witge«pleisterde muren in plaats van steenen, «en ander meubilair.” De bewoordingen , waarin dit bericht gesteld is, lijken me niet zeer gelukkig gekozen en onwillekeurig komen de vragen op; bijzondere gedetineerden, wie behooren daartoe en waarvan hangt het af of zij al of niet daartoe gerekend worden, zeker toch niet van hun maatschappelijke positie, waarom moet er onderscheid gemaakt worden tusschen den eenen verdachte en den andere, waarom wordt de eene dief door agenten of marechaussees geboeid door de straten gevoerd en wordt de andere door een officier van justitie afgehaald in een rijtuig, waarom weer worden personen, die handelen in ’t algemeen belang, die niets misdadigs deden, (politieke gevangenen) behandeld en gelijkgesteld met boeven van professie. Zoo zijn er een vloed van onbeantwoordde en niet gemakkelijk te beantwoorden vragen. De opmerkzame lezer zal echter hebben gezien dat er onder bovenstaande vragen twee zijn , waarvan de antwoorden met elkaar in strijd moeten zijn n.1. de eerste twee en de laatste. Bij de eerste twee zit de bedoeling voor dat het gevaarlijk is te spreken van bijzondere gevangenen, terwijl in de laatste er juist op de noodzakelijkheid gezinspeeld wordt om geen onderscheid te maken in één categorie van misdadigers, maar wel degelijk tusschen b.v. een móordenaar en een die de wetten overtrad meenende te handelen in het belang der gemeenschap. In ’t algemeen laat de behandeling
van verdachten vóór gedurende en na het strafrechtelijk proces nog zeer veel te wenschen. Er is reeds zoo herhaaldelijk aangedrongen op verbetering en voorziening, doch ’t gaat hiermede zoo langzaam, zoo uiterst langzaam Daar zullen er zijn, die koeltjes beweren; overdreven geklaag, socialistische opdrijverij, ontevredenheid, stoken , onze rechtspraak is prachtig en staat boven elke verdenking, zoo als ’t nu is is ’t goed Vraagt men aan zulken wat zij weten van den loop van een proces dan staan zij met besch amde kaken en weten hoogstens dat er een officier van justitie en een verdediger is; zeker weten zij niets van wat gebeurt vóór de openbare behandeling. Laat ons dit eens nagaan Er is een misdaad gepleegd, de justitie en politie nemen er kennis van en gezamenlijk trachten zij den dader op te sporen. Het onderzoek is niet vruchteloos, het verschaft een voldoend aantal draden in dezelfde richting loopende, die voert tot één persoon, den vermoedelijk schuldige. Op hem legt de rechterlijkt; macht de hand, — in ernstige gevallen en bij vrees voor ontvluchting volgt zijn arrestatie en gevangenhouding Hij is nu verdachte, beschuldigde, men vermoedt dat hij de schuldige is maar de bewijzen voor zijn schuld moeten nog geleverd worden. Van een straf of straf fende behandeling mag dus nog geen sprake zijn en integendeel moet alles gedaan worden om den mogelijk onschuldige tot het aantoonen van zijn nietschuld in staat te stellen, ’t Moet erkend worden dat de justitie in ons land niet 1 al te gereedelijk tot vrijheidsberooving l overgaat en dat er wel vrij sterke vermoedens moeten zijn eer de vereischte < machtiging tot preventieve hechtenis wordt gegeven, doch ook dan nog is er altijd kans dat de gearresteerde niet J schuldig is. < Zijn detentie is om verschillende rede- s nen noodig geacht, hij moet elk uur van den dag voor den rechter van instructie s kunnen verschijnen, opdat ook met behulp 1 van zijn mededeelingen, het volle licht l over de zaak op ga; voorkomen moet l worden dat hij zich door vlucht onttrekt ! aan den wrekenden arm der gerechtig- < heid en ook dat hij ruggespraak houdt 1 met getuigen of medebeklaagden — maar, I met dat al, een veroordeelde is hij nog niet; feitelijk staat hij nog gelijk met i andere menschen op wie door een nood- € lottig samentreffen, van verschillende e omstandigheden , ook wel vermoeden zou ^ kunnen rusten. Met dit onderscheid dat 2 hij onttrokken is aan zijn dagelijksche A omgeving, en beroofd van zijn vrijheid, ^ dat hij, in ’t kort, in allerlei opzichten ^ behandeld wordt als een schuldige. s Tot verblijf is hem een kerker aange- y wezen en hij is onderworpen aan het gewone gevangenis regime. Dat men hem buiten aanraking van familieleden b sn vrienden houdt, hem in ’t algemeen c celatiën met de buitenwereld ontzegt of g die onder strenge controle plaatst, is g jillijk; er mag niets worden toegelaten
wat een goeden gang der instructie kan belemmeren Doch terwijl de rechter alles in het werk stelt om hem eene bekentenis te ontlokken, staat hij geheel weerloos; zijn verdediger kan niet met hem van gedachten wisselen. ' Zonder rechtskundige verdediging is geen goede rechtspraak denkbaar — maar die is evenzeer noodig hij de instructie. De beklaagde, veelal een onontwikkeld, traag denkend mensch, staat daar tegenover handig, geslepen rechtsgeleerden, schrandere mannen wier verstand gescherpt nog is door veeljarige studie, die doorkneed zijn in de ^vetten en gebruiken en die geheel hun kennis en vernuft aanwenden om den beklaagde tot erkenning van schuld te brengen. Daar staat hij tegenover — alleen, met niemand tot raadgever of tot hulp. En nu kan men zeggen een onschuldige behoeft geen raadgever of verdediger — men geeft daarmede slechts een bewijs hoe weinig of in ’t geheel niet men zich kan verplaatsen in den toestand van een onschuldig betichte. Ook voor den schuldige is een rechtskundig raadgever noodig, opdat door zijn hulp alles in ’t licht gesteld kan worden wat de schuld van dengeen , die misdeed minder zwart kan maken Dan ook eerst zijn de partijen gelijk, aanklager en verdediger. Een hervorming in hetgeen men zou kunnen noemen de voorbereidende rechtspraak , is noodig. De in preventieve hechtenis verkeerende moest niet in: de gevangenis geplaatst worden; hij behoort thuis in een passend lokaal, waar zijn vrijheid niet meer beperkt is dan strikt noodzakelijk. Door aan elk rechtsgebouw eenige geschikte kamers [voor dat doel in te richten kan hierin worden voorzien. Dadelijke toevoeging van een rechtsgeleerd raadsman, die den cliënt ook in de instructie bijstaat, is een nog noodzakelijker eisch. En dan komt nog de kwestie der schadeloosstelling van vrij gesprokenen. Het kan zijn, dat die vrijspraak het gevolg is, niet van des beklaagdes helder gebleken onschuld, maar van leemte in het bewijs van schuld; in elk geval, als er geen veroordeeling is mag er ook geen straf zijn, of moet het nadeel door ten onrechte opgelegde straf worden hersteld. De tijdelijke vrijheidsberooving geschiedde in het belang der gemeenschap en zij is het dus, die voor het geldelijk equivalent van dat offer behoort op te komen, De schadeloosstelling kan en zal dan dikwijls te beurt vallen aan werkelijk schuldigen , over wie geen straf kon ^worden uitgesproken, maar deze overweging mag niet den doorslag geven — aan boogere billijkheidseischen komt den voorrang toe. * » * Van bevoegde zijde wordt omtrent het bericht betreffende de inrichting van cellen voor in voorloopige hechtenis gestelde personen, de volgende opmerking gemaakt : De last om zoo spoedig mogelijk in de
meeste Huizen van Bewaring naar gelang van de beschikbare ruimte eenige cellen in te richten voor bijzondere preventiefgedetineerden, is niet uitgegaan van den tegenwoordigen Minister van Justitie, maar werd reeds een paar jaren geleden gegeven onder het bestuur van zijn ambtsvoorganger, Mr. Cort van der Linden. Ter geleidelijke uitvoering van den maatregel, — welke in de richting gaat van de meer en meer geopenbaarde meemng, dat een verdachte nog niet gelijk te stellen is met een veroordeelde — wordt elk jaar een post op de Justitiebegrooting uitgetrokken tot verbouwing van cellen voor preventief gevangenen Dergelijke som is ook op de begrooting van het Departement voor 1904 gebracht. Het besluit is niet genomen speciaal met het oog op «bijzondere” preventiefgedetineerden, wat allicht den schijn zou verwekken alsof hier bij de maatschappelijke positie of rang van de personen in aanmerking werd genomen, maar is algemeen en geldt dus voor alle preventief-gevangenen, zonder onderscheid van stand of klasse.