EERSTE BLAD.
» Veranderingen in \ advertentiën gelieve Piif uil. ■
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering kan worden ingestaan. DE UITGEVERS.
Behangerij. Bedden fabriek. m. hunkin, Veemarkt 32. Interc. Telepb. 212. BREDA. Magazijn „De Vlinder '. Inpriclit voor plieele ÏÏÜBILEEBISG. GROOTE KEUZE VAN Tapijten, Gordijn- en Meubelstoffen, Behangselpapier, Meubelen. Eenigst adres voor gegarneerde Wiegen, Luiermanden, enz. Stoffeerderij. Meubelfabriek. i in
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/01/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323016:mpeg21:p00001
BEKENDMAKING. AANGIFTE TOT PLAATSING OP DE KIEZERSLIJST. De BURGEMEESTER der gemeente Breda noodigt bij deze uit de mannelijke inwoners der gemeente, tevens Nederlanders, die vóór of op 15 Mei 1904 den leeftijd van 25 jaren hebben bereikt en voor eene plaatsing op de kiezerslijst in aanmerking wenschen te komen, daarvan vóór den 16denFebruari 1904 ter secretarie alhier aangifte te doen, onder overlegging van de bij de kieswet gevorderde bewijsstukken en overeenkomstig de daartoe door den Minister van Binnenlandsche Zaken vastgestelde formulieren, waarvan modellen ter secretarie der gemeente kosteloos verkrijgbaar zijn gesteld. Voorschreven aangifte wordt gevorderd voor hen die het kiesrecht wenschen deelachtig te worden op grond: a. dat zij over het laatst verloopen dienstjaar in eene andere gemeente in een der rijks directe belastingen of in de grondbelasting lot een bedrag van ten minste /I zijn aangeslagen en dien aanslag ten volle hebben voldaan; b. dat zij over het laatstverloopen dienstjaar wegens onroerende goederen eener onverdeelde nalatenschap in de grondbelasting zijn aangeslagen als medeeigenaar, wiens naam niet bij den aanslag in het kohier is vermeld, mits het aandeel in dien aanslag ten minste ƒ1 bedraagt; c dat zij als hoofden van gezinnen of als alleen wonende personen op den 31sten Januari 1904 sedert den lsten Augustus van het vorig jaar hebben bewoond, krachtens huur, in dezelfde gemeente niet meer dan twee huizen of gedeelten van huizen, waarvan de wekelijksche huurprijs, voor elk afzonderlijk, minstens ƒ1,25 heeft bedragen of, krachtens eigendom, vruchtgebruik of huur, eenzelfde vaartuig van ten minste 24 kubieke meter inhoud of 24000 kilogram laadvermogen; d. dat zij op den 31sten Januari 1904 sedert den lsten Januari van het laatstverloopen jaar achtereenvolgens bij niet meer dan twee personen, ondernemingen, openbare of bijzondere instellingen ip dienstbetrekking of als inwonende zoon in het bedrijf of beroep der ouders werkzaam zijn geweest en als zoodanig over dat jaar een inkomen hebben genoten van ten minste ƒ350, of dat zij op den lsten Februari 1904 in het genot zijn van een door eene onderneming openbare of bijzondere instelling verleend pensioen of verleende lijfrente van gelijk bedrag, met dien verstande, dat voor hen, die ln beide gevallen verkeeren, zoo noodig, ter bereiking van het vereischte bedrag, het inkomen, het pensioen en de lijfrente worden samengeteld; e. dat zij op den lsten Februari 1904 sedert een jaar den eigendom met recht van vrije beschikking hebben van ten minste ƒ100 (nominaal), ingeschreven in de grootboeken der nationale schuld, of van ten minste f 50, ingelegd in de rijkspostspaarbank, in eene gemeentelijke spaarbank of in eene spaarbank, beheerd door het bestuur van eene rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging, van eene naamlooze vennootschap, van eene coöperatieve vereeniging of van eene stichting; en ƒ. dat zij met goed gevolg hebben afgelegd een examen, ingesteld door of krachtens de wet of aangewezen bij algemeenen maatregel van bestuur en in verband staande met de benoembaarheid tot eenig ambt, de vervulling van eenige betrekking of de uitoefening van eenig bedrijf of beroep. Eet doen van voorschreven aangifte wordt niet gevorderd voor hen, die op de kiezerslijst van het vorig jaar voorkomen : j 1°. als woning-, huur- of vaartuigkiezer (art. i \b sub 1°.), mits zij alsnog hetzelfde huis of een' gedeelte van hetzelfde huis of hetzelfde vaartuig bewonen ; 2°. als pensioen- of lijfrentekiezer (art. 16 sub 2“., tweede lid); 3°. als grootboek- of spaarbankboekkiezer (art 16 sub 3°.); 4°. als examen-kiezer (art. 16 sub 4°. der kies- . wet). Aan hen, die als loonkiezer (art. 16 sub 2°., eerste of derde lid der wet), op de kiezerslijst van het 1 vorig jaar voorkomen, wordt vóór 8 Februari 1904 , een aangiftbiljet ter invulling toegezonden. 1 Voorts wordt de aandacht er op gevestigd, dat geene aangifte is voorgesehreven voor hen, die het kiesrecht ] ontleenen, ter zake dat zij over het laatstverloopen dienstjaar in de gemeente Breda in de grondbelasting 1 voor een bedrag van ten minste ƒ1 of in eene of 1 meer andere rijks directe belastingen zijn aangeslagen. | Breda, 23 Januari 1904. De burgemeester voornoemd, Ed. GÜLJÉ. '
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/01/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323016:mpeg21:p00001
i. Wij laten hieronder volgen het verslag der commissie van rapporteurs met de bijlagen omtrent de in de najaarszitting van November 11. ingediende voorstellen van Gedeputeerde Staten. Aan de Staten van Noord-Brabant. Bij besluit van Uwe Vergadering in dato 2 December jl. werden, naar de zes afdeelingen ter fine van onderzoek en rapport gezonden de nos. 18, 33 en 36 van de lijst van gedrukte stuikken voor deze najaarszitting, alle betreffende het ontwerp Scheepvaartkanaal maar den Amer met een zijtak naar Breda en in hooldzaak, bevattende de omschrijving van dit werk, de deswege sedert, de laatste j
zomerzitting gewisselde correspondentie tusschen den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid en het college van Gedeputeerde Staten, zoomede een voorstel van laatstgenoemd college om, onder de voorwaarden, daarin omschreven, in de kosten van het werk, indien het van Rijkswege wordt uitgevoerd en onderhouden, eene bijdrage te geven van twee en een half millioen gulden door de Provincie en de betrokken gemeenten te zamen. Deze stukken werden in alle afdeelingen met verklaarbare belanstelling ontvangen en onderzocht. In de meeste afdeelingen werd vóór alles hulde gebracht aan de groote toewijding en nauwkeurigheid, waarmede HH. Gedeputeerde Staten met hun Voorzitter dit belangrijk onderwerp hebben behandeld en voorbereid en niet minder aan het beleid en de energie, waarmede zij deze zaak tot haar tegenwoordig staffum hebben gebracht. Algemeen was men dan ook van oordeel, dat deze zaak dians in technisch en financieel opzicht ;ot in alle bereikbare onderdeelen is voorbereid en dat het besluit van Uwe Vergadering zal beslissen, of het zoo vurig verwachte Noordbrabantsche karaat zal tot stand komen, dan wel of iet als een niet te verwezenlijken droomleeld voorgoed zal worden ter zijde gesteld. Deze laatste overweging, mede steuïend op de reeds met eenparig stemmen lezerzijds aangeboden subsidie van een nillioen gulden, deed in twee afdeelingen net eenparige stemmen besluiten ook le verhoogde bijdrage te verleenen, al intveinsde men zich niet, dat hiermede le uiterste grens van de iinancieele draagkracht der provincie stond te worden lereikt. Zelfs behielden eenigen zich hun lefinitieve stem voor, ingeval blijken nocht, dat de financieele positie van de irovincie belangrijk minder gunstig was lan uit het overzicht, daarvan door ïedeputeerde Staten gegeven, viel op te naken. In de vier andere afdeelingen opentaarde zich meer verschil van gevoelen. Het alleen werd door sommigen op elerlei gronden en financieele zijde van leze zaak verschillend beoordeeld, ook a menig ander opzicht vond het voorstel an Gedeputeerde Staten geen onvoorvaardelijke instemming. in de meeste afdeelingen werd door en grooter of kleiner getal leden de venschelijkheid betoogt, dat, nu de proinciale bijdrage zoo verre boven het aan- f ankelijk geraamde bedrag zal moeten vorden opgevoerd, ook de bijdragen der emeenten, zoo niet evenredig, dan toch ■
eenigermate zouden worden verhoogd. Overal echter werd hiertegen opgemerkt: 1. dat speciaal de grootere gemeenten zeer beduidende bijdragen hebben toegezegd , die bij den niet vooruitgaanden toestand der gemeentefinanciën inderdaad bezwaarlijk meer verhoogd kunnen worden; 2. dat door de gewijzigde voorwaarden nog zeer belangrijke extra onkosten als havenwerken etc ten laste der grootere gemeenten zullen komen; 3. dat verhooging der kleinere bijdragen geen beteekenend voordeel zou opleveren, en 4. dat door iedere poging in deze toch al onvruchtbare richting, het geheele plan noodeloos op losse schroeven zou worden gesteld. Eveneens werd in de meeste afdeelingen de meening vernomen, dat de irrigatie-behoeften, volgens sommigen dezer leden op minstens gelijke lijn met de scheepvaartbelangen te stellen, doorbet gewijzigde artikel 5 te veel op den achtergrond waren gedrongen. ' an andere zijde, die de irrigatiebelangen eveneens niet te licht wenschte te schatten, werd hiertegen echter opgemerkt, dat deze door de nieuwe formuleering, feitelijk in geen opzicht meer werden gedrukt dan door den eersten tekst, en dat in ieder geval dit kanaalplan, dat uit een onuitputtelijke waterbron kan worden gevoed, voor irrigatie beter de mogelijkheid opent dan het vorige, waarbij zelfs een voor de bevaarbaarheid voldoende waterhoeveelheid nauwelijks verzekerd was Naast deze van verschillende zijden uitgesproken bedenkingen, werden nog hier en daar speciale bezwaren vernomen. Zoo werd nogmaals aanbevolen het kanaal slechts gedeeltelijk uit te voeren; een der leden betwijfelde het algemeen belang van deze zaak, een ander achtte de vaart daarin zeer bezwaarlijk door de vele sluizen en de te diepe ingravingen, terwijl ook volgens dat lid de bevaarbaarheid niet voldoende verzekerd was. Het meest van alles werd echter in de afdeelingen de financieele zijde van deze voorstellen onderzocht en besproken. Vele leden, en ten slotte in de vier genoemde afdeelingen de meerderheid, waren van oordeel, dat feitelijk na het vroegere principieele besluit omtrent de bijdrage van een millioen, thans nog slechts te beslissen viel, of die som nog met f 650000 zou worden verhoogd. A priori nu en vertrouwend op het advies van Gedeputeerden konden die leden niet aannemen, dat, verdeeld over tien jaren, die vermeerdering de financieele krachten
der provincie in die mate zou bezwaren, I dat daarvoor ten slotte dit grootsche werk 1 zou moeten vallen. Zij meenden, dat 1 zulk een uitkomst, na zooveel jaren van 1 voorbereiding en nadat onze beste mannen 2 daaraan meer dan een menschenleven £ lang hunne krachten hadden gewijd, niet < alleen ten zeerste zou moeten worden < betreurd, maar tevens een onverdienden blaam zou werpen op het zoo te roemen 1 financieel bestuur van deze provincie. Eenige andere leden daarentegen waren van een geheel tegenovergesteld gevoelen. In eene der afdeelingen werden door een lid zijne opvattingen dienaangaande ontwikkeld in eene afzonderlijke nota, welke als bijlage aan dit verslag is gehecht. Gedeeltelijk aan de hand van die nota en, gedeeltelijk op grond van de zinsnede, voorkomende in het rapport van H.H. Gedeputeerde Staten van 10 Juli 1902 (bijlage 80 der zomer zitting) werd door sommige leden de financieele toestand der provincie minder gunstig beoordeeld dan H.H. Gedeputeerde Staten dien in hunne toelichting bij deze voorstellen meenen te mogen aannemen. Men miste daarin de eventuëele nadere bijdragen voor de trams; ook achtte men veeleer eene vermindering dan een accès bij de opcenten op de gebouwde eigendommen waarschijnlijk en zou men de mogelijkheid, dat op den duur de paardenbelasting zou komen te vervallen, niet geheel over het hoofd mogen zien. Een lid in eene andere afdeeling wenschte speciaal te weten of de provincie op het oogenblik nog gebonden is of, bij uitvoering, gebonden kan zijn aan tram-subsidies, die nog niet in de begrooting zijn opgenomen. Meerdere leden meenden, dat in ieder geval, voor de naaste toekomst, elk vooruitzicht, om nog andere nuttige zaken tot stand te brengen, uitgesloten zou zijn,
IUL ötaiiu lc tuiguoiuiuu üwu ii, en dat met name het toekennen van de gevraagde bijdrage voor het kanaal, gelijk zou staan met het onttrekken van iederen steun aan nader aan te leggen tramverbindingen, die door deze leden van veel grooter nut worden geacht dan een kanaal Het hiervoren breedvoerig gerapporteerde, zoomede de aangehaald stukken hebben in den boezem van uwe commissie een onderwerp van nauwgezette overweging en bespreking uitgemaakt. Naast en als voedingsader voor het bestaande, zeer uitgebreide en krachtig net van land- en tramwegen, acht zij een ruimen waterweg, die deze provincie bijna over hare geheele lengte in haar midden doorsnijden zal, van het allergrootste belang. Eenparig is uwe commissie dan ook overtuigd van het groote belang en het groote nut, dat dit werk voor een zeer overwegend doel van deze provincie zal opleveren; zij verwacht, dat het in zeer ruime mate tot den bloei daarvan zal bijdragen en en dat het voor de blijvende welvaart en 'verdere gezonde ontwikkeling van de meeste daarvan inderdaad onmisbaar zijn zal. Zich aansluitend aan het deswege in de afdeelingen besprokene, verheugde ook uwe commissie zich, deze voor onze provincie zoo belangrijke onderneming, die reeds langer dan een halve eeuw in deze vergadering is besproken en die reeds eenmaal op het punt scheen tot uitvoering te zullen komen, thans door de voortdurende toewijding van velen en de doeltreffende medewerking van rijks- en provincialen waterstaat in een stadium te zien gebracht, dat hare verwezelijking in de macht van uwe vergadering schijnt te staan. Eenparig erkent zij, dat in afmeting, inrichting, voeding en verdere detailvoorzieningen op het oogenblik alles bereikt is, wat redelijker- of billijkerwijze kan worden gevorderd of verkregen, zoodat thans te beslissen valt: dit kanaal of geen kanaal. Eenparig ook zou uwe commissie dit
laatste ten hoogste betreuren, doch hier houdt verder de eenparigheid in den boezem uwer commissie op. Terwijl een lid, indien deze nog mogelijk ware, een zuidelijker richting meer gewenscbt zou achten, was een ander lid van meening dat, hoezeer hij het kanaal zou wenschen, de financieele offers door de aanneming van de voorstellen van Gedeputeerde Staten aan de provinciale kas te stellen, te zwaar zouden drukken op de provinciale financiën en buiten verhouding zouden staan tot het daarvan te verwachten nut. De grootst mogelijke meerderheid van uwe commissie is daarentegen in dit laatste opzicht van een geheel tegenovergesteld gevoelen. Allereerst gaat zij er van uit, dat, toen uwe vergadering met algemeene stemmen besloot (9 Juli 1895) eene subsidie van een milloen gulden (later tot op /"l.130.000 verhoogd) in de kosten van het toenmaals geprojecteerde kanaal te verleenen, het nut daarvan, het groot provinciaal belang daaraan verbonden, de doeltreffendheid van de toen gekozen algemeene richting, zoomede de financiëele zijde van die zaak, eenparig volkomen buiten contact zijn gesteld. Het kan niet worden aangtoond, dat sedert in een van deze hoofdpunten verandering is gekomen; k zelfs is de schuldenlast der provincie op dit oogenblik zeer aanzienlijk lager, terwijl de belastingheffing nog verminderd is. Diensvolgens staat dit voorstel, naar dezelfde meerderheid meent, geheel op den basis van uw vroeger besluit van 23 November 1899. Hetgeen dus in strijd daarmede in de afdeelingen is aangevoerd, meent uwe commissie verder onbesproken te kunnen laten. Het eenige wat tusschen toen en thans gewijzigd is, betreft de kosten. Zeer aanzienlijk zijn deze laatste gestegen, deels door de sedert gewijzigde omstandigheden, deels door de meerdere uitbreiding, overigens volkomen terecht, aan het primitieve plan gegeven, zoodat thans van de provincie een bedrag van ƒ650.000 méér gevorderd wordt. Te trachten hierin door de belanghebbende gemeenten nog een deel te laten bijdragen, acht
u cj , dezelfde meerderheid uwer commissie even ongemotiveerd als onpractisch en zulks op gronden,-daarvoor reeds in de afdeelingen aangevoerd. Haar schijnt dus de eenige vraag: is het thans geprojecteerde kanaal de verhoogde bijdrage voor de provincie waard en ligt het redelijkerwijze in onze macht die te geven. Het eerste deel wordt door die meerderheid volmondig toestemmend beantwoord. De betere watervoorziening, waarvoor dezerzijds geen kosten te maken, noch garanties te verleenen zijn; de ruimere afmetingen en versterkingen; de betere verbindingen van den zijtak naar Breda en talrijke andere wijzigingen, die tevens als even zoovele verbeteringen zijn aan te merken, doen zeker de kosten, maar niet minder voor ons de waarde van dit kanaal stijgen, zoodat uwe commissie meent, hierover niet verder te behoeven uit te weiden. Ook ten aanzien van het tweede deel der vraag durft bedoelde meerderheid uwer Commissie, na rijp overleg, doch met volle overtuiging een toestemmend antwoord geven. ! Slot volgt.
"Kanaal van de Zuid-Willemsvaart naar dan Amer.". "Bredasche courant". Breda, 1904/01/24 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 26-02-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323016:mpeg21:p00001