V00EEANDE1T de nieuwste portretten van Broese’s Boekhandel: 11 111 P*™ ■ Hl B PRINS IB IMBU1EN, m a^e Sr0°tten en poses, met passende mora-standaards met kroon.
Bredasche courant
- 12-02-1904
Permanente URL
- Gebruiksvoorwaarden
-
Auteursrecht onbekend. Het zou kunnen dat nog auteursrecht rust op (delen van) dit object.
- Krantentitel
- Bredasche courant
- Datum
- 12-02-1904
- Editie
- Dag
- Uitgever
- W. van Bergen
- Plaats van uitgave
- Breda
- PPN
- 421095903
- Verschijningsperiode
- 1814-1941
- Periode gedigitaliseerd
- 11 april 1814 - 1814, no. 13 (16 april) - jrg. 150, no. 110 (11 mei 1940) ; jrg. 150, no. 111 (22 mei 1940) - jrg. 151, no. 417 (15 okt. 1941)
- Verspreidingsgebied
- Regionaal/lokaal
- Herkomst
- Stadsarchief Breda
- Nummer
- 19
- Jaargang
- 113
- Toegevoegd in Delpher
- 21-01-2019
Advertentie
Advertentie
EERSTE BLAD.
* Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering han worden ingestaan. DE VIT GEVERS.
De kansen in een Russisch- Japanschen oorlog.
in. Maar het is niet te verwachten dat Rusland tegenover Engeland en Japan samen de beslissing zal zoeken en gedwongen kan het niet worden bij eenigszins handig optreden. Bovendien kan Rusland voortdurend versterking sturen van uit de Zwarte Zee, de gesloten Dardanellen eenvoudig passeerende, tot op het oogenblik, dat Engeland in Europa de handen vrij krijgt tegenover Frankrijk, wanneer het wellicht te laat zou zijn om tegen deze Zwarte Zee vloot te kunnen ageeren. En al is ook eenmaal in de oost-aziatische wateren de zege door Japan be- ■ vochten, dan nog blijven deze nakomende schepen 1 een voortdurend gevaar, omdat zij in staat kunnen I
zijn, de verbinding van Japan met zijn, in Korea of Mantsjoerije overgebracht leger voor korten of langer tijd te verbreken, wat een nederlaag of minstens groot nadeel voor dat leger opleveren kan. Dit alles is wel waar een reeks van onderstellingen, maar het kan wel niet anders of uit i het voorgaande moet met zekerheid vastgesteld worden, dat Japan slechts kans heeft op een gunstigen afloop van den oorlog wanneer deze ter zee een, voor Japan schitterend verloop heeft. Dan pas kan lot het tweede gedeelte van den oorlog worden overgegaan. En in dit gedeelte is het Rusland, dat de grootste voordeelen aan zijne zij de heeft. Reeds nu bedraagt de legermacht in Oost-Azië een totaal van bijna 200.000 man en de aanvoer kan geregeld blijven doorgaan , kan zelfs in alle omstandigheden, daar de communicatie verzekerd blijft, opgevoerd worden voor zoover het aanwezige spoorweg-materiaal op de oost-siberische lijn dit toelaat. Er is geen twijfel of Rusland zal in staat wezen, aan het japansche leger steeds met overmacht het hoofd te bieden, al zijn de omstandigheden voor Japan zoo gunstig mogelijk. Het russische leger vecht in of in verband met het eigen land, het japansche blijft afhankelijk van zijn basis in een vijandelijk land; iedere dagmarsch verder dwingt tot het achterlaten van troepen om de communicatie te verzekeren, daar er geen kwestie van kan zijn een zoo groot leger, in beperkte ruimte saamgetrokken, te voeden uit de landstreek, waarin zij is, terwijl ie kans bestaat, dat deze nog volkomen verwoest is. En storing der communicatie öt te and öf te water kan aanleiding geven tot de
meest noodlottige catastrophe. Dringt bovendien het japansche leger Mantsjoerije binnen, dan is het al dadelijk genoodzaakt, sterke afdeelingen te bestemmen tot observatie of van Port Arthur óf van Wladiwostoek; een beleg dezer onneembare vestingen is niet wel denkbaar en zou door den langen duur slechts ten voordeele van Rusland kunnen zijn, dat ongetwijfeld den oorlog het langst kan volhouden. Behoudens buitengewone omstandigheden, schijnen ons in den land-oorlog voor Japan weinig goede uitkomsten weggelegd, een goed eind-rpsultaat zelfs onbereikbaar. En valt de zee-oorlog dan ook al ten goede uit, in den veld-oorlog kan het niet anders ot het, tegenover Rusland betrekkelijk zwakke japansche leger moet het afleggen tegen den onweerstaanbaar sterken kolossus. De onuitputtelijke hulpbronnen van Rusland, de zekerheid hieruit onder alle omstandigheden gebruik van te kunnen maken, zijn factoren, die tegenover het zwakkere Japan voortdurend een meerderheid beloven in den land oorlog. En in deze ligt de eindbeslissing. En dan doet zich de vraag ten slotte voor: zal Engeland aan Japans zijde staan? In het blauwboek van 1902, waarin de engelsche règëering van het verdrag met Japan aan het parlement kennis gaf, werd vermeld dat hulp zou worden verleend »when the circumstances in which he (Japan) has taken this step, are such as to establish that the quarrel has not been of his own seeking.” Lokt Japan den aorlog uit, dan wordt het niet geholpen ! Openlijk den oorlog uitlokken, zal Rusland niet doen; laar is geen reden voor, immers het gaat toch ralm zijn gang! Doch dit is juist het gevaarlijke
voor Japan, welks bevolking voortdurend meer verbitterd wordt door het optreden, dat slechts ten nadeele van Japan eindigen kan. Geen wonder dat de oorlogspartij toeneemt, maar in verband met het bovenstaande mag het evenmin verwondering baren , dat de japansche regeering; beseffende welk een zware slag zelfs een overwinning kan toebrengen aan de, reeds zoo lastig te beredderen geldmiddelen, hare opkomende macht, haar jonge vloot, kalm en gematigd blijft handelen en Rusland liever te vriend houdt dan tot vijand neemt. Tenzij de volkswil tot andere oplossing dwingt, en wij zagen reeds, dit is voor Japan een zeer gevaarlijke weg. Maar ook in ieder geval een weg, die niet loopt in de richting van onze koloniën. • * • Toen wij het artikel waarvan bovenstaande t slot is begonnen was de oorlog nog niet uitjebroken — thans brandt de oorlogsfakkel weer. De tijd vsn angstig wachten is voorbij; de ïerste schoten zijn gelost; Russische oorlogschepen waren blootgesteld aan de vernielende werking van Japansche torpedo’s of door Japaniche torpedisten gelegde onderzeesche mijnen: le teerling is geworpen 1 Wat zal de telegraaf, vat de pers, het publiek deze dagen brengen? )p die vraag is slechts een antwoord te geven: sugens. Zeker, leugens, canards, mystificaties) ewetenloos vervalschte of op het eigen redactieureau verzonnen «oorlogsberichten” in rijke orteering. Men zij dan wel op zijn hoede. Er ijn op het oogenblik in het Verre Oosten enkele eeren oorlogscorrespondenten los, die voor zichslver. en hun metier een allerbedenkelijkste
reputatie hebben verworven. Bovendien zijn de Engelsche en Amerikaansche nieuwsagentschappen, die via Japan en de Vereenigde Staten, of anders uit Peking en Shanghai hun jnieuws” krijgen, min of meer openlijk op de hand van Japan. Werkelijk betrouwbaar officieel nieuws kan op het moment alleen komen overPetersburg. Het zal, waar het van hoogerhand aan de bladen, wordt verstrekt, steeds voor publicatie zijn gereedgemaakt, hetgeen in Rusland nog heel wat meer beteekent dan in andere landen. De zeestrijd , die — wij weten het door onderkoning Alexiëf — begonnen is, wordt voorloopig gevoerd in de baai van Korea. Berichten van wat daar voorvalt zullen dagen noodig hebben om Japan of Peking te bereiken, om dan, versierd, vergroot, verdraaid, verder te worden geseind. Men zij dus in deze eerste weken, wat de oorlogsberichten betreft, wantrouwend en ongeloovig als wijlen Thomas. De Engelsche avondbladen bevatten een telegram uit Tokio, meldende dat twee Russische vrijwillige transportschepen met 2000 man troepen buit gemaakt zijn. De Japanners zijn te Masampo geland. Ofschoon er te Tokio bericht is, dat twee Russische oorlogsschepen te Tsjemoelpo vernield zijn, is er geen oploop op straat, geen gejuich, geen betooging. Iedereen blijft bedaard, tot verbazing der vreemdelingen. De Russische Regeeringsbode maakt een manifest van den Tsaar openbaar waarin verklaard wordt, dat Japan zonder Rusland in kennis te stellen, dat de afbreking der diplomatieke betrekkingen opening der vijandelijkheden beteekende, ■ plotseling het Russische escader bij Port Arthur aangreep. De Tsaar beval daarop terstond de uitdagers der Japanners met de wapenen te beantwoorden. Het manifest smeekt den zegen Gods over de manschappen van leger en vloot af. De chef van Alexejef’s staf seinde uit Port Arthur: Tegen elf uur gisterenmorgen naderde een uit vijftien pantserschepen en kruisers bestaand Japansch smaldeel Fort Arthur, en opende het vuur. De vijand werd ontvangen met het vuur der kustbatterijen en van het smaldeel, dat aan den strijd deelnam. Tegen den middag staakten de Japanners het schieten en stoomden zuidwaarts weg. Onzerzijds zijn 2 zeeofficieren en 41 soldaten gekwetst; 9 gesneuveld. In de kustbatterijen werd een man gedood, 3 gewond. Het pantserschip Holiawa en de kruiser Nowik werden beschadigd onder de waterlijn. De schade, aan de vestingwerken toegebracht, is onbeteekenend. Het Japansche gezantschap te London heeft een telegram uit Tokio ontvangen, waarin de vernieling van de Russische kanonneerboot Koriëts en den kruiser Wariag te Tsjemoelpo bevestigd wordt. Admiraal Oerioe zeide de Russische oorlogsschepen aan, Tsjemoelpo te verlaten; anders zou hij hen in de haven aanvallen. De Russische oorlogsschepen verheten de haven in den ochtend van den 9den. Een gevecht volgde, dat ongeveer een uur duurde. Toen vluchtten de Russen tusschen de eilanden. Tegen den avond zonk de Wariag en den lOden ongeveer vier uur in den ochtend kwam bericht dat de Koriëls in de lucht gesprongen en toen gezonken was. De Associated Press te San Francisco verneemt uit Nagasaki: De Russische kruiser Wariag, die gezonken heette, werd buit gemaakt en is te Sasebo aangekomen. Amerika’s voorstel, dat de onzijdige mogendheden er "bij de oorlogvoerende partijen óp zullen aandringen , zich te verbinden om de onzijdigheid en onschendbaarheid van China te eerbiedigen, ten einde daar een algemeen oproer en vreemdelingenmoord te voorkomen, wordt »in beginsel” wel door alle mogendheden gebillijkt. Maar eerst moest dan het bezwaar overwonnen worden, in welken vorm en tot hoever daarbij Mantsjoerije enz. als oorlogsterrein van die verbintenis uit te zonderen. In den vorm van een gerucht uit Weenen meldt de Berlijnsche Post hier, dat Rusland zich de volle onzijdigheid van China heeft trachten te verzekeren door te beloven, warjneer Rusland wint, Formosa aan China terug te geven, Daarover zou een geheim verdrag bestaan. In een blijkbaar van hoogerhand ingegeven artikel bezweert de National-Zeitung de Duitsche pers, zich, gedachtig aan de ondervinding uit den Boerenoorlog, van alle overtollige sympathiebetuigingen voor de eene of de andere oorlogvoerende partij te onthouden, en niet de moeilijke positie der Duitsche diplomatie door onnoodige en afbrekende kritiek van de Duitsche regeeringspolitiek te verzwaren. Volgens de Vossische Zeitung is de meening in de politieke kringen, dat het de gewichtigste taak van de onzijdige mogendheden is, een paniek aan het Chineesche hof en aldus algemeene opstanden tegen dé vreemdelingen te voorkomen, De moeilijkheid zou vooral hierin liggen, dat China zelf te zwak is om een feitelijke onzijdigheid te handhaven en een buitenlandsche strijdmacht, die zijn grens mocht overschrijden, te ontwapenen, gelijk Zwitserland het in 1870 met het leger van Bourbaki deed. De aanval op het Russische hoofdkwartier was koen, bijna overmoedig, daar nagenoeg de geheele Russische vloot voor de haven lag — waaruit men zou opmaken, dat de Russen dien aanval hebben verwacht. Doch waren zij verdacht op een zoo spoedige komst van den vijand? Wij betwijfelen het. De overval droeg geheel het karakter van een verrassing, een verrassing die voor Rusland ernstige gevolgen had. Twee slagschepen waarbij de grootste der Russische
vloot de Tsesarewits (13110 ton) zijn, ontredderd, ; op ’t strand gezet. Een ander, de Poltawa, < werd j beschadigd, welke officieele Russische < term blijkens de ervaring van gisteren moet < worden vertaald met »buiten gevecht gesteld.” I Niet minder dan vijfpantserdekschepen: Diana, i Pallada, Askold, Bojarin en Nowik zijn beschadigd (onbruikbaar), een pantserdekschip, de Waryag en een ander vaartuig, de Konetz (?) zijn , door de Japanners vermeesterd. De Russische ( zeemacht heeft dus al dadelijk een gevoeligen i klap gekregen. , Barones Bertha von Suttner, schrijfster van i »Die Waffen niederl”, heeft nog aan president 1 Roosevelt getelegrapheerd, om hem te verzoe- 1 ken, in den geest der Haagsche Conventie, tusschenbeièe te komen in het Russisch-Japansche geschil, nu geen der Europeesche Mogend- ( heden daartoe geneigd bleek te zijn. Maar het heeft natuurlijk niet gebaat. i
FREULE EDITH
DOOR COKNELIE NOOEDWAL 4. Naar huis dus, naar Johanna, die ƒ100.000 had besteed om zijns vaders sehuldeischers weer te geven wat hun toekwam; nfar Johanna, door wier vrijgevigheid hij een aanzienlijk gedeelte der hypotheken af had kunnen lossen. O, kon hij haar dat geld maar teruggeven! Zoo gaarne wilde hij haar niets verschuldigd zijn, niets, niets! Zij zou hem dat dan ten minste niet meer kunnen verwijten. Thuis vond hij Johanna met een stichtelijk boek op een sofa liggen. Hij had er niets tegen dat zij stichtelijke boeken las; integendeel, hij wensclite wel, dat zij de strekking wat beter ter harte had genomen en hem het leven niet tot een soort van hel had gemaakt. Johanna’s hoofdpijn was beter; ze verlangde een zoen. Zij had een sentimenteele bui. Hij boog zich, een zucht bedwingend, over haar heen en beroerde met zijn lippen even beur voorhoofd, waarom het zandige haar als een driekant rechte lijst was heengegroeid. Geen krulletje of bochtje was in dat haar te bekennen. O, de natuur stootte hem van haar af, zoo ver en hard zij kon! Alles in haar stond hem meer dan ooit tegen , haar kleeding, haar uiterlijk, haar geheele zijn. «Waarom zucht jeP” zeide zij toen hij zich met j een boek aan tafel zette. «Ik ben moe.” «Niet waar: daarom zucht iemand niet zóó.” ] Ze was al weer gereed te vitten, te snauwen, i hem op de vingers te tikken. Hij zweeg. s «Waarom geef je geen antwoord?” «Omdat je me niet gelooft. In Godsnaam, Johanna, g zwijg! Ik wil niet meer kibbelen vandaag. Zie je ( dan niet hoe ’t me afmat? Laat me met rust” Ze begon te drenzen als een klein kind. Hij las, v of deed alsof hij las. a Hij kón niet lezen en verliet de kamer. e «Ga je weer uit?” riep ze verwoed. g «Neen, ik ga naar boven.” j,
«Je moet niet viool spelen boven mijn hoofd, ’t hindert me zoo.” «Neen,” zeide hij tandenknarsend. Ze was jaloersch op zijn viool. Hij dacht dikwijls na over Johanna’s lang gestorven ouders. Aardde zij naar een van hen? In elk geval bezat zij iets wat des duivels was, iets laag-listigs en vulgairs. Toch, hoezeer zijn vrouw hem tegenstond, nam hij zich voor niet meer met Agnese te praten. Waar kon het toe dienen? Maar het lot wilde, dat hij haar telkens en telkens ontmoette, alleen en met zijn vrouw. Was hij alleen, dan kón hij de verzoeking onmogelijk weerstaan, haar even aan te spreken, en met zijn vrouw, nam hij den hoed voor haar af, iets dat Johanna’s argwaan ten zeerste opwekte. «Hoe kom je aan haar, hoe ken je haar? En toen ? en toen ?” als hij haar voor de twintigste maal vertelde van de ontmoeting aan het strand. «Ik vind dat zwarte baar afschuwelijk. Hoe ordinair ziet ze er uit, bah! En denk je, dat ze de waarheid heeft gesproken! Concertzangeres! Cantatrice 1 Ze zal wel zingen in een tjingel-tjangel, deuntjes die geen fatsoenlijk mensch mag hooren. Zoo ziet ze er net uit. Ja zóó. Je hoeft mij niets te vertellen van sulk een soort van creaturen. Als je maar niet ienkt, dat ik haar groet 1” Hij beet zijn lippen tot bloedens toe. Hoe meer zij zich opwond, hoe stiller hij werd. t ignese stond te hoog dan dat hij haar zou verdedigen ( ;egenover zulk een vrouw. Dat zwijgen irriteerde Johanna zeer; haar argwaan 1 'roeide aan van dag tot dag. Meer dan ooit werd 1 dj door haar ijverzucht gefolteerd. Eigenlijk gezegd e vas zij even ongelukkig als hij. Hij, omdat bij in r laar geen vrouw meer zag maar een lastig huisdier, 1 ij, omdat zij dit bemerkte. f .Hoe meer zij zich aan hem opdrong, hoe verder ijn wezen zich van het hare verwijderde. z Niet één wonde die ze hem geslagen had was nog r eheeld; niet één gevoelen dat ze in hem gekwetst r ad, of het schrijnde nog na vele, vele jaren. De eeltkorst, der onverschilligheid had zich niet 'eldadig op de wonden gezeteld: had hem niet, als ’ an zoovelen; belet te voelen. Hij had, na de ; d :rste bittere ontgoocheling, nooit aan haar kunnen iwennen, veel minder iets van hare levensinzichten i zich op kunnen nemen. zt
O, dat bij haar niet gehoorzaamde als een hond, dat hij niet voor haar kroop, griefde haar zoo! En ook, dat zij hem nooit een ruw woord, nooit een vloek kon verwijten! Eens op een morgen zat hij alleen aan ’t strand. Zij zat thuis brieven te schrijven aan haar bankier en coupons te knippen, die hij niet mocht aanraken, ’t Was immer haar geld. Haar geld. Hij trachtte te lezen. De zee wilde hem niet laten lezen. Zij trok zijn oogèn af van de doode letters met haar kleurenschijn, het spartelen van beur frissehe water, zij vulde zijn ooren met heur koel, lekker ruischen en bruisen. Alles om hem heen was licht en klaar en zonnig en stralend en glanzend; de blauwe lacht, de lieht-paarlmoeren zee, het blonde strand .... Alleen in hem was het donker. Vrede en geluk! «Voor mij niet!” prevelde hij. En als zij het strand kusten murmelden de golven ïem toe: «voor mij niet!” Een lichte gestalte zweefde op hem toe. «Ah comme vous êtes triste aujourd’hui!” zong len feeënstemmetje met zilveren klankjes. Gretig zochten haar zijn moede oogen. «Agnese!” riep hij smachtend van verlangen. Agnese! troost me, kom hier zitten, bij me . . Ze zette zich naast hem neer op de zandige hoogte n zag hem aón .... zoo medelijdend-lief met haar onker kopje op zijde. »U tróósten!” fluisterde ze, met een wereld van efde in haar stemmetje. «Ja, ik wil u troosten, i r is ongelukkig, u hebt verdriet! Had ik u maar i irder gekend! Maar ik ken toch uw verdriet als ’t i lijne geweest altijd, altijd! O, ik heb u zoo dikwijls 1 iklaagd als ik u daar zag loopen, met gebogen aofd . . . ( Hij sloot de oogen, het hoofd drukkend tegen de ' ichte zandpeluw, en twee groote, heete tranen i ilden langs zijn wangen op haar kleine handje, c istend naast zijn hoofd. Zij lichtte het handje op. a Zij keek op die tranen neer met gróóten weemoed, t En haar tranen drupten neer op de zijne. h De glinsterende droppels vermengden zich met elkaar, v imanten van weemoed. C Paarlen van rouw, paarlen van smart 1 I Toen streek ze den rug van het handje langs haar I eht gezichtje; de tranen waren haar dierbaar.
«Ik schrei om u!” ruischte het zacht als een zucht van muziek. «Uw tranen zijn van Agnese, haar tranen zijn de uwe. Uw hart is het mijne, ik vóél zoo veel voor u.” Als een dorstende in de woestijn laafde hij zich aan haar medelijden; als een hongerende nam zijn ziel hare liefde aan als het meest noodige voedsel. «O Agnese, ik heb je zoo lief! Mijn engeltje' Mijn klein vrouwtje!” hij snikte. Ze glimlachte hem toe door haar tranen heen en zei: «Mijn heele leven was bijna één lach, evenals liet uwe één snik was misschien. Ik wist niet wat leed was, de klank van het woord leek me vreemd toe. Nn ken ik het leed, maar ’t is mij zoet om uwentwil ” Hij greep^ heur hand, die hij moest voelen in de zijne. «Lief klein handje,” zei hij, «je kunt niet van mij zijn .... eens zal je zijn van een anderen man . .. Agnese zul je altijd om mij blijven denken als aan den besten vriend die je hebt op de aarde, als aan een trouwen ouderen broer? Anders mag ik je niet liefhebben, de wet verbiedt ’t memijn vrouw staat tusschen ons beiden. Zeg dat jé zoo altijd van me zult houden, Agnese.” «Ik wil u zuster zijn, ik zal u altijd heel, heel lief blijven hebben als uw zuster. Waren we maar broer en zuster, dan zouden we samen wonen in één hms en ik zou u koesteren en verplegen, en we souden altijd met elkaar kunnen praten , elkaar altiid zien . . . .” J «Mijn arm kind!” kreunde hij, ballend de vuisten, flet werd hem te machtig, zijn heele ziel kwam in ipstand tegen het lot, tegen zijn gebonden zijn tegen ie wet die hem vastgesjord had aan Johanna. °0 :ijn arm gebroken hart dat zich met al zijn vezelé :oo genesteld had in Agnese’s lief, goed hartje, dat ïem kon troosten in zijn leed! Met bovenmenschelijke inspanning bedwong hij zich ,m te uiten de wanhoopsgedachten, die fel en roest bliksemden door zijn brein, terwijl het bloed a zijn hart bonsde, een moker die al zijn zenuwen eed trillen. Neen, neen hij wilde haar niet in de ruien drukken, het zou haar ongelijk zijn, hij zou ) ver gaan in zijn hartstocht, hij zou zeggen dat ij haar broer niet kon en wilde zijn, dat hij méér ’ilde, zijn, méér .... alles en allles .... o '°dAlles wankelde en draaide om hem 'heen tij duizelde, dol van zinnen ; moest zich vastgrijpen.' (Wordt vervolgd.)