EERSTE BLAD.
Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering Ban worden ingestaan. ** DE UITGEVERS.
BEKENDMAKING. HERIJK DER MATEN EN GEWICHTEN. De BURGEMEESTER van Breda; Gelet on het besluit van de gedeputeerde staten in de provincie Noord-Brabant van 16 December 1903 [Prcv. Blad n°. 40), onder mededeeling van een schrijven van den minister van waterstaat, handel en nijverheid van 16 October bevorens, omtrent den her-ijk in 1904 voor deze gemeente bepalingen zijn gemaakt; Mede gelet op de missive van den ijker,, chef van dienst, te ’s-Hertogenbosch, van 13 Eebruari 1904, n*. 20; Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer gemeente : 1°. dat het goedkeuringsmerk, gedurende het jaar 1904 te bezigen, zal zijn, bij den ijk en her-ijk der maten en gewichten, de letter P in den gewonen schrijfvorm ; II»; dat bovenbedoelde her-ijk dit jaar zal geschieden in de militiezaal ten gemeentehuize (ingang langs het Stadserf in de St. Annastraat) : a. van de ongebruikte maten en gewichten, die bestemd zijn om te worden verkocht, op Maandag 21 Maart, van 9*/2 tot 12 en van 1—3'/2 uur, en op Dinsdag 22 Maart, van 8*/2—12 en van 1—3‘/2 uur'; b, van de in gebruik zijnde maten en gewichten van de apothekers en de gond- en zilversmeden, op Woensdag 23 Maart, van 8Va—12 en van 1—3V2 uur, doch dat het milligramgewicht, in gebruik bij geneeskundigen, apothekers en goud- en zilversmeden, uitsluitend aan de ijkkantoren wordt onderzocht en dat het daarom wensehelijk is, dat deze gewichtjes, tijdens den her-ijk in de gemeente, naar het ijkkantoor
te ’s-Hertogenbosch worden opgezonden en dat genoemd ijkkantoor voor het publiek steeds zal geopend zijn des Woensdags en Donderdags van 9—1 uur, c. van de maten en gewichten in het bezit der suikerfabriek, op Donderdag 24 Maart van 8'/2—12 en van 1—3‘/2 uur ; d. van de in gebruik zijnde maten en gewichten der ingezetenen, wier geslachtsnaam begint met de letters A. en B , op Zaterdag 26, Maandag 28 en Dinsdag 29 Maart, van 8‘/2—12 en van 1—3Va uur ; e. van die van hen, wier geslachtsnaam begint met de letters C. en D, op Woensdag 30 Maart, van 8*/2—12 en van 1—3'/2 uur. /. van die van hen, wier geslachtsnaam begint met de letters E en F, op Donderdag 31 Maart, van ■81/*—12 en van 1—3‘/2 uur; g. van die van hen, wier geslachtsnaam begint met de letters G. en H, op Vrijdag 1 en Zaterdag 2 April, van 87*—12 en van 1 — 3’/* uur; h. van die van hen, wier geslachtsnaam begint met de letters ï, J en K, op Dinsdag 5 en Woensdag 6 April, van 8’/s—12 en van 1—3'/, uur; i. van die van hen, wier geslachtsnaam begint met de letter L, op Donderdag 7 April, van 84/2—12 en van 1—3*/, uur; j. van die van hen, wier geslachtsnaam begint met de letter M, op Vrijdag 8 April, van 81/*—12 en van 1—3*/* uur ; k. van die van hen, wier geslachtsnaam begint met de letters ¥, O. P, op Zaterdag 9 April, van 8'/2—12 en van 1—3*/2 uur ; l. van die van hen, wier geslachtsnaam begint met de letters Q, R. S, op Maandag 11 en Dinsdag 12 April, van 8‘/a—12 en van 1—37* uur; m. van die van hen, wier geslachtsnaam begint met de letters T, ü en V, op Woensdag 13 en Donderdag 14 April, van 8'/2—12 en van 1—3’/a uur; n. van die van hen, wier geslachtsnaam begint met de letters W, X. ï Z, op Vrijdag 16 April, van 87*—12 en van 1—3'/2 uur, en op Zaterdag 16 April van 81/3—12 en van 1—2 uur. Wordende de belanghebbenden er voorts aan herinnerd : dat de her-ijk der maten en gewichten alleen dan kan geschieden, als deze schoon en droog worden aangeboden en zich in bekoorlijken toestand bevinden, zoodat ferificatie en stempeling mogelijk is; dat lengtematen met merkteekenen of aanwijzingen van onwettige of afgeschafte maten moeten worden afgekeurd en ten alle tijde kunnen worden in beslag genomen ;
i dat het in hun belang gewenscht is, zich bij de terug-ontvangst der voorwerpen te overtuigen, dat deze duidelijk mer het goedkeuringsmerk of het af- 6 keuringsmerk zijn gestempeld, daar later een beroep j op verzuimen, die bij den her-ijk mochten zijn begaan, niet zal ontslaan van rechtsvervolging; , dat het gebruiken of voorhanden hebben van niet 1 met het vereischte goedkeuringsmerk voorziene maten ' of gewichten verboden en strafbaar is ; dat het laatst geplaatste goedkeuringsmerk voortaan gedurende 2 jaren ongeschonden moet worden bewaard, Breda, 16 Eebruari 1904. S De Burgemeester voornoemd, ED. GULJÉ 1 BEKENDMAKING. BELASTING OP TREKDIEREN. De BURGEMEESTER der gemeente Breda, brengt ter kennis der belastingschuldigen, dat het . op 26 Eebr. 1904invorderbaar verklaard 3de kwartaalskohier voor de belasting op de paarden, alsmede op de als trekdieren gebezigd wordende muildieren of muilezels, ezels, runderen en honden, voor het dienstjaar 1903/1904, vaD 1 Maart 1904 af, gedurende aektdagen, op de gemeente-secretarie ter inzage zal aanwezig zijn c en na het verstrijken van dien termijn, aan den c ontvanger der directe belastingen alhier ter invordering s zal worden uitgereikt. ; Breda, 1 Maart 1904. De burgemeester voornoemd, | Ed. GULJÉ. J BEKENDMAKING. * J Aangifte voor het bevolkingsregister. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda | achten het noodig de ingezetenen te herinneren aan j hunne verplichtingen, tot het doen van aangiften voor het bevolkings-register, voorgesehreven bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsblad n°. 141). ^ De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft 1 met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete 1 van ten hoogste ƒ100, zijn hoofdzakelijk de I volgende: * Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan ‘ ; aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. 1
Bij het verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, loet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestuur. Bij verhuizing binnen de gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende loet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen ie gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende reeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeenteoestuur kennis van ieder lid , dat in zijn gezin wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende dienst3n werkboden daaronder begrepen. Breda, 1 Eebruari 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd, Ed. GULJE, burgemeester, A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/03/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323033:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1904/03/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323033:mpeg21:p00001
Het gaat beginnen te land. Er zijn roode en witte lichtseinen gezien op de hoogten in de onmiddellijke nabijheid van de Koreaansche grens; er is op een Russischen schildwacht geschoten; een andere schildwacht is op de vlucht gegaan. Gewapende «pelgrims” komen aan de grens bijeen. Berichten van inlanders melden, dat de Japanners in de Possiet-baai (Russisch gebied, even ten noorden van de Koreaansche grens) troepen hebben ontscheept; en naar Hoen-tsoe optrekken. Is dit waar, dan moeten wij aannemen dat ook Wladiwostok geblokkeerd wordt, hetzij door de Japanners, hetzij door de mogendheid IJs, anders zou het noordelijke kruisers-eskader zulk een landing wel hebben belet. De beweging zou dan dienen, wellicht in vereeniging met een vloot-demonstratie, om de Rassen te Wladiwostok in te sluiten of tot den terugtocht te dwingen. Werkelijk meldt Havas, dat het gouvernement van daar naar Kabarofak (noordwestelijker aan den spoorweg) is verlegd. Evenals het vorenvermelde bericht zijn evenwel mededeelingen van inlanders de bron waaruit beide berichten alkomstig zijn. Men moet er dus zeer voor oppassen.
Op 10 Februari werd, gelijk men zich herinnert in Wladiwostok de krijgswet afgekondigd. Een reserve werd opgeroepen, alle paarden werden gerequireerd en gedurende de mobilisatie werd de verkoop van sterken drank verboden. Het heet dat vice-admiraal Kamimoera op de Russische kust in het noorden kruist, en dit zou zeker een teeken zijn dat men spoedig ook in dien hoek van krijgsverrichtingen zou hooren. Dit bericht moet echter onjuist wezen, daar blijkens een telegram uit Tokio de genoemde vlootvoogd van Port-Arthur ligt. Hoen-tsjoen ligt oDgeveer 23 E. mijlen van de Possiet-baai en de weg noordwestwaarts het binnenland in loopt over moeilijk begaanbare heuvelen. Ook door het ijs kan de Possietbaai geen ideale landingsplaats zijn voor een groote macht in den barren winter, die hier volstrekt geen voeding vindt en zeer slechte verkeersmiddelen. Mogelijk is het, dat kleine troepen Japanners aan land zijn gezet met het doel pogingen te doen, den spoorweg af te snijden. Het telegraaf-agentschap te St. Petersburg verneemt uit Liao-jang : Ohineezen van de Jaloerivier vertellen dat een bereden detachement van de Russische voorhoede ongeveer tweehonderd werst aan gene zijde der rivier Korea is binnengereden en op een Japansche afdeeling stootte. De Japanners werden teruggeslagen en namen de vlucht met achterlating hunner paarden, die hun door de kozakken waren afgenomen. Generaal Linewitsj liet een atdeeling bereden infanterie volgen om in Noord-Korea vasten voet te krijgen. In zuidelijk Mantsjoerije is alles rustig. Meermalen daags komen er troepen transporten per spoor aan. De Chineesche bevolking is rustig en verkoopt de Russen zonder zwarigheden levensmiddelen en paarden. De Chineesche overheid toont zich vriendelijk. De Japansche legatie te Londen maakt een officieel telegram uit Tokio openbaar, mededeelende, dat vijandelijke ruiters voor Pingjang verschenen, maar door de Japansche infanterie zijn teruggeworpen. Een Reuter-telegram uit Tokio bevestigt dit. Men herinnert zich het bericht van de terdoodbrenging der drie als koelies verkleede Japansche stafofficieren, die een poging zouden hebben gewaagd om een der pijlers van de Soengari brug (bij Karbin) met dynamiet te vernielen. De namen dier drie officieren werden door de Russische autoriteiten gemeld, maar nu komt de Japansche gezant te Londen met de verrassende verklaring, die hem geen Japansche staf-officieren van de opgegeven namen bekend waren. Het zou dan ook kunnen wezen, dat de summier terechtgestelden inderdaad slechts koelies zijn geweest. Commandant Stoessel te Port Arthur, heeft, een dagorder uitgevaardigd, waarin de verdedi gers van de vesting en de versterkte rayons, en de bevolking er aan herinnerd worden dat de Japanners het bezit van Port Arthur tot een zaak van nationale eer hebben gemaakt. Uit de hardnekkige aanvallen der Japanners en de beschieting der vesting en van verscheiden baaien maakt hij op, dat de vijand voornemens is, op het schiereiland te landen en een poging te doen, de vesting te veroveren: mislukt dat, dan zou hij den spoorweg toch willen vermelen. De vijand vergist zich ecliter, zegt generaal Stoessel, onze troepen weten — en ik zeg het aan de bevolking — dat wij niet zullen wijken en tot het uiterste zullen strijden. Ik als bevelhebber zal nooit bevel geven om terug te trekken, weet dat wel; de minder dapperen moeten zich maar laten doordringen van de overtuiging, dat het noodzakelijk is, tot den dood toe te strijden. Wie zonder te strijden vlucht, zal zijn leven niet redden. Er is geen uitweg: aan drie zijden is de zee; aan den vierden kant de vijand. Het Russische Telegrammenbureau te Petersburg, verneemt uit Liao-jang: Te Nioe-tsjwang gevestigde vreemdelingen zeggen, dat de Japansche vloot bevel heeft ont vangen, den len Maart een beslissenden aanval te doen op Port Arthur, en die plaats te veroveren. De Daily Mail verneemt uit Hokkaido: Naar het heet blokkeeren de Japanners Wladiwostok sedert Donderdag.
"RUSLAND en JAPAN.". "Bredasche courant". Breda, 1904/03/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323033:mpeg21:p00001
DOOK CORNELIE NOORDWAL. 11. Wat moest hij met dat kind aanvangen? Met den dag werd zij koppiger, ondeugender, eigenzinniger. Naar een kostschool kon hij haar niet zenden. Men zou misschien haar geboorte akte eischen, en geen hoofd eener fashionable school zou Edith toelaten, wetende wie het meisje was. Hij raadpleegde de oude mevrouw Egerton, die met hem schreide om Agnese’s dood. «Edith moet haar hoofd leeren buigen!” zei ze, nik weet een goede, strenge gouvernante voor haar.” Hij werd nog zoo geheel in beslag genomen door zijn leed, dat hij met vreugde de zorg voor het kind aan anderen overgaf. En de kleine vond het prettig dat zij kwam te wonen in een groot huis, met veel dienstboden die haar eerden en ontzagen en gehoorzaamden als hun kleine koningin. Zij spartelde wel eerst tegen, als miss Colly , de geleerde gouvernante, haar dwong zich te onderwerpen, maar weldra zag ze dat er met de gouvernante niet te spotten viel, dat deze haar niet verwende zooals papa, mama en Margarita altijd gedaan hadden, en ze berustte zuchtend. Spoedig kreeg ze ook een heel hoogen dunk van de bekwaamheden dier gouvernante, die ze knapper achtte dan papa. Haars vadeis tranen verveelden het kind, ze kón niet begrijpen dat iemand zóó lang bedroefd kon zijn. Zij had een week lang eiken morgen gehuild, maar meer kon ze nn ook niet schreien. Ze stond heur vader zoo koel verstandig aan te kijken, als hij stil voor zich heen weende, dat hij haar onwillekeurig wegduwde. En dan nam hij haar weer op en klemde haar hartstoobtelijk in zijn armen, en vertelde haar dat hij nu niets had dan haar en zij niets dan hém, want dat mamaatje nóóit, nóóit meer zou terugkomen. Hoe innig dankbaar zou hij geweest zijn, had ze haar armpjes vrijwillig om zijn hals geslagen. Nu deed ze het gedwongen en liet terstond hooren 'beur wrevelig: «Papa heeft Edith’s jurk gekrenkt,” of
«papa heeft Edith’s ceintuur los gemaakt.” Wat kon hém jurk of ceintuur schelen, het eenige dat hem nog restte van zijn armen dooden schat, ginds in heur eenzaam graf, was immers zij, dat rosgouden kroeskopje! Miss Colly, hoewel zeer geleerd was de dochter van een armen schoolmeester, maar dit verhinderde niet, dat, nu ze sedert jaren als onderwijzeres verkeerd had onder de aristocratie, mejuffer Colly meende dat dit verkeer haar tot een lid der »upper ten” had gemaakt en zij was dus, zooals het meestal gaat met zulke menseken «plus royaliste qne le roi.” Agnese had heur kind geleerd te geven aan alleu, die de hand uitstrekten om een aalmoes, miss Colly liet vrij handen uitstrekken, geven deed zij niet en zij liet ook volstrekt niet toe, dat Edith gaf. »Die vieze mensohen aanraken , wel foei! Hoe unladylike!” Als er iemand ooit veel gebruik maakte van het bijv. n. w. «shocking” dan was het mejuffer Colly, met heur tanig gelaat van * femme savante”, heur groengrijze oogen en grijzend bruin haar, strak weggetrokken van henr voorhoofd en in een knoop boven heur hoofd gelegd. Ze bekeek de wereld door een lorgnet met zwart hoornen montuur, waaraan een dik koord. Beminnelijkheid weerspiegelde zich niet op haar koude, harde, vaste, strenge trekken en beminnelijkheid was ook niet te vinden onder mejuffer Colly’s eigenschappen, het was een veel te zwak iets, en zwakheid was dwaasheid, dwaasheid was unladylike, leerde zij Edith, en het kind luisterde gretig toe, die vermaningen strookten volkomen met hare neigingen. Miss Colly trachtte elke frissche, edelmoedige, spontane gedachte bij Edith uit te wieden, met dezelfde zorg waarmee de tuinman wilde plantjes wiedt uit bedden haringsla, waar stengeltje naast stengeltje, knopje naast kopje, en blaadje naast blaadje groeit, symmetrische orde en correctheid. En zoo groeide Edith op, prachtig-mooi met haar rosgouden krullen, interressante zwartgrijze oogen en blanke tint, maar koud als marmer, onlief, stug, norsch. Het was mejuffer Colly altijd een doorn in het oog geweest, dat de baron, die het grootste gedeelte van het jaar buitenslands doorbracht, zooveel ingenomenheid betoonde met de Cloches, en zij besloot ten minste te maken dat Edith de malle gewoonte liet varen om van Mare te spreken als van een broertje. «Men moet zich nooit op gelijken rang stellen
; met zijn minderen!” zei mejuffrouw Colly, «dat moet ; beneden ons zijn ” i Eens op een dag ontmoette Mare, die te Londen i een teeken-academie bezocht, Edith in den breeden corridor. «Kom eens bier, chérie!” zei hij opgewekt, »ik : heb hier zulke mooie schetsen.” Hij stak de hand i naar haar uit. Edith schudde trotsch haar goudr lokkig hoofdje en verkondigde op wijzen toon: «Mijn r papa is baron, jij bent maar de zoon van een huist houdster. Ik mag niet meer spelen met je.” ; Maros groote bruine oogen fonkelden van woede. Als ze hem een harden slag in het gezicht , had gegeven, had ze hem niet meer pijn kunnen j doen. Er sluimerde veel hartstocht onder zijn ï oogenschijnlijk kalme natuur, het zuidelijk bloed deed e zich kennen, op zoo’n oogenblik. Hij balde _ de ’ vuisten, beet zich op de sidderende lippen en siste t eindelijk. «Cette femme, cette meess Colly, ah je , la déteste, je la hais! Dat is haar werk! Zij stookt r je tegen ons op. Zoo’n allerakeligst wezen! Zoo’n r tang! Wat denkt ze welP Vertel haar maar, dat ze 3 even goed door de wormen zal worden afgeknaagd r als wij, na haar dood! En dan zal ze er heelemaal i mooi uitzien, ze is nn al niet vet! . . . .” t «Bah!” zei Edith, «wormen . . . .” ze rilde, a «Ja, wónnen! .... bah? .... ja, die malle r trots is ook bah! ... . je papa zou er wraak over r roepen, die is zoo niet, hij zei eens tegen me dat s er "op ’t laatst niets van ons overblijft dan een hoopje e stof, en dat ’t eene hoopje niets beter is dan ’t t andere .... koningen en keizers vergaan ook. Jij bent niets meer dan ik!” , De conservatieve Edith vluchtte zoo gauw mogelijk t naar de schoolkamer om haar wedervaren te vertellen s aan miss Colly, en de gouvernante glimlachtesluwt zegevierend, Haar doel was bereikt; het adellijke it en het democraten-bloed druischten tegen elkaar in en de harmonie was voortaan ver te zoeken. r Mare, met jongenstrots, deed of hij er niets om u gaf als Edith na dit onderhoud heur hoofdje voor , hem omdraaide, maar het verdroot hem meer dan hij iemand kon zeggen. De kleine prinses oogde g hem steeds na, als hij voorbij was, maar hij was n even koppig en fier als zij, en hij keek volstrekt niet - nog eens om, zooals zij wenschte. n Even nadat zij zich in Engeland gevestigd hadden t in het huis van den baron, waar Margarita huishoudster was en haar man bottelier, was den Cloches a een dochtertje geboren: Rose-Ernesta-Agnese. Het
was een ziekelijk, zwak kindje, maar gelukkig bleef het leven, en toen het een paar jaar oud was, vroolijkte het de huiskamer op, met levendig fransch kindergebabbel. Het verdroot Magarita zeer, dat Edith in het geheel geen notitie van heur kleintje nam, toch wilde zij er den baron niet over spreken, en verbood Mare eveneens dit te doen. «Met zulke kleinigheden moeten we hem niet lastig vallen, ehéri. Hij heeft al verdriet genoeg.” «Kleinigheden!” riep Mare verontwaardigd, «me dunkt, dat ’t al erg genoeg is als ze net doet of wij niet bestaan. Neen moeder, wees u maar niet bang, ik zal er haar vader niet over spreken, ze zou werkelijk nog gaan denken dat ik me er wat van aantrok, dat nest.” Er kwam een tijd dat Mare niet meer noodig had zich te ergeren over Edith, hij werd naar Parijs gezonden om zijn studiën te voltooien bij een groot meester, die al gauw genegenheid opvatte voor den genialen knaap, met zijn origineele wijze van denken en zien. Mare was een hartstochtelijk colorist, maar de baron had gezorgd dat hij grondig leerde teekenen eer hij aan de kleuren begon en had er veel voldoening van toen de fransche schilder enthusiastisch riep , met een fermen slag op Marc’s schouder: Ce garpon dessine eomme un ange ! Hij wordt nog een prix de Rome!” Ook over Edith’s kundigheden had heur vader reden tevreden te zijn. Miss Colly leerde haar vloeiend Engelsch, Duitseh, Fransch en Italiaansch spreken, stampte haar grammaires in het brein overlaadde haar met sommen, wiskunstige problemen, lessen in natuurlijke historie, aardrijkskunde en geschiedenis, en vergat daarbij nooit de grootheid te ptijzen van Engeland en zijn wapenfeiten en overwinningen. Edith, die, wanneer heur vader in de stad was, Hollandsck bij hem leerde, dat ze tamelijk raar uit sprak, waagde het eens aan te merken dat de Ruyter een even groot zeeheld was geweest als Nelson. «Wat!” riep Miss Colly veronwaardigd. «De Roeter even groot als Nelson! .... en hij was maar een Hollander .... Holland is heelemaal niets op de kaart .... de Roeter, indeed!” (Wordt vervolgd)
"FREULE EDITH". "Bredasche courant". Breda, 1904/03/02 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 05-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323033:mpeg21:p00001