EERSTE BLAD.
» Veranderingen in advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering lian worden ingestaan. DE UITGEVERS.
Behangerij. Bedden fabriek. ■S. VERHOEVEN. Veemarkt 32. Interc. Telepb. 212. BREDA. Magazijn „De Vlinder”. lEgericlit voor getale ffllüBlLEERING. GROOTE KEUZE VAN Tapijten, Gordijn- en Meubelstoffen, Behangselpapier, Meubelen. Eenigst adres voor gegarneerde Wiegen, Luiermanden , enz. Stoffeer der ij. Meubelfabriek. BEKENDMAKING. HOOFDELIJKE OMSLAG. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda brengen ter algemeene kennis, dat het door de Gedeputeerde Staten dezer provincie bij besluit van 12 April 1904, G n°. 116, goedgekeurd 3de aanvullingskohier van denhoofdelijken omslag dezer gemeente, voor het dienstjaar 1904, heden afgekondigd en aan den gemeente-ontvanger ter invordering is uitgereikt; dat een afschrift van voorschreven kohier, te rekenen van heden, gedurende vijf maanden, op de gemeentesecretarie voor belanghebbenden ter inzage is nedergelegd. en de aangeslagene, binnen drie maanden na de uitreiking van het aanslagbiljet, tegen zijn aanslag bij den gemeenteraad bezwaren kan inbrengen op ongezegeld papier. Breda , 14 April 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJÈ, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris, BEKEND M A K 1 N G. BELASTING OP DE HONDEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente Breda, brengen ter algemeene kennis, dat het heden door hen opgemaakt kohier van de belasting op de honden, voor het dienstjaar 1904, van 15 April a. s. af gedurende veertien dagen op de gemeentesecretarie ter inzage zal aanwezig zijn en na verloop van dien termijn aan den gemeente-ontvanger ter invordering zal worden uitgereikt. Breda, 14 April 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJÉ, burgemeester. A. R. VERMEULEN , secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323063:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1904/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323063:mpeg21:p00001
Het hoofdartikel in het laatste Zondagsnummer heeft een der lezers er toe gebracht den schrijver een schriftelijke mededeeling te doen van een voorbeeldige daad van kiesche hulpverleening. »Als u, aldus de vriendelijke lezer, «hierin aanleiding mocht vinden om in »uw geacht blad eenige ethische en «philosophische beschouwingen over te
»houaen, macntig ik u daartoe gaarne. »lk geloof wel dat het onderwerp zich »er bij uitstek toe leent. Slechts eene «restrictie: verzwijg de daad zelve en «de personen”. Deze voorwaarde betreur ik — zoo gaarne had ik de fijn — edelmoedige daad vermeld, maar de schrijver stelde de beperking als eene conditio sine qua non, ik heb me daaraan dus te onderwerpen. Nu dus alleen, eenige ethische en philosophische beschouwingen. Ongetwijfeld is het des menschen bestemming, dat hij, waar hij dit kan, zijne medemenschen diensten bewijst en er is eene regeling, die der noodzakelijkheid, welke zulks mogelijk maakt. Nu is het niet zoo ingericht, dat wij van de duizenden wijzen, waarop ons dienstbetoon te benutten is, eerst een overzicht krijgen, om vervolgens, na zorgvuldige vergelijking, een keus te doen. Voor zulk een onderzoek zou het langste leven veel te kort zijn. En dan zou het nog wel eens kunnen gebeuren, dat wij na eenigen tijd tot de ontdekking kwamen, niet gelukkig te zijn geweest in de greep. De regeling is evenmin aldus, dat er een commissie is, die van elk der tot hulpverleenen zich gereed houdende personen de vermoedelijke geschiktheid keurt om hem daarna, in verband met de verlangde diensten, zijn plaats aan te wijzen. Als het zoo was, de klachten over willekeurige beschikking zouden dag en nacht langs de geheele aardoppervlakte weer*almen. ’t Zx>u ook niet lang duren of de menschen hadden in verwoeden strijd de quaestie van de voorkeur opgelost door den ondergang der strijders. Zooals ’t nu is, is ’t het beste. Wij
komen terecht, waarheen de omstandigheden, onze aanleg en onze voorkeur wegwijzers geweest zijn. Daar vinden de krachten, die wij niet ongebruikt kunnen laten iets te doen en krijgen kennis van de wijze, waarop het te doen. En dan, gedreven door dat schoone menschelijke verlangen van altruïstisch helpen, door die zuivere naastenliefde, nemen wij de taak, die voor ons ligt, op en vervullen haar op de best mogelijke wijze. Maar van dit laatste kan zooveel afhangen n.1. van de wijze waarop zoo’n daad wordt volbracht, De dichterlijke vergelijking van de menschenziel met een vlinder is in vele opzichten juist. Elke harde aanraking ontneemt haar iets dat onmisbaar is en misschien onherstelbaar verloren gaat — brengt haar een moeielijk, of nooit te genezen wonde toe. Geboren met het vermogen om in hooge vlucht al de heerlijkheden van hemel en aarde te weerspiegelen, verlaagt haar de ruwe greep van onkieschheid meermalen tot een kleurloos en verfomfaaid ding, of doet haar krimpend van pijn zich krommen. Kieschheid is een hooge graad van medegevoel. Zij uit zich niet alleen in de daad zelve, maar bovenal in de wijze waarop de daad verricht wordt. Zij is de zonneschijn, die niet de vruchtbaarheid van het landschap vermeerdert, maar de schoonheid heerlijker doet uitkomen. Zij getuigt van een fijn organisme, van adel en grootheid van ziel; haar gezegende uitwerking bepaalt zich niet tot het resultaat van de daad alleen, maar zij moet ook van beteekenenden invloed zijn op dengene aan wie de kiesche weldaad wordt bewezen. Er zijn gevoelens, er zijn herinneringen, die alleen gij zelf op de juiste waarde weet te schatten, omdat zij tot de diepliggende bronnen van uw innerlijk leven in betrekking staan. Wanneer nu een tweede het bestaan dier gevoelens vermoedt en besef heeft van de onschendbaarheid van uw hedigdom, bezit hij ook de wijding, die hem verheffen moet tot den hoogen rang hem in uw leven toegekend. Slechts hij die de ragfijne teerheid uwer gevoelens volkomen kent, die weet hoe uiterst voorzichtig en met hoe een piëteit ze moeten worden verpleegd heeft recht daar hulp te bieden. Dat komt vooral uit in dagen van smart. De troost, dien waarlijk welmeenende vrienden ons komen aanbieden, is vaak zoo dor, zoo drukkend ... of zoo ruw, omdat zij niet altijd gevoelen, waar zij op een afstand moeten blijven, eerbiedig zwijgend — of omdat zij, te rade gaande met eigen indrukken met lompheid de wonde willen dichtsnoeren. Waar wij vooral kieschheid als een besliste noodzakelijkheid hebben aan te kweeken is het terrein der hulpvaardigheid, in eiken vorm. En nog nimmer heb ik een geschiedenis gehoord, waar zoo volkomen schoonheid van welbegrepen hulp gepaard ging met zoo innig gevoelde kieschheid — als in de daad, waarop boven gedoeld is. Maar nn.cr mpprrlprp vprhpvpn picrpn-
Maar nog meerdere verheven eigenschappen spreken uit deze onvergelijkbare daad, ook kordate goedheid, zedelijke moed, omdat degene, die haar volbracht, zich blootstelde aan ’t gevaar verkeerd begrepen te worden — ware dat geschied dan zou dat zeer veel leed gebracht hebben over het hoofd van die wilde weldoen. Want meer dan een andere moest een zoo fijn bewerktuigde ziel smartelijk aangedaan worden door eene valsehe uitlegging van de edelste bedoelingen, die ooit bij een mensch zijn gerijpt. De fonkelende facetten van deze daad zijn vele — ik noem nog de onverdachte onbaatzuchtigheid. Er was voor degene die de moeielijke taak op zich nam, geen schijn van direct of indirect voordeel in welken zin ook — alles wat er bij welslagen uit kon voortvloeien was het verhoogen — of juister het geven — van geluk en rust aan een ander. En zoo dikwijls willen wij meer terugontvangen dan wij geven — al is ’t ook niet in blijk. De verstandige , die den onwetende voorthelpt, vraagt naast dank voor zijn hulp, zeker ontzag voor zijne meerdere kennis, al is het maar door den toon van zijn onderricht, en dat drukt het gevoel van eigenwaarde, andere eischen van hen die zij hielpen, een nooit eindigend gevoel van verplichting, sommigen verlangen een luide en alomme verkondiging van hun weldoen.
In hoe casu niets van dat alles. Stil, bescheiden, maar kordaat werd de daad volbracht, geen vrees voor verkeerd begrijpen kon het doen weerhouden, het geluk van een andere werd hooger gesteld, dan eigen rust; met zachte voorzichtigheid en ongekende kieschheid, met geheele wegcijfering van het eigen ik is zij voleindigd en toen dat was geschied — geen spoor van zelfingenomenheid, van zekere bewustheid iets schoons te hebben gedaan, een aanspraak maken op dank — slechts jubelende vreugde over het bereikt geluk in den ander. Dat is eene wijze van weldoen als weinigen gegeven is, een panagma van kiesche goedheid en van de goeden is deze de primus inter pares.
"Hulpbetoon en Kiescbbeid". "Bredasche courant". Breda, 1904/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323063:mpeg21:p00001
ur. u. vv. nruirsma neen, onaer oovenstaande titel in de Gids, een artikel geschreven waarin hij, nu de Gezondheids- en de Woningwet een jaar in werking zijn, nagaat wat deze wetten gedurende dat tijdvak hebben geprsesteerd, om daaruit te voorspellen wat zij in ,de toekomst vermoedelijk tot stand zullen brengen, indien op den ingeslagen weg wordt voortgegaan. Hij achtte deze beschouwing te meer noodig omdat de mogelijkheid nog aanwezig is dat het stuur in een andere richting wordt gewend, In de eerste plaats gaat hij na wat door de regeering is bedoeld, welke verwachtingen zijn opgericht en wat derhalve met reden kan worden verlangd. Uit de voorbereiding bleek duidelijk dat de nieuwe dienst niet alleen of zelfs niet in de eerste plaats of in hoofdzaak werd ingesteld ten behoeve van de woningwet en al wat daaruit zou voortvloeien, ’t Gold de volksgezondheid in ’t algemeen, en daarbij zou worden gelet zoowel op het reeds bestaande, ais op hetgeen voor de toekomst allicht gewenscht zou zijn of misschien reeds bij de regeering in voorbereiding was. De vorige regeling van het geneeskundig staatstoezicht had niet gegeven wat men er van verwachtte, niet omdat de regeling op zichzelf onvoldoende was, dan wel omdat de toepassing te wenschen overliet. Langs den weg der nieuwe organisatiën — centrale raad, inspecteurs en gezondheidscommissiën — zou meer en beter verricht worden dan door de vroegere inspecteurs en geneeskundige raden. De nieuwe tak van dienst zou «adviezen uitbrengen aan de regeering bij alle onderwerpen rekende de volksgezondheid”. Zij zou, «het toezicht op zich nemen bij wetten in hooge mate de volksgezondheid rakende”,terwijl de gezondheidscommissiën meer actief zouden optreden dan de vroegere geneeskundige raden die «slechts een vrij lijdelijke rol vervulden.” Dr. Br. gaat na door welke voorschriften men getracht heeft het nieuwe doel te bereiken en zich te verzekeren van een beteren uitslag, dan door de vorige wet werd verkregen. De omschrijving van het doel der wet is dezelfde gebleven en de werkzaamheden der gezondheidscommissien zijn ook weinig afwijkend van ’t geen vroeger kon worden gedaan. Alleen is de bevoegdheid, vroeger aangegeven, in een wplichting veranderd en moet thans door de gemeentebesturen bij alle maatregelen, de volksgezondheid en volkshuisvesting rakende, het advies der betrokken gezondheidscommissie worden ingewonnen. De verplichting tot het maken der verordeningen , die een en ander regelen, bestaat echter alleen ten opzichte van le volkshuisvesting. Voor de overige zaken ; de verwijdering van den afvoer van vuil, de reinheid van wegen en wateren, voorkoming, wering of beteugeling van besmettelijke ziekten, drinkwaterleidingen of andere voorzieningen tot verkrijging van drinkwater, gezondheidstoezicht op levensmiddelen, enz., wordt de verplichting niet voorgeschreven. Voor zoover in de gemeenten daarom>rent verordeningen bestaan, kunnen de commissiën geen
invloed doen gelden, evenmin als de vroegere geneeskundige raden. W orden er verordeningen gemaakt, dan zullen ze onder het oog der deskundige commissiën moeten worden gebracht, maar de overweging, dat de gemeentebesturen dan de medewerking en de critiek van andere coperatiën dan de eigen gemeenteraad moeten ondergaan, zal de totstandkoming niet bevorderen. Wat voor de volkshuisvesting als plicht wordt voorgeschreven, had dr. B. ook omtrent andere regelingen willen voorgeschreven zien. Hij wijst daarbij op ’t geen in de gezondheidswet is voorgestaan: Onderzoek naar den staat der Volksgezondheid. Zal dat voorschrift geen phrase blijven, dan zal iets meer moeten worden gedaan dan dat alleen in het jaarverslag wordt voorgeschreven, er eenige gegevens over saam te brengen. Trouwens reeds in dit eerste jaar der uitvoering hebben, zoowel de regeering als het opperste college, bewijzen gegeven van de zonderlingste opvattingen in deze, reden gevende dezelfde klacht te herhalen die de regeering ten opzichte van het vroegere staatstoezicht uitte. dat het n.1. niet berekend bleek te zijn om de zorg op zich te nemen voor alle belangen, de hygiëne rakende. De regeering heeft het b.v. noodig gevonden een onderzoek in te stellen naar de adenoïde vegetaties in den neus bij schoolkinderen, maar in plaats van daartoe de medewerking in te roepen van de nieuwe inspecteurs en de gezondheidscommissiën, heeft zij ’t onderzoek opgedragen aan de onderwijzers. De centrale gezondheidsraad heeft voorts gemeend een register aan te leggen van alle gestichten en inrichtingen waarin zieken van welken aard ook worden opgenomen, doch bij dit onderzoek niet de persoonlijke inspectie der gezondheidscommissiën verplicht voorgeschreven, maar zich tevreden ge-teld met de opgaven te verzamelen zooals de besturen dier inrichtingen het goedvinden die te geven: een papieren verzameling dus. ’t Zijn deze feiten, die den schrijver de opmerking in de pen gaven, dat het wenschelijk is het stuur in een andere richting te wenden. Na daarop nog meer in bijzonderheden de samenstelling der gezondheidscommissiën te hebben nagegaan eindigt dr. Bruinsma met uiteen-, te zetten wat hij wenschelijk acht. Hij wil aan de gezondheidscommissiën bepaalde vooi schriften gegeven zien omtrent hetgeen door haar moet worden verricht. Tevens moet worden aangegeven, dat niet alleen een onderzoek moet geschieden ingevolge het toevallig inkomen van klachten, maar dat dit onderzoek geregeld en volgens een bepaalde door den centralen laad vastgestelde methode moet worden ondernomen. Zoo°alleen is materiaal te verkrijgen, waarop kan worden voortgebouwd. Zoo zal ook aan de wetenschappelijke krachten, in den centralen raad aanwezig, een haar meer passend arbeidsveld worden gegeven dan de bijna uitsluitend administratieve werkzaamheden, waarmede zij zich thans meestal bezig moeten houden. Tegenover besturen van scholen, zuivelfabrieken, enz. enz . die bereid zijn de noodigo vei beteringen aan te brengen, moet kunnen worden gewezen op hetgeen wetenschap en ervaring hebben geleerd. Een schema daarvan moet worden opgesteld, terwijl aan de gezondheids-commissien zou kunnen worden overgelaten dit naar plaats en omstandigheid te wijzigen. Op deze wijze zou men een overzicht verkrijgen van de verschillende wijzen van verlichting, verwarming en ventilatie, die kan worden toegepast in schoollokalen , gebouwen onder uiteenloopende verhoudingen; wy zouden modellen ontvangen van schooimeubelen enz.; er zou een leiddraad kunnen worden verschaft voor fabrieken en werkplaatsen, verkregen door samenwerking van de arbeidsinspectie met den Centralen Raad; van kinderbewaarplaatsen, werkhuizen en gestichten voor liefdadigheid zouden modellen kunnen worden gegeven; men zou de voorzorgsmaatregelen leeren kennen , noodig voor wijzigingen van werkplaatsen en nog veel meer. Op zulk een wijze zou wisselwerking worden verkregen tusschen de gezondheidscommissiën en den centralen raad, waarbij de eersten gegevens verzamelen en de vraagstukken aanduiden, teiwijl de laatste zich beijveren door beantwoording op maatschappelijke gronden den weg ter verbetering aan te duiden. Sprekers conclusie is kort samengevat: Wat vrije wil en liefhebberij is in de talrijke commissien moet in verplichting worden aangezet. Men spiegele zich aan de vroegere geneeskundige raden!
"De Werkzaamheden der Gezondheids-Commissiën.". "Bredasche courant". Breda, 1904/04/17 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323063:mpeg21:p00001