* veranderingen m advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoe- L< ring der verandering ban worden ha ingestaan. ^ DE UITGEVERS. in ■ ge
* veranderingen m advertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoe- L< ring der verandering ban worden ha ingestaan. ^ DE UITGEVERS. in ■ ge
EERSTE BLAD. ,
Art. 119.
Te dezer plaatse hebben wij al eens meer staaltjes gegeven van de groote bedrevenheid, die de heer A. van Winkel, r.-k. priester toont in het schelden en verdacht maken door zijn artikelen in de Tillurgsche Courant. Men herinnere zich slechts de meer dan walgelijke taal, die deze geestelijke durfde bezigen na het overlijden van Emile Zola. Thans heeft de heer van Winkel den president der Fransche republiek tot mikpunt gekozen. Van Loubet heet het nu o. a.: »Want aan het hoofd van dat zoo ongelukkig land staat Loubet, een man zonder doorzicht, zonder wilskracht, zonder tact of overleg, door de loge op den presidentszetel geplaatst, omdat hij juist het geschikste en willooze instrument is, om de kerk te plagen, te sarren en te koeieneeren.
Loubet is in den volsten zin des woords een tweede Pilatus, die zich alles laat welgevallen, geweten en rechtsgevoel op zij zet, mits hij slechts de vriend des keizers (der loge) kan blijven.” En later nog: »De loge wist zeer goed dat PilatusLoubet nog minder karakter en wilskracht had dan de Heidensche Pilatus en daarom legde zij hem op den Paus van Rome in zijn eigen stad een kaakslag in ’t aangezicht te geven. Dat moest de kroon zetten op zijn laf en onedel vervolgingswerk.” Wij zullen thans niets zeggen over het kinderachtig en afgesleten praatje om de vrijmetselaars de oorzaak te noemen van alles wat geschiedt en niet naar den zin der katholieke geestelijkheid is, wij zullen ook zwijgen over de grappige, zwakke en groteske redeneering des heeren Van Winkel, maar wel wilden wij gaarne weten of onze strafwet niet verbiedt het hoofd van een bevrienden Staat te beleedigen ; of ’t geoorloofd is den president Loubet uit te maken voor iemand zonder doorzicht; wilskracht, tact of overleg, voor een willoos instrument, voor een man zonder geweten of rechtsgevoel, zonder karakter een die laf en onedel vervolgingswerk doet ? Art. 119 van het Wetboek van Strafrecht bedreigt toch straf tegen hem »die »een geschrift of afbeelding, waarin eene obeleediging voorkomt voor een regeerend ')vorst of ander hoofd van een bevrienden
«staat, met het oogmerk om aan den «beleedigenden inhoud ruchtbaarheid te «geven verspreidt”. Of is bovenstaande misschien niet beleedigend voor het hoofd van Frankrijk?
De eerste veldslag is geleverd en de nog onvolkomen berichten melden hierover: Aan de Jaioe zou de eerste veldslag van den oorlog geleverd zijn. 16000 Japanners moeten Donderdag de rivier overgetrokken zijn en 30,000 Russen hebben aangevallen, die een goed versterkte stelling bezet hielden. Een gerucht wil dat de Japanners vanochtend versterkt werden en dat de slag voortduurt. De Japansche tirailleurs moeten vele Russische officieren die zeer zichtbaar waren door hun uniformen, hebben doodgeschoten. De Japanners begonnen hun aanval aan de Jaloeop Dinsdag, Woensdag, Donderdag, Vrijdag en Zaterdag werd de strijd voortgezet. De beslissende slag werd heden verwacht. Donderdag slaagden de Japanners erin om over te steken en zich aan den x-echteroever der rivier te nestelen. Zaterdag werd op grooten afstand met de zware kanonnen gevochten. Aan de overzijde der rivier werd het gevecht met het aanbreken van den dag hervat. Men schat de Russische krijgsmacht op 36,000 man. De Japanners zeggen slechts geringe verliezen te hebben. De twaalfde Japansche divisie is de Jaloe boven Wi*dzjoe voor het aanbreken van den dag overgetrokken. Een tweede pontonbrug kwam gisteravond tegen acht uur gereed nabij Wi-dzjoe. ’s Nachts trokken de gardedivisie en de tweede divisie de rivier over; zij trokken om den linkerflank der Russen heen. De algemeene aanval begon hedenmorgen bij het aan breken van den dag. Alle Japansche batterijen, opgesteld op den linkeroever der rivier, en de kanonneerbooten i.emen er aan deel De Japanners hebben de stelling en de numerieke sterkte in hun voordeel. Zij denken, dat zij de Russen tot den terugtocht zullen dwingen.
De Japanners hebben heden Kialien-tse, dat geschouwd wordt als de sleutel van de stelling der Russen, op den rechteroever der Jaloe, benomen. Men verwacht, dat de Russen zich zullen terugtrekken op Feng-hwang-tsjeng. Dat is de Japansche lezing, nu de Russische: Een Japansche troepenmacht sterk 1500 man met 12 stukken geschut trok Vrijdag bij Amblikke de Jaloe over. Een Russische troepenmacht onder overste Goessef, ter sterkte van twee compagnieën en drie sotniën en twee stukken berggeschut, werd door aanhoudend vuren van het Japanscii geschut ontvangen en trok zich in volkomen orde naar de achter haar gelegen versterkte stellingen terug, met verlies van vier gewonden en 1 licht gekwetste. Volgens Vrijdag ingekomen berichten ontving een Russische troepenmacht, bestaande uit het 22ste regiment Oost-Siberische scherpschutters, een afdeeling jagers van het 10de en 12de reg., met twee stukken geschut, onder bevel van overste Lind, bevel, de Japanners bij Lisawan en Tjoesan aan te vallen. De vijandelijke macht bestaande uit twee bataljons van het 4de garderegiment met berggeschut en een weinig ruiterij, werd gedwongen de bezette hoogten te verlaten. De vijand kreeg 6 dooden en 26 gewonden, en liet 10 geweren en veel munitie liggen. De Russische verliezen waren: twee scherpschutters gedood en 13 gewond. De pontonbrug, die de Japanners ten N. van Widzjoe geslagen hebben is door het Russische kanonvuur onbruikbaar gemaakt. Een aanvullend bericht van den Russischen generalen staf over den toestand aan de Jaloe op den lsten dezer luidt: De Japansche batterijen, met veldgeschut en 12 cm. kanonnen, openden Zondagochtend om vier uur een zeer hevig vuur op de Russische stellingen bg Kioe-liën-tse en op de troepen bij Potetinza. Wegens de verpletterende overmacht van de Japansche artillerie naar’t aantal stukken, en tengevolge van de verliezen, door de Russische troepen in deze stellingen geleden, achtte gen. Sassoelifsj het niet wenschelijk, de stelling bij Kioe-liën-tse te blijven bezetten; de troepen kregen bevel, terug te trekken, en op den terugweg de stellingen die daartoe geschikt leken in te nemen.
Toen Sassoelitsj zijn telegram afzond, waren r de troepen uit Kioe-liën-t.se en Sjachedza in d goede orde terugtrokken op een tweede stelling, terwijl de strijd bij Potetinza en Tsjingoe voortduurde. i In een nader rapport meldt generaal Koeroki: g In den loop van de gevechten op Zondag, boden c de Russen een hardnekkig verzet op twee punten. I De vijandelijke strijdmacht omvatte de geheele c 3de divisie, twee regimenten van de 6de divisie, i een brigade ruiterij en ongeveer 40 snelvurende | kanonnen. Wij hebben 28 snelvuurkanonnen genomen, I vele geweren en schietvoorraad, en meer dan twintig officieren en vele onderofficieren en man- ( schappen gevangen gemaakt. ( Ik verneem dat de Russische generaals Zasoelitsj j en Kastolinski gewond zijn. I Onze verliezen zijn ongeveer 700 man, die van de Russen over de 800. ■ Generaal Koeroki verklaart dat het vuur van den vijand, hoewel het zonder uitwerking was, de Japansche aanvalsplannen verstoorde. De Russen beschoten Wi-dzjoe op Vrijdag. De twaalfde divisie die aangewezen was, om de rivier het eerst over te trekken, begon Vrijdag de Russen te verdrijven van den oever tegenover Soekotsjin, 12 KM. stroomopwaarts van Wi-dzjoe, het punt dat gekozen was voor den overtocht, en ging over tot het maken van een schipbrug. Dé overtocht over de rivier begon Zaterdag om 3 uur ’s ochtends en om 6 uur ’s avonds van denzelfden dag had de geheele divisie een stelling ingenomen op den rechteroever, die daar was aangewezen voor den slag van Zondag. De Russen onderhielden den geheelen dag een verwoed geschutvuur. De verhezen van de Japanners in den loop van het bombardement van Zaterdag, waren twee man aan gesneuvelden en 5 officieren en 22 man aan gekwetsten. De flotielje kanonneerboot, die gedetacheerd was van het smaldeel van admiraal Hosoja, nam deel aan het gevecht. De flotielje ontmoette op den rechteroever stroomopwaarts van Antoeng een Russische atdeeling voetvolk en artillerie, die zij na een scherp gevecht terugsloeg. Na een vijfdaagsch gevecht waarin de artillerie de hoofdrol speelde, heeft het eerste Japansche legercorps, onder bevel van generaal Koeroki, heden den overtocht van de Jaloe bewerkstelligd. De infanterie, over een front van zes KM. ontplooid, drong onstuimig voorwaarts en verdreef de Russen uit Kioe liën-tse en van de hoogten op den rechteroever van de Iho. De Japanners trokken den linkervleugel van de Russische stellingen om, en in den heden geleverden veldslag veegden zij het nieuwe front weg dat de Russen gesteld hadden om de voorwaartsche beweging te beletten. De stelling, thans door de Japanners ingenonomen, is zeer sterk, en kan de Russen noodzaken , hun verdedigingswerken bij Antoeng en andere punten stroomopwaarts prijs te geven. Schout-bij-nacht Kanimoera, de bevelhebber van het smaldeel dat tegen Wladiwostok opereert, meldt uit Gensan dat een ondoordringbare mist hem twee malen heeft verplicht af te zien van een aanval op Wladiwostok en tweemaal de Russische vloot in staat heeft gesteld te ontkomen zonder gevecht. Toen Kanimoera de eerste maal noordwaarts ging kwam hij zeer dicht langs het Russische smaldeel dat zuidwaarts naar Gensan ging. Geen van de twee eskaders zag het andere. Toen Kanimoera wegens den mist in zuidelijke richting terugkeerde, kwam hij opnieuw langs het Russische smaldeel dat terugkeerde na de verrassing van Gensan en de vermeestering van de Kinsjioe Maroe. Nadat Kanimoera gehoord had dat de stoomboot vermist werd, keerde hij in noordelijke richting terug om te zoeken en vond drie sloepen van het stoomschip. De Japa ische kruisers ontdekten aan de kusten verscheidene Russische mijnen die zij lieten springen. Kanimoera meldt dat het voortduren van den mist de hernieuwing van een aanval op Wladiwostok sedert Donderdag verhindert.
DOOK CORNELIE NOORDWAL, 35. Terwijl ze daar zoo lusteloos zat te mijmeren levensmoe, kwamen een paar kinderen op haar,toe hollen, gevolgd door een der meiden, die het bedaarder aanlegde. De kinderen zeiden in gebroken Engelsch, dat ei iemand was om haar te spreken, een dienstbode mei een kindje, en de meid, hoewel er niets van verstaande, begreep toch dat de kinderen de boodschap overbrachten en knikten herhaaldelijk toestemmend, Edith stond op en liep den tuin door, zich afvragend wat dit wel kon zijn. «Heb je haar in het spreekkamertje gelaten F” vroeg zij de meid in haar vreemd HoJlandsch, dat ze eerst bij juffrouw ten Koelen niet had durven spreken om geen argwaan te wekkeD. «Ja, miss!” zei de meid, haar noemend zooals iedereen haar noemde, daar in huis. Zij ging naar het spieekkamertje. Een net kindermeisje zat er met een dik, mollig kind op haar schoot, een schat van een kind, dat dadelijk tegen Edith kraaide en met de armpjes zwaaide. Het kindermeisje stond op en overhandigde Edith een briefje, waarop stond in Engelsch, met duidelijke hand geschreven: Lieve miss Robbins! »Ik ben jongeheer Ronninga, en wilde zoo »graag eens kennis met u maken, daarom ben «ik zoo vrij u een bezoek te brengen. Iedereen «houd veel van mij: papa, mama, grootma, «mijn vrienden en kennissen .... Ik zon zoo «heel graag ook een vriendje van u worden. «Antje moet hier in de buurt een boodschap «doen, mag ik een kwartiertje bij u blijven? «Mijn mama Rosé Ronninga-Cloche zegt dat u «’t zeker zult toestaan. »Uw liefhebbende jongeheer Ronninga.” Het schrift was dat der oude mevrouw, die gezegd
uaa: «uen Kleinen man zal ze toch niet kunnen weerstaan.” Zij en Rosé waren daar zoo vol vertrouwen op, en dit vertrouwen werd niet beschaamd, want met trillende handen vouwde Edith het briefje dicht, de oogen vol bevende tranen en een glimlach die naar weenen zweemde. Ze was tot in het diepst liarer ziel getroffen door dien fijnen tact der goede oude vrouw, wier hand ze herkend had. Vroeger had ze nooit om kinderen gegeven , ze had niet kunnen begrijpen hoe heur vader in verrukking kon raken over een kind, en hem er zeer om geringgeschat, nu stak ze gretig de armen uit naar den kleinen jongen, die wel bij haar wou, onidat hij een allemansvriendje was. Ze legde zijn lief donzig koontje tegen haar gloeienden mondje en kuste hem .... »Gu, gul” murmelde hij, in zijn kindertaal, en toen heel moeielijk en wijd-van-een: «mam .... ma ... . pap . ... pa ... 1” zijn kleine lipjes hadden er nog zoo’n moeite mee. En hij zag haar zoo zegevierend aan. Och, hoe heerlijk was hij ! Edith knikte tegen Antje, en deze begrijpende dat haar gang niet vergeefs was geweest, ging heen, zeggende dat ze hem over een kwartiertje kwam halen. En Antje liep vliegensvlug naar huis, waar de oude mevrouw en de jonge mevrouw haar beiden in de gang stonden op te wachten, en haar mee trokken in de huiskamer. Natuurlijk begreep Antje niet, waarom de oude en de jonge mevrouw eikaars handen met stralend gelaat grepen, toen ze vertelde dat die dame het kind dadelijk op den arm had genomen en het een zoen gegeven had, maar dit wist Antje wel: dat het van die dame niet meer dan natuurlijk was. »Ais je zoo’n dot van een kind niet eens aanhaalde, was je geen mensch 1” zei Antje, met veel nadruk. En onderwijl zat Edith met het kleine wondernannetje op haar schoot en streelde ze zijn glad • satijnen bolletje; zoo gezellig dik en rond als een ;roote appel. Lief wezentje, hoe vertrouwelijk keek hij haar aan , net zijn groote bruine kijkers. Ze ontroerde nog j terker; er moest iets van Marc’s oogen in die mooie, lonkere appels zijn. Onwillekeurig drukte ze haar ( ippen op zijn knippende oogleden van wit weekig 1 lons, en hij liet ’t maar toe en zag haar veer vriendelijk aan met zijn ,gu-gu.” Ja het moest J
/.iju, j-iuoe was iuuu mare s zusier, mj moest c Mare lijken. Ze nam hem mee naar de kinderen in den tuin de directrice en dc onderdirectrice waren uit. Me had haar de eer aangedaan haar de school voor ee poosje toe te vertrouwen »We zullen haar eens pre beiren” had juffrouw Teeuwisse, met een knipoogj vol waarschuwende kracht, gezegd. Toen Edith, ms het kind op den arm, den tuin binnentrad, dronge zich de kinderen, die hun ontzag voor haar een beetj vergaten, om haar been in geestdriftige bewonderin; voor het poppige ventje, met zijn rond gezichtje e: groote, ronde kijkers. »Zijn mama heeft hem een kwartiertje bij mij oj bezoek gestuurd,” legde Edith uit, én ik ga hie met hem zitten, in de zon. Breng mijn stoel hier kinderen.” Twintig gewillige armen strekten zich uit. Di kinderen draafden naar den stoel, door alle surveilleerende onderwijzeressen in den tuin gebruikt, ei sleepten hem aan. O, wat had de kleine man een pret! Hij laehti ;egen den bouquet van vroolijke glimlachende gezich.en, met blozende wangen, jolige bruine en blauwe logen en blonde, bruine en zwarte haren, verward loir het stoeien. Alle meisjes wachtten vol verlangen iet oogenblik af, dat hij haar met een speciaal lachje :ou begunstigen. Ze vergaten geheel haar spel en lieven maar staan, om Edith heen, die er niets ran zei. iiNu lacht hij tegen Greta 1” «Niet waar, tegen Bertha ”’ «Hoe kan je het zeggen, ’twas tegen Jet!” «Ja, nietwaar?” riep Jet, een gezonde, stevige likkert, Neerlands welvaren in miniatuur, blinkend an voldoening. «Hoe zeg je in het Engelsch: nik wou dat ik em eens hebben mocht ?” fluisterde Marie, haar buurrouw Hélène in ’t oor. ui should that I might took him 1” vertaalde deze aalkundige in heerlijk Engelsch. «Miss, I. should that I might took him!” riep larie, want als ze geen Engelsch sprak zou miss enoodzaakt zijn haar een point d’ordre te geven, elijk aan vier, zegge vier kwade aanteekeningen. Eu Marie keek Edith zoo smeekend aan als iemand ie zegt: «mensch, je maak me er rijk mee, doe ,toch 1” En Edith ? Voor het eerst in haar leven lachte ze eens harte-
njk, terwijl ze Marie haar verzoek weigerde, omdat de verantwoordelijkheid te groot was. En voor het eerst in dien langen tijd dat ze nu met kinderen omging, voelde ze voor hem een soort van sympathie. Haar welwillendheid tegenover Marie en de anderen was dezen middag geen plichtsuiting, meer een gemoedsuiting; ze had nu opeens voeling met die kinderen; was één met hen. En heur gemoed verkwikte zich in de nieuwe atmosfeer. Die kinderen, die nooit dat kleine jongentje hadden gezien, waren verrukt over hem, aanbaden hem met ongeveinsde vergoding. Ze waren gelukkig toen Edith hun toestond hem even te kassen. Sommigen vreesden nog hem aan te raken, omdat ze hem misschien pijn zouden doen. In al die jonge zieltjes school reeds een liefdevol toekomstig moedertje: «Kijk 1” riepen ze, «hij doet zijn mondje open, hij begint te spreken. En hij zei weer «pap .... pa ... . mam .... ma.” «Ben je zoo mooi, hè, lieve pop?” zei Jet ruimschoots van het verlof gebruik makend, zich vergastend aan zijn mollig snoetje. «Lekker lummeltje 1” riep Emma hem knuffelend. «Was je mijn broertje maar!” «Ik gaf al mijn speelgoed als je hier veertien dagen bleef.” En zoo ging het voort; zelfs de onversohilligsten glimlachten en namen voorzichtig zijn poezele poppen-handjes in de hare. «Aardig kereltje!” Wat is hij dik hè, hij heeft aangezette armpjes, net als je wel bij poppen ziet. Ze vallen heelemaal over zijn handjes heen.” Edith voelde zich een weinig beschaamd. Zij zag in dat zij van die kinderen kon leeren, zij, die hen tot nu toe beschouwd had als een noodzakelijk kwaad. De teederheid, die zij voelden voor dien kleinen baas op haar schoot, voor hun kleinen god, was die niet een atoompje van het hooge, heerlijk teedere medelijden, waar de geheele natuur van getuigt? van het medelijden, waarover mevrouw Ronninga zoo dikwijls gesproken had met droefheid, omdat het zoo zeldzaam is in het onbegrijpende menschengemoed ; het koesterende en vergevende medelijden, dat liefde is en erbarmen. Het medelijden, waar millioenen hongerigen van ziel naar snakken, en.dat zij niet kunnen machtig worden. «Cnore” lag op den grond, aan den ingang van het met bleek-zalmkleurige kamperfoelie begroeide priëel; zij tuurde er naar, van avond zou ze het lezen al handelde het over schooljongens. (Wordt vervolgd)