EERSTE BLAD.
Veranderingen in dvertentiën gelieve
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering ban worden ingestaan. DE VIT GEVE Rh.
BEKENDMAKING. KOEPOKINENTING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda brengen ter openbare kennis, dat de gemeente-geneesheeren, op Zondagen 29 Mei en 5 Juri a. e., des namiddags van 1 tot 2 uur, in één der lokalen van het gemeente-ziekenkuis zullen aanwezig zijn tot het kosteloos verrichten der koepok-inenting en her-inenting, met uitnoodiging aan de ingezetenen om van de aangeboden gelegenheid gebruik te maken Breda, 21 Mei 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd: Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/05/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323088:mpeg21:p00001
Op het concilie van Macon in het jaar 585, is in alle ernst de vraag besproken of de vrouw is een wezen met of zonder ziel, en slechts met geringe meerderheid werd aangenomen, dat de vrouw niet gelijk stond met de dieren. In deel III van Hefele’s «Conciliëngeschichte”, kan men op bladz. 41 lezen: «Ein Bischof, der behauptet hatte die «Weiber könnten nicht Menschen im «vollen Sinne genannt werden, warde »von der Synode zurecht gewiesen.” Dat is nogal vriendelijk van die Synode en men had niet het recht zoo iets te verwachten na de debatten over de vrouw. Ruim 14 eeuwen zijn na dat concilie voorbijgegaan en bij elke eeuw werd het lichter in het brein der menschen. Beschaving, kennis, wetenschappen, alles schreed gelijkmatig voort, en in onze eeuw zal wel geen concilie, zelfs niet eén mensch gevonden worden, die zich bezig houdt met de vraag, waarover men zich in 585 zoo warm maakte. Ze lijkt nu bespottelijk, schandelijk en onteerend die vraag — en toch zijn er nog velen, die met koppigheid volhouden, dat de vrouw intellectueel niet met den man gelijkstaat. Feitelijk is er slechts een gradueel verschil tusschen de vraag of de vrouw een ziel heeft en of zij geestelijk lager staat dan de man. En ’t zijn niet onbenullige of oppervlakkig denkende mannen, die deze onhoudbare redeneering verdedigen, deze verfoeielijke en onverdiende beleediging, even verfoeielijk en even onverdiend als die, welke het Maconsche concilie de vrouw aandeed. Daar is onder anderen dr. Möbius, die de scherpe brochure schreef over den »physiologischen Schwachsinn des Weibes”. die in dat, boekje naast blijken van uitgebreide kennis, ook bewijzen geeft
van een grenzelooze minachting voor de vrouw. Dan is er nog altijd het afgesleten en wetenschappelijk weerlegde praatje over de geringer hersen-volume der vrouw, vergeleken bij die van den man, dat opgeld doet, maar men vergeet er bij te melden dat de hersenen van Schinderhannes ook zwaarder bleken, dan die van Goethe. Terwijl nu dus sommigen nog twisten over het middeleeuwsche vraagstuk, betreffende de intellectueele inferioriteit der vrouw, komt er iemand, die niet slechts voor het bakerpraatje minachtend de schouders optrekt, die niet aantoont dat man en vrouw beiden menschen zijn van gelijke schepping, ontwikkeling, vatbaarheid enz., maar die nog verder gaat en beweert dat de man intellectueel lager staat dan de vrouw! En niet de eerste de beste is het die deze stelling verkondigt, het is de doctor med. et phil, Lessing uit München. Dr. Lessing zegt, dat de vrouw het meer intellectueele, rationalistische element vormt, terwijl de man nader bij de natuur, bij het instinctieve leven staat. De vrouw is het type van eene latere, de man van een meer primitieve beschaving. Lessing wijst er op hoe in de mythen van alle volkeren gesproken wordt van zieneressen, profetessen en van de verpersoonlijking der wijsheid door een vrouw. En het kostbaar argument der antagonisten van de vrouw, het hersenargument, verklaart hij, niet de minste waarde te hebben, daar het onderzoek naar het menschelijk intellect, door middel
van een anatomische schouwing der hersenen, tot dusverre tot geen onbetwistbare resultaten geleid heeft, omdat de uitkomsten naar verkiezing op verschillende manieren kunnen uitgelegd worden. De nood, de verdrukking, waarin de vrouw eeuwenlang heeft verkeerd, hebben haar intellect verscherpt en vrijgemaakt, terwijl het den man dwong tot productieve ontwikkeling en zoo bleef deze ver achter bij de verstandelijke beschaving der vrouw. Maatschappelijke instellingen noodzaakten de vrouw tot geheel eenzijdige, niet vrijwillig gekozen werkzaamheid, nieuwe vormen moeten geschapen worden om ook het productie-vermogen tot zijn recht te brengen. Om zijn theorie van de meerderwaardigheid der vrouw te steunen, voerde de spreker een reeks eigenschappen aan, die gewoonlijk gelden als een teeken van lagere intellectualiteit. B. v. de reukzin van den man is scherper dan dm van de vrouw en dit werd dan aangehaald als een bewijs voor de «minderwaardigheid”. Dr. Lessing echter merkt zeer terecht op, dat in dien reukzin juist iets primitiefs ligt, een bewijs voor de vroegere, maar tevens meer dierlijke ontwikkeling van den man. Het zintuig van den reuk immers is bij de dieren scherper dan bij den mensch en bij den wilden fijner dan bij den beschaafden mensch.
Een ander voorbeeld vindt de geleerde schrijver op muzikaal gebied. Men heeft er de vrouw sinds lang een verwijt van gemaakt, dat er nog nooit een groote vrouwelijke componiste bestaan heeft, maar, zegt dr. Lessing, op muzikaal gebied is de vrouw meer receptief, terwijl haar de groote scheppingskracht ontbreekt, daaruit blijkt dus, dat zij meer rationalistisch is dan impulsief. Dr. Lessing waarschuwt verder er voor dat de hoogere intellectualiteit der vrouw niet verward moet worden, met wat in het gewone leven dien naam draagt, nl met gezond verstand, kennis, beschaving. Volgens hem is zij voorloopig in een min of meer passieven toestand, waarbij nog de brug naar het practische leven ontbreekt; een verfijnde beschaving bezit zij, geboren uit het lijden. Hij bestrijdt de pessimisten, die vreezen dat een verdere vergeestelijking der vrouw degeneratie zou tengevolge hebben. Meent men dit, dan moest men in elk opzicht vijandig staan tegenover de beschaving en de beschaving op zichzelf voor schadelijk houden. Hét thans nog veelbehandelde vraagstuk van de geestelijke bekwaamheid der vrouw is overigens het schitterendst beantwoord door het groot aantal beroemde vrouwen uit den tijd der Italiaansche renaissance, die aan het leven harer dagen, zoowel in politiek als in wetenschap en kunst werkzaam deel nemende, voor alle tijden duidelijk het voorbeeld hebben gegeven van de volkomen geestelijke gelijkwaardigheid met den man. De wondervolle bloei van intellectueele en artistieke beschaving dier renaissance is
zonder die vrouwen totaal ondenkbaar. Wat dr. Lessing nu pas onlangs heeft geopenbaard, is reeds vroeger gezegd door een der grootste geesten, die de wereld gekend heeft, door niemand minder dan Nietzsche, die verklaarde dat de volmaakte vrouw een hoogere soort mensch is dan de volmaakte man. Ik geloof, dat de waarheid in’t midden ligt, dus aan geen der beide zijden , dat de vrouw noch meerder —- noch minder waardig is dan de man, maar intectueel geheel zijn gelijke. Curiositeitshalve wil ik hier nog aanhalen een citaat van den grooten vrouwenliatenden, wijsgeer Schopenhauer, die in de »Parerga” schrijft: «Reeds een blik op de vrouwelijke ge«stalte doet ons zien dat de vrouw, noch «tot groote geestelijken, noch tot groote «lichamelijken arbeid voorbeschikt is. «Tot verpleegster en opvoedster van de «eerste kindsheid zijn de vrouwen bij«zonder aangewezen, omdat zij zelve «kinderlijk, beuzelachtig en kortzichtig, «met andere woorden, hun leven lang «groote kinderen zijn ; een soort midden«ding tusschen het kind en den man, ■ «die eigenlijk de ware mensch is. De «vrouwen denken in hun binnenste, dat «de bestemming der mannen is geld te «verdienen en die van haar om het er «door te lappen, zoo mogelijk reeds bij «het leven van den echtgenoot, in elk
«geval echter na zijn dood. Als grond«fout in het vrouwelijk karakter vindt «men onrechtvaardigheid. Deze ontstaat «uit het gebrek aan verstand en overleg «en wordt nog aangewakkerd doordat de «vrouwen wegens natuurlijke oorzaak, «haar toevlucht niet tot kracht, maar tot «list moeten nemen. Vandaar haar «instinctmatige sluwheid en haar onver«delgbaren drang tot liegen.” Wat moet deze schrandere philosoof veel onrechtvaardigheid ondervonden hebben van de vrouwen, om zelf zoo bitter onrechtvaardig, zoo liefdeloos en zoo onwaar te oordeelen.
"De meerderwaardi gheid der vrouw.". "Bredasche courant". Breda, 1904/05/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323088:mpeg21:p00001
Advertentiën.
mei ji. uiiuervuuuen, ueiuigt onaergo toekende, ook namers zijn familie, zijnen hartelijken dank. J. TRAGO, Adjudant onderofficier. Breda, 29 Mei 1904.
"Voor de vele blijken van belangstelling, op". "Bredasche courant". Breda, 1904/05/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323088:mpeg21:p00001
Leger des Heils. Woensdag 1 Jt>ui r s. zal Commandant TH. ESTILL, bijgestaan door Maj. DE GROOT, Stafkapitsm VLAS en ENSIGN FRIJLING eene bijzondere zendingsdemonstratie leiden. Een groot muziekkorps uit Dordrecht zal spelen en een zangbrigade zal zingen. Om 7.30 een marsch van af het Station met het muziekkorps door de geheele stad naar de Middenlaan Zeer belangrijk, komt allen! Derren open 7.30. Aanvang 8 nnr.
UNIFORMPETTENMAKERSKNECHT kan terstond, voor vast werk, geplaatst worden, tegen nader overeentekomen salaris. Fr. brieven, onder n°. 1299, Bureau vrn dit blad. T Ë KI IJ U II aangeboden: Een gemeubileerde Zit- en Slaapkamer met PENSION. Brieven franco, onder letter H, aan het bureau dezer couran*. Bank van Leening TE BREDA. Openbare Verkooping, op Woensdag en Donderdag den 15 en 16Jen Jiii” 1904, van VERSTANE PANDEN, beleen d in de maanden Januari, Februari en Maart 1903. Gemelde panden kunnen gelost ol de interest aangezuiverd worden vdór of op uiterlijk den Yden Juni te voren. levensverzekering „E I G E N HU L IV’ H W. KNOEST, izent voor Breda en omstreken, Karrestraat 36,
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/05/29 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 03-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323088:mpeg21:p00001