Veranderingen in advertentiën eelievc
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering fcan worden ingestaan. DE UITGEVERS.
Verschenen en in eiken boekhande /erkrijgbaar: GEÏLLUSTREERDE
Gids voor Ginneken en omstreken. .Uitgegeven door de vereeniging «Ginneken .'OORUit”) met wandelkaart der bosschen.
Prijs ƒ 0,30.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/06/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323097:mpeg21:p00001
"Bredasche courant". Breda, 1904/06/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323097:mpeg21:p00001
BEKENDMAKING. Aangifte voor het hevo’Vingr. register. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Breda achten het noodig de ingezetenen te herinneren aan hunne verplichtingen, tot het doen van aangiften voor het bevolkings-register, voorgesehreven bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsblad n°. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldboete van ten hoogste ƒ100, zijn hoofdzakelijk de volgende: Bij vestiging in de gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarvan aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maand na zijne aankomst. Bij het verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlaten, doet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestuur.
Bij verhuizing hinuen de gemeente. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binnen de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestuur Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levende geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeentebestuur kennis van ieder lid, dat in zijn gezin wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diensten werkboden daaronder begrepen, Breda, 28 April 1904. Burgemeester en wethouders voornoemd; Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/06/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323097:mpeg21:p00001
De verkiezingen voor de Provinciale Staten zijn dit jaar van meer beteekenis dan gewoonlijk. De regeeringsgezinde pers tracht die beteekenis nog grooter, nog dreigender te maken, om de kiezers toch vooral goed in te prenten, dat zij slechts hun stem hebben uit te brengen op mannen met achter hunne namen a. r. of r. k. of c. h. De Standaard bijv. vertelt niets minder dan dat het streven der vrijzinnigen niet is om hun meerderheid in de Eerste Kamer te behouden, maar om het tegenwoordig kabinet tot aftreden te dwirigen en dan een kabinet Borgesius te formeeren onder voogdij van ... Troelstra. Heel snugger is deze bangmakerij niet, want iedereen weet toch, dat de meerderheid der Eerste Kamer nog steeds liberaal is en dat die meerderheid toch het kabinet heel rustig en gewillig heeft behandeld.
Van een poging tot verjaging van dit ministerie is geen sprake en geen gedachte, maar wel wordt behoorlijk er voor gezorgd, dat de liberalen geen verliezen lijden, dat zij behouden wat zij thans bezitten. Het spookbeeld dat de Standaard haar lezers voortoovert van liberale regeering onder socialistische voogdij, kan dus niets anders zijn, dan een opzettelijk valsche voorstelling met het doel om haar goedige volgelingen tot ijverig kiezen te bewegen. En met de Standaard heffen ook de andere bladen der rechterzijde een angstig gehuil, aan. De Tijd spreekt van een aanval der liberalen, van een poging tot verovering der Eerste Kamer enz. Hoe dit katholieke blad de liberalen iets wil doen «veroveren” wat zij reeds bezitten, licht zij niet toe. De Nederlander doet natuurlijk ook mede en verhaalt in een gesprek tusschen Piet en Hein, dat de liberalen nu eigenlijk aan den band van de socialisten gaan. «Toch jammer van de liberalen,” zegt Piet. «Zeker,” antwoordt Hein, «zij zijn daar eigenlijk veel te goed voor.” Hoe lief van onze tegenstanders. Het medelijden is echter wederkeerig, want wij vinden ’ttoch o zoo jammer, dat de clericalen zich niet ontzien om gebruik te maken van zulke middelen. Zij zijn daar eigenlijk veel te goed voor. En waarom wel zouden de coalitiemannen zich zoo inspannen en zulke unfaire middelen aanwenden? Dat is niet moeielijk te gissen en zeer voor de
hand liggend. De bondgenooten bezitten het ministerie, een ultra gewillige meerderheid in de Tweede. Kamer — alleen de Eerste Kamer bleek nog onneembaar. Konden zij ook dat lichaam bemachtigen, dan eerst zaten zij rustig op het kussen. Daarvoor worden dus alle krachten ingespannen. Dan geen vrees meer voor de Hooger Onderwijswet, de Vaccinewet, Drankwet enz., die nu nog door den Senaat kunnen verworpen worden.. Van de Tweede Kamer zijn de leiders zeker, die heeft reeds dusdanige bewijzen gegeven van een slaafs meehollen door dik en door dun, dat zij zich daarover geen grijze veeren behoeven te maken. Maar die Eerste. Als voorloopige bewerking zond de heer Van den Biesen zijn medeleden de beruchte «Nota” op het lijf — maar die mijn sprong verkeerd. Nu een poging tot meer radicale «verbetering”, getracht de Eerste Kamer »om” te krijgen en dan heerscht de rechterzijde onbeperkt. Dat Zuid-Holland, Friesland en Overijsel ons daarvoor behoeden!
"De huidige verkiezingen". "Bredasche courant". Breda, 1904/06/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323097:mpeg21:p00001
Met taaie volharding gaan de Japanners voort met het zuiveren van de Talienwanbaai. En hoewel het uitteraard een moeilijk en uiterst gevaarlijk werkje is, de met ruime hand door de Russen gestrooide mijnen te ontdekken en te vernietigen, vorderen de onvermoeide mannen langzaam maar zeker; zijn er reeds naar het Wolffsbureau uit Tokio verneemt 41-tal van deze gevaarlijke dingen opgeruimd, zoodat thans voor schepen met weinig diepgang een veilig vaarwater gevonden is.
De Japanners zouden echter in de baai een hunner oorlogschepen hebben verloren. Althans het gerucht blijft aanhouden dat de Yashima op een mijn gestooten en gezonken is. Het bericht is evenwel nog niet bevestigd, zoodat aan de waarheid ervan zeker getwijfeld mag worden. De onwaarschijnlijkheid van het bericht wordt nog verhoogd door een ander bericht dat zegt dat het niet de Yashima maar de Shikislüma is geweest. En bovendien wordt het bericht van andere zijde weer krachtig tegengesproken. Verschillende berichten spreken van een zee* slag in de golf van Petsjili. Bewoners van de heuvels bij Tsjifoe hebben een hevige kanonnade gehoord en lichflikkeringen aan den zeekant gezien. Ook stoombooten maken melding van hevig vuren. Een belangrijk bericht dat evenwel tot dusver niet officieel bevestigd is moet van Tsjifoe te Petersburg ontvangen zijn. Het Russische eskader te Port-Arlhur zou besloten zijn zich een doortocht te banen om admiraal Togo aan te vallen. Er wordt zelfs al gemeld dat bij dien doortocht der Russische vloot een Japansche gepantserde kruiser van het type Shikishima in den grond zou zijn geboord. De dag en het uur van dezen uittocht wordt er evenwel niet bij gemeld, zoodat ook met het oog op het ontbreken van een officieele bevestiging, het bericht niet geloofwaardig lijkt. Blijkens de inlichtingen van den geheimen dienst der Japanners moeten er in de stad zelfs niet genoeg steenkolen aanwezig zijn, om schepen van groote tonnemaat zee te doen kiezen. Uit het Russisch hoofdkwartier te Liao-jang wordt gemeld: Het is opmerkelijk dat hier elk gevoel van persoonlijke bitterheid tegen de Japanners ontbreekt, Het kan zijn dat dit een gevolg is van een bewustzijn van meerderheid over den vijand. Zeker is dat de Russen volkomen vertrouwen op hun uiteindelijke zegepraal. Bovendien heeft de boodschap van deelneming die de Japanners gezonden hebben bij gelegenheid van de ramp met de Petropavlofsk, —een door de Russen niet verwacht blijk van sympathie — de overtuiging gevestigd , dat men heelt te doen met een ridderlijken vijand. Een voorval dat bewijst, dat zulke gevóelens hier werkelijk bestaan, is hier gebeurd in een restaurant waar de Russische officieren veel komen. Toen de oorlog ter sprake kwam en de jongste verliezen aan schepen van de Japanners voor Port Arthur, stelde een van de aanwezige officieren voor, te juichen voor de dappere Japanners, waaraan de Russische officieren warm gehoor gaven. Zij voelen dan ook ongetwijfeld oprechte bewondering voor den moed van hun tegenstanders. De Pruisische generaal-majoor Menckel, de oude leermeester van Japansche stafofficieren, die met dezen nog vriendschappelijk omgaat, zoodat zij hem brieven schrijven van het oorlogsterrein, heelt in een interview met iemand van de Lokalanzeiger gezegd, dat Japan ten hoogste 400,000 soldaten in het veld kon brengen. Maar ook Rusland kon er niet meer hebben in Oost-Azië, wegens de voedingskwestie. Op het oogenblik hebben de Japanners daav waarschijnlijk nog niet meer dan 100,000 man te velde staan, terwijl 150,000 in Japan klaar stonden als versterkingen. Menckel twijfelt er niet aan, of de Japanners zullen met goeden uitslag Port Arthur bestormen.
"RUSLAND en JAPAN.". "Bredasche courant". Breda, 1904/06/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323097:mpeg21:p00001
brUK X ri U M A JN DOOR W. MEIJER—FöRSTER, 10. Zwijgend stapte bij voort, er zich aan ergerend dat ze hem niet kon of niet wilde begrijpen. Weer hief ze vragend den blik tot hem op en toen hij met gelijkmatige passen steeds voortgaande en zonder een woord te zeggen in zee bleef staren, overviel baar een gevoel van angst en onrust. Konrad oefende een zekeren invloed op baar uit; hij was de eerste die over ernstige levensvragen met haar sprak en de lichte schaduw daardoor op hrar zorgeloos, zonnig bestaan geworpen, werkte als contrast niet onaangenaam. In het begin had ze menigmaal om zijn dikwijls kleinburgerlijke moraal geschaterd, maar b'j lachte niet mede en verdedigde met hand en tand zijn opvattingen. Haar al te gemakkehjke levensbeschouwing weerlegde hij zoo grondig en met zulk een onverbiddelijken ernst, dat ze soms door srhrik en augst aangegrepen zich van hem afwendde. Na lang nadenken zeide ze eindelijk: «Dan is alle vreugde dwaasheid. Dan zou men eigenlijk nooit vroolijk mogen zijn, nooit aan zichzelf denken, maar steeds aan anderen die het slecht gaat.” «Dat is misschien het eenige juiste,” zeide hij streng, zoo streng dat het hem dadelijk speet op dien toon te hebben gesproken. Ze zag hem scherp aen, toen klonk het beslist van haar lippen: «Neen.” Ze bleef staan en schouwde met wijd open oogen in de verte. Peinzend zag hij op haar neer. De blauwe zee rolde zacht klotsend haar schuimende wateren, de oos enwind streek verfrisschend hen langs de wangen, deed haar sierlijk zijden kleedje opbollen en den sluier om haar hoed fladderen. Het was hem plotseling of hrar beeld verdween en als in een visioen een ander Kathchen hem voor oogen stond. De zachte, weeke lijnen van het kindergezichtje waren als versteend, de oogen schenen levenloos. Donkere wolken stapelden zich om haar heen, een sterke wind deed de tsere meisjesgestalte wankelen; hij zag hoe
het lachende leven zich tegen haar keerde om zijn eigen troetelkind in stormen te zien ondergaan. Met een heftige beweging schudde hij het hoofd en legde snel zijn hand op de hare. «Kathchen!” «Wat?” Langzaam wendde ze haar gelaat naar hem toe. «Het is mogelijk alles onz:n wat ik daar zeide, Kathchen.” «Wat?” «Het zorgen en denken om anderen. Niemand blijven kommer en leed bespaard. Laten wij de goede dagen die het lot ons schenkt onbezorgd genieten. Het leed komt altijd vroeg genoeg.” Het waren goedkoope wijsheden maar hij zeide ze met volle overtuiging en op warmen toor, «Je moet e’tijd vroolijk en gelukkig blijven, Kathchen. Ik beloof nooit meer over zulke ernstige dingen met je te zullen spreken ” Tranen parelden 'i haar oogen; liefde en medelijden beheerschten hem zoo geheel, dat hij haar in zijn armen had willen nemen en behoeden voor alle smart. Hij deed het echter niet en hield enkel haar hand vast. Zwijgend vervolgden zij hun wandeling. De zee met haar klotsende golven lieten ze weldra achter zich, de bergen beschutten hen voor de wind, de zon stiaalde met warmen gloed en een klein meisje hen tegemoet komende bood viooltjes t ; koop. Toén kwamen de huizen van Nizza en bevonden zij zich weer te midden der elegante equipages en lachende, rijk gekleede menschen. Nog nooit waren er zooveel vreemdelingen te Nizza jeweest. Italiaansohe, Eransche en Engelsche sportiefhebbers waren in groote getale gekomen en Rusland, lostenrijk en Duitschlend werden door hun beste nachten vertegenwoordigd. De groote hotels waren ivervol en de kleinere logementen en herbergen veneens bezet door de vele personen, die in het een if, ander opzicht bij de internationale wedrennen berokken waren Konrad had een drukken werkkring. De uitgebreide orrespondentie van Brandes eischta dagelijks eenige iren en het zorgvuld’g nazien der duizenden rekeningen orderde niet minder tijd De kosten voor elk der eeltig of vijftig paarden werden afzonderlijk geboekt; et talrijk stalpersoneel moest gekleed, onder dak ebracht en loon uitbetaald worden. Ook de rekeningen iet de trainers en de telkens geëngageerde jockeys auwkeurig gehouden en hun salarissen tevoren bepaald
worden. Met de talrijke sportclubs was een omvangrijke briefwisseling te voeren en dag op dag werd een aantal telegrammen verzonden en ontvangen. Aan de sportbladen moesten de nood'ge mcdedeelingen verstrekt, met de binnen- en buitenlandsche spoorwegmaatschappijen overeer komsten gesloten worden voor het steeds aan bezwaren onderhevige vervoer van paarden. Waren de dieren onderweg, dan was het weer noodig bijtijds stallen te huren, voer te koopen en voor het personr il huisvesting te zoeker Bij dit alles had hij nog de boekhouding van Brandes’ privé zaken: de rekeningen voor de huishouding en die der hotels na te zien, voorts te regelen en ti betalen de loonen van het dienstpersoneel, den kok, den koetsier enz. Toen Konrad de boekhouding op zich nam , vond hij alles in een schromelijke wanorde. De secretaris, die weken geleden ontslagen was, had niet alles even nauwkeurig opgeschreven en na zijn vert.’ek was er van het boeken en controle houden riet v :1 gekomen. In het begin wist KoD-ad er den w g niet in te vinden. Opgevoed in een kleine huishouding waar men elk dubbeltje om en om k arde, en opgeleid in een handelshuis te Insterbu-g waar alles als op rolletjes ging, stuitte hij hier op allerlei moeielijkheden welke hij geen kans zag te oveiwinnen. Na den eersten dag verzocht hij dan ook aan Biandes hem van zijn werkzaamheden te willen ontheffen. «Ik begrijp er niets van en vrees zeer alles nog meer in de war te zullen brengen.” Brandes laehtte maar wijdde er een heelen dag aan om den jongen man den weg te wijzen Hij die in geen jaren aan een schrijftafel had gezeten en niet rustig genoeg was om zelfs het kortste briefje te schrijven, hij zette er zich toe om te sorteeren en te cijferen, om orde op zijn zaken te stellen. ’s Avonds aan tafel vertelde hij lachend aan Kathchen welk een zware dagtaak hij achter den rug had. «Tk begon er ten slotte schik in te krijgenvervolgde hij. «Het herinnerde mij aan den ouden tijd toen ik nog op mijn vaders kantoor te Hamburg zat en doorwerkte zonder een blik links of rechts te durven slaan. Het was afschuwelijk maar aan den anderen kant toch ook heerlijk. Want we waren allen jong! Ja, die heerlijke jeugd!” Hij wilde dien avond evenals altijd naar de club gaan maar hij ging niet. Het rijtuig stond uren lang i voor de deur, eindelijk kreeg de koetsier order uit te spannen. Brandes was uitstekend gehumeurd en werd niet moe van zijn jeugd te vertellen. Kathchen
luisterde met stralende oogen, zelden nog had ze haar vader zoo spraakzaam en opgewekt gezien. Ging hij niet uit, dan was er bezoek en niet heel dikwijls genoot ze het voorrecht met hem alleen te zijn. Wel is waar was Konrad er bij maar die hoorde eigenlijk tot de familie; na de eerste dagen schenen beiden tot groot genoegen van Brandes beste vrienden te zijn geworden. De luttsle uren die Konrad vrij had, werden aan studie gewijd. «Kennis is bij alles de hoofdzaakzeide Brandes. «En de ontwikkeling op de Insterburger school opgedaan, is niet voldoende om mee door de wereld te komen.” Dus verscheen eiken avond de leeraar in het Fransch, die ook Kathchen onderwijs had gegeven; dan volgde het Engelsch zonder dat de Eransche conversatielessen gestaakt werden en ten slotte moest Konrad op dringend verzoek van Brandes zich oefenen in het paardrijden en het schieten met het pistool. «Het eerste, mijn beste jongen, is bij ons beroep aiet te missen en het andere kan je soms den een af anderen krar te pas komen.” «Ons beroep!” ’s Avonds bij het naar bed gaan lacht Konrad er lang over na. «Rijden en voor renpaarden zorgen! .... Mijn beroep!” Hij bader vel om willen lachen maar de moed ontbrak hem. Heel dat schitterende, veelt iwogen leven dat hij nu ncemaikte, had hem vroeger ; en zondig bestaan jeleken, een Babel waarh de millionnaireu aan hun iolste luimen toegaven. Te InsHrbn-g sprak men >ver wedrennen als waren het stierengevechten waarbij nenschen en dieren omkwamen; als iets goddeloos, ets schandelijks dat men liefst niet opnoemde. En dat was nu «zijn beroep!” Hoe meer hij deze vreemdsoortige verhoudingen eerde kennen, hoe eenvoudiger ze hem toeschenen, 10e bleeker en doorzichtiger de tooverglaus werd die lem vroeger de oogen verblindde. Hij zag de wedrennen e Charlottenburg en te Hoppengarten, te New-Market n te Auteuil, hij vond ze amusant en zag nergens ets dat geleek op kwellen of mishandelen van menschen n dieren De. mannen van de sport, ’t zij hertogen f Engelsche jockeys, waren van nabij beschouwd lensehen als alle anderen. Zij behandelden hem riendelijk en voorkomend als ware hij huns gelijken n ze schenen hem eenvoudiger en natuurlijker dan e notabelen van Insterburg. [Wordt vervolgd).
"DERBY". "Bredasche courant". Breda, 1904/06/10 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 01-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323097:mpeg21:p00001