Veranderingen in advertentiën gelieve ■ ■ i
EERSTE BLAD.
men steeds op den dag der uitgave vóór 9 uur in te zenden, daar anders niet voor de uitvoering der verandering ban worden ingestaan. DE UITGEVERS.
Behang er ij. Bedden fabriel cns. mum, Veemarkt 32. Interc. Teleph. 21: BREDA. Magazijn „De Vlinder ’. (npricM voor ptele MEDB1LEEBING GROOTE KEUZE VAN Tapijten, Gordijn- en Meubelstoffen, Behangselpapier, Meubelen. Eenigst adres voor gegarneerde Wiegen, Luiermanden, en2 Stoffeerder ij. meubelfabriek
BEKENDMAKING. Aangifte voor liet bevolking^, register. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Brt achten het noodig de ingezetenen te herinneren a hunne verplichtingen, tot het doen van aangifl voor het bevolkings-register, voorgeschreven Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsbi n°. 141). De verplichtingen, wier verzuim wordt gestri met hechtenis van ten hoogste 14 dagen of geldbo, van ten hoogste ƒ100, zijn hoofdzakelijk volgende s Bij vestiging in «1e gemeente. Hij die zich in de gemeente vestigt, doet daarv aangifte aan het gemeentebestuur binnen ééne maai na zijne aankomst. Bij bet verlaten der gemeente. Hij die de gemeente metterwoon gaat verlate] doet hiervan eene verklaring aan het gemeentebestui Bij verhuizing binnen de gemeenti Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk leven doet, binnen ééne maand na zijne verhuizing binn de gemeente, daarvan aangifte aan het gemeentebestui Ten aanzien van inwonende personen. Elk hoofd van een gezin of afzonderlijk levem geeft, uiterlijk binnen ééne maand, aan het gemeent bestuur kennis van ieder lid, dat in zijn gez wordt opgenomen of daaruit gaat, inwonende diens «n werkboden daaronder begrepen. Breda, 27 Juni 1904. Burgemeester en wethouders voornoemt Ed. GULJE, burgemeester. A. R. VERMEULEN, secretaris.
"Advertentie". "Bredasche courant". Breda, 1904/07/31 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323126:mpeg21:p00001
Nummer IX (eerste serie) van de Studies in Volkskracht — uitgave Erven F. Bohn, Haarlem — bevat een opstel van mr. H. J. Nieboer getiteld. »De beteekenis der hoogere standen voor de tegenwoordige maatschappij.” Daaruit nemen wij zonder commentaar over: Onze beste regeerders weten weinig en kunnen weinig. Zij zijn niet in staat om de eenigszins verder verwijderde» gevolgen hunner handelingen te overzien en evenmin om de maatschappij op gansch nieuwe Drondslagen op te bouwen.
bergen doen oploopen, maar hoogsten - door het leggen van kribben zijn nutti) 1 effect een weinig verhoogen en ziji ! schadelijke werkingen eenigszins beteu . gelen. Het ingrijpen der overheid moe , zich bepalen tot het corrigeeren van di ■ werking der maatschappelijke krachten waar die gebrekkig is; en hierbij is noj in ’t oog te houden, dat hetgeen aan d( eene zijde correctie is niet aan de andere zijde tot grooter misstanden mag voeren Waar dus rekening is te houden mei bestaande toestanden, die in afzienbaren tijd niet zullen veranderen, daar koml bij het onderwerp dat ons bezighoudt in de eerste plaats in aanmerking hel familieleven, de opvoeding der kinderen door de ouders. Elke poging om de kinderen aan de ouders te onttrekken (buiten de gevallen van welbewezen misbruik van ouderlijk gezag) zou door hevigen tegenstand van alle kringen der bevolking schipbreuk lijden. En zoolang de kinderen in het huisgezin worden opgevoed, blijft de opvoeding afhangen van de positie der ouders. In de levenswijze der ouders deelen de kinderen. Dit geldt zelfs voor dat deel der opvoeding, dat het meest onder staatsinvloed staat, het onderwijs. Eene beperking der onderwijsvrijheid zoo sterk dat gegoede ouders gedwongen zouden worden hun kinderen op de schoolbanken tusschen proletariërskinderen te doen plaatsnemen, is niet te verwachten. Voldoet de publieke school niet aan hun behoefte. dan nemen ze de toevlucht tot dure particuliere scholen. Bulten de schooluren treedt het verschil nog veel sterker op den voorgrond. Goede voeding en kleeding, een behagelijke woning, zorgvuldige lichaamsverzorging, en niet het minst ideëele grootheden als een beschaafde omgangstoon, nauwlettende zorg voor den groei der kinderziel en inwijding in de immaterieele zaken, waarin de ouders belangstellen, — dit alles doet het kind in de hoogere standen opgroeien onder gansch andere omstandigheden dan in de lagere en daardoor treedt het, ook voor zoover beider aangeboren eigenschappen gelijk zijn, als een geheel ander mensch den volwassen leeftijd in. De werking dezer factoren verscherpt zich, doordat zij die gelijk zijn opgevoed zich aaneensluiten, kringen vormen. Kinderen van bevriende ouders worden meestal ook bevriend en zetten den kring, dien hun ouders vormden, voort. Dit geldt weliswaar voor onzen tijd van Freizügigkeit minder dan voor een vroeger tijdperk, toen de meesten bleven wonen op de plaats waar ieder wist wie hun ouders en grootouders geweest waren; maar toch geldt het ook nu nog in vrij groote mate. Althans in een klein land ils het onze vindt men licht op elke plaats aanknoopingspunten. En op andere vijze heeft het verschil in afkomst nog ivenveel invloed als vroeger: de omgang ïien ieder vindt hangt grootendeels af mn de mate zijner beschaving en deze
is weer voor een belangrijk gedeelte het gevolg van de opvoeding die hij genoten heeft. Wanneer de zoon van een rechter en de zoon van een kruidenier dezelfde examens hebben gedaan en dezelfde betrekking bekleeden, dan wordt in de meeste gevallen de eerste in een hoogeren kring opgenomen dan de tweede, en niets geeft ons grond te verwachten, dat dit vooreerst anders zal worden. Een andere factor die de standenvorming bevordert, nauw samenhangende met den vorigen, is het huwelijk tusschen gelijk opgevoeden, dat ook in den tegenwoordigen tijd regel is. Eindelijk werkt in dezelfde richting het erfrecht. En welke hervormingsplannen ook in de lucht zweven, eene regeling waarbij het grootste deel van het ouderlijk vermogen niet aan de kinderen zou komen , is voor afzienbaren tijd onwaarschijnlijk. Door dit alles hebben kinderen van ouders die eene hoogere sociale positie innemen bij hun intrede in den volwassen legtijd een voorsprong; zij behooren tot een hooger stand. Hoe hebben wij ons nu tegenover deze feiten te stellen? Zijn het onvermengde nadeelen, wier werking zooveel mogelijk moet worden verzacht? Of zijn er ook voordeelen aan verbonden, wier behoud is in het belang der maatschappij ? Sommigen (wij denken hier in het bijzonder aan den anthropoloog Ammon) zien in het bestaan van standen een selectorisch voordeel. Zij meenen dat de hoogere standen voor een overwegend deel bestaan uit menschen met hoogere aangeboren eigenschappen en oordeelen, dat het voortbestaan van dit hoogere type het best gewaarborgd wordt, wanneer dezen zich afscheiden in plaats van zich te vermengen met lageren. Waar echter van erfelijkheid en variatie nog zoo weinig bekend is, komt het ons (afgezien van andere bedenkingen tegen Ammon’s leer) voorbarig voor, op zulke beschouwingen een stelsel van sociale politiek te baseeren. Maar de standeninrichting heeft andere, antegenzeggelijke voordeelen. Deze blijken ils wij letten op de boven beschreven iactoren der standenvorming. Vooreerst, het huiselijk leven met opvoeding der kinderen door de ouders is im zijn nut voor de maatschappij onvervangbaar. Het maakt voor de ouders 'dat is voor de meesten onzer en voor ille standen) het bestaan veel genotvoller. Wanneer de kinderen aan de mders werden onttrokken en in staats- , nrichtingen opgevoed, zou het leven voor le ouders veel van zijn bekoring ver- ' iezen. Ook komt het bewustzijn van i verantwoordelijkheid voor de opvoeding Ier kinderen aan de moreele vorming Ier ouders zeer ten goede. En wat bereft den invloed der huiselijke opvoeding j 'P de kinderen, het moge waar zijn dat i ang niet alle ouders in het algemeen < leschouwd de best denkbare opvoeders 1 ijn, toch zijn in zeer vele gevallen de 1 uders de beste opvoeders voor hun
eigen Kinderen, omdat zij hun eigen kinderen zijn. De liefde van de ouders voor de kinderen, diep in de menschelijke natuur ingeworteld, maakt dat zij aan hun kinderen een zorg besteden, die bij opvoeding door vreemden veelal ontbreekt. Denkt men daarbij aan het groote, bijna onmisbare voordeel voor de kinderziel van de warme innigheid van den huiselijken kring, dan rijst de vraag of eene regeling, waarbij het kille gestichtsleven, dat nu uitzondering is, universeel werd, niet, trots de wellicht theoretisch meer doelmatige opvoeding, fnuikend zou werken op het geestesleven van het opkomende geslacht. Ook draagt de huiselijke opvoeding in de hoogere standen bij tot behoud van een gewichtig deel van het cultuurbezit dat de menschheid zich in den loop der eeuwen moeizaam heeft veroverd. De fijnere omgangsvormen, die het genot van het dagelijksch leven zeer verhoogen en het vreedzaam samenleven van uiteenloopende karakters zonder botsingen mogelijk maken, worden gedeeltelijk door de kinderen onbewust overgenomen, gedeeltelijk hun aangeleerd. Evenzoo gaan op de kinderen over de tact in het verkeer in allerlei verhoudingen en met allerlei menschen en het eergevoel, dat eischt dat ieder lid der familie aan hooge moreele eischen voldoen. Ook de liefde voor kunst, voor philanthropie en andere mmaterieele belangen vindt dikwijls haar grondslag grootendeels in invloeden uit ien kring van het gezin. En dit alles iringt uit de hoogere lagen der sameneving geleidelijk door tot de lagere en verkt aldus weldadig op de geheele naatschappij. Eveneens heeft het feit, dat menschen ran gelijke opvoeding zich aaneensluiten ot kringen, coterieën, zekere voordeelen, lie men het beste leert kennen, als men et op de gevallen waarin zulke kringen mtbreken. Zoo is het b.v. op afgelegen loerendorpen, waar alle «notabelen” %) lkander zijn aangewezen. Wanneer dan, ooals vaak voorkomt, die notabelen nderling sterk verschillen in beschaving n smaak, dan heeft hun gedwongen mgang voor allen iets onbevredigends, lisschien is dezelfde omstandigheid een er oorzaken, die het leven van Euroeanen in de tropen minder aangenaam laken. Het is voor ieder hoogst gemnscht een kring te hebben niet alleen an gelijkgezinden op het gebied van odsdienst, politiek en andere groote elangen, maar ook van menschen die eliik gestemd zijn ten opzichte van de ele kleinigheden van het dagelijksch sven, die te zamen voor een groot deel e mate van ons levensgenot bepalen, och in een hoogeren, noch in een lageren ring dan onze eigene voelen wij ons ffiagelijk. Het behoeft hierbij nauwelijks izegd te worden, dat het juiste midden te bewaren. Wie zich in zijn kring isluit, wordt beperkt van opvatting en irliest den juisten blik op menschen en iestanden. Ook is het voor de meesten het beste,
te trouwen met een gelijke in beschaving Huwelijken tusschen menschen die vee in beschaving verschillen hebben zelde: liefde in hoogeren zin tot grondslag ei zijn doorgaans niet gelukkig. Eindelijk het erfrecht. Hiertegen zij] groote bedenkingen in te brengen. He is een bevoorrechting van enkele, lan, niet altijd superieure menschen, en eei beletsel voor vele hoogere individuen on vooruit te komen. Toch moeten wij dez nadeelen niet overschatten. Velen stran den of stagneeren juist door het voor uitzicht op een groote erfernis; deze on geschikten worden dus, zij het ook nie op de gelukkigste wijze, van hooger< sociale posities uitgesloten. En voor on bemiddelden kan de zekerheid, zelfhur onderhoud te moeten verdienen, eer prikkel tot inspanning zijn. Bovendier kan een onbemiddelde die zich flink opwerkt, vaak door een huwelijk het nadeelige verschil met zijn rijkere beroepsgenooten ophefien. Daarbij zijn de positieve voordeelen van het erfrecht niet gering. Misschien minder bij de meest, dan wel bij de middelmatig vermogenden is het streven om de kinderen goed verzorgd achter te laten een groote prikkel tot instandhouding en vermeerdering van hun aandeel in het nationaal vermogen. Waar die prikkel ontbreekt, bij celibatairs en kinderloozen uit den middenstand, die dus een relatief grooter inkomen hebben dan hun standgenooten met kinderen, zien wij gewoonlijk een weinig doelmatige besteding van dat meerdere inkomen, dat gebruikt wordt voor genietingen die overeenkomen met hun hoogte van beschaving, voornamelijk eten en drinken en onbehouwen imitatie van hoogerbeschaafden. Wanneer het erfrecht werd afgeschaft, en eerst recht wanneer de zorg voor de kinderen aan de ouders werd ontnomen, zouden deze weinig verkwikkelijke verschijnselen veel algemeener worden, hetgeen te betreuren ware, niet enkel uit een aesthetisch oogpunt, maar vooral ter wille van onzen volksrijkdom en ook in het belang der betrokken personen, wien de zorg voor hun kinderen toch per slot van rekening een hooger genot geeft. Het is intusschen niet te ontkennen, dat een standeninrichting groote nadeelen met zich kan brengen. Deze vertoonen zich vooral, waar de standen versteenen tot afgesloten kasten. Dit geeft een algemeene inertie: bij de hoogere standen, omdat ieder toch zonder eigen inspanning de positie van zijn ouders erft en bij de lagere, omdat niemand hooger kan stijgen dan tot de positie van zijn ouders. En het ideaal, dat overal de rechte man op de rechte plaats kome, blijft voor het grootste deel onverwezenlijkt, waar alle waarborg ontbreekt, dat de hoogere plaatsen worden bezet door de hoogere individuen. Dit nadeel heeft bijna elke standenindeeling in meerdere of mindere mate. Onze tijd is in dit opzicht gelukkiger dan vele vroegere perioden. Een superieur mensch, mits harmonisch aangelegd, heeft veel kans een hooge positie te bereiken en weet zich de achting te veroveren ook van hen die van hooger afkomst zijn, behalve misschien van een klein groepje menschen, wier afkomst het eenige is waarop zij zich kunnen verheffen. En dat standsverheffing geleidelijk plaats heeft, is geen onvermengd nadeel. Plotselinge verheffing is voor den persoon zelf gewoonlijk geen geluk en doet hem gevaar loopen om, door zelfoverschatting bevangen, zijn hooge functie op slechte wijze te vervullen. Een grooter schaduwzijde is, dat ongeschikten uit hooger stand in hun stand blijven. Dat hun standgenooten met hen blijven omgaan is niet te beletten Maar streng moet er tegen gewaakt worden, dat hun geen functies worden toevertrouwd die hun niet toekomen. Ook in
dit opzicht is er vooruitgang bij vroeger; denken wij slechts, wat ons land betreft, aan de beruchte contracten van correspondentie. Het ideaal moet zijn eene sociale inrichting , waarbij ieder die plaats inneemt die past voor zijne geheele persoonlijkheid, voor het geheel zijner eigenschappen. Hierbij is echter ook te letten op die eigenschappen, die zich door opvoeding en omgang gevormd of ontwikkeld hebben; want zooals wij boven zagen, ook deze eigenschappen zijn van groote sociale beteekenis. Op ieders positie moet dus zijn afkomst invloed hebben , voor zoover, maar ook alleen voor zoover, haar resultaat zich in den persoon heeft vastgelegd. Zoo worden de voordeelen der standeninrichting behouden en de nadeelen tot het onvermijdelijke teruggebracht.
"De hoogere standen.". "Bredasche courant". Breda, 1904/07/31 00:00:00, Geraadpleegd op Delpher op 07-03-2021, http://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMSAB04:000323126:mpeg21:p00001